Tweede Blad,
behoorende bij
„Hassrtem'e Dagblad"
van
Donderdag 12 Juni 1902.
Mo. 5812
Binnenland.
Reorganisatie van Kamers van
Koophandel en Fabrieken.
Op Zaterdag 31 Mei vergaderden des
middags hall twee op het stadhuis te
Amsterdam ongeveer 70 afgevaardigden
van. Kamers van Koophandel en Fabrie
ken uit ons land, onder voorzitterschap
van den heer Aug. Hendrïchs.
Vertegenwoordigd waren 45 kamerste
weten: Alkmaar, Amersfoort, Amster-
dam, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Ave-
reest, Bergen-op-Zoom, Breda, Delft,
Deventer, Doesburg, Dordrecht, Eindho
ven, Enschedé, Franeker, Groningen,
Gorredijk, Gouda, Gorinchem, Den Haag,
Haarlem, Hoorn, Kampen, Leeuwarden,
Leiden, Nijmegen, Middelburg, Meppel
Óldènzaal, Pur'merend, Rotterdam, Sit-
tard, Sneek, Schoonhoven, Tiel, Tilburg,
Utrecht, Veendarn, Vlissingen, Winters
wijk, Zaandam, Zutfen, Zwolle
Het reorganisatieplan, dat door een
Commissie uit de Amsterdamsche K. v.
IC .is opgemaakt, werd in behandeling
genomen.
De voorzitter herinnerde aan de po
gingen, in 1898 reeds In het werk ge
steld, die evenwel tot geen resultaat had
den geleid.
De volgende motie werd hierna in be
spreking gebracht.
„De afgevaardigden van de Kamers v.
Koophandel en fabrieken, te Amsterdam
vergaderd op 31 Mei 1902,
van oordeel, dat de tegenwoordige re
geling ten aanzien van de Kamers van
Koophandel en Fabrieken niet voldoet
aan de eischen, welke gesteld behooren
je worden aan een van overheidswege
Ingestelde vertegenwoordiging van han-
3 ei en nijverheid, spreken den wensch
uit, dat een regeling van deze vertegen
woordiging worde getroffen, waarbij:
a. de ondoeltreffende regeling van het
kiesrecht wordt herzien;
b. aan de Kamers de op haar gebied
onmisbare bestuursbevoegdheden wor
den verleend;
c. de gelegenheid wordt geopend voor
de Kamers, ook door steun uit 's rijks
kas, de beschikking over voldoende mid
delen te verkrijgen;
d. regelen worden gesteld voor het sa
menwerken der Kamers".
Bij de bespreking over punt a der mo
tie herinnerde het commissielid, de heer
Joh. Enschedé aan de kiesbevoegdheid
4an 1853 en de opheffing daarvan bij de
vervalling der Patentwet in 1893. Hij be
sprak voorts in den breede de zaak van
de kiesbevoegdheid in verband met het
reorganisatie-plan.
De heer Plate wees er op, dat men zich
toch niet met die paar woorden in punt
a der motie van de zaak kan afmaken.
Een beter omschreven weg diende te
worden aangeduid. Een kiesrecht, dat
alles aan het toeval overlaat, kan niet
als een goed kiesrecht verdedigd worden.
Een schoenlapper, die schoenen ver
koopt, en een barbier, die coiffeursarli-
jselen aan den man brengt, achtte spr.
piet de aangewezen procuratiehouders"
van de handelshuizen.
Het uiteenloopen van het denkbeeld
betreffende de voorgestelde reorganisa
tie, weet spreker aan het groote verschil
der belangen in de verschillende steden
fan ons landje. Hij wenschte het kies
recht naar de plaatselijke omstandighe
den geregeld te zien, daar hij een uni
forme regeling als onmogelijk beschouw
de.
Assen sprak nog een woord ten gunste
van de vertegenwoordiging van den klei
nen middenstand in de K. »v. K.
