Licht en Schaduw. Onder de galg. vreugde, evenals een vriendelijke lo- géë? die haar komst lang heeft uitge steld, maar eindelijk met haar beken de opgewektheid ons toch komt ver warmen. Wij, oud en jong en middelsoort, allen hunkeren naar haar komst. De jeugd wordt bij dat verlangen natuur lijk ongeduldig, zij kan niet langer stil blijven zitten, zij wil het onmoge lijke dwingen. Zoo hoorde ik gisteren van een gezelschap jongelui, dat al met de knapzak naar buiten was ge weest. Zij hadden het best gehad, terwijl wij ons zaten te koesteren bij de ka chel zoo gaat hetals de zon niet van buiten tot hen komt, hebben zij da delijk den jeugdigen gloed van bin nen bij de hand en al is dan de vreug de ook wat minder intens, pret heb- ben zij toch. Wat zal het builen mooi worden,als de zon nu eindelijk komt en wat zal alles dan als uit den grond vliegen. Dan niet getalmd, moeders en zusters, maar naar buiten met de kinderen, zooveel mogelijk naar buiten, om te genieten van de enkele weeldemaan- den, die ons klimaat oplevert.. Men klaagt wel eens. dat in den om trek tegenwoordig zoo weinig gele genheid is om eens echt buiten te zijn. Het is waar: het Bloemendaalsche bosch is niet meer wat het was, maar men kan er toch nog altijd heerlijk ge- nieten als men diep het bosch ingaat, de boterhammen meeneemt en dus al len tijd aan zicli heeft, om de kinde ren naar hartelust te laten spelen. Wil men wat minder ver wandelen, want ik wil veronderstellen, dat de re ^gelegenheden buiten bespreking blijven, omdat niet ieders beurs per •uitteert, altijd een heel gezelschap af te laten trammen, bovendien is wan dalen een uitstekende gymnastiek voor de kinderen, en het heeft dit. voordeel, dat genoegen na eenige inspanning verkregen, meer genot verschaft. Wil men nu wat minder ver wandelen, dan is ,,de Kolk" en ook nog, die bij zonder gauw te bereiken is, als men bij de school te Overveen den weg naar de watertoren inslaat, aan even dwars de rails oversteekt en zoo dade lijk de begroeide duinen opgaat. Zelfs voor ojnge kinderen is deze speelplaats in de duinen van uit Haarlem gemak- kelijk te bereiken. We hebben daar in de duinen zoo'n uitgestrekt terrein voor allerlei kin derspel. dat wij wezenlijk onze klach-1 ten wel thuis kunnen houden. Willen wij grootere kinderen eens laten genieten, dan is een wandeling naar de Schapenduinen altijd loonend. Wat een genot ze daar tusschen dat dennenhout allerlei spellen te zien spelenzij ademen daar gezondheid en levenslust. Een wandeling langs de Zandvoort- sche laan kan ons naar ..Naaldenveld" brengen; waar wij niet minder kun nen genieten. Zij, die hier altijd ge woond hebben, voelen misschien zoo niet, wat Haarlem mot haar omstre ken een bron van genot oplevert voor haar, die de natuur liefheeft. Ieder jaar komt dat genot weer vernieuwd terug en al komt het nu wat vroeger, dan wat later, het komt toch weer en geeft haar bekoring aan ieder, die be langstelling toont. Daarom lateu wij onze kinderen de liefde voor de natuur leeren. laten wij ze altijd weer opmerkzaam maken op haar schattenzij dragen dan al tijd in hun binnenste een opwekkend middel mee, dat alle stoffelijke opwek kende middelen in de schaduw stelt. 