NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Meestgelezen. Dagblad, in Haarlem en Omstreken. 19e Jaargang. Zaterdag 24 Mei 1902. No. 5796 HAARLEM'S DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: ADYERTENTIÈN Voor Haarlem per 3 maanden7 ƒ1.20 Van 15 regels 50 Cts.; iedere regel meer 10 Ots. Buiten het Arrondissement Haarlem Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), is de prijs der Advertentiën van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15. per 3 maanden 1.30 /jdrvÊÈÊË Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Franco door bet gebeele Rijk, per 3 maanden. 1.65 |H Reclames 30 O ent per regel. Afzonderlijke nummers0.02^ Bureaus: Gebouw Het Spaarne, Kampersingel 70, vlak bij de Turfmarkt. Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maandenf, 0.37% Telofoonnummor der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122» de omstreken en franco per post 0.45 Intercommunale aansluiting. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREEOOM. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van bet Arrondissement Haarlem is bet uitsluitend reebt tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan bet Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31Ws Faubourg Montmartre. Haarlem'g Dagblad van 24 Mei bevat o. a.: Uit Vereeniging, Salisbury te rechtgewezen, Nieuwe uitbarstin gen, President Loubet in Rusland Parlêffi. Praatjes, Nuts vergadering. Caecilia gehuldigd. Advertentiën voor het Zaterdagavondnummer. Meermalen zijn wij tot ons leedwe zen genoodzaakt AdJvertentiën af te wijzen voor liet Zaterdagavondnum mer, die des Zaterdagsmorgens pas werden bezorgd. Wil men zeker zijn van de plaatsing dan is inzending op Vrijdagavond noo- dig, uitgezonderd natuurlijk kleine ad vertenties of familieberichten, die moeilijk vooraf kunnen worden inge leverd. De ADMINISTRATIE. Officieele Berichten. Nationale Militie. ONDERZOEK VAN VERLOFGANGERS. BURGEMEESTER en WETHOU DERS van Haarlem geven bij dieze kennis aan belanghebbendien, dat het onderzoek over die verlofgangers van die Militie te land, in dieze gemeente verb li jf hou dieai die, zal plaats hebben op den Doelen alhier, op: Woensdag 4 Juni 1902: 's Voormid dag® te 9 uur, over hen die behooren tot de lichting 1895 en tot vroegere lichtingen; 's voormiddags te half 11 uur over hen die behooren tot de lichting 1896; 's Namiddags te half 2 uur. over hen dïe behooren tot de lich ting 1897; Donderdag 5 Juni 1902: 's Voormid dags te 9 uur, over hen die behooren tot de lichting 1898; 's voormiddags te half 11 uur, over hen dile behooren tot de lichting 1899, en 's namiddags to half 2 uur, over- hm die behooren tot d'e lichtingen 1900 en 1901, en dat zij alzoo op dien bepaalden tijd en de bepaalde plaats zich zullen moe ten bevinden, "-ekleed in uniform en voorzien van de verdere kleeding- en uitrustingstukken, hun bij vertrek met verlof medegegeven, en van het zak boekje en dien verlofpas. Aan het onderzoek zullen behooren deel te nemen, alle verlofgang,era der militie te land, onverschillig tot wel ke lichting zij behooren, dus ook zij, die zijn ingedeeld' voor de lichtingen 1895, 1896 en 1897, met uitzondering- echter van de verlofganger^, welke in I 1902 vóór het voor het onderzoek be-| paalde tijdstip uit anderen hoofde dan krachtens art. 124 of art. 131 der mili-l tiewet 1901 onder de wapenen zijn ge weest, of die bestemd zijn om in 1902 krachtens art. 108, art. 109 of art. 111 van voormeld!