NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Meestgelezen. Dagblad, in Haarlem en Omstreken.
19e Jaargang.
Zaterdag 24 Mei 1902.
No. 5796
HAARLEM'S DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS: ADYERTENTIÈN
Voor Haarlem per 3 maanden7 ƒ1.20 Van 15 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Ots. Buiten het Arrondissement Haarlem
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), is de prijs der Advertentiën van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15.
per 3 maanden 1.30 /jdrvÊÈÊË Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Franco door bet gebeele Rijk, per 3 maanden. 1.65 |H Reclames 30 O ent per regel.
Afzonderlijke nummers0.02^ Bureaus: Gebouw Het Spaarne, Kampersingel 70, vlak bij de Turfmarkt.
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maandenf, 0.37% Telofoonnummor der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122»
de omstreken en franco per post 0.45 Intercommunale aansluiting.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREEOOM.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van bet Arrondissement Haarlem is bet uitsluitend reebt tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan bet Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31Ws Faubourg Montmartre.
Haarlem'g Dagblad van 24 Mei
bevat o. a.:
Uit Vereeniging, Salisbury te
rechtgewezen, Nieuwe uitbarstin
gen, President Loubet in Rusland
Parlêffi. Praatjes, Nuts vergadering.
Caecilia gehuldigd.
Advertentiën
voor het
Zaterdagavondnummer.
Meermalen zijn wij tot ons leedwe
zen genoodzaakt AdJvertentiën af te
wijzen voor liet Zaterdagavondnum
mer, die des Zaterdagsmorgens pas
werden bezorgd.
Wil men zeker zijn van de plaatsing
dan is inzending op Vrijdagavond noo-
dig, uitgezonderd natuurlijk kleine ad
vertenties of familieberichten, die
moeilijk vooraf kunnen worden inge
leverd.
De ADMINISTRATIE.
Officieele Berichten.
Nationale Militie.
ONDERZOEK VAN VERLOFGANGERS.
BURGEMEESTER en WETHOU
DERS van Haarlem geven bij dieze
kennis aan belanghebbendien, dat het
onderzoek over die verlofgangers van
die Militie te land, in dieze gemeente
verb li jf hou dieai die, zal plaats hebben
op den Doelen alhier, op:
Woensdag 4 Juni 1902: 's Voormid
dag® te 9 uur, over hen die behooren
tot de lichting 1895 en tot vroegere
lichtingen; 's voormiddags te half 11
uur over hen die behooren tot de
lichting 1896; 's Namiddags te half 2
uur. over hen dïe behooren tot de lich
ting 1897;
Donderdag 5 Juni 1902: 's Voormid
dags te 9 uur, over hen die behooren
tot de lichting 1898; 's voormiddags te
half 11 uur, over hen dile behooren tot
de lichting 1899, en 's namiddags to
half 2 uur, over- hm die behooren tot
d'e lichtingen 1900 en 1901,
en dat zij alzoo op dien bepaalden tijd
en de bepaalde plaats zich zullen moe
ten bevinden, "-ekleed in uniform en
voorzien van de verdere kleeding- en
uitrustingstukken, hun bij vertrek met
verlof medegegeven, en van het zak
boekje en dien verlofpas.
Aan het onderzoek zullen behooren
deel te nemen, alle verlofgang,era der
militie te land, onverschillig tot wel
ke lichting zij behooren, dus ook zij,
die zijn ingedeeld' voor de lichtingen
1895, 1896 en 1897, met uitzondering-
echter van de verlofganger^, welke in I
1902 vóór het voor het onderzoek be-|
paalde tijdstip uit anderen hoofde dan
krachtens art. 124 of art. 131 der mili-l
tiewet 1901 onder de wapenen zijn ge
weest, of die bestemd zijn om in 1902
krachtens art. 108, art. 109 of art. 111
van voormeld!© wet ondier die wapenen
of in werkelijken dienst te worden ge
roepen, en met uitzondering van de
verlofgangers die krachtens de derde
zinsnede van art. 123 der wet zijn vrij
gesteld van de verplichting om het on
derzoek bij te wonen.
