Prijsraadsel.
heb er mijne sigaar mode aangesto
ken!
Bobs antwoord wil ik niet herhalen
maar onze vriendschap heeft bij die
gelegenheid een gevoeligen knauw ge
kregen.
Mijn eenige troost in het leed was
het bewustzijn, dat miss Nelly voor
elke teleurstelling bewaard was ge
bleven.
Madrid bij nacht.
(Bij de platen). Zie 3e pagina.
Het zou moeielijk uit te maken zijn,
wanneer precies de bevolking van Ma
drid naar bed gaat, want er is nau
welijks een uur in een etmaal, dat de
straten niet vol menschen zijn. De
rustigste tijd! schijnt te zijn van 2 tot
4 uur in den namiddag en dezellfde
tijd in den morgen, ofschoon de rust
tijd in den morgen misschien nog be
ter gesteld kan worden van 3 tot 4 uur.
Zoo goed als altijd1, zelfs in het holst
van den nacht, hoort men in de stra
ten, waar koffiehuizen en clubs ge
vestigd' zijn, het geklik van biljartbal
len en er zijn maar weinig straten in
Madrid', die zulk een inrichting niet
bezitten, omdat vergunning tot het tap
pen van drank voor ieder huis op
aanvraag wordt verleend. De meeste
clubs en café's zijn speelholen: achter
de gelagkamer, zelfs van het kleinste
koffiehuis, vindt men een doolhof van
speelsalons, waar dobbelaars gelegen
heid vinden ,hun hartstocht bot te vie
ren.
Een asyl voor de vele nachtvogels
te Madrid zijn de café-concerts, waar
het dien geheelen nacht da-uk en le
vendig toegaat. Zang en dans, vooral
het laatste, zijn de voornaamste num
mers van het oneindige programma-
Zeer goedkoop zijn de schouwbur
gen in de Spaansche hoofdstad!. Een
loge voor vijf personen kost gemiddeld
zes pesetas (3 gulden) en een stalles
plaats één peseta. Er worden soms
vi'er voorstellingen op één avond ach
ter elkaar gegeven, zoodat de bezoe
kers van het laatste stuk in den vroe
gen morgen pas naar huis gaan. Zij
ontmoeten dan de eerste kerkgangers
en zoo komt het, dat d'e Madrileensche
straten zoo goed als altijd vol wande
laars zijn. Soms struikelen de nach
telijke wandelaars over slapende bede
laars, die op de openbare pleinen of
in de nissen en op de stoepen der hui
zen liggen, zonder bijna ooit door de
politie te worden gehinderd.
Van alle tijden.
Voor alle tijden.
Op de plaat geven wij een afbeel
ding van een nieuw type stoomturbine
voor schepen .dat uitgevonden is door
den Amerikaanschen kolonel J. J. As-
tor en dat in maritieme kringen in de
Veraeni'gde Staten groote belangstel
ling heeft gewekt.
Zooals bekend is, berust iedere
stoomturbine op het beginsel, dat de
snielhesid van den uitstroomenden
stoom direct, dus zonder hem eerst
die cylinders van speciale machines te
laten passeeren, voor die draaiing van
de scheepsschroef wordt gebruikt. Dit
geschiedt, doordat men den stoom door
het cylinder- of kegelvormig reservoir
leidte dat die schroef omgeeft, welke
laatste voor dat doel met schuingestel-
de flensen voorzien is. De tegen deze
Nieuwe stoomturbine voor schepen.
vlakken stroomende stoom oefent er bij de schroef zelf geschiedt. Voor dat
een druk op uit, die de draaiende be- doel is de binnenwand van het omhul-
weging van de schroef tengevolgesel van schuingestelde flensen voor
heeft. Terwijl nu het omhulsel, datj zien, die omgekeerd gericht zijn aan
de shroef omgeeft, bij andere stoom- die, welke op de schroef zitten. Dien
turbines. vast in het schip is aange-| overeenkomstig wordt door den stoom
bracht, wordt het bij het type Astor liet omhulsel in tegengestelde richting
zelf als draaiende schroef gebruikt en gedraaid als de schroef. Het achterste
wel geheel op dezelfde wijze, als dat gedeelte van het omhulsel loopt, uit in
tï-5*~w-y-"-
een holle trommel, op welker uiteinde
een twee- of meervleugeli'ge schroef is
bevestigd en waardoor de eigenlijke
schroef is gevoerd, zooals op de plaat is
te zien.