© wet ondier die wapenen of in werkelijken dienst te worden ge roepen, en met uitzondering van de verlofgangers die krachtens de derde zinsnede van art. 123 der wet zijn vrij gesteld van de verplichting om het on derzoek bij te wonen. Ingelijfden bij de militie, die krach tens art. 113 dier wet van den werke lijken dienst zijn ontheven of aan wie krachtens art. 114 der wet uitstel van eerste oefening of van verblijf onder de wapenetn is verleend', zijn geduren- de den tijd dat zij in het genot zijn van die ontheffing of van het uitstel mede niet aan het onderzoek onder worpen. Tevens worden hieronder medege-l deeld' die hiertoe betrekkelijke bepalin gen der Militiewet 1901; „Art. 117. Het Crimineel Wetboek en het Reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk telandie zijn op de man schappen der militie te land, die zich onder d'e wapenen bevinden, van toe passing, en, met opzicht tot de ver schillende gevallen van desertie, op al de bij de militie te land ingelijfden. ,,Die manschappen wordengeacht onder de wapenen te zijn: „lo. zoolang zij zich bij hun corps bevinden; ,,2o. gedurende den tijd, dien het in art. 125 bedoeld onderzoek duurt; ,,3o. in het algemeen, wanneer zij in uniform ziin gekleed. „.Art. 127, De verlofganger ver schijnt bij liet onderzoek in uniform gekleed, en voorzien van die kleedïng- en uitrustingstukken, hem bij zijn ver trek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. „Art. 128. Behoudens h:et bepaalde in art. 117 kan een arrest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring, door den militie- commissaris worden opgelegd aan den verlofganger: ,,lo. die zonder geldige redlen niet bij het onderzoek verschijnt; ,,2o'. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden, niet voorzien I's van de in h;et voorgaand artikel ver meld© voorwerpen; 3o. wiens Meeding- of uitrusting stukken niet in voldoenden staat wor den bevonden: ,,4o. die kleeding- of uitrustingstuk-, ken, aan een andier behoorende, als de zijne vertoont. „Art. 129. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaand artikel arrest is opgelegd, bij bet onderzoek tegen woordig, dlan kan hij dadelijk onder verzekerd geleide in arrest wordien ge bracht. „Is hij niet tegenwoordig en onder werpt hij zich niet aan de hem opge legde istraf, d'an wordt hij. op schrif telijke aanvrage van den militie-com missaris ,te richten aan den burge meester der woonplaat© van dien ver lofganger, aangehouden en onder ver zekerd geleide naar de naastbijgelegen provoost of het naastbij zijnde buis van bewaring overgebracht. „Art. 130. Onverminderd' die straf, in art. 128 vermeld, is die verlofgan ger verplicht ,op den daartoe door dien militie-commissaris te bepalen tijd en plaatis, en op de in art. 127 voorge schreven wijze, voor hem te verschij nen om te worden onderzocht. „Art. 131. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan het feit, sub 4o. van art. 128 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 130 voor den militie-comrntesaris verschijnt, of, al daar verschenen zijnde, in het geval verkeert sub 2o .en 3o. van art. 128 vermeld, wordt in werkelijken dienst geroepen en daarin gedurende tea hoogste drie maanden gehouden. De duur van dezen dienst wordt door den Minister van. Oorlog bepaald.. „Art. 132. De oproeping van den verlofganger, d'i'e naar aanleiding van art. 14, lo., voorla.atst.en volzin, art. 14, 2o., voorlaatsten volzin, of art. 14, 3o voorlaatsten volzin, voor de ge meente Amsterdam, en van den ver lofganger, die naar aanleiding van de eerste zinsnede, lo., laatsten volzin, de eerste zinsnede, 2o., laatsten volzin, of de eerste zinsnede, 3o., liaatsten vol zin, van genoemd artikel voor de ge meente Rotterdam bij de militie is in gelijfd, geschiedt, zoo hij lor ach tens art. 108, 109, 110, 111, 124 of 131 onder die wapenen of in werkelijken dienst moet worden geroepen, in die gemeente, voor welke zijne inlijving plaats had, tenzij hij in eene andere gemeente voorkomt in liet register, bij art. 122 voorgeschreven. „Art. 133. De verlofgangers der mi'li-,; tie die niet voldoen aan eene oproe ping voor den werkelijken dienst, wordt als deserteur behandeld Voorts wordt medegedeeld, dat de verlofgangers, die met vergunning in het buitenland vertoeven of dieze ver gunning wenschen aan te vragen, in-' dien' zij mochten verlangen, dat hun' worde toegestaan eerst in November of December aan het onderzoek deel