Licht en Schaduw.
Onder de galg.
vreugde, evenals een vriendelijke lo-
géë? die haar komst lang heeft uitge
steld, maar eindelijk met haar beken
de opgewektheid ons toch komt ver
warmen.
Wij, oud en jong en middelsoort,
allen hunkeren naar haar komst. De
jeugd wordt bij dat verlangen natuur
lijk ongeduldig, zij kan niet langer
stil blijven zitten, zij wil het onmoge
lijke dwingen. Zoo hoorde ik gisteren
van een gezelschap jongelui, dat al
met de knapzak naar buiten was ge
weest.
Zij hadden het best gehad, terwijl
wij ons zaten te koesteren bij de ka
chel zoo gaat hetals de zon niet van
buiten tot hen komt, hebben zij da
delijk den jeugdigen gloed van bin
nen bij de hand en al is dan de vreug
de ook wat minder intens, pret heb-
ben zij toch.
Wat zal het builen mooi worden,als
de zon nu eindelijk komt en wat zal
alles dan als uit den grond vliegen.
Dan niet getalmd, moeders en zusters,
maar naar buiten met de kinderen,
zooveel mogelijk naar buiten, om te
genieten van de enkele weeldemaan-
den, die ons klimaat oplevert..
Men klaagt wel eens. dat in den om
trek tegenwoordig zoo weinig gele
genheid is om eens echt buiten te zijn.
Het is waar: het Bloemendaalsche
bosch is niet meer wat het was, maar
men kan er toch nog altijd heerlijk ge-
nieten als men diep het bosch ingaat,
de boterhammen meeneemt en dus al
len tijd aan zicli heeft, om de kinde
ren naar hartelust te laten spelen.
Wil men wat minder ver wandelen,
want ik wil veronderstellen, dat de
re ^gelegenheden buiten bespreking
blijven, omdat niet ieders beurs per
•uitteert, altijd een heel gezelschap af
te laten trammen, bovendien is wan
dalen een uitstekende gymnastiek voor
de kinderen, en het heeft dit. voordeel,
dat genoegen na eenige inspanning
verkregen, meer genot verschaft. Wil
men nu wat minder ver wandelen,
dan is ,,de Kolk" en ook nog, die bij
zonder gauw te bereiken is, als men
bij de school te Overveen den weg
naar de watertoren inslaat, aan even
dwars de rails oversteekt en zoo dade
lijk de begroeide duinen opgaat. Zelfs
voor ojnge kinderen is deze speelplaats
in de duinen van uit Haarlem gemak-
kelijk te bereiken.
We hebben daar in de duinen zoo'n
uitgestrekt terrein voor allerlei kin
derspel. dat wij wezenlijk onze klach-1
ten wel thuis kunnen houden.
Willen wij grootere kinderen eens
laten genieten, dan is een wandeling
naar de Schapenduinen altijd loonend.
Wat een genot ze daar tusschen dat
dennenhout allerlei spellen te zien
spelenzij ademen daar gezondheid
en levenslust.
Een wandeling langs de Zandvoort-
sche laan kan ons naar ..Naaldenveld"
brengen; waar wij niet minder kun
nen genieten. Zij, die hier altijd ge
woond hebben, voelen misschien zoo
niet, wat Haarlem mot haar omstre
ken een bron van genot oplevert voor
haar, die de natuur liefheeft. Ieder
jaar komt dat genot weer vernieuwd
terug en al komt het nu wat vroeger,
dan wat later, het komt toch weer en
geeft haar bekoring aan ieder, die be
langstelling toont.
Daarom lateu wij onze kinderen de
liefde voor de natuur leeren. laten wij
ze altijd weer opmerkzaam maken
op haar schattenzij dragen dan al
tijd in hun binnenste een opwekkend
middel mee, dat alle stoffelijke opwek
kende middelen in de schaduw stelt. 1
Eeu paar huishoudelijke wenken.
I. Een stukje tapijtgoed. gelijmd op
een stukje hout is doelmatiger om het
slijk van de schoenen te verwijderen,
dan de gewone borstel. Dit middel be
schadigt het leer volstrekt niet.
II. Om gekleurd katoen of linnen te
wasschen moet men hel nooit koken.
Neem zoo vaak schoon water, tot.
d slof heeiemaal schoon is. en gebruik
heel weinig zeep. Wring het niet,
keer het om, en hang het in de scha
duw te drogen.