Ingelijfden bij de militie, die krach
tens art. 113 dier wet van den werke
lijken dienst zijn ontheven of aan wie
krachtens art. 114 der wet uitstel van
eerste oefening of van verblijf onder
de wapenetn is verleend', zijn geduren-
de den tijd dat zij in het genot zijn
van die ontheffing of van het uitstel
mede niet aan het onderzoek onder
worpen.
Tevens worden hieronder medege-l
deeld' die hiertoe betrekkelijke bepalin
gen der Militiewet 1901;
„Art. 117. Het Crimineel Wetboek
en het Reglement van krijgstucht voor
het krijgsvolk telandie zijn op de man
schappen der militie te land, die zich
onder d'e wapenen bevinden, van toe
passing, en, met opzicht tot de ver
schillende gevallen van desertie, op al
de bij de militie te land ingelijfden.
,,Die manschappen wordengeacht
onder de wapenen te zijn:
„lo. zoolang zij zich bij hun corps
bevinden;
,,2o. gedurende den tijd, dien het in
art. 125 bedoeld onderzoek duurt;
,,3o. in het algemeen, wanneer zij
in uniform ziin gekleed.
„.Art. 127, De verlofganger ver
schijnt bij liet onderzoek in uniform
gekleed, en voorzien van die kleedïng-
en uitrustingstukken, hem bij zijn ver
trek met verlof medegegeven, van zijn
zakboekje en van zijn verlofpas.
„Art. 128. Behoudens h:et bepaalde
in art. 117 kan een arrest van twee tot
zes dagen, te ondergaan in de naastbij
gelegen provoost of het naastbij zijnde
huis van bewaring, door den militie-
commissaris worden opgelegd aan den
verlofganger:
,,lo. die zonder geldige redlen niet
bij het onderzoek verschijnt;
,,2o'. die, daarbij verschenen zijnde,
zonder geldige reden, niet voorzien I's
van de in h;et voorgaand artikel ver
meld© voorwerpen;
3o. wiens Meeding- of uitrusting
stukken niet in voldoenden staat wor
den bevonden:
,,4o. die kleeding- of uitrustingstuk-,
ken, aan een andier behoorende, als de
zijne vertoont.
„Art. 129. Is de verlofganger, wien
krachtens het voorgaand artikel arrest
is opgelegd, bij bet onderzoek tegen
woordig, dlan kan hij dadelijk onder
verzekerd geleide in arrest wordien ge
bracht.
„Is hij niet tegenwoordig en onder
werpt hij zich niet aan de hem opge
legde istraf, d'an wordt hij. op schrif
telijke aanvrage van den militie-com
missaris ,te richten aan den burge
meester der woonplaat© van dien ver
lofganger, aangehouden en onder ver
zekerd geleide naar de naastbijgelegen
provoost of het naastbij zijnde buis
van bewaring overgebracht.
„Art. 130. Onverminderd' die straf,
in art. 128 vermeld, is die verlofgan
ger verplicht ,op den daartoe door
dien militie-commissaris te bepalen tijd
en plaatis, en op de in art. 127 voorge
schreven wijze, voor hem te verschij
nen om te worden onderzocht.
„Art. 131. De verlofganger, die zich
bij herhaling schuldig maakt aan het
feit, sub 4o. van art. 128 bedoeld, of
niet overeenkomstig art. 130 voor den
militie-comrntesaris verschijnt, of, al
daar verschenen zijnde, in het geval
verkeert sub 2o .en 3o. van art. 128
vermeld, wordt in werkelijken dienst
geroepen en daarin gedurende tea
hoogste drie maanden gehouden. De
duur van dezen dienst wordt door den
Minister van. Oorlog bepaald..
„Art. 132. De oproeping van den
verlofganger, d'i'e naar aanleiding van
art. 14, lo., voorla.atst.en volzin, art.
