Prijsraadsel. heb er mijne sigaar mode aangesto ken! Bobs antwoord wil ik niet herhalen maar onze vriendschap heeft bij die gelegenheid een gevoeligen knauw ge kregen. Mijn eenige troost in het leed was het bewustzijn, dat miss Nelly voor elke teleurstelling bewaard was ge bleven. Madrid bij nacht. (Bij de platen). Zie 3e pagina. Het zou moeielijk uit te maken zijn, wanneer precies de bevolking van Ma drid naar bed gaat, want er is nau welijks een uur in een etmaal, dat de straten niet vol menschen zijn. De rustigste tijd! schijnt te zijn van 2 tot 4 uur in den namiddag en dezellfde tijd in den morgen, ofschoon de rust tijd in den morgen misschien nog be ter gesteld kan worden van 3 tot 4 uur. Zoo goed als altijd1, zelfs in het holst van den nacht, hoort men in de stra ten, waar koffiehuizen en clubs ge vestigd' zijn, het geklik van biljartbal len en er zijn maar weinig straten in Madrid', die zulk een inrichting niet bezitten, omdat vergunning tot het tap pen van drank voor ieder huis op aanvraag wordt verleend. De meeste clubs en café's zijn speelholen: achter de gelagkamer, zelfs van het kleinste koffiehuis, vindt men een doolhof van speelsalons, waar dobbelaars gelegen heid vinden ,hun hartstocht bot te vie ren. Een asyl voor de vele nachtvogels te Madrid zijn de café-concerts, waar het dien geheelen nacht da-uk en le vendig toegaat. Zang en dans, vooral het laatste, zijn de voornaamste num mers van het oneindige programma- Zeer goedkoop zijn de schouwbur gen in de Spaansche hoofdstad!. Een loge voor vijf personen kost gemiddeld zes pesetas (3 gulden) en een stalles plaats één peseta. Er worden soms vi'er voorstellingen op één avond ach ter elkaar gegeven, zoodat de bezoe kers van het laatste stuk in den vroe gen morgen pas naar huis gaan. Zij ontmoeten dan de eerste kerkgangers en zoo komt het, dat d'e Madrileensche straten zoo goed als altijd vol wande laars zijn. Soms struikelen de nach telijke wandelaars over slapende bede laars, die op de openbare pleinen of in de nissen en op de stoepen der hui zen liggen, zonder bijna ooit door de politie te worden gehinderd. Van alle tijden. Voor alle tijden. Op de plaat geven wij een afbeel ding van een nieuw type stoomturbine voor schepen .dat uitgevonden is door den Amerikaanschen kolonel J. J. As- tor en dat in maritieme kringen in de Veraeni'gde Staten groote belangstel ling heeft gewekt. Zooals bekend is, berust iedere stoomturbine op het beginsel, dat de snielhesid van den uitstroomenden stoom direct, dus zonder hem eerst die cylinders van speciale machines te laten passeeren, voor die draaiing van de scheepsschroef wordt gebruikt. Dit geschiedt, doordat men den stoom door het cylinder- of kegelvormig reservoir leidte dat die schroef omgeeft, welke laatste voor dat doel met schuingestel- de flensen voorzien is. De tegen deze Nieuwe stoomturbine voor schepen. vlakken stroomende stoom oefent er bij de schroef zelf geschiedt. Voor dat een druk op uit, die de draaiende be- doel is de binnenwand van het omhul- weging van de schroef tengevolgesel van schuingestelde flensen voor heeft. Terwijl nu het omhulsel, datj zien, die omgekeerd gericht zijn aan de shroef omgeeft, bij andere stoom- die, welke op de schroef zitten. Dien turbines. vast in het schip is aange-| overeenkomstig wordt door den stoom bracht, wordt het bij het type Astor liet omhulsel in tegengestelde richting zelf als draaiende schroef gebruikt en gedraaid als de schroef. Het achterste wel geheel op dezelfde