te nemen, daartoe een verzoek behooren in te dienen aan den heer Commissa ris der Koningin. Haarlem, 22 Mei 1902. Burg. en Weth. voornoemd BOREEL. De Secretaris, PIJNACKER. KOSTELOOS GEBRUIK VAN DE ZWEM- EN BADINRICHTING IN HET NOORDER-BUITEN- SPAARNE. BURGEMEESTER EN WETHOU DERS van Haarlem, brengen in her innering, dat het baden en zwemmen in de openbare wateren is verboden, en doen voorts weten dat met ingang van Zondag den len Juni e.k. van de zwem- en badinrich ting 'in bet Noorder-Buitenspaame kosteloos kan worden gebruik gemaakt met uitzondering van een aangewezen gedeelte dier inrichting dat de inrichting voor het publiek gedurende de maanden Juni tot en met Augustus dagelijks geopend zal zijn on wel van zes uur 's morgens tot een half uur na zonsondergang, des Zondags tot twaalf uur dat de inrichting voorloopig des Maandags, Dinsdags, Donderdags en Vrijdags van 's namiddags 5--7 uur voor het publiek gesloten zal zijn, in dien daarvan door het garnizoen ge bruik wordt gemaakt. Haarlem, 22 Mei 1902. Burgemeesters en Wethouders voornoemd: BOREEL, PIJNACKER, .Secretaris. Politiek Overzicht. Vandaag is de Engelsche ministerraad bijeengeroepen. Zouden wij op een keer punt staan, zou de vrede wellicht aan staande zijn? Volgens een oud telegram van Reu- ter's correspondent te Pretoria, geda teerd 22 Mei, maar blijkbaar door den censor aangehouden en van vroegeren datum dan het telegram van gisteren, waarin de aankomst der Boerengedele- geerden te Pretoria werd gemeld, wordt de voornaamste oppositie onder de Boerengedelegeerden gevoerd door een kleine minderheid, en de gedele geerden wenschen tot een eenparige be slissing te komen alvorens de onderhan delingen te sluiten. De toestand is meer hoopvol. Dat dit telegram nu is doorgelaten wijst er wel is waar eenigszins op dat er een besluit in gunstigen zin is ge vallen, maar de meeste correspondenten zijn van andere meening. Optimist blijft slechts de correspon dent van de „Daily Telegraph". In brie ven en telegrammen blijft hij de meening verdedigen, dat de vrede aanstaande is. Zijn brief van 25 April zegt: „Van Louis Botha, den commandant- generaal af, hebben alle commandanten ten gunste van den vrede gesproken". Zelfs De Wet acht, naar Bennet Burleigh meldt, voortzetting van den strijd thans hopeloos. De Wet zou een brief gezon den hebben aan zijn broeder Piet, die een jaar geleden als Engelsch vredes- gezant optrad, en toen door Christiaan met den kogel werd bedreigd; thans schrijft Christiaan hem: „Laat wat ge beurd is gebeurd zijn; ik hoop je weldra de hand te kunnen drukken." En omdat Bennet Burleigh vreest, dat de censuur zijn telegrammen aan het blad verminken zal, heeft hij een ge woon hulpmiddeltje te baat genomen, om zijn bldd mede te deelen dat naar zijn overtuiging de vrede weldra zal tot stand komen, zoodat hij dan naar En geland zal terugkeeren. De Boeren-gedelegeerden aan de vre desconferentie te Vereeniging zijn: Schalk Burger, Reitz, Steyn, Jan Brand, Louis Botha, De Wet, Delarey, Beyers, Celliers, Klaasen, Lukas Meyer, Chris Botha, Wessels, Tobias Smuts, Walter Meyers, Jan Meyers, Chris Jacobs, Bre- denbacht. Jan Potgieter, Isaac Buurman, Saret Grobler, Van Rooyen, Meers, Bou wer, Brand en Brumer. Opmerkelijk is ook een brief in de „Daily Mail". De schrijver zegt, dat de Boerenonderhandelaars opgewekt schij nen en vroolijk over allerlei praten, uit winkelen gaan en pingpong spelen. Al leen de la Reij is zwaarmoedig en Steijn ziet men niet buitenshuis. „De lie veling van allen is Christiaan de Wet, die aller harten wint door zijn openhar tigheid en vriendelijkheidMen moet wel houden van den man, d.ie de verper soonlijking is van de ijzeren hand in den fluweelen handschoen, maar wij hebben ervaren wat een hardhandig heerschap het isHij heeft een twist gehad met Steijn en is niet goed met de la Reij. Deze twee zijn het gevaar voor het slagen van de onderhandelingen Botha is zelf voor den .vrede, maar dij