14, 2o., voorlaatsten volzin, of art. 14,
3o voorlaatsten volzin, voor de ge
meente Amsterdam, en van den ver
lofganger, die naar aanleiding van de
eerste zinsnede, lo., laatsten volzin,
de eerste zinsnede, 2o., laatsten volzin,
of de eerste zinsnede, 3o., liaatsten vol
zin, van genoemd artikel voor de ge
meente Rotterdam bij de militie is in
gelijfd, geschiedt, zoo hij lor ach tens
art. 108, 109, 110, 111, 124 of 131 onder
die wapenen of in werkelijken dienst
moet worden geroepen, in die gemeente,
voor welke zijne inlijving plaats had,
tenzij hij in eene andere gemeente
voorkomt in liet register, bij art. 122
voorgeschreven.
„Art. 133. De verlofgangers der mi'li-,;
tie die niet voldoen aan eene oproe
ping voor den werkelijken dienst, wordt
als deserteur behandeld
Voorts wordt medegedeeld, dat de
verlofgangers, die met vergunning in
het buitenland vertoeven of dieze ver
gunning wenschen aan te vragen, in-'
dien' zij mochten verlangen, dat hun'
worde toegestaan eerst in November
of December aan het onderzoek deel te
nemen, daartoe een verzoek behooren
in te dienen aan den heer Commissa
ris der Koningin.
Haarlem, 22 Mei 1902.
Burg. en Weth. voornoemd
BOREEL.
De Secretaris,
PIJNACKER.
KOSTELOOS GEBRUIK VAN DE
ZWEM- EN BADINRICHTING
IN HET NOORDER-BUITEN-
SPAARNE.
BURGEMEESTER EN WETHOU
DERS van Haarlem, brengen in her
innering, dat het baden en zwemmen
in de openbare wateren is verboden,
en doen voorts weten
dat met ingang van Zondag den len
Juni e.k. van de zwem- en badinrich
ting 'in bet Noorder-Buitenspaame
kosteloos kan worden gebruik gemaakt
met uitzondering van een aangewezen
gedeelte dier inrichting
dat de inrichting voor het publiek
gedurende de maanden Juni tot en
met Augustus dagelijks geopend zal
zijn on wel van zes uur 's morgens tot
een half uur na zonsondergang, des
Zondags tot twaalf uur
dat de inrichting voorloopig des
Maandags, Dinsdags, Donderdags en
Vrijdags van 's namiddags 5--7 uur
voor het publiek gesloten zal zijn, in
dien daarvan door het garnizoen ge
bruik wordt gemaakt.
Haarlem, 22 Mei 1902.
Burgemeesters en Wethouders
voornoemd:
BOREEL,
PIJNACKER, .Secretaris.
Politiek Overzicht.
Vandaag is de Engelsche ministerraad
bijeengeroepen. Zouden wij op een keer
punt staan, zou de vrede wellicht aan
staande zijn?
Volgens een oud telegram van Reu-
ter's correspondent te Pretoria, geda
teerd 22 Mei, maar blijkbaar door den
censor aangehouden en van vroegeren
datum dan het telegram van gisteren,
waarin de aankomst der Boerengedele-
geerden te Pretoria werd gemeld, wordt
de voornaamste oppositie onder de
Boerengedelegeerden gevoerd door
een kleine minderheid, en de gedele
geerden wenschen tot een eenparige be
slissing te komen alvorens de onderhan
delingen te sluiten. De toestand is meer
hoopvol.
Dat dit telegram nu is doorgelaten
wijst er wel is waar eenigszins op dat
er een besluit in gunstigen zin is ge
vallen, maar de meeste correspondenten
zijn van andere meening.
Optimist blijft slechts de correspon
dent van de „Daily Telegraph". In brie
ven en telegrammen blijft hij de meening
verdedigen, dat de vrede aanstaande is.
Zijn brief van 25 April zegt:
„Van Louis Botha, den commandant-
generaal af, hebben alle commandanten
ten gunste van den vrede gesproken".
Zelfs De Wet acht, naar Bennet Burleigh
meldt, voortzetting van den strijd thans
hopeloos. De Wet zou een brief gezon
den hebben aan zijn broeder Piet, die
een jaar geleden als Engelsch vredes-
gezant optrad, en toen door Christiaan
met den kogel werd bedreigd; thans
schrijft Christiaan hem: „Laat wat ge
beurd is gebeurd zijn; ik hoop je weldra
de hand te kunnen drukken."