Bij een met de Astor-turbme uitge
rust schip zijn dus juist in de midden
lijn van het schip, precies als bij i
torpedo .twee schroeven aanwezig, die
zich in tegengestelde richting bewe
gen en van welke de voorste de wer
king van de achterste versterkt. De
verbruikte stoom wordt gecondenseerd
en weer gebruikt tot voeding van den
ketel, waarin het opnieuw in stoom
wordt omgezet. Bij deze turbine gaat
dus bijna geen water verloren.
Welk een zegen, zoo zijn leven te
mogen besluiten! Maar ook, welk een
bron van gerechte zelfvoldoening, te
kunnen denken, vol dankbaarheid dat
ons de kracht en de gezondheid) werd
geschonken dat wij het rijke, volle le
ven dat achter ons ligt te danken heb
ben aan ons zelve, aan eigen, trouwen
arbeid dat wij ons best hebben ge
daan! Hoevelen moeten niet scheiden,
twijfelmoedig en onvoldaan met wat
zij deden .terugziende op illusies die
niet verwezenlijkt werden, op een le
ven dat zoo geheel anders was dan zij
het hadden gehoopt!
Dr. Pynappel.
Zij zijn de menschenkenners niet, die
den mensch haten en verachten, maar
zij d'ie hem liefhebben en in hem ge-
looven.
Hitter.
Er zijn dagen in het leven waarop
ons hart zoo vol is van geluk en
jubelklanken dat we den dichter
begrijpen van het heerlijke lied1 ,,An
die Freude"; maar er zijn ook dagen
dat wij gevoelen dat het „Miserere"
moest worden geschreven.
Godsdienst is de innerlijke geest die
al onze gedachten en handelingen moet
doordringen, bezielen en ad'elen.
Fichte.
Arbeid doodt een mensch niet, maar
wel zorg. Zorg is roest op het lemmet.
Niet beweging, maar 't knarsen vernielt
de machine.
Een erkentelijk hart is een gelukkig
hart.
E- Snellen.
Verschil van meeoiing, al is het ook
verschil van overtuiging, moet waar
heid zoekende menschen niet van el
kaar vervreemden.
Elise van Calcar.
Liever wil ik, goed doende, het doel
missen, dan kwaad doende, zegevieren.
Sophocles.
Het kind bootst alles na: de klan
ken der woorden, totdat deze tot ge
dachten worden gebonden; die manie
ren. totdat het houding krijgt; geheel
het kleine wezen wordt gevormd' naar
uw voorbeeld'.
Over dienstbaarheid zich schamen
heeft allen grond, als men een slechte
zaak dient, of een goede zaak slecht
dient.
De schijn, bedriegt, de zonde liegt,
die tijd) vervliegt drie wijze lessen.
Een krach tig ja of neen beduidt meer
dan een omhaal van woorden, die toch
eigenlijk hetzelfde heteekenen.
Schoonheid die in den hemel zijt,
Die de eeuwigheid heeft opgeschreven,
Geef ons iets van uw eindloosheid,
Geef ons van uw verhevenheid,
Van uw geweldigheid
Om groot te leven!
Schoonheid die in de wereld zijt,
Die tusschen menschen hangt te beven,
Geef ons van uw eenvoudigheid',
Geef van uw mededeelzaamheid
Om goed te leven!
Schoonheid die enkel in ons zijt,
Die moeder ons heeft meegegeven,
Geef aan onze oogen zuiverheid,
Geef aan ons hoofd uw helderheid,
Ons hart uw dapperheid
Eerlijk te leven!
Bede, van S. S. van Adcraa van Scheltema.
ALLERLEI.
Kinderspel.
Waarom spelen de kinderen, en wat
is de aard' van het genot, dat zij sma
ken bij het spel Een der eerste elemen
ten van het spel is de behoefte aan en
het genot voor het kind, van illusie.
Het kind legt aan den dag een buiten
gewone geschiktheid om zich zeiven
illusies te scheppen; heel den tijd,
dien het speelt, leeft het in een denk
beeldige wereld, in een wereld van
droomen, die het zelf schept.
Als een too ven aar vervormt het al
les: de voorwerpen, de personen, zich-
zelven. Let maar eens, zoo onge
merkt, op de vermaken van jonge lan
der en en ge zult het gewaar worden.