schijnt niet genegen er voor te werken; hij meent dat dat onze zaak is. Wat aan gaat de la Reij, wiens vrouwelijke ver wanten bitter tegen de Engelschen zijn, het schijnt, dat ijzer in zijn ziel 's ge varen; hij gruwt van het .denkbeeld ven onderwerpingMaar de Boer, van wien men het meest verwacht, is de Wet... Er is geen twijfel aan of hij is be sloten voor den vrede te werken. Buitenlandsch Nieuws. Salisbury terecht gewezen. Lord Salisbury heeft in zijn laatste re devoering op zijn bekende manier mis bruik gemaakt van het ultimatum van president Kruger om 't voor te stellen aJsof de Republiek den oorlog gewild en Engeland zonder reden aangevallen had. In de „New Age" komt thans een open brief voor van J. Page Hopps aan Lord Salisbury, waarin dit wordt tegenge sproken. „My Lord, Op de laatste bijeen komst van de Primrose League hebt gij de onwaarheid herhaald waarvoor gij al meer dan eens berispt zijt. Gij zeidet, dat de Zuid-Afrikaansche republieken ons aangevallenhebben zonder dat zij eenigen grond van beklag hadden. Dat is niet alleen een onwaarheid; maar het is laf en gemeen gezegd. „Voor de republieken in beweging kwa men, bedreigden agenten van ons ze met wapengeweld en andere agenten be proefden het verraderlijk met wapenge weld, en 't was duidelijk dat wij 't goed keurden .Bovendien hadden wij feitelijk al den oorlog verklaard door onze troe pen dichter bij het gebied der republie ken te brengen, door onze legerreserve op te roepen, door het Parlement te la ten zitten om kredieten te verleenen, door maatregelen te nemen voor het zen den van troepen uit Indië en door feite lijk bekend te maken, dat wij slechts wachten .om ons ultimatum op te si el len en onzen tijd te kiezen. Wezenlijk deden wij alles, behalve dat wij feitelijk niet begonnen met de krijgsverrichtin gen. „Is het dan wonder, dat de republie ken onraad speurden en ons verzochten onze troepen terug te roepen en scheids rechters uitspraak te laten doen? Fn is het te verwonderen, dat, toen wij dat weigerden, zij den eersten stap deden? Mogelijk deden zij daarmede onverstan dig; en misschien was het beter geweest, als zij onzen aanval afgewacht en zoo ons voor de oogen der wereld in bet ongelijk gesteld hadden. Maar deze dwa ling, als het inderdaad een dwaling was, geeft u geen recht te zeggen, dat zij voor hun handeling geen reden had den. „Weet gij wel dat honderdduizenden Engelschen, even vaderlandslievend ais gij en evenzeer tot oordeelen bekwaam, vinden dat de mannen, die gij gelieft te belasteren, door heel deze ellendige ge schiedenis zich zoo gedragen hebben dait wij beschaamd moeten staan over hebzucht, de minheid, het verraad en het onrecht, waaraan wij maar al te duidelijk schuld hebben? „In elk gevaJ, als wij zoo sterk zijn en zoozeer onzen wil kunnen doordrijven als gij zegt, kunnen wij ons ook de weelde veroorloven om naar behooren billijk te wezen tegenover een volk, dat zoo prachtig gevochten en zoo vreeslijk geleden heeft in een zaak die het houdt voor de heilige zaak van zijn national onafhankelijkheid, bedreigd door een listigen, leugenachtigen en verwaten vijand „My lord, gij schijnt in "deze geen rid-, derljjk gevoel te bezitten en geen schaam, tegevoel; en om.u in ronde taal de eer lijke waarheid te zeggen, gij schijnt in deze geen gevoel van eer te hebben. Want hadt gij het wel, gij zoudt niet volharden in de onwaarheid, dat de re publieken ons aangevallen hebben .zon der eenigen grond van beklag". .Als gij dat niet openlijk herroepen kunt, my lord, zegt het dan niet meer, bid iK u. Het doet zoowel Engeland als u ztJf kwaad." President Loubet in Rusland. President Loubet bezocht Donderdag het klooster Alexander Newsky en de kathedraal van het klooster St. Isaak. Overal langs den weg stöild een ont zaglijke menigte die hem toejuichte. Toespraken waarin de Fransch-Russi- sche unie werd geroemd, werden gewis seld tusschen den president en de gees telijkheid en autoriteiten. Verscheiden