En omdat Bennet Burleigh vreest, dat
de censuur zijn telegrammen aan het
blad verminken zal, heeft hij een ge
woon hulpmiddeltje te baat genomen,
om zijn bldd mede te deelen dat naar
zijn overtuiging de vrede weldra zal tot
stand komen, zoodat hij dan naar En
geland zal terugkeeren.
De Boeren-gedelegeerden aan de vre
desconferentie te Vereeniging zijn:
Schalk Burger, Reitz, Steyn, Jan Brand,
Louis Botha, De Wet, Delarey, Beyers,
Celliers, Klaasen, Lukas Meyer, Chris
Botha, Wessels, Tobias Smuts, Walter
Meyers, Jan Meyers, Chris Jacobs, Bre-
denbacht. Jan Potgieter, Isaac Buurman,
Saret Grobler, Van Rooyen, Meers, Bou
wer, Brand en Brumer.
Opmerkelijk is ook een brief in de
„Daily Mail". De schrijver zegt, dat de
Boerenonderhandelaars opgewekt schij
nen en vroolijk over allerlei praten, uit
winkelen gaan en pingpong spelen. Al
leen de la Reij is zwaarmoedig en
Steijn ziet men niet buitenshuis. „De lie
veling van allen is Christiaan de Wet,
die aller harten wint door zijn openhar
tigheid en vriendelijkheidMen moet
wel houden van den man, d.ie de verper
soonlijking is van de ijzeren hand in
den fluweelen handschoen, maar wij
hebben ervaren wat een hardhandig
heerschap het isHij heeft een twist
gehad met Steijn en is niet goed met de
la Reij. Deze twee zijn het gevaar voor
het slagen van de onderhandelingen
Botha is zelf voor den .vrede, maar dij
schijnt niet genegen er voor te werken;
hij meent dat dat onze zaak is. Wat aan
gaat de la Reij, wiens vrouwelijke ver
wanten bitter tegen de Engelschen zijn,
het schijnt, dat ijzer in zijn ziel 's ge
varen; hij gruwt van het .denkbeeld ven
onderwerpingMaar de Boer, van
wien men het meest verwacht, is de
Wet... Er is geen twijfel aan of hij is be
sloten voor den vrede te werken.
Buitenlandsch Nieuws.
Salisbury terecht gewezen.
Lord Salisbury heeft in zijn laatste re
devoering op zijn bekende manier mis
bruik gemaakt van het ultimatum van
president Kruger om 't voor te stellen
aJsof de Republiek den oorlog gewild en
Engeland zonder reden aangevallen had.
In de „New Age" komt thans een open
brief voor van J. Page Hopps aan Lord
Salisbury, waarin dit wordt tegenge
sproken.
„My Lord, Op de laatste bijeen
komst van de Primrose League hebt gij
de onwaarheid herhaald waarvoor gij
al meer dan eens berispt zijt. Gij zeidet,
dat de Zuid-Afrikaansche republieken
ons aangevallenhebben zonder dat zij
eenigen grond van beklag hadden. Dat
is niet alleen een onwaarheid; maar het
is laf en gemeen gezegd.
„Voor de republieken in beweging kwa
men, bedreigden agenten van ons ze met
wapengeweld en andere agenten be
proefden het verraderlijk met wapenge
weld, en 't was duidelijk dat wij 't goed
keurden .Bovendien hadden wij feitelijk
al den oorlog verklaard door onze troe
pen dichter bij het gebied der republie
ken te brengen, door onze legerreserve
op te roepen, door het Parlement te la
ten zitten om kredieten te verleenen,
door maatregelen te nemen voor het zen
den van troepen uit Indië en door feite
lijk bekend te maken, dat wij slechts
wachten .om ons ultimatum op te si el
len en onzen tijd te kiezen. Wezenlijk
deden wij alles, behalve dat wij feitelijk
niet begonnen met de krijgsverrichtin
gen.