wijze, als dat gedeelte van het omhulsel loopt, uit in tï-5*~w-y-"- een holle trommel, op welker uiteinde een twee- of meervleugeli'ge schroef is bevestigd en waardoor de eigenlijke schroef is gevoerd, zooals op de plaat is te zien. Bij een met de Astor-turbme uitge rust schip zijn dus juist in de midden lijn van het schip, precies als bij i torpedo .twee schroeven aanwezig, die zich in tegengestelde richting bewe gen en van welke de voorste de wer king van de achterste versterkt. De verbruikte stoom wordt gecondenseerd en weer gebruikt tot voeding van den ketel, waarin het opnieuw in stoom wordt omgezet. Bij deze turbine gaat dus bijna geen water verloren. Welk een zegen, zoo zijn leven te mogen besluiten! Maar ook, welk een bron van gerechte zelfvoldoening, te kunnen denken, vol dankbaarheid dat ons de kracht en de gezondheid) werd geschonken dat wij het rijke, volle le ven dat achter ons ligt te danken heb ben aan ons zelve, aan eigen, trouwen arbeid dat wij ons best hebben ge daan! Hoevelen moeten niet scheiden, twijfelmoedig en onvoldaan met wat zij deden .terugziende op illusies die niet verwezenlijkt werden, op een le ven dat zoo geheel anders was dan zij het hadden gehoopt! Dr. Pynappel. Zij zijn de menschenkenners niet, die den mensch haten en verachten, maar zij d'ie hem liefhebben en in hem ge- looven. Hitter. Er zijn dagen in het leven waarop ons hart zoo vol is van geluk en jubelklanken dat we den dichter begrijpen van het heerlijke lied1 ,,An die Freude"; maar er zijn ook dagen dat wij gevoelen dat het „Miserere" moest worden geschreven. Godsdienst is de innerlijke geest die al onze gedachten en handelingen moet doordringen, bezielen en ad'elen. Fichte. Arbeid doodt een mensch niet, maar wel zorg. Zorg is roest op het lemmet. Niet beweging, maar 't knarsen vernielt de machine. Een erkentelijk hart is een gelukkig hart. E- Snellen. Verschil van meeoiing, al is het ook verschil van overtuiging, moet waar heid zoekende menschen niet van el kaar vervreemden. Elise van Calcar. Liever wil ik, goed doende, het doel missen, dan kwaad doende, zegevieren. Sophocles. Het kind bootst alles na: de klan ken der woorden, totdat deze tot ge dachten worden gebonden; die manie ren. totdat het houding krijgt; geheel het kleine wezen wordt gevormd' naar uw voorbeeld'. Over dienstbaarheid zich schamen heeft allen grond, als men een slechte zaak dient, of een goede zaak slecht dient. De schijn, bedriegt, de zonde liegt, die tijd) vervliegt drie wijze lessen. Een krach tig ja of neen beduidt meer dan een omhaal van woorden, die toch eigenlijk hetzelfde heteekenen. Schoonheid die in den hemel zijt, Die de eeuwigheid heeft opgeschreven, Geef ons iets van uw eindloosheid, Geef ons van uw verhevenheid, Van uw geweldigheid Om groot te leven! Schoonheid die in de wereld zijt, Die tusschen menschen hangt te beven, Geef ons van uw eenvoudigheid', Geef van uw mededeelzaamheid Om goed te leven! Schoonheid die enkel in ons zijt, Die moeder ons heeft meegegeven, Geef aan onze oogen zuiverheid, Geef aan ons hoofd uw helderheid, Ons hart uw dapperheid Eerlijk te leven! Bede, van S. S. van Adcraa van Scheltema. ALLERLEI. Kinderspel. Waarom spelen de kinderen, en wat is de aard' van het genot, dat zij sma ken bij het spel Een der eerste elemen ten van het spel is de behoefte aan en het genot voor het kind, van illusie. Het kind legt aan den dag een buiten gewone geschiktheid om zich zeiven illusies te scheppen; heel den tijd, dien het