Een klein meisje en haar broertje
spelen „visite"; broertje is buiten
achter de deur; het meisje, op een laag
stoeltje gezeten, wacht, heel noncha
lant. „de bezoeken" af.
Ha, daar wordlfc gescheld, daar is
iemand-
Zij staat op, het broertje, dat op dit
oogenblik binnentreedt, wordt een da
me; zij biedt haar „eene fauteuil" aan
die, in werkelijkheid een klein
houten bankje is zij begint de
conversatie met haar, vraagt haar:
Hoe gaat het met de kleintjes? Hoe
oud zijn ze nu al? Is het kindje dat
den kinkhoest had, al beter? Enz.
Men ziet het, het scheppen eener
denkbeeldige wereld; heeft met gren
zen niet van doen. Het kind zet een
houten paardje op den grond en laat
het draven, gaJoppeeren, op hol slaan
zijn. verbeelding schept er alles bij wat
er aan ontbreekt; het leeft in de illu
sie, het ziet geen houten paard, het
ziet een echt paard, een trampaard
met tram en koetsier en trambel en
passagiers en conducteur er achter.
Dit scheppingsimstiinct merkt men
vooral op bij het kleine meisje, spe
lend met haar pop.
De pop is werkelijk een wezen,
waarin het kind het leven overgiet.
Als men de spelen van een Klein
meisje gadeslaat, dat zich alleen
waant met haar pop, dan .krijgt men
daar een aardigen kijk op. Men hoort
dan woordjes als deze: „Mijn pop
groeit met den dag, je kan haar japon
niet meer dichtkrijgen", of: „Popje is
zoo verkouden, haar zakdoek is al
kletsnat", en een menigte van derge
lijke uitlatingen, die een blik geven
in wat er in de kinderziel omgaat.
Essentieel is spelen leven in de il
lusie; spelen is scheppen.
Het vervaardigen van papie
ren flesschen.
Papieren flesschen, pannen en an
dere vaatwerken zijn thans
verkrijgbaar, die uit bladen papier
zijn vervaardigd. De voor dit doel
meest bruikbare soort bestaat uit on
geveer 10 deelen lompen, 40 deelen
stroo en 50 deelen bruine houtstof.
Het papier moet zeer sterk gelijmd
zijn. Om het geheel ondoordringbaar
tegen vocht te maken en om gelijk
tijdig de enkele bladen met elkaar te
verbinden, wordt het papier in blad-
vorm op beide zijden met een
mengsel van 60 deelen ontvezeld versch
bloed, 35 deelen gezift krijtpoeder en
5 deelen zwavelzure leemaarde bestre
ken. Wanneer deze laag gedroogd is,
worden 10 15 van zulke bladen,
naar gelang voor het doel noodzake
lijk is, met het mengsel bedekt en het
eene op het andere gelegd en onmid-
delijk in een verhitten vorm gebracht,
waardoor het papier onder sterken
druk de gedaante van zulke bekers
of andere voorwerpen aanneemt,
zooals die worden gewenscht. De
vorm bestaat uit twee helften. Voor
de vervaardiging van een flesch bijv.
is de vorm aan het boveneind met een
mondstuk voor het inbrengen van een
stop of kurk voorzien en aan het
ondereinde met het deel, waarop de
flesch rust, de ziel.
De persvorm wordt matig verwarmd,
voordat de papiermassa er in wordt
gebracht en gedurende de persing gaan
de albuminedeelen van het bloed eene
chemische verbinding aan met het
krijtpoeder, welke verbinding niet
aantastbaar is door water en geest
rijke dranken. Na ongeveer 5 minuten
is de papier-massa vast geworden en
de halve flesch kan er uit genomen
en grondig in de buitenlucht gedroogd
worden, waarvoor 6 a 8 dagen noodig
zijn. De helften worden aan de ran
den, die verbonden moeten worden,
afgeschuind, tezamen gezet en aan
elkaar gelijmd met waterdichte lijm
of met harde gummi-cement, waar
mede de vervaardiging der flesch is
volbracht.