„Is het dan wonder, dat de republie
ken onraad speurden en ons verzochten
onze troepen terug te roepen en scheids
rechters uitspraak te laten doen? Fn is
het te verwonderen, dat, toen wij dat
weigerden, zij den eersten stap deden?
Mogelijk deden zij daarmede onverstan
dig; en misschien was het beter geweest,
als zij onzen aanval afgewacht en zoo
ons voor de oogen der wereld in bet
ongelijk gesteld hadden. Maar deze dwa
ling, als het inderdaad een dwaling
was, geeft u geen recht te zeggen, dat
zij voor hun handeling geen reden had
den.
„Weet gij wel dat honderdduizenden
Engelschen, even vaderlandslievend ais
gij en evenzeer tot oordeelen bekwaam,
vinden dat de mannen, die gij gelieft te
belasteren, door heel deze ellendige ge
schiedenis zich zoo gedragen hebben dait
wij beschaamd moeten staan over
hebzucht, de minheid, het verraad en
het onrecht, waaraan wij maar al te
duidelijk schuld hebben?
„In elk gevaJ, als wij zoo sterk zijn en
zoozeer onzen wil kunnen doordrijven
als gij zegt, kunnen wij ons ook de
weelde veroorloven om naar behooren
billijk te wezen tegenover een volk, dat
zoo prachtig gevochten en zoo vreeslijk
geleden heeft in een zaak die het houdt
voor de heilige zaak van zijn national
onafhankelijkheid, bedreigd door een
listigen, leugenachtigen en verwaten
vijand
„My lord, gij schijnt in "deze geen rid-,
derljjk gevoel te bezitten en geen schaam,
tegevoel; en om.u in ronde taal de eer
lijke waarheid te zeggen, gij schijnt in
deze geen gevoel van eer te hebben.
Want hadt gij het wel, gij zoudt niet
volharden in de onwaarheid, dat de re
publieken ons aangevallen hebben .zon
der eenigen grond van beklag". .Als gij
dat niet openlijk herroepen kunt, my
lord, zegt het dan niet meer, bid iK u.
Het doet zoowel Engeland als u ztJf
kwaad."
President Loubet in Rusland.
President Loubet bezocht Donderdag
het klooster Alexander Newsky en de
kathedraal van het klooster St. Isaak.
Overal langs den weg stöild een ont
zaglijke menigte die hem toejuichte.
Toespraken waarin de Fransch-Russi-
sche unie werd geroemd, werden gewis
seld tusschen den president en de gees
telijkheid en autoriteiten. Verscheiden
geschenken zijn den president ter hand
gesteld.
In het Winterpaleis ontving de presi
dent de ministers van binneniandsehe
zaken en financiën, deputaliën van den
adel van Petersburg en Moskou, van
provinciale en gemeentelijke lichamen.
Verder nog deputation van boeren die
hem brood en zout aanboden.
De president ging des avonds terug
naar Zarskoë Selo, waar hij een tooaeel-
voorstelling zal bijwonen.
Minister Delcassé blijft te Petersburg,
waar hij dineert met Louisdof (Loms-
dorf?)
Nieuwe uitbarstingen.
Over New York zijn weer ernstiger
berichten ontvangen over den steeds
nog werkenden vulkaan op Martini
que. Ook op St. Vincent blijft de
toestand hoogst ernstig; een nieuwe
vulkaan, Bonhommie, niet ver van
Kingston spuwt rook uit Intusschen
blijft ook de Soufrière in werking on
bedekt alles niet een laag asch van
twee voet hoogte.
Fort de France op Martinique be
vindt zich in staat van paniek, rots
stukken vallen voortdurend neer en
bericht is ontvangen van een spring
vloed, die een aantal schepen nood
zaakte een goed en snel heenkomen
te zoeken.
Uit het binnenland van het eiland
is de geheele bevolking op weg naar
Fort de France, met het oogmerk het
eiland te verlaten. De Fransche gou
verneur heeft zich aan boord van het
oorlogsschip Suchet begeven.
