Tweede Blad, behoorende bij „Hassrtem'e Dagblad" van Donderdag 12 Juni 1902. Mo. 5812 Binnenland. Reorganisatie van Kamers van Koophandel en Fabrieken. Op Zaterdag 31 Mei vergaderden des middags hall twee op het stadhuis te Amsterdam ongeveer 70 afgevaardigden van. Kamers van Koophandel en Fabrie ken uit ons land, onder voorzitterschap van den heer Aug. Hendrïchs. Vertegenwoordigd waren 45 kamerste weten: Alkmaar, Amersfoort, Amster- dam, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Ave- reest, Bergen-op-Zoom, Breda, Delft, Deventer, Doesburg, Dordrecht, Eindho ven, Enschedé, Franeker, Groningen, Gorredijk, Gouda, Gorinchem, Den Haag, Haarlem, Hoorn, Kampen, Leeuwarden, Leiden, Nijmegen, Middelburg, Meppel Óldènzaal, Pur'merend, Rotterdam, Sit- tard, Sneek, Schoonhoven, Tiel, Tilburg, Utrecht, Veendarn, Vlissingen, Winters wijk, Zaandam, Zutfen, Zwolle Het reorganisatieplan, dat door een Commissie uit de Amsterdamsche K. v. IC .is opgemaakt, werd in behandeling genomen. De voorzitter herinnerde aan de po gingen, in 1898 reeds In het werk ge steld, die evenwel tot geen resultaat had den geleid. De volgende motie werd hierna in be spreking gebracht. „De afgevaardigden van de Kamers v. Koophandel en fabrieken, te Amsterdam vergaderd op 31 Mei 1902, van oordeel, dat de tegenwoordige re geling ten aanzien van de Kamers van Koophandel en Fabrieken niet voldoet aan de eischen, welke gesteld behooren je worden aan een van overheidswege Ingestelde vertegenwoordiging van han- 3 ei en nijverheid, spreken den wensch uit, dat een regeling van deze vertegen woordiging worde getroffen, waarbij: a. de ondoeltreffende regeling van het kiesrecht wordt herzien; b. aan de Kamers de op haar gebied onmisbare bestuursbevoegdheden wor den verleend; c. de gelegenheid wordt geopend voor de Kamers, ook door steun uit 's rijks kas, de beschikking over voldoende mid delen te verkrijgen; d. regelen worden gesteld voor het sa menwerken der Kamers". Bij de bespreking over punt a der mo tie herinnerde het commissielid, de heer Joh. Enschedé aan de kiesbevoegdheid 4an 1853 en de opheffing daarvan bij de vervalling der Patentwet in 1893. Hij be sprak voorts in den breede de zaak van de kiesbevoegdheid in verband met het reorganisatie-plan. De heer Plate wees er op, dat men zich toch niet met die paar woorden in punt a der motie van de zaak kan afmaken. Een beter omschreven weg diende te worden aangeduid. Een kiesrecht, dat alles aan het toeval overlaat, kan niet als een goed kiesrecht verdedigd worden. Een schoenlapper, die schoenen ver koopt, en een barbier, die coiffeursarli- jselen aan den man brengt, achtte spr. piet de aangewezen procuratiehouders" van de handelshuizen. Het uiteenloopen van het denkbeeld betreffende de voorgestelde reorganisa tie, weet spreker aan het groote verschil der belangen in de verschillende steden fan ons landje. Hij wenschte het kies recht naar de plaatselijke omstandighe den geregeld te zien, daar hij een uni forme regeling als onmogelijk beschouw de. Assen sprak nog een woord ten gunste van de vertegenwoordiging van den klei nen middenstand in de K. »v. K. De voorzitter vereenigde zich met. de meening van den vertegenwoordiger van de Rotterdamsche K. v. K. Hij wenschte volstrekt niet een algeheele negatie van den middenstand, maar hij had vooral door hetgeen bij de laatste verkiezingen voor de Amsterdamsche K. v. K. was ge schied, de overtuiging gekregen, dat het tegenwoordige kiesrechtstelsel voor de K. v. IC. verkeerd werkt. 