De flesch, of ander vaatwerk, wordt
dan voorzien van een tinnen stop. Twee
tinnen ringen worden over de hals
getrokken en saamgeperst met een
instrument, gelijkend op dat, waar
mede men huizen in een buizenketel
drukt. Het eigenlijke deksel wordt nu
aan den buitensten tinnen ring beves
tigd en een buisvormig mondstuk
neemt de stop op, die wanneer de
flesch gebruik wordt, met behulp van
den ring er uitgetrokken wordt. Na
het afschroeven van den ring wordt
het deksel over de stop geschroefd.
Nadat het voorwerp dit punt van vol
making bereikt heeft, wordt het
inwendig met was of parafine hekleed.
Dit laatste is te prefereeren, daar het
geen reuk of smaak heeft. De voor
werpen kunnen, desgewenscht, gelakt
of gepolijst worden.
Uit de Moppentrommel,
KINDERMOND.
Marietje vraagt: Hoe komt liet toch,
dat de ooievaar de oudste kinderen
altijd het eerst brengt?
ARME MILLIONNAIR.
Is er iets waar van dat gepraat
over de woningellende, mijnheer Zil-
verstein?
Bankier. Natuurlijk; er staan op
het oogenblik twee villa's van me on-
verhuurd leeg.
BAKVISCHJESWIJSHEID.
Onderwijzeres: Wat weet je van
Alexander den Groote!
Bakvischje: Hij ging altijd op ver
overingen uit.
TOESCHIETELIJK.
Mevrouw: Je getuigschriften zijn
heel mooi. maar heb je een vrijer?
Dienstmeisje: Neen, mevrouw, maar
als u het wenscht, kan ik me er een
aanschaffen.
VERKEERD BEGREPEN.
Sergeant (op de instructie): Dus de
soldaat moet er in de eerste plaats
zich aan laten gelegen liggen, de
dienstvoorschriften te leeren. Wel,
Pieters, wat moet den soldaat het
meest aan het hart liggen?
Recruut (die niet opgelet heeft): Dat
...de... (Achterman, hem toefluiste
rend): Dienst...
Recruut (verheugd): De dienstmeis
jes.
EEN ONGELUKKIGE.
Ben je met je man niet gelukkig?
Neen, hij vervult al mijn wen-
schen... en verstikt zoo al mijn idealen
in me.
LEKKER.
Onderwijzer: Wie kan me zeggen,
wat een geheim is?
Jantje (slagarszoon): Waar mijn
vader de worst van maakt.
MODERN.
Vrouw: Wees" niet boos, mannetje;
maar de soep is vandaag een beetje
aangebrand.
Man: Waarom heb je dan de keu
kenmeid vandaag niet laten koken?
Vrouw: Ja... die moest Jantje
zijn Fransche thema's helpen.
ZELFKENNIS.
Bescheidenheid is een zeldzame
deugd, maar ik bezit ze Goddank."
VAN DE DOODEN NIETS
DAN GOED.
Bureauchef: Mijneheeren, zooals ik
gisteren in de courant gelezen, heb, is
uw collega Meier gestorven. Wij heb-
ben in hem een beambte van zeldza
me plichtsbetrachting, van onver
moeibare vlijt, van...
Een der beambten: Pardon, mijn-
heer; de Meier uit de couranten van
isteren is niet de onze.
Chef: Zoo, zoo; dus leeft de vent
nog? Nu. dan heb ik niets gezegd,
anders verbeeldt die luilak zich nog
heel wat!
VERKEERDE AANBEVELING.
Tooneelspeelster: Ik heb gehoord,
dat u heel vlug is met he,t behandelen
van echtscheidingszaken.
Advocaat. Dat is zoo, mevrouw,
zoo vlug mogelijk en zonder opzien.
TooneeJ.'gpeed'ster: Zonder opzien!
Dat spijt me, maar dan moet ik niet
bij u zijn.
WETENSCHAPPELIJKE ONZIN.
Ziet, mijneheeren, van de afme
tingen van Sirius kan men zich vol
strekt geen voorstelling maken; de
maan daarentegen. is als wereldli
chaam tamelijk klein. Daaruit kuntu
opmaken, dat de aarde, die wij be
wonen, precies de juiste grootte heeft.
TEGENVALLER.
Eerst© bedelaar: Wel wat heb je ge
kregen van d'e Vereeniging voor werk-
loozen?
Tweede bedelaar: Niets! Alleen
werk.
Jan. Je doet niets dan glimla
chen van morgen gaat het je zoo naar
den vleesche?