1 Eeu paar huishoudelijke wenken. I. Een stukje tapijtgoed. gelijmd op een stukje hout is doelmatiger om het slijk van de schoenen te verwijderen, dan de gewone borstel. Dit middel be schadigt het leer volstrekt niet. II. Om gekleurd katoen of linnen te wasschen moet men hel nooit koken. Neem zoo vaak schoon water, tot. d slof heeiemaal schoon is. en gebruik heel weinig zeep. Wring het niet, keer het om, en hang het in de scha duw te drogen. Neem het direct af als het droog is Het koninklijk paleis te Madrid. Oe NesSeHcandsche Visscherij-Tentoonsielling te KaMjk aan Zee. Op het terrein van de dezen zomer te houdJen Nede.rlandsche Viisscherij- t en/toon stelling is al wat te zien. Het hoofdgebouw nadlert met rasscbe schre den zijn voltooiing. Het is 52 M. lang en 20 M. breed. Het terrein, gelegen naast 't Groot Badi-Hotel, wordt van den straatweg aan het strand door een rasterwerk met ruime toegangen afgescheiden. Op het voorterrein komen heusche bommen, geheel toegerust om zoo da delijk ter haringvangst te gaan, zij zullen als restaurants en thee-rooms worden verpacht. Van af het dek zal men een aardig kijkje over het terrein en het strand hebben. Verder zullen op het terrein verschil lende zaken, op de visscherij betrek king hebbende, te zien zijn, vermoede lijk ook een aanschouwelijke voorstel ling van de haring- en kant-visscherij. Het hoofdgebouw betredende, heeft men eerst een entrée of voorhal, waar van liet tourniquet door een ankerspil gevormd wordt. Rechtis en links zijn tochtp or talen, waardoor men in een groote zaal komt. De dieuren rechts in het front zijn nooddeuren; evenzoo is er op verschil lende plaatsen voor zeer ruime nood uitgangen gezorgd. In deze groote zaal worden alle zaken opgesteld, die niet in de buitenlucht kunnen worden ten toongesteld. Een speciale commissie, waarin eenige schilders zitting heb ben, is belast het geheel smaakvol te arrangeeren. Van dieze tentoonstellingsruimte komt men in de afdeeling schilderijen, die ook van af het terrein toegankelijk is. In deze ruimte van 9 m. 20 M. is door het plaatsen van tusschenschot-, ten 18 M. lengte wandvlakte meer verkregen. Daardoor kunnen aardige hoekjes gevormd worden. Toch is het geheel ineens te overzien. De verlichting geschiedt over die volle lengte van het gebouw met twee 'lichtkappeni en evenzoo over do volle lengte van de bedde zijgevels en den eindgevel. Het front, bestaande uit harington nen., wordt gevormd door .een groote poort, geflankeerd door opgetuigde scheiepjas en van boven afgesloten door yoons met vlaggetjes, het geheel wordt bekroond door een open toren of semo- phore. dienende om seinen te geven. Men hoopt dat de mast van dien toren zal dienstbaar gemaakt kunnen wor den voor de draadlooze telegrafie. De onderhandelingen daarover zijn nog loopende. Boven den ingang wordt geschilderd een allegorische voorstelling van de opkomst van Katwijk, de vuurtoren, de nieuwe kerk, de oude kerk en de visschensvloot. alles badende in het licht der gulden zonnestralen. De jonge Spaansche koning was se dert eenigen tijd bezig, zich te bekwa men voor de taak, welke hem wachtte, In de laatste dagen was hij iederen morgen in het koninklijk paleis tegen woordig, als de ministers en de voor zitter van den ministerraad zijn moe der besluiten en andere staatsstukken ter teekening kwamen voorleggen of haar rekenschap kwamen geven, van hetgeen er voorviel. Men beweert, dat de koning met alle aandacht naar de ministers luisterde en hun vragen stel de met het kennelijk verlangen, op de hoogte te komen van den toestand en zich een meening te vorilien over per sonen en gebeurtenissen. Sedert 14 dagen woonde hij bovendien den we- kelijkschen ministerraad bij. waarbij de koningin-regentes presideerde. In deze vergaderingen had de koning zijn' ministers veel gevraagd en zich be langrijke vraagstukken laten verkla ren. De opvoeding van den koning uit een grondwettig oogpunt was in hetj laatste jaar toevertrouwd aan één der, knapste professoren van de hoogeschool te Madrid: Santa Maria de Paredes, die' zijn