Neem het direct af als het droog is
Het koninklijk paleis te Madrid.
Oe NesSeHcandsche Visscherij-Tentoonsielling te KaMjk aan Zee.
Op het terrein van de dezen zomer
te houdJen Nede.rlandsche Viisscherij-
t en/toon stelling is al wat te zien. Het
hoofdgebouw nadlert met rasscbe schre
den zijn voltooiing. Het is 52 M. lang
en 20 M. breed.
Het terrein, gelegen naast 't Groot
Badi-Hotel, wordt van den straatweg
aan het strand door een rasterwerk
met ruime toegangen afgescheiden.
Op het voorterrein komen heusche
bommen, geheel toegerust om zoo da
delijk ter haringvangst te gaan, zij
zullen als restaurants en thee-rooms
worden verpacht. Van af het dek zal
men een aardig kijkje over het terrein
en het strand hebben.
Verder zullen op het terrein verschil
lende zaken, op de visscherij betrek
king hebbende, te zien zijn, vermoede
lijk ook een aanschouwelijke voorstel
ling van de haring- en kant-visscherij.
Het hoofdgebouw betredende, heeft
men eerst een entrée of voorhal, waar
van liet tourniquet door een ankerspil
gevormd wordt. Rechtis en links zijn
tochtp or talen, waardoor men in een
groote zaal komt.
De dieuren rechts in het front zijn
nooddeuren; evenzoo is er op verschil
lende plaatsen voor zeer ruime nood
uitgangen gezorgd. In deze groote zaal
worden alle zaken opgesteld, die niet
in de buitenlucht kunnen worden ten
toongesteld. Een speciale commissie,
waarin eenige schilders zitting heb
ben, is belast het geheel smaakvol te
arrangeeren.
Van dieze tentoonstellingsruimte
komt men in de afdeeling schilderijen,
die ook van af het terrein toegankelijk
is. In deze ruimte van 9 m. 20 M. is
door het plaatsen van tusschenschot-,
ten 18 M. lengte wandvlakte meer
verkregen. Daardoor kunnen aardige
hoekjes gevormd worden. Toch is het
geheel ineens te overzien.
De verlichting geschiedt over die
volle lengte van het gebouw met
twee 'lichtkappeni en evenzoo over do
volle lengte van de bedde zijgevels en
den eindgevel.
Het front, bestaande uit harington
nen., wordt gevormd door .een groote
poort, geflankeerd door opgetuigde
scheiepjas en van boven afgesloten door
yoons met vlaggetjes, het geheel wordt
bekroond door een open toren of semo-
phore. dienende om seinen te geven.
Men hoopt dat de mast van dien toren
zal dienstbaar gemaakt kunnen wor
den voor de draadlooze telegrafie. De
onderhandelingen daarover zijn nog
loopende.
Boven den ingang wordt geschilderd
een allegorische voorstelling van de
opkomst van Katwijk, de vuurtoren,
de nieuwe kerk, de oude kerk en de
visschensvloot. alles badende in het
licht der gulden zonnestralen.
De jonge Spaansche koning was se
dert eenigen tijd bezig, zich te bekwa
men voor de taak, welke hem wachtte,
In de laatste dagen was hij iederen
morgen in het koninklijk paleis tegen
woordig, als de ministers en de voor
zitter van den ministerraad zijn moe
der besluiten en andere staatsstukken
ter teekening kwamen voorleggen of
haar rekenschap kwamen geven, van
hetgeen er voorviel. Men beweert, dat
de koning met alle aandacht naar de
ministers luisterde en hun vragen stel
de met het kennelijk verlangen, op de
hoogte te komen van den toestand en
zich een meening te vorilien over per
sonen en gebeurtenissen. Sedert 14
dagen woonde hij bovendien den we-
kelijkschen ministerraad bij. waarbij
de koningin-regentes presideerde. In
deze vergaderingen had de koning zijn'
ministers veel gevraagd en zich be
langrijke vraagstukken laten verkla
ren.
De opvoeding van den koning uit
een grondwettig oogpunt was in hetj
laatste jaar toevertrouwd aan één der,
knapste professoren van de hoogeschool
te Madrid: Santa Maria de Paredes,
die' zijn koninklijken leerling heefi
ingewijd lil de vraagstukken van pu
bliek i-echt, van constitutioneel recht,
van internationaal recht en zelfs in
de economische en sociale quaesties,
waarin Alfons XIII veel belang scheen
te stellen. Professor Santa Maria de
Paredes is liberaal en staat reeds lan
gen tijd bekend om zijn vooruitstre
vende en moderne denkbeelden, wat
niet gezegd kan worden van alle on
derwijzers van den koning, die hij van
zijn 6e tot zijn 15s jaar heeft gehad.