1-Iet werken in den laatsten tijd van een zekere klasse uit den middenstand, kan, hoe respectabel die mannen ook overigens kunnen zijn, niet in het belang van den handel geacht worden. Het com missielid de heer Enschedé zei dat geen enkele vertegenwoordiger bezwaar kan hebben tegen punt a. Meppel v.roeg of door de voorgestelde 1 regeling de middenstand buiten de IC. v. IC. gesloten zou worden en deze alleen voor den groothandel toegankelijk zou zijn. Punt a der motie, hierna in stemming gebracht, werd met algemeens stemmen aangenomen. Hierna kwam punt b in behandeling. De heer R. Feith herinnerde aan het schema, waarin verschillende bestuurs bevoegdheden waren aangegeven. Wat is er tegen, vroeg spr., dat de IC. v. IC. het recht hebben om tot oprich ting van handels- en vakscholen te kun nen besluiten? Door deze en meerdere bevoegdheden in dien geest zullen onze in het belang van den 'handel kunnen werken. De afgevaardigde van Schiedam achtte het onderwijs in zijn geheel een zaak die buiten de IC. v. IC. omging. Hij zal tegen punt b van de motie stemmen. De beer Enschedé merkte nog op, dat men de K. v. IC. niet moet wenschen als uitsluitend adviseeren'de lichamen. Naast dat adviseerende karakter moet de reor ganisatie gaan in de richting, die de IC. v. K. als gekozen lichamen recht van handelend optreden geeft. Utrecht wenschte het woord „onmisba re" door „wenschelijke" vervangen t€ zien. De heer Feith deelde namens de com missie mede, dat deze zich .wel met de zienswijze van Utrecht kon vereenigen en zelfs het woord „onmisbare" wel wil de laten vallen, waarna aldus punt met op 1 na (Schiedam) algemeene stem men werd aangenomen. Rotterdam en Zutfen bleven buiten stemming. Punt c werd onveranderd aangeno men, met 1 stem tegen (Zwolle), nadat gewezen was op de treurige flnancieele omstandigheden, waarin vele Kamers van Koophandel verkeeren. Enkele af gevaardigden wenschten een zekeren vorm van belasting voor den handel in te voeren, om te bewerken, dat de handel zelf zich meer zal gaan interesseeren voor de IC. v. K. Bij de bespreking over 'punt d stelde de heer Fokker in het licht, hoe het op treden en bloc- door de K. v. IC. zeer in het belang van den handel kan zijn. Meerdere samenwerking tusschen de IC. v. IC. is hierdoor dringend noodzakelijk. Niemand verlangde verder het woord over punt d, dat hierna in stemming ge bracht, werd aangenomen met algemee- 'ne stemmen. Schiedam en Rotterdam onthielden zich van stemming. Nu stelde Zutphen voor, om aan de motie nog een punt toe te voegen, waar bij werd verlangd, dat aan de regeerings- lichamen de verplichting wordt opge legd in zaken van handel- fabrieks- en ni,iverheidswezen het advies der betrok ken Kamers in te winnen en daarvan in hun besluiten te doen blijken. De voorzitter deelde mede, dat tegen de behandeling van dit punt bezwaren bestonden, en de voorsteller trok het in. De motie werd hierna bij acclamatie aangenomen. Bij acclamatie werd voorts de commis sie voorloopig in haar functie bestendigd en goedkeuring verleend om de gevoer de debatten ter kennis van den minister van W., H. en N. te brengen. Bergen-op-Zoom gaf ten slotte nog in overweging bij een eventueele behande ling den Minister de goede diensten van de IC. v. IC. aan te bieden, iets waartoe elke IC. v. IC. bereid gevonden zal wor den. Vervolgens deelde de voorzitter, In een woord van dank aan de afgevaardigden, nog mede, dat het den len Juni 50 jaar geleden is, dat de Kamers van Koophan del werden geopend, en dus herziening na dat tijdsverloop als een dringende eisch kan worden aangemerkt. Hierna werd de vergadering gesloten. Bijbaantjes. De heer mr. E. Bake, referendaris bij den Raad! van State, heeft dezer dagen in „Themis' de vraag besj ken „welke ambten en bedieningen ver.eenigbaar zijn met dJe bet-rekking van onderwijzer aan eene openbare la gere school?' Hij behandelt daarbij ook het geval Ter Laan. In het bovengenoemde artikel komt ook voor een nog al merkwaardige lijst van betrekkingen, d'i'e tot 1 Jan. 1900 door openbare onderwijzers als bijbetrekking zijn waargenomen: 1. Voorzanger in een kerk. 2. Voorlezer in een kerk. 3. Koster een er kerk. 4. Organist in een kerk. 5. Organist in een gasthuis. 