geschenken zijn den president ter hand gesteld. In het Winterpaleis ontving de presi dent de ministers van binneniandsehe zaken en financiën, deputaliën van den adel van Petersburg en Moskou, van provinciale en gemeentelijke lichamen. Verder nog deputation van boeren die hem brood en zout aanboden. De president ging des avonds terug naar Zarskoë Selo, waar hij een tooaeel- voorstelling zal bijwonen. Minister Delcassé blijft te Petersburg, waar hij dineert met Louisdof (Loms- dorf?) Nieuwe uitbarstingen. Over New York zijn weer ernstiger berichten ontvangen over den steeds nog werkenden vulkaan op Martini que. Ook op St. Vincent blijft de toestand hoogst ernstig; een nieuwe vulkaan, Bonhommie, niet ver van Kingston spuwt rook uit Intusschen blijft ook de Soufrière in werking on bedekt alles niet een laag asch van twee voet hoogte. Fort de France op Martinique be vindt zich in staat van paniek, rots stukken vallen voortdurend neer en bericht is ontvangen van een spring vloed, die een aantal schepen nood zaakte een goed en snel heenkomen te zoeken. Uit het binnenland van het eiland is de geheele bevolking op weg naar Fort de France, met het oogmerk het eiland te verlaten. De Fransche gou verneur heeft zich aan boord van het oorlogsschip Suchet begeven. Van de uibarsting van den Mout Pe- lée van Dinsdag wordt nog gemeld, dat dit natuua-verschijnsel de vroegere in hevigheid overtrof. Groote steenen werden hoog in de lucht geslingerd: en vielen, rood van hitte, in de buurt van St. Pierre neer, terwijl kleinere stee nen tot in Fort de France neervielen. Het drinkwater op het eiland schijnt ongenietbaar te zijn, het is warm en smaakt vies. Ook de Times verneemt van zijn correspondent te Si Thomas, dat de £>uill«tonu Naar het Duitsch van CLARA VIEBIG. 24. Het gesprek was al gauw in vollen gang. Lena moest tooh bekennen, dat de Italianen wel gezellig zaten te pra ten, de signora had een gedecideerde bekoorlijkheid. Alles aan haar sprak mee: haar lippen, haar handen, haar oogen, en als ze lachte, liet ze twee rijen parelblanke, onberispelijke tand jes zien. Ze was een vroolijk vogel tje, vrij zonder aanstellerig te zijn; met groote gratie at ze haar ijs en stak ze haar sigaret aan die van Bre- denhofea* aan. Die twee vooral sche nen erg goe.d met elkaar op te kunnen schieten; Lena had' haar man zelden zoo gezien, hij was ongewoon vroo lijk, floot zachtjes mee met de muziek en teekende op dien rand van het pro gramma, caricaturen van de menschen die voorbij kwamen. Reuter wreef zich in zijn handen, hij voelde zich trotsch als de bewer ker van deze gezelligheid!. Ja, kunstenaarsnaturen, riep hij uit, heb je op 't water en op 't land! Proost! Leve de kunst! Ze klonken met hun koffieglazen, de signora klonk met haar ijslepeltje. Straks met iets beters, proost! Bredenhofer stiet zijn glas tegen den lepel der signora. We zullen zoo da- delijk voor edeler dingen zorgen! O, zei de signora, dat bevalt me. We zullen zoometeen sekt drinken; ik hou erg van sekt! Ze bezat een ongeloofelijke naïviteit en Duitsch dat ze sprak, het was ver bazend! Signor Lavallo hield zich nogal stil; hij had een zwaarmoediigen oog opslag en een slanke, doorzichtige hand; aan zijn rechter pink fonkelde een prachtige diamanten ring. Wie was eigenlijk die Lavallo? Zingt u ook? vroeg Lavallo met een oogopslag of hij van de zwaarste treurnis ter wereld sprak. U zingt mooi? O, dat weet ik niet dat wil zeg gen, ik Lena lachte verward, het stuitte haar tegen de borst te zeggen; Ja, ik zing heel mood, en toch had ze het voor niets ter wereld willen ont kennen. U zingt, zeker mooi, hield hij vol. U hebt oogen, die van muziek spre ken. O, weerde hij af, zeg niets, ik ken dat. Ik heb niet voor niets zoo veel zangeressen ontcllekt. Als ried hij haar gedachten, zei hij thans: Dat gaat nu eenmaal z&o, de ar tiest oogst de lauweren en de impres- sario wordt vergeten. Nu richtte Lavallo zich weer tot de jonge vrouw. Die