koninklijken leerling heefi ingewijd lil de vraagstukken van pu bliek i-echt, van constitutioneel recht, van internationaal recht en zelfs in de economische en sociale quaesties, waarin Alfons XIII veel belang scheen te stellen. Professor Santa Maria de Paredes is liberaal en staat reeds lan gen tijd bekend om zijn vooruitstre vende en moderne denkbeelden, wat niet gezegd kan worden van alle on derwijzers van den koning, die hij van zijn 6e tot zijn 15s jaar heeft gehad. In de omgeving van den koning heeft bijna altijd het militaire element gedomineerd1. Van zijn 8e jaar af had hij aan zijn zijde de kolonels Castejon en Louga, dpama generaal Sanchis, nu 3 jaar geleden gestorven, en als diens opvolger trad op admiraal, Aquierre de Tejada. Deze officieren hebben toezicht gehouden op het ge heele onderwijzerspersoneel, dat Al fonsus XIII, naar het heet, een schit terende opvoeding heeft gegeven, het geen vrij gemakkelijk was, omdat zij naar hun verklaringen, bij hun leer ling groote leergierigheid, wüskrach] en een uitstekend geheugen vonden. Vele vreemde talen spreekt de jong» koning niet alleen vloeiend, maar hi schrijft, ze ook zonder fouten. Licha melijk is hij eveneens goed ontwikkeld daar de officieren vóór alles gezorgj hebben, dat hun toekomstige gebi'edei veel deed aan gymnastiek, aan scher men, aan rijden en wandelen. Hij ii een liefhebber van de jacht, een voor treffelijk ruiten en hij schiet, goed welke hoedanigheden ook zijn vadei bezat. De militaire uniform staat hen goed en in de laatste drie jaar heefi men hem zelden anders gezien, dai gekleed in de uniform van cadiet vat dte militaire academie te Toledo. Goed voorzien van jacht- en visch- gereedischappen die ik evengoed thuis had kunnen laten omdat ik eigenlijk niet met hart en ziel sports man was, maar de mensch moet toch een voorwendsel hebben wanneer hij liet land intrekt reisde ik onder de vacantia naar dien. oever dei- noord westelijke meren. Mijn begeleider, gids en beschermer was Ki Bunche, ,,Oom Ki"J zooals de bewoners der streek hein noemden, een van die onbeschreven en trouwens on beschrijfelijke wezens, die altijd leven op de grenzen der beschaving, hetzij ter ©ene of andere zijde. Hij was half spoorzoeker, half Indtiaan. Het kon hem niet lang onlgaan, dat ik in de jacht en visscherij nog erg on handig was, en hij stak niet weinig den gek met mijn onbeholpenheid, wat al weer voorkwam uiit zijn gebrek aan beschaving. Draag je geweer toch wat voor zichtiger, •mijnheer Tompkins, zei Ki opeens, ik zou niet graag willen, dat rij u zelf hij ongeluk een schot tus schen de ribben joegt en diat men er mij weer voor aanzag en oppakte; de strop aan den hals is een lastig knel lende das, moet gij weten. Nu, gij hebt er toch nooit een om gehad? Zeker, heb ik dat, knikte Ki Bun che, en als gii wilt luisteren, zal ik u die geschiedenis eens gauw vertellen. Niemand] beter in mijn schik dan ik, want dan hielden meteen zijn terecht, wijzingen ien vermaningen in jagers latijn op, en ik bekende hem dit rond weg. Liddy Temple, begon Oom Ki, Liddy Temple was het aardigste meisje tot op honderd mijlen in dien omtrek en ik en Bill Stemble waren de beste vrienden uit geheel Kentucky. Liddy hield veel van Bill, maar zij liet het niet merken en daarom maak ten wij haar beiden het hof en ik nog wei het meeste Ik verzoek u, mij wel te gelooven, dat ik terstond weggeloo- pen zou zijp, wanneer ik geweten had of zelfs vermoed had, dat Bill zulks minder graag zag. Maar Bill was zoo blind als een mol. hij zag niets en op een goeden dag zei hij Liddy in haar gezicht, dat zij meer gaf om Ki Bundle's pink dan om hem