Van de uibarsting van den Mout Pe-
lée van Dinsdag wordt nog gemeld,
dat dit natuua-verschijnsel de vroegere
in hevigheid overtrof. Groote steenen
werden hoog in de lucht geslingerd: en
vielen, rood van hitte, in de buurt van
St. Pierre neer, terwijl kleinere stee
nen tot in Fort de France neervielen.
Het drinkwater op het eiland schijnt
ongenietbaar te zijn, het is warm en
smaakt vies.
Ook de Times verneemt van zijn
correspondent te Si Thomas, dat de
£>uill«tonu
Naar het Duitsch van
CLARA VIEBIG.
24.
Het gesprek was al gauw in vollen
gang. Lena moest tooh bekennen, dat
de Italianen wel gezellig zaten te pra
ten, de signora had een gedecideerde
bekoorlijkheid. Alles aan haar sprak
mee: haar lippen, haar handen, haar
oogen, en als ze lachte, liet ze twee
rijen parelblanke, onberispelijke tand
jes zien. Ze was een vroolijk vogel
tje, vrij zonder aanstellerig te zijn;
met groote gratie at ze haar ijs en
stak ze haar sigaret aan die van Bre-
denhofea* aan. Die twee vooral sche
nen erg goe.d met elkaar op te kunnen
schieten; Lena had' haar man zelden
zoo gezien, hij was ongewoon vroo
lijk, floot zachtjes mee met de muziek
en teekende op dien rand van het pro
gramma, caricaturen van de menschen
die voorbij kwamen.
Reuter wreef zich in zijn handen,
hij voelde zich trotsch als de bewer
ker van deze gezelligheid!.
Ja, kunstenaarsnaturen, riep hij
uit, heb je op 't water en op 't land!
Proost! Leve de kunst! Ze klonken
met hun koffieglazen, de signora klonk
met haar ijslepeltje.
Straks met iets beters, proost!
Bredenhofer stiet zijn glas tegen den
lepel der signora. We zullen zoo da-
delijk voor edeler dingen zorgen!
O, zei de signora, dat bevalt me.
We zullen zoometeen sekt drinken; ik
hou erg van sekt!
Ze bezat een ongeloofelijke naïviteit
en Duitsch dat ze sprak, het was ver
bazend!
Signor Lavallo hield zich nogal
stil; hij had een zwaarmoediigen oog
opslag en een slanke, doorzichtige
hand; aan zijn rechter pink fonkelde
een prachtige diamanten ring. Wie
was eigenlijk die Lavallo?
Zingt u ook? vroeg Lavallo met
een oogopslag of hij van de zwaarste
treurnis ter wereld sprak. U zingt
mooi?
O, dat weet ik niet dat wil zeg
gen, ik Lena lachte verward, het
stuitte haar tegen de borst te zeggen;
Ja, ik zing heel mood, en toch had ze
het voor niets ter wereld willen ont
kennen.
U zingt, zeker mooi, hield hij vol.
U hebt oogen, die van muziek spre
ken. O, weerde hij af, zeg niets, ik
ken dat. Ik heb niet voor niets zoo
veel zangeressen ontcllekt.
Als ried hij haar gedachten, zei hij
thans:
Dat gaat nu eenmaal z&o, de ar
tiest oogst de lauweren en de impres-
sario wordt vergeten.
Nu richtte Lavallo zich weer tot de
jonge vrouw.
Die oude heer, hij wees met het
hoofd naar Reuter o, die is een
kunstkenner, een knappe vent, heeft
mij veel van u verteld, mevrouw. Ik
zou u zoo graag eens hooren zingen.
Ik ga van hier naar Sint Petersburg
en zoek een gezelschap bij elkaar, om
daar ei' mee te concerteeren. In Pe
tersburg, Moscou en alle groote ste
den; ook in Warschau op den heen
weg. Ilc heb nog een zangeres noo-
dig, die volksliedjes zingt, Duitsche,
roerende volksliedjes, waar de lui bij
zitten te huilen. Ze hoeft niet veel te
kunnen; slechts ddt moet ze hebben,
wat u heeft.