Gerrit. Of het! Er is bij de men
schen die boven ons wonen, een kind
je gekomen.
Hm! Zoo!
Eri een nieuwe Diano.
Nou, dat ziet er eer treurig uit,
je zal in 't vervolg niet veel rust meer
hebben.
Juist het tegendeel. Het kle'ine
jong maakt zoo'n leven, dat je de
piano niet hoort, en de piano maakt
zoo'n lawaai, dat je die schreeuwert
niet kan hooran.
- Het is van belang, zei meneer P.,
ik lees daar, dat in Duitschland zoo'n
sterk goed is uitgevonden, dat kogels
er op afstuiten.
Ik ben eens benieuwd, sprak me
vrouw P.. of het zich goed houdt als
broeken voor onze jongens.
De oplossing van ons vorig prijsraad
sel is als volgt:
MARTINIQUE.
De onderdeelen zijn: nat, riem, Quinine.
De prijs werd bij loting toegewezen
aan den heer C. LINDENBERG, Lange
Wijngaardstraat no. 27rood.
Ons nieuwe Prijsraadsel luidt als volgt:
Eene eigenschap van ieder huisdier
stelt
Mijn eerste u voor; daar 't tweede mij
ner deelen
Een nuttig lid der maatschappij ver
meldt,
Schoon 't voorwerp vaak van spot en
schimp bij velen.
Mijn geheel nochtans is iemand,
Die zijn' plaats bij 't krijgsvolk heeft,
't Welk hij, met een groot geraas, tot
Elke zaak het teeken geeft.
Als prijs loven wij uit:
EEN PORTRETLIJSTJE.
van gevoel. Ze huilde vreesdijk. en
zei, dat je haar beleedi^d had en je
had op Richard ook gescholden.
Ik ik Bredenhofer was bui
ten zichzelf. Geen woord heb ik
gezegd, geen syllabeGeen stom
woord heb ik gezegd
Och, dat moet toch wel, klaagde
zijn zuster. Ik zeg het toch altijd, als
je op mij ook kwaad bent. die ruwe
woorden zijn een verderf. Ze was zoo
ongelukkig, ze is mij een paar keer
om mijn hals gevallen en toen klom
ze in 't rijtuig. Muller was namelijk
hier. hij kwam net langis en wou je
over de graanlevering spreken, en toen
heeft ze van zijn wagen gebruik ge
maakt.
En jij hebt haar laten gaan?
bromde hij. Jans, een uilskuiken ben
je, een uilskuiken
Ze deed, alsof ze die vleierij niet
hoorde.
Die arme kinderen, jammerde ze,
hebben geen geld, geen pfennig, ze
kunnen verhongeren
Wel ja, waarom niet? Krankzin
nigheid 1
Hij ging onzacht aan de ontbijtta
fel Zitten en schoof zijn kopje weg, dat
het rinkelde. Laat. de jongen nu
dan ook zijn eigen vuile wasch maar
schoon makenHij mompelde wat
en steunde den ruigen kop in de han
den. Zoc zat hij een heele poos be
wegingloos.
Juffrouw Jansje sloop op liaai' tee-
nen naar haar eigen hokje. Daar
stond ze met gevouwen handenvoor
de commode en zag met tranen in de
oogen naar het portret op van haar
bruidegom.
Geit, zeg. je bent toch niet hoos
op me, zei ze zacht en vol schaamte,
dat ik die honderd mark aan haar ge
geven heb. die ik voor jou nieuw mar
meren kruis had opgespaard Ik wou
je er zoo graag toch een geven, nu ga
ik wéér sparen, maar wees nu niet
hoos op mij
En toen maakte ze haar kanariekooi
schoon en begoot haar rozen. Daarbij
liepen haar de tranen langs de wan
gen. Lieve God, mompelde ze, ik
ben zoo heelemaal niets, ik kan zoo
heelemaal n'iet, niet eens den een of
ander een beetje helpen kan ikIk
ben een oud vrouwtje, dat nergens toe
dient och jee, och jee
XVII.
De landelijke onschud had vilten
pantoffeltjes moeten koopen ze mocht
niet meer met haar schoenen met spij
kers door het huis huis heen klossen
nu slofte zij, dat de vloer er onder
dreunde.