speelt, leeft het in een denk beeldige wereld, in een wereld van droomen, die het zelf schept. Als een too ven aar vervormt het al les: de voorwerpen, de personen, zich- zelven. Let maar eens, zoo onge merkt, op de vermaken van jonge lan der en en ge zult het gewaar worden. Een klein meisje en haar broertje spelen „visite"; broertje is buiten achter de deur; het meisje, op een laag stoeltje gezeten, wacht, heel noncha lant. „de bezoeken" af. Ha, daar wordlfc gescheld, daar is iemand- Zij staat op, het broertje, dat op dit oogenblik binnentreedt, wordt een da me; zij biedt haar „eene fauteuil" aan die, in werkelijkheid een klein houten bankje is zij begint de conversatie met haar, vraagt haar: Hoe gaat het met de kleintjes? Hoe oud zijn ze nu al? Is het kindje dat den kinkhoest had, al beter? Enz. Men ziet het, het scheppen eener denkbeeldige wereld; heeft met gren zen niet van doen. Het kind zet een houten paardje op den grond en laat het draven, gaJoppeeren, op hol slaan zijn. verbeelding schept er alles bij wat er aan ontbreekt; het leeft in de illu sie, het ziet geen houten paard, het ziet een echt paard, een trampaard met tram en koetsier en trambel en passagiers en conducteur er achter. Dit scheppingsimstiinct merkt men vooral op bij het kleine meisje, spe lend met haar pop. De pop is werkelijk een wezen, waarin het kind het leven overgiet. Als men de spelen van een Klein meisje gadeslaat, dat zich alleen waant met haar pop, dan .krijgt men daar een aardigen kijk op. Men hoort dan woordjes als deze: „Mijn pop groeit met den dag, je kan haar japon niet meer dichtkrijgen", of: „Popje is zoo verkouden, haar zakdoek is al kletsnat", en een menigte van derge lijke uitlatingen, die een blik geven in wat er in de kinderziel omgaat. Essentieel is spelen leven in de il lusie; spelen is scheppen. Het vervaardigen van papie ren flesschen. Papieren flesschen, pannen en an dere vaatwerken zijn thans verkrijgbaar, die uit bladen papier zijn vervaardigd. De voor dit doel meest bruikbare soort bestaat uit on geveer 10 deelen lompen, 40 deelen stroo en 50 deelen bruine houtstof. Het papier moet zeer sterk gelijmd zijn. Om het geheel ondoordringbaar tegen vocht te maken en om gelijk tijdig de enkele bladen met elkaar te verbinden, wordt het papier in blad- vorm op beide zijden met een mengsel van 60 deelen ontvezeld versch bloed, 35 deelen gezift krijtpoeder en 5 deelen zwavelzure leemaarde bestre ken. Wanneer deze laag gedroogd is, worden 10 15 van zulke bladen, naar gelang voor het doel noodzake lijk is, met het mengsel bedekt en het eene op het andere gelegd en onmid- delijk in een verhitten vorm gebracht, waardoor het papier onder sterken druk de gedaante van zulke bekers of andere voorwerpen aanneemt, zooals die worden gewenscht. De vorm bestaat uit twee helften. Voor de vervaardiging van een flesch bijv. is de vorm aan het boveneind met een mondstuk voor het inbrengen van een stop of kurk voorzien en aan het ondereinde met het deel, waarop de flesch rust, de ziel. De persvorm wordt matig verwarmd, voordat de papiermassa er in wordt gebracht en gedurende de persing gaan de albuminedeelen van het bloed eene chemische verbinding aan met het krijtpoeder, welke verbinding niet aantastbaar is door water en geest rijke dranken. Na ongeveer 5 minuten is de papier-massa vast geworden en de halve flesch kan er uit genomen en grondig in de buitenlucht gedroogd worden, waarvoor 6 a 8 dagen noodig zijn. De helften worden aan de ran den, die