Ze was half geschrokken en half ge
vleid. Maar signora Perricioni
neemt, u toch mee, stotterde zij.
Hij glimlachte zwa/armoedig. Ze
heeft voor een paar maanden een op
onthoud in Duitschland; ik kom haar
pas weer halen, als ze genoeg ervan
heeft. Zij zingt ook geen volksliedjes,
ze. is een veel te groot kunstenares.
Wat wilt u? Ze weet veel, te veel.
Kleine liedjes kunnen alleen maar ge
zongen worden door zangeressen als
u, madame!
Lena voeld'e een bepaalde sympa
thie voor dien man; hij leek haar ie
mand toe, die al veel ontgoochelingen
achter den rug heeft.
Wanneer mag ik u eens hooren
zingen, madame? vroeg weer zijn
zachte stem.
Zij keek besluiteloos in haar schoot
en toen naar baar man.; hij lette niet
op haar, zoo verdiept was hij in een
gesprek met de signora; ze kon niet
met hem in verstandhouding komen.
Wanneer u bij ons komen wilt,
zei ze halfluid, dan zal ik u graag
wat voorzingen. Ja, komt u ons eens
opzoeken, mijn man zal het ook aar
dig vinden.
Dank, duizendmaal dank! Hij
deed als iemand, wien een groote
gunst is ten deel gevallen. Met een on
vergelijkelijke devotie boog hij voor
haar neer.
Ik zal komen, ook al zou de aar
de vergaan! Hij legde de hand op het
hart: ik zweer het! madame, zingt u
volksliederen of kleine liedjes waar
bij men huilen moet?
Een lief rood verfde haar wangen,
het de-ed haar goed, dat iemand zich
zoo voor haar kunst interesseerde.
Dat had ze zoo lang gemist. Met haas
tige ademhaling en een begeesterden
blik in de oogen sprak ze over de mu
ziek. Ze vroeg hem: „kent u dit,
leent u dat?" En als hij liet niet ken
de, wat meestal het geval was, dan
neuriede ze hem de melodie voor en
sprak zacht de woorden Ze ondervond
nu intenser vreugde dan sedert lan
gen tij dl
Je zat hier zoo heerlijk, hier, aan
het koele water, omruischt door de
cadansen van een temperamentvolle
muziek. De menigte trok voorbij, en
toch was die veraf. Kleerengeruisch
kiezelgeknars, gepraat en gelach
klonken als achter een muur van ne
vel
Daar boven fiedelden ze maar en
fiedelden! De gestalte van den diri
gent boog zich heen en weer als een
riet in den wind, elk lid aan hem leef
de, elke zenuw was muziek. Hij haal
de breed uit met den arm, slingerde
heen en weer en wp zich voorover
dat de zwarte lokken hem in 't gezicht
vielen. En nu kwam de maan te voor-
3' hijn, vol en zilver, deed het elec-
trisch licht verduisteren, overgoot de
bruine muzikanten met haar schijn
en weerkaatste schitterend! in iederen
walerdruppel van de fontein.
Tooverachtig, zei Bredenhofer.
Je ziet de witte pusta en de bruine ge
stalten daarop. D© Zigeuners fiede
len en klagen, het vuur onder den
reusachtigen ketel brandt, en de ster
ren blijven staan aan den hemel. Nu
gedans en gejuich. Het leven is toch
heerlijk mooi!
O ja, fluisterde Lena, en zocht
onder do tafel de hand van haar man
Ze had geen druppel wijn in haar
glas gehad cn toch was ze opgewonden
De maannacht en de toovermuziek
hadden dat gedaan en heel het won
derbare ontrukt zijn aan het dage-
lijksch leven en dien kommer der laat
ste weken. De fontein ruischt© een
zacht adagio, een wiegelied in moll.
De menschen waren verminderd, af
en too. een fluisterend paartje in den
maneschijn snel voorbij glijdend en
donkerder boschjes opzoekend. Een
zachte nachtwind ritselde door de
boomen en suisde om hen heen, een
geur van heliotropen en frisch groen