In de omgeving van den koning
heeft bijna altijd het militaire element
gedomineerd1. Van zijn 8e jaar af had
hij aan zijn zijde de kolonels Castejon
en Louga, dpama generaal Sanchis,
nu 3 jaar geleden gestorven, en als
diens opvolger trad op admiraal,
Aquierre de Tejada. Deze officieren
hebben toezicht gehouden op het ge
heele onderwijzerspersoneel, dat Al
fonsus XIII, naar het heet, een schit
terende opvoeding heeft gegeven, het
geen vrij gemakkelijk was, omdat zij
naar hun verklaringen, bij hun leer
ling groote leergierigheid, wüskrach]
en een uitstekend geheugen vonden.
Vele vreemde talen spreekt de jong»
koning niet alleen vloeiend, maar hi
schrijft, ze ook zonder fouten. Licha
melijk is hij eveneens goed ontwikkeld
daar de officieren vóór alles gezorgj
hebben, dat hun toekomstige gebi'edei
veel deed aan gymnastiek, aan scher
men, aan rijden en wandelen. Hij ii
een liefhebber van de jacht, een voor
treffelijk ruiten en hij schiet, goed
welke hoedanigheden ook zijn vadei
bezat. De militaire uniform staat hen
goed en in de laatste drie jaar heefi
men hem zelden anders gezien, dai
gekleed in de uniform van cadiet vat
dte militaire academie te Toledo.
Goed voorzien van jacht- en visch-
gereedischappen die ik evengoed
thuis had kunnen laten omdat ik
eigenlijk niet met hart en ziel sports
man was, maar de mensch moet toch
een voorwendsel hebben wanneer hij
liet land intrekt reisde ik onder de
vacantia naar dien. oever dei- noord
westelijke meren.
Mijn begeleider, gids en beschermer
was Ki Bunche, ,,Oom Ki"J zooals de
bewoners der streek hein noemden, een
van die onbeschreven en trouwens on
beschrijfelijke wezens, die altijd leven
op de grenzen der beschaving, hetzij ter
©ene of andere zijde. Hij was half
spoorzoeker, half Indtiaan.
Het kon hem niet lang onlgaan, dat
ik in de jacht en visscherij nog erg on
handig was, en hij stak niet weinig
den gek met mijn onbeholpenheid, wat
al weer voorkwam uiit zijn gebrek aan
beschaving.
Draag je geweer toch wat voor
zichtiger, •mijnheer Tompkins, zei Ki
opeens, ik zou niet graag willen, dat
rij u zelf hij ongeluk een schot tus
schen de ribben joegt en diat men er
mij weer voor aanzag en oppakte; de
strop aan den hals is een lastig knel
lende das, moet gij weten.
Nu, gij hebt er toch nooit een om
gehad?
Zeker, heb ik dat, knikte Ki Bun
che, en als gii wilt luisteren, zal ik u
die geschiedenis eens gauw vertellen.
Niemand] beter in mijn schik dan ik,
want dan hielden meteen zijn terecht,
wijzingen ien vermaningen in jagers
latijn op, en ik bekende hem dit rond
weg.
Liddy Temple, begon Oom Ki,
Liddy Temple was het aardigste meisje
tot op honderd mijlen in dien omtrek
en ik en Bill Stemble waren de beste
vrienden uit geheel Kentucky.
Liddy hield veel van Bill, maar zij
liet het niet merken en daarom maak
ten wij haar beiden het hof en ik nog
wei het meeste Ik verzoek u, mij wel
te gelooven, dat ik terstond weggeloo-
pen zou zijp, wanneer ik geweten had
of zelfs vermoed had, dat Bill zulks
minder graag zag.
Maar Bill was zoo blind als een mol.
hij zag niets en op een goeden dag zei
hij Liddy in haar gezicht, dat zij meer
gaf om Ki Bundle's pink dan om hem
geheel en al, en toen werd Liddy
kwaad en koppig en zij zei niet neen.
en zoo gingen zij van elkaar, gelijk...
nu ja, gelijk twee lieden, die het maar
niet eens kunnen worden.