verbonden moeten worden, afgeschuind, tezamen gezet en aan elkaar gelijmd met waterdichte lijm of met harde gummi-cement, waar mede de vervaardiging der flesch is volbracht. De flesch, of ander vaatwerk, wordt dan voorzien van een tinnen stop. Twee tinnen ringen worden over de hals getrokken en saamgeperst met een instrument, gelijkend op dat, waar mede men huizen in een buizenketel drukt. Het eigenlijke deksel wordt nu aan den buitensten tinnen ring beves tigd en een buisvormig mondstuk neemt de stop op, die wanneer de flesch gebruik wordt, met behulp van den ring er uitgetrokken wordt. Na het afschroeven van den ring wordt het deksel over de stop geschroefd. Nadat het voorwerp dit punt van vol making bereikt heeft, wordt het inwendig met was of parafine hekleed. Dit laatste is te prefereeren, daar het geen reuk of smaak heeft. De voor werpen kunnen, desgewenscht, gelakt of gepolijst worden. Uit de Moppentrommel, KINDERMOND. Marietje vraagt: Hoe komt liet toch, dat de ooievaar de oudste kinderen altijd het eerst brengt? ARME MILLIONNAIR. Is er iets waar van dat gepraat over de woningellende, mijnheer Zil- verstein? Bankier. Natuurlijk; er staan op het oogenblik twee villa's van me on- verhuurd leeg. BAKVISCHJESWIJSHEID. Onderwijzeres: Wat weet je van Alexander den Groote! Bakvischje: Hij ging altijd op ver overingen uit. TOESCHIETELIJK. Mevrouw: Je getuigschriften zijn heel mooi. maar heb je een vrijer? Dienstmeisje: Neen, mevrouw, maar als u het wenscht, kan ik me er een aanschaffen. VERKEERD BEGREPEN. Sergeant (op de instructie): Dus de soldaat moet er in de eerste plaats zich aan laten gelegen liggen, de dienstvoorschriften te leeren. Wel, Pieters, wat moet den soldaat het meest aan het hart liggen? Recruut (die niet opgelet heeft): Dat ...de... (Achterman, hem toefluiste rend): Dienst... Recruut (verheugd): De dienstmeis jes. EEN ONGELUKKIGE. Ben je met je man niet gelukkig? Neen, hij vervult al mijn wen- schen... en verstikt zoo al mijn idealen in me. LEKKER. Onderwijzer: Wie kan me zeggen, wat een geheim is? Jantje (slagarszoon): Waar mijn vader de worst van maakt. MODERN. Vrouw: Wees" niet boos, mannetje; maar de soep is vandaag een beetje aangebrand. Man: Waarom heb je dan de keu kenmeid vandaag niet laten koken? Vrouw: Ja... die moest Jantje zijn Fransche thema's helpen. ZELFKENNIS. Bescheidenheid is een zeldzame deugd, maar ik bezit ze Goddank." VAN DE DOODEN NIETS DAN GOED. Bureauchef: Mijneheeren, zooals ik gisteren in de courant gelezen, heb, is uw collega Meier gestorven. Wij heb- ben in hem een beambte van zeldza me plichtsbetrachting, van onver moeibare vlijt, van... Een der beambten: Pardon, mijn- heer; de Meier uit de couranten van isteren is niet de onze. Chef: Zoo, zoo; dus leeft de vent nog? Nu. dan heb ik niets gezegd, anders verbeeldt die luilak zich nog heel wat! VERKEERDE AANBEVELING. Tooneelspeelster: Ik heb gehoord, dat u heel vlug is met he,t behandelen van echtscheidingszaken. Advocaat. Dat is zoo, mevrouw, zoo vlug mogelijk en zonder opzien. TooneeJ.'gpeed'ster: Zonder opzien! Dat spijt me, maar dan moet ik niet bij u zijn. WETENSCHAPPELIJKE ONZIN. Ziet, mijneheeren, van de afme tingen van Sirius kan men zich vol strekt geen voorstelling maken; de maan daarentegen. is als wereldli chaam tamelijk klein. Daaruit kuntu opmaken, dat de aarde, die wij be wonen, precies de juiste grootte heeft. TEGENVALLER. Eerst© bedelaar: Wel wat heb je ge kregen van d'e Vereeniging voor werk- loozen? Tweede