geheel en al, en toen werd Liddy kwaad en koppig en zij zei niet neen. en zoo gingen zij van elkaar, gelijk... nu ja, gelijk twee lieden, die het maar niet eens kunnen worden. Op denzelfden avond kwam Bill hij mij, hij had] een bundel onder den arm en noodligd© mij uit, om een wandeling mot henïte maken. Ik vond hier niets bijzonders in .greep mijn hoedl en wij gingen samien den groolen weg op. Het geheele dorpje, zag ons samen. Toen wij aan die brug kwamen, die over de rivier voert, gingen wij beiden geruimen tijd1 zitten praten. Het was pikdonker geworden en ik kon Bill's gezicht niet meer zien; hij had iets in zijn ,stem wat mij opviel hij was treurig. Eindelijk zei hij mij, dat hij op t' punt stond het land te verlaten, ver weg, en daar wij voor altijd goe- de vrienden geweest waren, moestem wij voor ©éne gedachtenis onze horlo ges ruilen. En zoo gebeurde het ook waarom zou ik dit ook afslaan. Wij, jongelui, droegen allen Tamback-uur- werken en het een© was evenveel waard als het andere. Daarop zeiden wij elkandter vaarwel en hij vertrok. Het schijnt dat Bill van plan was nooit terug te komen en Liddy en mij samen alleen te laten, om als man en vrouw gelukkig te worden. Maar ik dacht toen nog niet aan zoo iets, want Liddy was voor mij niets vriendelijker dan voor elk ander •en van haar twist met Bill had zij mij geen woord gezegd. Bill zat nog geruinien tijd' in naden ken verzonken op de leuning van de brug, zooals hij me later verteld' heeft, en toen ging hij verder; hij ging zijn weg over het kerkhof om het graf zij ner moeder vaarwel te zeggen. Juist toen hij het kerkhof bereikte sprong er iemandi over den muur. lie een zak vallen en liep weg, alsof di honden hem op de hielen zaten of di dooden hem achtervolgden. Bill, dii erg nieuwsgierig was. zooals iedereen wilde weten wat er in den zak zat maakt hem open en vindt er een lijl in. De maan was juist opgegaan ei hij herkent den doode, het was Hiran Wood, die denzelfd'en dag pas begra ven was. 't Was een slecht "befaam» persoon geweest. Hij had gedronkei als een visch, alleen met het onder scheid, dat een viisch water drinkt waar Hirarn niet van hield, omdat bi er dikwijls slangen in gezien had, ei zoo stierf hij aan dronkeraanswaanzin Bij dien ouden Ivolon kwamen vei scheiden© jongelieden de heelkunde bt studeeren en hiervoor liet hij lijkei stelen om deze te ontleden, zooals la ter uitkwam. Het was Mike Mc. Quiq die ze bezorgde en deze was het ooi geweest, da'e voor Bill op het kerkho was weggevlucht. En- toen kreeg Bill ©en dwaze ge dachte, want somis was de anders wer kelijk goede vent als van den boozei geest bezeten. Hij kleed'dle het lijk ii zijn Zondagspak, dat hij in zijn bun del bij zich droeg, bond' het een steel 0m den hals en wierp het in die naast kreek. Hij dacht hiermede zeer slin en edel te handelen, want, zei hij, al; zij het lijk. vinden, dan heeft het wa ter helt gelaat onkenbaar gemaakt men zal gelooven dat ik het ben, dii een eind heb gemaakt aan mijn leven wat heel verkeerd was zoo sta il beiden in het geheel niet in dien we; en zij kunnen trouwon. Maar het kwam heel anders uit. Denk u mijn verbazing, toen ik ns een paar weken als Bill Stemble'! moordenaar in hechtenis werd' gen© men Het lijk was namelijk drijvenc in het water gevonden, met het touw dat op een eigenaardige manier wa- vastgemaakt om den hals, zoodat mei niet kon veronderstellen, dat hier zelf moordl gepleecd was. Schetsen van DEKA. Wat haar kwelde. Nepveu begreep er niets van. De laatste dagen was zijn vrouwtje zoo afgetrokken geweest. Ze dwong zich letterlijk om gewoon-lief tegen hem te zijn. Alsof een scherpziend