Op denzelfden avond kwam Bill hij
mij, hij had] een bundel onder den arm
en noodligd© mij uit, om een wandeling
mot henïte maken. Ik vond hier niets
bijzonders in .greep mijn hoedl en wij
gingen samien den groolen weg op.
Het geheele dorpje, zag ons samen.
Toen wij aan die brug kwamen, die
over de rivier voert, gingen wij beiden
geruimen tijd1 zitten praten. Het was
pikdonker geworden en ik kon Bill's
gezicht niet meer zien; hij had iets in
zijn ,stem wat mij opviel hij was
treurig. Eindelijk zei hij mij, dat hij
op t' punt stond het land te verlaten,
ver weg, en daar wij voor altijd goe-
de vrienden geweest waren, moestem
wij voor ©éne gedachtenis onze horlo
ges ruilen. En zoo gebeurde het ook
waarom zou ik dit ook afslaan. Wij,
jongelui, droegen allen Tamback-uur-
werken en het een© was evenveel
waard als het andere. Daarop zeiden
wij elkandter vaarwel en hij vertrok.
Het schijnt dat Bill van plan was
nooit terug te komen en Liddy en mij
samen alleen te laten, om als man en
vrouw gelukkig te worden.
Maar ik dacht toen nog niet aan
zoo iets, want Liddy was voor mij
niets vriendelijker dan voor elk ander
•en van haar twist met Bill had zij mij
geen woord gezegd.
Bill zat nog geruinien tijd' in naden
ken verzonken op de leuning van de
brug, zooals hij me later verteld' heeft,
en toen ging hij verder; hij ging zijn
weg over het kerkhof om het graf zij
ner moeder vaarwel te zeggen.
Juist toen hij het kerkhof bereikte
sprong er iemandi over den muur. lie
een zak vallen en liep weg, alsof di
honden hem op de hielen zaten of di
dooden hem achtervolgden. Bill, dii
erg nieuwsgierig was. zooals iedereen
wilde weten wat er in den zak zat
maakt hem open en vindt er een lijl
in. De maan was juist opgegaan ei
hij herkent den doode, het was Hiran
Wood, die denzelfd'en dag pas begra
ven was. 't Was een slecht "befaam»
persoon geweest. Hij had gedronkei
als een visch, alleen met het onder
scheid, dat een viisch water drinkt
waar Hirarn niet van hield, omdat bi
er dikwijls slangen in gezien had, ei
zoo stierf hij aan dronkeraanswaanzin
Bij dien ouden Ivolon kwamen vei
scheiden© jongelieden de heelkunde bt
studeeren en hiervoor liet hij lijkei
stelen om deze te ontleden, zooals la
ter uitkwam. Het was Mike Mc. Quiq
die ze bezorgde en deze was het ooi
geweest, da'e voor Bill op het kerkho
was weggevlucht.
En- toen kreeg Bill ©en dwaze ge
dachte, want somis was de anders wer
kelijk goede vent als van den boozei
geest bezeten. Hij kleed'dle het lijk ii
zijn Zondagspak, dat hij in zijn bun
del bij zich droeg, bond' het een steel
0m den hals en wierp het in die naast
kreek. Hij dacht hiermede zeer slin
en edel te handelen, want, zei hij, al;
zij het lijk. vinden, dan heeft het wa
ter helt gelaat onkenbaar gemaakt
men zal gelooven dat ik het ben, dii
een eind heb gemaakt aan mijn leven
wat heel verkeerd was zoo sta il
beiden in het geheel niet in dien we;
en zij kunnen trouwon.
Maar het kwam heel anders uit.
Denk u mijn verbazing, toen ik ns
een paar weken als Bill Stemble'!
moordenaar in hechtenis werd' gen©
men Het lijk was namelijk drijvenc
in het water gevonden, met het touw
dat op een eigenaardige manier wa-
vastgemaakt om den hals, zoodat mei
niet kon veronderstellen, dat hier zelf
moordl gepleecd was.
Schetsen van DEKA.
Wat haar kwelde.