bedelaar: Niets! Alleen werk. Jan. Je doet niets dan glimla chen van morgen gaat het je zoo naar den vleesche? Gerrit. Of het! Er is bij de men schen die boven ons wonen, een kind je gekomen. Hm! Zoo! Eri een nieuwe Diano. Nou, dat ziet er eer treurig uit, je zal in 't vervolg niet veel rust meer hebben. Juist het tegendeel. Het kle'ine jong maakt zoo'n leven, dat je de piano niet hoort, en de piano maakt zoo'n lawaai, dat je die schreeuwert niet kan hooran. - Het is van belang, zei meneer P., ik lees daar, dat in Duitschland zoo'n sterk goed is uitgevonden, dat kogels er op afstuiten. Ik ben eens benieuwd, sprak me vrouw P.. of het zich goed houdt als broeken voor onze jongens. De oplossing van ons vorig prijsraad sel is als volgt: MARTINIQUE. De onderdeelen zijn: nat, riem, Quinine. De prijs werd bij loting toegewezen aan den heer C. LINDENBERG, Lange Wijngaardstraat no. 27rood. Ons nieuwe Prijsraadsel luidt als volgt: Eene eigenschap van ieder huisdier stelt Mijn eerste u voor; daar 't tweede mij ner deelen Een nuttig lid der maatschappij ver meldt, Schoon 't voorwerp vaak van spot en schimp bij velen. Mijn geheel nochtans is iemand, Die zijn' plaats bij 't krijgsvolk heeft, 't Welk hij, met een groot geraas, tot Elke zaak het teeken geeft. Als prijs loven wij uit: EEN PORTRETLIJSTJE. van gevoel. Ze huilde vreesdijk. en zei, dat je haar beleedi^d had en je had op Richard ook gescholden. Ik ik Bredenhofer was bui ten zichzelf. Geen woord heb ik gezegd, geen syllabeGeen stom woord heb ik gezegd Och, dat moet toch wel, klaagde zijn zuster. Ik zeg het toch altijd, als je op mij ook kwaad bent. die ruwe woorden zijn een verderf. Ze was zoo ongelukkig, ze is mij een paar keer om mijn hals gevallen en toen klom ze in 't rijtuig. Muller was namelijk hier. hij kwam net langis en wou je over de graanlevering spreken, en toen heeft ze van zijn wagen gebruik ge maakt. En jij hebt haar laten gaan? bromde hij. Jans, een uilskuiken ben je, een uilskuiken Ze deed, alsof ze die vleierij niet hoorde. Die arme kinderen, jammerde ze, hebben geen geld, geen pfennig, ze kunnen verhongeren Wel ja, waarom niet? Krankzin nigheid 1 Hij ging onzacht aan de ontbijtta fel Zitten en schoof zijn kopje weg, dat het rinkelde. Laat. de jongen nu dan ook zijn eigen vuile wasch maar schoon makenHij mompelde wat en steunde den ruigen kop in de han den. Zoc zat hij een heele poos be wegingloos. Juffrouw Jansje sloop op liaai' tee- nen naar haar eigen hokje. Daar stond ze met gevouwen handenvoor de commode en zag met tranen in de oogen naar het portret op van haar bruidegom. Geit, zeg. je bent toch niet hoos op me, zei ze zacht en vol schaamte, dat ik die honderd mark aan haar ge geven heb. die ik voor jou nieuw mar meren kruis had opgespaard Ik wou je er zoo graag toch een geven, nu ga ik wéér sparen, maar wees nu niet hoos op mij En toen maakte ze haar kanariekooi schoon en begoot haar rozen. Daarbij liepen haar de tranen langs de wan gen. Lieve God, mompelde ze, ik ben zoo heelemaal niets, ik kan zoo heelemaal n'iet, niet eens den een of ander een beetje helpen kan ikIk ben een oud vrouwtje, dat nergens toe dient och jee, och jee XVII. De landelijke onschud had vilten pantoffeltjes moeten koopen ze mocht niet meer met haar schoenen met spij kers door het huis huis heen klossen nu slofte zij, dat de vloer er onder dreunde. Mijnheer Bredenhofer was ziek. Hij lag al dagen lang op de sofa met koortsachtig glinsterende oogen en ge spannen roodgloeiende