6. Kerkvoogd'. 7. Kerkmeester. Boekhouder, schrijver bij oen kerkvoogdij. 9. Administrateur van kerkelijke goederen. 10. Schrijver bij dte kerkelijke admi nistratie- 11. Kerkelijk ontvanger. 12. Boekhouder, schrijver bij de Nedl. Iiarv. Gem. 13. Ouderling. 14. Diaken. 15. Notabel. 16. Lid van een kerkbestuur. 17. Secretaris-boekhouder d'ev Nedi. Herv. Gem. 18- Secretaris van kerkvoogden en notabelen der Nedl Herv. Gem. 19. Kerkedienaars bij de Herv. Gem. 20.' Ontv.-secr. -van eene kerkelijke Gem. 21. Secretaris der Remonstrantsche G*em- XT TT 22. Weesmeester der Ned. Herv. Weezen. 23. Secretaris van het kerkbestuur administrateur van de diaconie der Ned. Herv. Gem. 24. Ophoor dier dter lessen welke de roomsch-katn. kinderen der openbar© school voor dleri pastoor moeten toe ren. Bode -van het bestuur eener af- deeling van den NederlProtestanten bond!. 26. Assistent bij de godsdienstoefe ningen in het lvuis van arrest. 27. Regent van een weeshuis, 28. Regent van ©en gasthuis. 2.9. Secr. van het armbestuur of de armvoogdiij 30. Ontvr. van het armbestuur of de armvoogdij. 31. Boekhr. van het armbestuur of de armvoogdij. 32. Lid van het armbestuur of de armvoogdij. 33. Gemeente-ontvanger. 34.' G emeente-secretari's 35. Commies hij den Burgerlijken Stand. 36. Beambt© bij den Burgerlijken Stand. 37. Gemeente-archivaris. 38. Secretaris bij de brandweer. 39. Brandmeester. 40. Brievengaarder, 41. Administrateur van een begraaf plaats. 42. Directeur van een begraafplaats. 43* Boekhouder van een begraaf plaats. 44. Opzichter van een begraafplaats. 45. Bewaarder van een begraaf plaats. 46. Doodgraver. 47. -Lijkbezorger. 48. Aanspreker. 49. Klokkenist, klokkenluider, 50.' Aflezer van publication. 51. Aanplakker. 52. Secr. of gr iff. van een water schap of polder. 53. Onlv. vaan ©en waterschap of polder. 54. Penningm, van een waterschap of polder. 55. Boekhouder ven een polder. 56. Ontvanger der schoolgelden. 57. Sub-ontvanger der Rijksbelastin gen. Houder van een telephoonkan toer. 59. Klerk op het bureau van den rentmeester. 60. Adjudant-onderroffbij de schut terij. 61. Leer aar aan eene Zeevaart school. 62. Tijdelijk leerar aan eene Hoogere Burgerschool. 63. Tijdelijk leeraar aan eene Bur geravondschool. 64. Tijdelijk onderwijzer aan eien Doofstommen-instituut. 65 Directeur van eene boterfabriek. 66. Boekli. bij eene coöp. boterfa briek. 67. Secr.-penningm. bij een zuivel fabriek. 68 Schrijver .bij ©ene zuivelfabriek. 69.' Boekli.-secr. bij eene coöperatie ve stoomzuiVelfabriek. 70. Secretaris van een landbouwers- bond. 71. Administrateur van een coöp. boerenbond, - 72. Secretaris van een landbouwers- vei" een iging. 73. Secr.-penningm. van een land- bouwersvere en igiii ig. 74. Secretaris van een Maatsch. van landbouw en veeteelt. 75. Secr.-penningm. van een vee fonds. 76. Secretaris-pemiïngm. der Ver een iging ter bevordering van. de bijen teelt in Nederland. 77. Secretaris van een Kamer v. Kooph. en Fabrieken. 78. Secretaris der Friesc'he Maatsch. van Landbouw. 79. Secretaris der vereeniging tot kanalisatie van Westorvvolde. SO. Correspondent voor de ivaarae- het Meteorologisch Instituut te Utrecht. 81. Opnemer van de peilschaal der waterhoogte. 