oog van een liefhebbend echtgenoot dat niet dadelijk merkt. Neen, er schortte wat, dat was zeker. Ze was bleek, lachte nooit meer en op het blanke voor hoofdje was een rimpeltje als had ze; groote zorgen Verbeeld je, zijn Lie. groote zorgen. Letterlijk alles wasj haar uit de handen genomen. Toen zij de meubeltjes en de heele verdere inrichting van hun huisje kochten had zij maar eventjes aangewezen wat ze wou hebben, en waar het komen moest in de nieuwe woning de verdere in richting werd overgelaten aan een vertrouwde tante. Eerst verzette 't jon ge vrouwtje zich daar wel tegen, maar later, toen hij haar uitlegde, dat het voor haar bestwil was. omdat, zij niet zoo sterk was had zij er zich bij neer gelegd, zeggend, dat zij niet den eersten twist wilde scheppen. Verbeeld je. zoo spoedig inzie, terwijl je het voor haar bestwil deed Maar later waren] dergelijke tooneeltjes kleine sclier-j mutselingen. maar, hoor! meerma len gevolgd. Ze wou bijv. koken, ver-I beeld je, de jonge mevrouw Nepveu zelf 1 van den dag. waren in honderd an- koken! Dat stond nou heeiemaal niet. dere jonge huisgezinnen, honderd an- En zoo was er meer geweest. Toch! dere jonge vrouwen op dé bovenka- durfde hij zeggen, dat nog nooit- eenmers bezig. Hij zocht overal iets bij- jong paar zoo trouw en innig aan el-Izonders achter. Lekker huiselijk w kaar verknocht was. Ze hielden ziels-; het hier toch. Dat warme, Turksche veel van elkaar. Alleen dat eene kleed op den grond, en die wijnroode scheidde hen scheiddie hèn? wel ja, overgordijnen, en mooie kloeke eiken hij moest het zelf nog maar erger ma ken dan het was. Dat sprak al van scheiden, alsof hij ooit buiten zijn zoe te, lieve Lie zou kunnen. Jammer, dat zij zoo kinderachtig was! Nepveu zuchtte even, maar toen meteen ging een hartelijke glimlach oven* zijn gezicht. Warempel. ja. haast had hij het vergeten. Het was vandaag hun engagementsdag. Dus gauw naar huis, en eerst even een paar mooie bloemen koopen. Een half uur later stapte hij in de huiskamer binnen. Mevrouw was nog boven, zei do meid. Jammer, dacht hij. met een kleine teleurstelling. Hij had er zich op straat zoo kinderach tig in verheugd zoo opeens met die bouquet in de kamer te staan, en los te stormen op het kleine, koppige nest. Ilij had dat booze rimpeltje ineens willen wegkussen. Ze zou toch niet naar boven zijn ge gaan, toen zii hem hoorde aankomen, alleen om de warmte van zijn begroe ting wat te laten bekoelen? Tjassus wat was hij toch een kwaaddenkei Natuurlijk niet. Ze was even naar bo- stoelen. Verdikkie, hij was toch een geluksvogel. Daar kwam zij aan. Heel zachtjes tipte haar voetje de trappen af. Nu zou hij eens heel gek doen, en een aanspraak houden alsof hij een offi cieel persoon moest begroeten. Daar piepte de deur open... „Geachte mevrouw Nepveu. Het is mij een groote eer en tegelijk een on schatbaar genoegen Midden in de deuropening was zij blijven staan, lief, jong vrouwtje in coquette, bevallige negligé. Gut, die Ben ,wat' een mooie bloemen en wat keek hij schalksch. Zou hij wat ge merkt hebben van haar treurigheid en het nu willen goedmaken. Och hemel tje neen, dat had ze warempel heeie maal vergeten door al die nare zorgen. Het was vandaag hun verlovingsdag. De teedere herinnering en zijn lieve attentie dreven do tranen naar haai oogen. Zij viel haar man onstuimig om den hals en kuste hem dankbaar en gelukkig. Nu was alles voor het oogenblilc volkomen zonneschijn. Zij wilde niet aan dat eene denken, al had ven gegaan. Mijn hemel, op dit uur zij er recht op. Zij wilde nu eens ge lukkig zijn, volkomen gelukkig. Wat was hij toch goed die Ben, hield hij