huid over de wangen. Hij had in de herfststormen een verkoudheid opgedaan nu kon hij er niet meer van af komen. Beneden voor het huis wachtte het coupeetje van dr. Allenstein deze zelf zat boven, glanzend van gezondheid en goed leven. Hij werd dik. Maar moed gehouden, zeide hij tot Lena, die hem met groote. glans- looze oogen vragend aankeek, de zaak is zoo erg niet. De longen zijn een beetje aangedaan, maar bij die verzorging hij kuste de jonge vrouw galant de hand moet wel alles be ter worden Allenstein was een vrou wenkenner die stille weemoed, die om Lena's gezicht lag, gaf haar een zekere bekoring. Je zoudt er zelf patient voor willen zijn, voegde hij er met een welgemeend lachje bij. De patiënt hoestte. Zwager, ge loof je, dat 'ik gauw weer op de heen zal zijn? vroeg hij mat, Ik moet zoo ontzaggelijk veel doen. Ik wil nu toch mijn hoek over Schumann schrij ven, behalve die kleine opstellen, die ik Lena dicteer. En dan heb ik een heerlijk mooi schilderij in mijn hoofd. Hij richtte zich halvewege overeind en stopte zich het kanapé-kussen als een steun in den rug. Je kunt niet ge- looven, hoe'n origineel idee dat is. Ik heb er ware begeerte naar Zijn oogen schitterden. Je moet je kalmer houden, meen de Allenstein en streek zijn welver- zorgden baard. Zoo een echte rust is beslist noodig. Ik vind het erg ver keerd. dat die dokter Reuter je bezoekt, de man windt je maar op. Je moet, zooals ik al zei, inwendig slapen, dan zal je eens zien, hoe flink je wordt. Mij kan niets meer opwinden. De ste vig gebouwde man zette zijn borst kas uit en strekte zijn arm naar vo ren. Voel eens wat 'n spieren, niet Bredenhofer glimlachte, tegelijk een weemoedig en een ondeugend lachje. Dat geloof ik wel, jij, zeide hij. Toen voelde hij zijn eigen mageren arm. Daar kan ik niet tegen op. Lena, wendde hij zich tot zijn vrouw, heb je nu dat laatste feu'il- letonnetj© voor de Hamburger Nach- richten al op de post gedaan Van daag moeten we een causerie schrij ven voor de Poseher Zeitung, en mor gen een voor de Magdoburgische, Je bent onvermoeid, berispte Al lenstein. Maak me maar gauw weer ge zond, dan kan ik aan iets grootsch be ginnen en hoef mijn krachten niet aan die feuilleton-pennerij te verspil len. Ik zal liever toch nog eens een collega meebrengen. De dokter stond op en trok den prachtigen pels aan en de bont gevoerde glacees. Een spe cialiteit voir keel en longen. Adieu, tot ziens. Richard 1 Tot ziens, zusje- lief! Hij ging, verdrietig keek de zieke hem na. Hij kan niets, mopperde hij,1 ik moest al lang beter zijn. UT voel toch, dat dat beetje verkoudheid de moeite niet waard is; hij moest me wat geven om weer wat aan te ster ken, een opwekkend droppeltje. Lena, ik wil toch de thee drinken, die moe der heeft aangeraden; hier, hij trok een gekréukeld papiertje uit dien borstzak van zijn fluweelen jas laat maar eens voor me halen: IJslaindsch mos, kandij en anijs; van alle dri'e evenveel, een uur gekookt. Bit, hij huiverde dat zal lekker zijn! Lena, die bij het raam zat, de han den om haar knieën geslagen, stond niet dadelijk op. Lena, zeide hij met luider stem, versta je me niet? Zij kromp ineen, en sprong haastig op. Hij stak haar zijn arm toe: Zoo, en help me nu eens uit me goei fluweelen buis; het oude is nu even goed. Haal het maar, gauw, ga het dan halen! Ze ging weg, beval haastig de meid om naar de apotheek te gaan, en kwam na een oogenblik met het oude jasje terug. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 8