82. Verrichten, van landmeetkundige werkzaamheden. 83. Administrateur, bestuurder, di recteur, secretaris, thesaurier, pen ningmeester, boekhouder of beambte bij eemei spaarbank 84. Hoofdagent, agent of correspon dent van eene levens verzeker ingm ij. 85. Agent, correspondent of boek houder bij een brandassurantie-mij 86. Agent eener verzekering-mij. 87. Secr. van een begrafenisfonds. 88. Boekh. vaneen begrafenisfonds. 89. Penningm. van een begrafenis fonds. 90. Secretaris van een ziekenfonds. 91. Penningm. van ©en ziekenfonds. 92. Agent van een ziekenfonds. 93. Boekhouder bij eene hulpbank. 94. Lid van het bestuur van een spaarbank of spaarkas. 95. Directeur vaai een spaarbank. 96. Penningm. eener spaarbank. 97. Secr. der Vereen. „Eigen Hulp". 98. Correspondent van een kantoor van vaste goederen. 99. Boekli. bij een Kamer van na vraag. 10Ö. Boekhouder. 101. Kantoorbediende. 102. Concierge van het logegebouw. 103. Directeur van een kinderspeel tuin. 104. Administrateur van eene socië teit. 105. Directeur van eene zangvereeni- g'hff. 106. Secr.-boekh. van eene stoorm bo óf onderneming. 107. Secr. bij do Maatsch. tot Nut van 't Algemeen. 108. Secr. van het coll. van regenten der Louisa-stichting. 109. Ontvanger van beurzen-stich tingen. 110. Redacteur, correspondfent. ver slaggever of uitgever van een courant. Letteren en Kunst. Onze Boekentafel. De werken der Zweedsche schrijfster Mathilde Malling zijn een welko me aanwinst voor de boekentafel. Een voud en natuur, warmte en innigheid en daarbij belangrijkheid van Intrigue ma ken ze tot buitengewoon onderhoudende romans. Bij den uitgever C. L. G. Veldt is thans de Hollandsche vertaling van een nieuw werk van deze schrijfster ver schenen, „De Dames van Veld hors t." Arvid en Julie zijn verloofd. Arvid was door Julie's vader als pleegzoon aange nomen. De oude heer had zijn zinnen ge zet op een huwelijk tusschen deze twee en op deze voorwaarde Arvid tot erfge- naam gemaakt. Julie, passief, onnaden kend had toegestemd, zonder lfefde; meenend dat liefde was haar sympathie voor Arvld. Erik Briant, een speelgenoot uit Julie's jeugd komt. na lange afwezigheid van buitenlandsche reizen weer thuis, voelt na langen tijd van ongedwongen om gang met Julie zijn liefde voor haar ont waken; wil zich verzetten en heengaan, doch liefde's macht is hem te sterk en houdt hem geboeid. Elli, een jong meisje, die bij de fami lie. Briant logeert-gedurende de winter maanden, wordt op Arvid verliefd, en de botsing dezer dingen is 't motief van den roman, waaromheen milieu's, toestan den en onbeteekenende karakters gegroe peerd zijn. Men denkt aan Heine's woorden: Ein .Tüngling li ebt ein Madchen Die hat einen an tl ren erwaliH. Der andre liebt eine andre Und hat sich mit dieser vermahlt. al komt het in 't boek zoover niet: De ware gelieven vinden elkaar, i het einde is blijheid en liefdesgeluk. Het dorre geraamte, hier neergezet, lijkt gezocht, lijkt banaal. Maar, bij het lezen verbaast de natuurlijke ontwikke ling, de logische, bevredigende gang van zaken. Er ligt een eigenaardig melancholisch waas over dit boek; het zijn trieste figu ren uit het Noorden, wier karakterteeke- ning een eigenaardige bekoring heeft, die ons sympathiek stemt en dit boek tot een zeer lezenswaardig boek maken, Deze roman doet denken aan een Wer- ner-roman, maar er zit meer kracht, er zit meer waar gevoel, er zit minder zoe telijkheid in. Dit boek zal zijn lezers, maar boven al lezeressen wel vinden. Het 3 een werk, dat belangstelling wekt, en dat zich gaarne tot het einde toe laat lezen. Jammer dat het Hollandsch niet altijd „van vreemde smetten" vrij is. Do uitgever Vincent Loosje heeft een, merkwaardig