Nepveu begreep er niets van. De
laatste dagen was zijn vrouwtje zoo
afgetrokken geweest. Ze dwong zich
letterlijk om gewoon-lief tegen hem te
zijn. Alsof een scherpziend oog van
een liefhebbend echtgenoot dat niet
dadelijk merkt. Neen, er schortte wat,
dat was zeker. Ze was bleek, lachte
nooit meer en op het blanke voor
hoofdje was een rimpeltje als had ze;
groote zorgen Verbeeld je, zijn Lie.
groote zorgen. Letterlijk alles wasj
haar uit de handen genomen. Toen
zij de meubeltjes en de heele verdere
inrichting van hun huisje kochten had
zij maar eventjes aangewezen wat ze
wou hebben, en waar het komen moest
in de nieuwe woning de verdere in
richting werd overgelaten aan een
vertrouwde tante. Eerst verzette 't jon
ge vrouwtje zich daar wel tegen, maar
later, toen hij haar uitlegde, dat het
voor haar bestwil was. omdat, zij niet
zoo sterk was had zij er zich bij neer
gelegd, zeggend, dat zij niet den eersten
twist wilde scheppen. Verbeeld je.
zoo spoedig inzie, terwijl je het voor
haar bestwil deed Maar later waren]
dergelijke tooneeltjes kleine sclier-j
mutselingen. maar, hoor! meerma
len gevolgd. Ze wou bijv. koken, ver-I
beeld je, de jonge mevrouw Nepveu zelf 1 van den dag. waren in honderd an-
koken! Dat stond nou heeiemaal niet. dere jonge huisgezinnen, honderd an-
En zoo was er meer geweest. Toch! dere jonge vrouwen op dé bovenka-
durfde hij zeggen, dat nog nooit- eenmers bezig. Hij zocht overal iets bij-
jong paar zoo trouw en innig aan el-Izonders achter. Lekker huiselijk w
kaar verknocht was. Ze hielden ziels-; het hier toch. Dat warme, Turksche
veel van elkaar. Alleen dat eene kleed op den grond, en die wijnroode
scheidde hen scheiddie hèn? wel ja, overgordijnen, en mooie kloeke eiken
hij moest het zelf nog maar erger ma
ken dan het was. Dat sprak al van
scheiden, alsof hij ooit buiten zijn zoe
te, lieve Lie zou kunnen. Jammer, dat
zij zoo kinderachtig was!
Nepveu zuchtte even, maar toen
meteen ging een hartelijke glimlach
oven* zijn gezicht. Warempel. ja.
haast had hij het vergeten. Het was
vandaag hun engagementsdag. Dus
gauw naar huis, en eerst even een
paar mooie bloemen koopen.
Een half uur later stapte hij in de
huiskamer binnen. Mevrouw was nog
boven, zei do meid. Jammer, dacht
hij. met een kleine teleurstelling. Hij
had er zich op straat zoo kinderach
tig in verheugd zoo opeens met die
bouquet in de kamer te staan, en los
te stormen op het kleine, koppige nest.
Ilij had dat booze rimpeltje ineens
willen wegkussen.
Ze zou toch niet naar boven zijn ge
gaan, toen zii hem hoorde aankomen,
alleen om de warmte van zijn begroe
ting wat te laten bekoelen? Tjassus
wat was hij toch een kwaaddenkei
Natuurlijk niet. Ze was even naar bo-
stoelen. Verdikkie, hij was toch een
geluksvogel.
Daar kwam zij aan. Heel zachtjes
tipte haar voetje de trappen af. Nu
zou hij eens heel gek doen, en een
aanspraak houden alsof hij een offi
cieel persoon moest begroeten.
Daar piepte de deur open...
„Geachte mevrouw Nepveu. Het is
mij een groote eer en tegelijk een on
schatbaar genoegen
Midden in de deuropening was zij
blijven staan, lief, jong vrouwtje in
coquette, bevallige negligé. Gut, die
Ben ,wat' een mooie bloemen en wat
keek hij schalksch. Zou hij wat ge
merkt hebben van haar treurigheid en
het nu willen goedmaken. Och hemel
tje neen, dat had ze warempel heeie
maal vergeten door al die nare zorgen.
Het was vandaag hun verlovingsdag.
De teedere herinnering en zijn lieve
attentie dreven do tranen naar haai
oogen. Zij viel haar man onstuimig
om den hals en kuste hem dankbaar
en gelukkig. Nu was alles voor het
oogenblilc volkomen zonneschijn. Zij
wilde niet aan dat eene denken, al had
ven gegaan. Mijn hemel, op dit uur zij er recht op. Zij wilde nu eens ge
lukkig zijn, volkomen gelukkig. Wat
was hij toch goed die Ben, hield hij
niet erg van haar? Maar waarom
stil. Hij mocht het eens merken....