Mijnheer Bredenhofer was ziek. Hij
lag al dagen lang op de sofa met
koortsachtig glinsterende oogen en ge
spannen roodgloeiende huid over de
wangen. Hij had in de herfststormen
een verkoudheid opgedaan nu kon hij
er niet meer van af komen.
Beneden voor het huis wachtte het
coupeetje van dr. Allenstein deze zelf
zat boven, glanzend van gezondheid
en goed leven. Hij werd dik.
Maar moed gehouden, zeide hij
tot Lena, die hem met groote. glans-
looze oogen vragend aankeek, de
zaak is zoo erg niet. De longen zijn
een beetje aangedaan, maar bij die
verzorging hij kuste de jonge vrouw
galant de hand moet wel alles be
ter worden Allenstein was een vrou
wenkenner die stille weemoed, die
om Lena's gezicht lag, gaf haar een
zekere bekoring. Je zoudt er zelf
patient voor willen zijn, voegde hij er
met een welgemeend lachje bij.
De patiënt hoestte. Zwager, ge
loof je, dat 'ik gauw weer op de heen
zal zijn? vroeg hij mat, Ik moet
zoo ontzaggelijk veel doen. Ik wil nu
toch mijn hoek over Schumann schrij
ven, behalve die kleine opstellen, die
ik Lena dicteer. En dan heb ik een
heerlijk mooi schilderij in mijn hoofd.
Hij richtte zich halvewege overeind en
stopte zich het kanapé-kussen als een
steun in den rug. Je kunt niet ge-
looven, hoe'n origineel idee dat is. Ik
heb er ware begeerte naar Zijn oogen
schitterden.
Je moet je kalmer houden, meen
de Allenstein en streek zijn welver-
zorgden baard. Zoo een echte rust is
beslist noodig. Ik vind het erg ver
keerd. dat die dokter Reuter je bezoekt,
de man windt je maar op. Je moet,
zooals ik al zei, inwendig slapen, dan
zal je eens zien, hoe flink je wordt.
Mij kan niets meer opwinden. De ste
vig gebouwde man zette zijn borst
kas uit en strekte zijn arm naar vo
ren. Voel eens wat 'n spieren, niet
Bredenhofer glimlachte, tegelijk een
weemoedig en een ondeugend lachje.
Dat geloof ik wel, jij, zeide hij.
Toen voelde hij zijn eigen mageren
arm. Daar kan ik niet tegen
op. Lena, wendde hij zich tot zijn
vrouw, heb je nu dat laatste feu'il-
letonnetj© voor de Hamburger Nach-
richten al op de post gedaan Van
daag moeten we een causerie schrij
ven voor de Poseher Zeitung, en mor
gen een voor de Magdoburgische,
Je bent onvermoeid, berispte Al
lenstein.
Maak me maar gauw weer ge
zond, dan kan ik aan iets grootsch be
ginnen en hoef mijn krachten niet
aan die feuilleton-pennerij te verspil
len.
Ik zal liever toch nog eens een
collega meebrengen. De dokter stond
op en trok den prachtigen pels aan en
de bont gevoerde glacees. Een spe
cialiteit voir keel en longen. Adieu,
tot ziens. Richard 1 Tot ziens, zusje-
lief!
Hij ging, verdrietig keek de zieke
hem na. Hij kan niets, mopperde hij,1
ik moest al lang beter zijn. UT voel
toch, dat dat beetje verkoudheid de
moeite niet waard is; hij moest me
wat geven om weer wat aan te ster
ken, een opwekkend droppeltje. Lena,
ik wil toch de thee drinken, die moe
der heeft aangeraden; hier, hij trok
een gekréukeld papiertje uit dien
borstzak van zijn fluweelen jas laat
maar eens voor me halen: IJslaindsch
mos, kandij en anijs; van alle dri'e
evenveel, een uur gekookt. Bit, hij
huiverde dat zal lekker zijn!
Lena, die bij het raam zat, de han
den om haar knieën geslagen, stond
niet dadelijk op.
Lena, zeide hij met luider stem,
versta je me niet?
Zij kromp ineen, en sprong haastig
op.
Hij stak haar zijn arm toe: Zoo, en
help me nu eens uit me goei fluweelen
buis; het oude is nu even goed. Haal
het maar, gauw, ga het dan halen!
Ze ging weg, beval haastig de meid
om naar de apotheek te gaan, en
kwam na een oogenblik met het oude
jasje terug.
(Wordt vervolgd).