en lezenswaardig boekje uitgegeven, dat door zijn omslag (de Amerikaansche vlag, de starsand stripes) de aandacht trekt in de uitstal kasten der boekwinkels. Het heet Americanism e, een ver zameling opstellen van niemand minder dan Theodore Roosevelt, den te genwoordig^' President der Vereenigde Staten en is vertaald door den heer J. de Hóóp Scheffer, die reeds meer malen goed vertaalwerk leverde. In een korte voorrede wijst de vertaler er terecht op, dat de oogen van gansch Europa tegenwoordig naar het Westen gericht zijn, dat met Amerikaansche eco nomische toestanden, Amerikaansche po litiek, Amerikaansche litteratuur reke ning gehouden wordt. En daarom meende de uitgever dat een verzameling van een aantal opstellen van Roosevelt, waarin deze zich „let terlijk binnenste buiten keert", in één bundel verzameld, belangstelling zou trekken. Men kan Roosevelt's inzichten in Amerikaansche politiek het best kennen uit het eerste artikel van den bundel: ,IIet ware Americanisme". Er zijn volgens den heer Roose velt wijsgeeren, die voorspellen, dat in de toekomst vaderlandsliefde niet meer beschouwd zal worden als een deugd, maar als een halt van het menschelijk ersland op weg naar den toestand, waarin patriotisme het geheele mensch- dom en de geheele wereld omvat. Best :elijk, zegt hij, maar zoover zijn w< niet, en die wijsgeeren zijn op oogenblik hun tijd nog ver vooruit. Daar om zullen we goed doen, 't voorloopig nog met een beetje patriotisme te doen. Maar z. i. mag liet patriotisme dat Amerikanisme" er de Amerikanen niet toe leiden, om in blinde zelfvergo ding op te gaan, en iets af te weren en af te wijzen dat beter is in het buiten land, alleen omdat het niet-Amerikaansch Patriotisme en hervorming moeten dan ook hand in hand gaan. Want, aldus verklaart hij, „wij Amerikanen heb- ,,ben vele ernstige vraagstukken op te .lossen; vele dreigende gevaren af tewe- ,ren; vele daden te verrichten, waarvoor ,naar ik hoop en vertrouw, ons niet ont- breken de noodige wijsheid, kracht, ,,moed en deugden. Maar wij moeten „de feiten niet verbloemen. Evenmin „mogen wij ons overgeven aan een „dwaas optimisme, als vervallen in een „angstig, onwaardig pessimisme". Volgens hem heeft van alle volken op aarde het Amerikaansche in handen het lot der toekomst. Maar tegelijkertijd waarschuwt hij ook tegen het lot een mode worden van het navolgen van het buitenland. Hij keurt 't af, dat Amerikaansche ouders hun kinderen een opvoeding in Europa laten geven, dat Amerikaansche schilders te Parijs gaan werken, enz., want goede en echte Europeanen worden zij toch niet, terwijl zij veel kans loopen als slechte Amerikanen terug te komen. Wil men iets van den vreemdeling overnemen, dan moet men 't z. i. toch „op zijn Amerikaansch" toepassen. „Geen onzer, aldus .schrijft hij, „kan iets be langrijks tot stand brengen, tenzij hij ,op zijn Amerikaansch aanpakt. Het bij „sommige menschen nog niet geheel uit gedoofd gevoel van vroeger een afhan kelijke kolonie geweern te zijn, naast „een overdreven hechten aan de opinie ,van Europa, maken dat die menschen ,niet hebben kunnen volvoeren wat zij ,doen moesten. Waar wij het onafhanke lijkst optraden hebben wij 't beste werk geleverd. Aan de beroepen, waarin, .zonder slaafsch navolgen, een verstan ,dig gebruik werd gemaakt van buiten- „landsche ondervinding, heeft ons land ,zijn grootste mannen te danken. Wil men nog meer van hem weten en hoe hij over andere zaken en toestanden denkt, dan leze men bijv. het artikel over de „Monroeleer" over de „Hervorming door Maatschappelijk werk," over „So ciale evolutie", over Gebiedsvergroo ting en vrede", enz. En door den