Ja vrouwtje zei hij opeens, toen zij
een tijdje leuk hadden gebabbeld, dat
was een prettige tijd hè? Maar nu ben
ik toch nog veel gelukkiger. Jij toch
ook, niet?
Hij trok haar gezichtje heel dicht
bij het zijne, en keek haar met zijn
groote, zwarte oogen angsfrfg-vorscbend
aan. Toe, wij zitten hier nu zoo heer
lijk vertrouwelijk. Vertel mij nu eens
wat je schort Je mag toch voor mij
geen geheimen hebben? Je hebt blijk
baar een groote zorg. Laat mij daarin
deelsn. Wij moeten toch, als man enl
vrouw, elkaar de lasten helpen dra-;
gen.
De adem stokte haar. Ze durfde
haast niet te spreken, zoo plotseling
voelde zij zich geplaatst voor de vei
klaring waarnaar zij al zoo lang ver
langd had. Ze wou hem zeggen dat
zij niet langer alleen zijn speelpopje
wou zijn. dat zij meende recht te heb
ben op meerdére geestelijke gemeen
schap, dat zij wou weten van zijn las
ten en niet slechts do lusten mee ge
nieten. Zij wou de handien uit de
mouwen steken, zooals zij het haar;
moeder had zien doen, thuis, en nogi
zag doen, hoewel de goede vrouw de)
zestig al gepasseerd was. Zij was te1
bedrijvig en werkzaam van aard, om!
op de sopha romannetjes te lezen, en'
visites te maken ,en concerten of
schouwburo-en te bezoeken. In dit le
ven ontbrak de kern, de nuttige werk
zaamheid. waardoor men muizenissen
verdrijft, en het genoegen begeerlijker
maakt.
Maar nu zij zich zoo opeens ge
plaatst zag voor zijn pertinente vraag,
nu vond zij het antwoord, dat zij al
weken lang in haar geest had opge
steld. te bruusk, te weinig vrouwelijk.
Neen, zoo kon zij niet van stal loopen,
althans niet op dezen dag, nu zij
terugdachten aan het engagement, het
heerlijke beginMaar toch, als zij de
ze gelegenheid' voorbij liet gaan, kwam
er wellicht nooit weer een terug.
De benauwde positie waarin zij zich
voelde, deden de tranen weer in haar
mooie oogen springen. Zij legde het
hoofd tegen zijn schouder; och, als
moedertje hier nu maar was. Die had
zooveel takt om zoo iets te zeggen.
Toen kwam het eindelijk, in den
vorm van schuchtere vraagjes eerst,
later flinker en zekerder, zoodat zij
er zelf verbaasd over was.
„Benvind jezijn wij wel
altijd voor elkaar geweest, wat
we moesten zijn? Vind' je nietdat
wij wat opener en mededeelzamer moe
ten zijnJa. beste ventje, ik weet
wel dat je geen geheimen voor me
hebt. 't Is natuurlijk je opvatting, je
eerlijke opvatting van het huwelijk.
Maar is dat wel de juiste? Je hebt me
als een zangvogeltje in een gouden
kooitje gezet en streelt mij nu en dai
het kopje, of duwt een klontje tusschei
de mooie tralies door. Maar is he
huwelijk niet meer dan eene uiterlijk
verbintenis tusschen twee menschen!
Als wij eens arm waren, zoodat je mi
niet zooveel moois kon geven, en al
je vermoeid en bedroefd waart, dan zov
ik eigenlijk gelukkiger zijn. Dan zot
ik je mogen helpen en troosten, dai
zou ik deel hebben in je gansche leven,
dan zou het geheel ons leven zijn
dan zouden jou zorgen mijn zorger
zij liBen. dat had ik mij ooi
van ons huwelijk voorgesteld, al zijl
wii gelukkig welgesteld' genoeg. Ei
nu't is vandaag de verjaardag
van ons engagement. Zou het noj
niet zoo kunnen worden? Toe, zeg ja
wil je
„Allemachtig kindje, was het dat?
zei hij slechte, en bleef toen met ver
baasde oogen voor zicli kijken
„Dat heb ik nooit zoo gevoeld, maai
nou je het zegt: Je^lieb gelijk, hoor
waarachtig, ;e heb gelijk. Dat za
voortaan anders worden!
Meer zei hij niet, meer kón hij nïd
zeggen. Want Lie sloot verdere ver
klaringen af, door een langen, langer
zoen.
Of die klapte!