niet erg van haar? Maar waarom stil. Hij mocht het eens merken.... Ja vrouwtje zei hij opeens, toen zij een tijdje leuk hadden gebabbeld, dat was een prettige tijd hè? Maar nu ben ik toch nog veel gelukkiger. Jij toch ook, niet? Hij trok haar gezichtje heel dicht bij het zijne, en keek haar met zijn groote, zwarte oogen angsfrfg-vorscbend aan. Toe, wij zitten hier nu zoo heer lijk vertrouwelijk. Vertel mij nu eens wat je schort Je mag toch voor mij geen geheimen hebben? Je hebt blijk baar een groote zorg. Laat mij daarin deelsn. Wij moeten toch, als man enl vrouw, elkaar de lasten helpen dra-; gen. De adem stokte haar. Ze durfde haast niet te spreken, zoo plotseling voelde zij zich geplaatst voor de vei klaring waarnaar zij al zoo lang ver langd had. Ze wou hem zeggen dat zij niet langer alleen zijn speelpopje wou zijn. dat zij meende recht te heb ben op meerdére geestelijke gemeen schap, dat zij wou weten van zijn las ten en niet slechts do lusten mee ge nieten. Zij wou de handien uit de mouwen steken, zooals zij het haar; moeder had zien doen, thuis, en nogi zag doen, hoewel de goede vrouw de) zestig al gepasseerd was. Zij was te1 bedrijvig en werkzaam van aard, om! op de sopha romannetjes te lezen, en' visites te maken ,en concerten of schouwburo-en te bezoeken. In dit le ven ontbrak de kern, de nuttige werk zaamheid. waardoor men muizenissen verdrijft, en het genoegen begeerlijker maakt. Maar nu zij zich zoo opeens ge plaatst zag voor zijn pertinente vraag, nu vond zij het antwoord, dat zij al weken lang in haar geest had opge steld. te bruusk, te weinig vrouwelijk. Neen, zoo kon zij niet van stal loopen, althans niet op dezen dag, nu zij terugdachten aan het engagement, het heerlijke beginMaar toch, als zij de ze gelegenheid' voorbij liet gaan, kwam er wellicht nooit weer een terug. De benauwde positie waarin zij zich voelde, deden de tranen weer in haar mooie oogen springen. Zij legde het hoofd tegen zijn schouder; och, als moedertje hier nu maar was. Die had zooveel takt om zoo iets te zeggen. Toen kwam het eindelijk, in den vorm van schuchtere vraagjes eerst, later flinker en zekerder, zoodat zij er zelf verbaasd over was. „Benvind jezijn wij wel altijd voor elkaar geweest, wat we moesten zijn? Vind' je nietdat wij wat opener en mededeelzamer moe ten zijnJa. beste ventje, ik weet wel dat je geen geheimen voor me hebt. 't Is natuurlijk je opvatting, je eerlijke opvatting van het huwelijk. Maar is dat wel de juiste? Je hebt me als een zangvogeltje in een gouden kooitje gezet en streelt mij nu en dai het kopje, of duwt een klontje tusschei de mooie tralies door. Maar is he huwelijk niet meer dan eene uiterlijk verbintenis tusschen twee menschen! Als wij eens arm waren, zoodat je mi niet zooveel moois kon geven, en al je vermoeid en bedroefd waart, dan zov ik eigenlijk gelukkiger zijn. Dan zot ik je mogen helpen en troosten, dai zou ik deel hebben in je gansche leven, dan zou het geheel ons leven zijn dan zouden jou zorgen mijn zorger zij liBen. dat had ik mij ooi van ons huwelijk voorgesteld, al zijl wii gelukkig welgesteld' genoeg. Ei nu't is vandaag de verjaardag van ons engagement. Zou het noj niet zoo kunnen worden? Toe, zeg ja wil je „Allemachtig kindje, was het dat? zei hij slechte, en bleef toen met ver baasde oogen voor zicli kijken „Dat heb ik nooit zoo gevoeld, maai nou je het zegt: Je^lieb gelijk, hoor waarachtig, ;e heb gelijk. Dat za voortaan anders worden! Meer zei hij niet, meer kón hij nïd zeggen. Want Lie sloot verdere ver klaringen af, door een langen, langer zoen. Of die klapte!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 6