naam, die er aan ver bon den is èn door den degelijken inhoud, is dit een werk, dat verdient gelezen te worden. Met verontwaardiging vertelt hij van dc kwellingen eerst op de kweekschool te Leiden, later op het opleidingsschip „de Wassenaer" ondervonden of gezien. Nau- elljks op de Lcidsche Kweekschool ziet hij het volgende: ,Een kleine vlugge kwartiermeester stond op de tafel tusschen de koffie en het brood, z'n handen aan de bovenstó ijzeren stang vast houdende, op een Jon gen te trappen als of hij bezig was vuil? goed in een waschzak te stampen. De jongen hield z'n hoofd omlaag en ving de trappen op met z'n schouder en rug. 't Was niet om aan te zien; toen hij moe was en de jongen dacht dat dé tuchtiging was afgeloopen, gaf hij den stakkerd nog een paar gluiperige, hard klinkende klappen op beide wangen. Toen ging de man weer stil aan het hoofd van de tafel zitten alsof er niets gebeurd was. Later hoorde ik dat de toorn des mans zoodanig opgewekt was doordien de jongen wat koffie van zijn buurman had gekregen, daar hij nog dorst had". Van den tegenzin onder de jongensin den dienst voegt hij er dan ook allerlei staaltjes bij, hoe er twee stierven aan heimwee en een zelf zijn oogen vermink te, om maar afgekeurd te worden en naar huis terug gezonden. Op de Wassenaar was het naar 's' schrijvers oordeel al niet veel beter, wat de „pesterijen" en de straffen betreft. En eenmaal aan boord van het oorlogs schip beginnen zijn ldacliten over de voeding, of ongeschikt voor het Indisch klimaat, zooals snert, of bedorven, voor al wat de scheepsbeschuit betrof, die" krioelde van bruine torretjes. Dan de beperkte slaapruimte, vooral voor den jongen matroos een kwelling omdat hij daardoor licht ruzie kreeg met anderen, die hem een pak slaag gaven." Dankbaar was Van Everdingen, toen' hij wegens een wond aan 't hoofd af gekeurd den dienst verlaten kon. Tn- tusschen, hij heeft geen vak gedeerd, zoo als zijn makkers, kent niets dan varen en beklaagt zich bitter over de tien ver loren jaren. Nu weten wij wel, dat grieven als deze niet maar zoo 'onvoorwaardelijk moeten worden aangenomen. Hier moet ook aan de medaille met de twee zijden worden gedacht, Best mogelijk, dat v. E. het slecht getroffen heeft zeer begrijpelijk, dat het hier en daar in groote organisa ties wel eens ruw toegaat en alles niet op een goudschaaltje kan worden ge wogen. Maar er is één ding, dat in elk geval toch zeker een groote fout in den zeedienst is. Als de minstens (of moeten we zeggen hoogstens) dertienjarige jongen op de kweekschool komt, neemt hij dienst voor twaalf jaar, gerekend van zijn zestiende jaar af. Op een leeftijd dus, dat hij met geen mogelijkheid zichzelven kennen, zijn wenschen en neigingen behoorlijk controleeren kan, verbindt hij zich voor vijftien jaar voorden zeedienst. Wie in de maatschappij rondziet, be denkt hoe vaak een jongen van diea leeftijd zich in zichzelf vergist, wie ho- vendien ziet, hoe vaak zeeofficieren, die elk geval dan toch een aangenamer leven hebben, reeds na weinig jaren den dienst verlaten, die zal met ons instem men, dat men van een jongen van der tien tot zestien jaar hoogstens een proef tijd van vier, maar nimmer een contract van twaalf jaar moest ver-langen. Kan dat niet in de praktijk, zou na dergelijken proeftijd de dienstneming on-, voldoende zijn voor het op sterkte hou den der bemanning, dan is blijkbaar de dienst niet aantrekkelijk genoeg en be hoeven. de daarin bestaande levensvoor waarden klaarblijkelijk verbetering. Marinetoestariden. De heer E. van Everdingen heeft in een boekje Marinetoestanden zijne ervaringen beschreven bij de Marine. Hieruit volgt al van