oude heer, hij wees met het hoofd naar Reuter o, die is een kunstkenner, een knappe vent, heeft mij veel van u verteld, mevrouw. Ik zou u zoo graag eens hooren zingen. Ik ga van hier naar Sint Petersburg en zoek een gezelschap bij elkaar, om daar ei' mee te concerteeren. In Pe tersburg, Moscou en alle groote ste den; ook in Warschau op den heen weg. Ilc heb nog een zangeres noo- dig, die volksliedjes zingt, Duitsche, roerende volksliedjes, waar de lui bij zitten te huilen. Ze hoeft niet veel te kunnen; slechts ddt moet ze hebben, wat u heeft. Ze was half geschrokken en half ge vleid. Maar signora Perricioni neemt, u toch mee, stotterde zij. Hij glimlachte zwa/armoedig. Ze heeft voor een paar maanden een op onthoud in Duitschland; ik kom haar pas weer halen, als ze genoeg ervan heeft. Zij zingt ook geen volksliedjes, ze. is een veel te groot kunstenares. Wat wilt u? Ze weet veel, te veel. Kleine liedjes kunnen alleen maar ge zongen worden door zangeressen als u, madame! Lena voeld'e een bepaalde sympa thie voor dien man; hij leek haar ie mand toe, die al veel ontgoochelingen achter den rug heeft. Wanneer mag ik u eens hooren zingen, madame? vroeg weer zijn zachte stem. Zij keek besluiteloos in haar schoot en toen naar baar man.; hij lette niet op haar, zoo verdiept was hij in een gesprek met de signora; ze kon niet met hem in verstandhouding komen. Wanneer u bij ons komen wilt, zei ze halfluid, dan zal ik u graag wat voorzingen. Ja, komt u ons eens opzoeken, mijn man zal het ook aar dig vinden. Dank, duizendmaal dank! Hij deed als iemand, wien een groote gunst is ten deel gevallen. Met een on vergelijkelijke devotie boog hij voor haar neer. Ik zal komen, ook al zou de aar de vergaan! Hij legde de hand op het hart: ik zweer het! madame, zingt u volksliederen of kleine liedjes waar bij men huilen moet? Een lief rood verfde haar wangen, het de-ed haar goed, dat iemand zich zoo voor haar kunst interesseerde. Dat had ze zoo lang gemist. Met haas tige ademhaling en een begeesterden blik in de oogen sprak ze over de mu ziek. Ze vroeg hem: „kent u dit, leent u dat?" En als hij liet niet ken de, wat meestal het geval was, dan neuriede ze hem de melodie voor en sprak zacht de woorden Ze ondervond nu intenser vreugde dan sedert lan gen tij dl Je zat hier zoo heerlijk, hier, aan het koele water, omruischt door de cadansen van een temperamentvolle muziek. De menigte trok voorbij, en toch was die veraf. Kleerengeruisch kiezelgeknars, gepraat en gelach klonken als achter een muur van ne vel Daar boven fiedelden ze maar en fiedelden! De gestalte van den diri gent boog zich heen en weer als een riet in den wind, elk lid aan hem leef de, elke zenuw was muziek. Hij haal de breed uit met den arm, slingerde heen en weer en wp zich voorover dat de zwarte lokken hem in 't gezicht vielen. En nu kwam de maan te voor- 3' hijn, vol en zilver, deed het elec- trisch licht verduisteren, overgoot de bruine muzikanten met haar schijn en weerkaatste schitterend! in iederen walerdruppel van de fontein. Tooverachtig, zei Bredenhofer. Je ziet de witte pusta en de bruine ge stalten daarop. D© Zigeuners fiede len en klagen, het vuur onder den reusachtigen ketel brandt, en de ster ren blijven staan aan den hemel. Nu gedans en gejuich. Het leven is toch heerlijk mooi! O ja, fluisterde Lena, en zocht onder do tafel de hand van haar man Ze had geen druppel wijn in haar glas gehad cn toch was ze opgewonden De maannacht en de toovermuziek hadden dat gedaan en heel het won derbare ontrukt zijn aan het dage- lijksch leven en dien kommer der laat ste weken. De fontein ruischt© een zacht adagio, een wiegelied in moll. De menschen waren verminderd, af en too. een fluisterend paartje in den maneschijn snel voorbij glijdend en donkerder boschjes opzoekend. Een zachte nachtwind ritselde door de boomen en suisde om hen heen, een geur van heliotropen en frisch groen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 1