zelf, dat die ringen niet van aangenamen aard zijn, want. de menschen schrijven wel boekjes over hunne grieven, maar niet over hunne gelukkige levensavonturen. Wie het mochten willen lezen, maar hang zijn voor een krassen toon, kun nen we al dadelijk geruststellen: de schrijver vertelt kalm.en bedaard noemt bijna geen namen, zoodat aan wraakneming tegenover personen niet te denken valt. Maar wel zet hij de puntjes op de Sporten Wedstrijden. Amsterdamsche Kegelbond. Tor gelegenheid! van liet 12 1/2-jarig- bestaan van bovengenoemdion KegeL bond;, zal op Zondag 15, Maandag 16 en Dinsdag 17 Juni e.k. op de nieuw te restaur eer ert bamsn van het gebouw der maatschapp. „Parkzicht" aan de Stadhouderskade te Amsterdam, een Bonds-kegelconcours worden gehou den, bestaande uit: a. korpswedtsrijcB; b- personeele wedstrijd', medailles; c,. personeel© wedstrijd!, 2 kaarten, on» kunstvoorwerpen; en d. personeele wedstrijd'. 10 kaarten .eveneens om kunstvoorwerpen. Voor den korps-' wedstrijd zijn uitgeloofd 8 verguld zilveren en zilveren medailles, ben©- vens een medaille als eere-prijs e<a een medaille als consolatie-prijs, vooof den personeelen. wedstrijd b. 10 ver guld! zilveren of zilveren medailles etn een medaille als consolatie-prijs. per soneele wedstrijd c. pl. m. 20 kunst voorwerpen en voor den personeolon 'wedstrijd d. waarvoor niet meer dan Feuilleton» HetverhaalvaneenAmerikaansch vrijwilliger. Een Cubaansche geschiedenis. II. Er was een groote stilte om mij heen terwijl ik in het inktzwarte duister rondzag. Ik wist niet, of ik droomde of waakte. Waar was ik? Mijn oogen stonden wijd! open en, staarden in het donkei". Èr bewoog iets, dat naast mij neer viel. Onmiddellijk daarop boorde ik een zacht, maar boosaardig geluid en in de duisternis voelde ik alles door ban bewegen. Zoodra ik bemerkte, diat het ratten waren, begreep ik ook waar ik was. En ik siste sst, öst, boos op toij zelf, dat ik geslapen h.ad. Na een Weinig bedaard te zijn sprong ik op On liep voorzichtig over den kraken den vloer. Met mijn hand rondtas tend, voelde ik eeai muur, ellen ik volg de nu eens glad, dan eens ruw tot aan een deur, waar ik doorging. Nu bevond ik mij op een hoop oud hout, steenen en kalk, maar ik voelde weer de frissche lucht langs mijn ge zicht strijken; deze kwam van boven, van een plaats, waar het niet zoo don ker was. Daar probeerde ik nu heen te klauteren, totdat ik voelde, dat mijn hoofd en mijn schouders in de open lucht waren. Toen hield; ik mij stil, om even te.luisteren maar al les was doodstil. Ik voelde met mijn knieën de rondingen van dakpannen en ilt klom hoogcr en hooger, totdat ik over den rand kon zien. De binnen plaats lag onder mij. Ik zag ook het dak van een van de omliggende ge bouwen, waar ik gekomen was van uit de vervallen hut. Op een afstand van zoowat 15 M. zag ik een rosachtig vuur onder een afdak. Drie lichamen lagen in de rondlte. Het waren die van den korporaal en de beide solda ten. Het scheen, dlat zij sliepen. Ove rigens was de geheele binnenplaats in schemerduister gehuld. Ik haalde mijn revolver voor den dag en, ik weet niet hoe het kwam, daar viel mijn Cubaansch mes uit de schede en gleed langs die pannen neer in de vervallen hut, waaruit ik naar boven geklommen was. Ik luisterde, alles bleef stil; daarna klom ik weer naar bénedien en het duurde eenige minuten, voordat ik het gevonden had. Toen ik weer op het dak terug was, kijkende, over den rand, was alles nog hetzelfde gebleven, de soldaten slie pen nog. Ik voelde een koudie rilling over mijn rug gaan. Nu wilde iknaari beneden klimmen om op de binnen plaats te komen en hun hunnewapenen ontnemen. Was dit gedaan, dan wit lik met mijn revolver in d'e hand het touw van den ballon dtooriiakken of sterven in mijn waagstuk. Ik nam mijn mes tusschen mijn tanden en liet ,'mij zachtjes naar beneden glijden. Maar opeens werd ik tegengehouden j door een plaats ,die met mos begroeid was en terwijl ik trachtte mij naar beneden te schuiven, brak een der pannen, ik ver looi' mijn evenwicht en viel hals over kop op den grond' op de plaats. Mijn val had' e.en ontzettend geraas gemaakt en hjet scheen onmogelijk, dat de soldaten niet wakker waren ge wórden. Alleen de korporaal had zich even bewogen, maar verder lagen, ze juist zooals te voren. Ik wachtte een oogenblik, totdat de schrik voorbij was. Daarop liep ik langs den muur van het gebouw, om 'dichter bij hen te komen. Eindelijk was ik bij den rand gekomen van de verlichte plaats rond het vuu,r. Nu moest ik uit de schaduw komen, zacht en voorzichtig de verlichte plaats oversteken en hun wapenen wegne men, Ik hield mijn adem in. Toen na derde ik, op de teenen loopend, mijn oogen op die drie mannen gericht, k was misschien nog slechts een paar meters van hen af, toen - Halt! fluisterde een heesche stem of ik schiet. Kn de korporaal richtte zich plotse ling op zijn elleboog op en richtte zijn geweer op mij. De handeling geleek op de plotselinge beweging van een vergiftige slang. Onwillekeurig week ik achteruit. Wij, zagen elkaar aan, ik met mijn revolver op hem, hij met zijn geweer op mij gericht. Zijt gij een der opstandelingen? vroeg de korporaal. Een spion mis schien? Spreek zachter: als ge. d,e anderen waleker maakt, schiet, ik, was mijn antwoord. -- Antwoordt, fluisterde de korpo raal, - Ik ben een Amerikaan, zeide ik. De uitdrukking op zijn gelaat ver anderde. Dan zijn wij vrienden, zeide hij op eens. Wat, gelooft ge me niet? Kijk dan deze beide mannen zijn dood, ik heb I ze doodgestoken. j En terwijl hij zijn geweer liet zak ken, draaide hij de soldalen om, zoo- dat ik den dood op hun gezichten kon zien. j Nu begreep ik alles. De korporaal was een verkleed© opstandeling. De I bevelen, die hij medgebracht had voor de soldaten, waren valsch en alleen gemaakt, om hem een gelegenheid to geven den ballon af te snijden. Daar j hij mij eerst voor een niet-medievech- tonden vluchteling had gehouden,had j hij mij weggezonden, uit vrees, dat ik hem in zijn plan zou hinderen. Hij bad de soldaten gedood, terwijl ik voor de tweede maal tegen het dak op klom. Ze waren in hun slaap ver moord. Op het verdacht geluid was de korporaal stil blijven liggen, totdat ik in het licht kwamen hij zi.jn geweer ik in't licht kwam en hij zijn geweer op mij richtte. Toen vermoedde ik, omdat gij zoo geheimzinnig naderbij kwaamt, dat gij een van do onzen zoudt ziin. zeide hij. Wij slondon ondier het afdak en fluisterden haastig en zacht, opdat, de man in den ballon geen alarm zou maken. Opeens viel mij een vermetel plan in, toen de korporaal aan liet werk wilde gaan. Wacht oen oogenblik! Ik weet wat, zeide ik. Wij zijn nu met ons tweedn. En er is maar één man boven ...als wij den ballon eens neerhaal den... en dan er mee trachtten te ont snappen De korporaal zag mij nadenkend aan. Gij zijt een vermetel man, zeidv hij, aanslaande, Kom, hernam ik, maar begrijjj mij wel! Als wij don ballon kun nep nemen zonder moord, dan doen wij het zoo. De korporaal keek verwonderd. Maar, waarom? vroeg htj, 't tel zoo eenvoudig! Een Cubaan is een Cubaan.' Ik wil geen moord begaan, zeide ik eenvoudig. En de korporaal, die zag, dat dat mijn besluit onverzettelijk was, zeide beleefd: Zooals ge wilt, terwijl hij de schouders onhaaldie.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5