De voorzitter vereenigde zich met. de
meening van den vertegenwoordiger van
de Rotterdamsche K. v. K. Hij wenschte
volstrekt niet een algeheele negatie van
den middenstand, maar hij had vooral
door hetgeen bij de laatste verkiezingen
voor de Amsterdamsche K. v. K. was ge
schied, de overtuiging gekregen, dat het
tegenwoordige kiesrechtstelsel voor de
K. v. IC. verkeerd werkt.
1-Iet werken in den laatsten tijd van
een zekere klasse uit den middenstand,
kan, hoe respectabel die mannen ook
overigens kunnen zijn, niet in het belang
van den handel geacht worden. Het com
missielid de heer Enschedé zei dat geen
enkele vertegenwoordiger bezwaar kan
hebben tegen punt a.
Meppel v.roeg of door de voorgestelde 1
regeling de middenstand buiten de IC. v.
IC. gesloten zou worden en deze alleen
voor den groothandel toegankelijk zou
zijn.
Punt a der motie, hierna in stemming
gebracht, werd met algemeens stemmen
aangenomen.
Hierna kwam punt b in behandeling.
De heer R. Feith herinnerde aan het
schema, waarin verschillende bestuurs
bevoegdheden waren aangegeven.
Wat is er tegen, vroeg spr., dat de IC.
v. IC. het recht hebben om tot oprich
ting van handels- en vakscholen te kun
nen besluiten? Door deze en meerdere
bevoegdheden in dien geest zullen onze
in het belang van den 'handel
kunnen werken.
De afgevaardigde van Schiedam achtte
het onderwijs in zijn geheel een zaak die
buiten de IC. v. IC. omging. Hij zal tegen
punt b van de motie stemmen.
De beer Enschedé merkte nog op, dat
men de K. v. IC. niet moet wenschen als
uitsluitend adviseeren'de lichamen. Naast
dat adviseerende karakter moet de reor
ganisatie gaan in de richting, die de IC.
v. K. als gekozen lichamen recht van
handelend optreden geeft.
Utrecht wenschte het woord „onmisba
re" door „wenschelijke" vervangen t€
zien.
De heer Feith deelde namens de com
missie mede, dat deze zich .wel met de
zienswijze van Utrecht kon vereenigen
en zelfs het woord „onmisbare" wel wil
de laten vallen, waarna aldus punt
met op 1 na (Schiedam) algemeene stem
men werd aangenomen.
Rotterdam en Zutfen bleven buiten
stemming.
Punt c werd onveranderd aangeno
men, met 1 stem tegen (Zwolle), nadat
gewezen was op de treurige flnancieele
omstandigheden, waarin vele Kamers
van Koophandel verkeeren. Enkele af
gevaardigden wenschten een zekeren
vorm van belasting voor den handel in
te voeren, om te bewerken, dat de handel
zelf zich meer zal gaan interesseeren
voor de IC. v. K.
Bij de bespreking over 'punt d stelde
de heer Fokker in het licht, hoe het op
treden en bloc- door de K. v. IC. zeer in
het belang van den handel kan zijn.
Meerdere samenwerking tusschen de IC.
v. IC. is hierdoor dringend noodzakelijk.
Niemand verlangde verder het woord
over punt d, dat hierna in stemming ge
bracht, werd aangenomen met algemee-
'ne stemmen. Schiedam en Rotterdam
onthielden zich van stemming.
Nu stelde Zutphen voor, om aan de
motie nog een punt toe te voegen, waar
bij werd verlangd, dat aan de regeerings-
lichamen de verplichting wordt opge
legd in zaken van handel- fabrieks- en
ni,iverheidswezen het advies der betrok
ken Kamers in te winnen en daarvan in
hun besluiten te doen blijken.
De voorzitter deelde mede, dat tegen
de behandeling van dit punt bezwaren
bestonden, en de voorsteller trok het in.
De motie werd hierna bij acclamatie
aangenomen.
Bij acclamatie werd voorts de commis
sie voorloopig in haar functie bestendigd
en goedkeuring verleend om de gevoer
de debatten ter kennis van den minister
van W., H. en N. te brengen.
Bergen-op-Zoom gaf ten slotte nog in
overweging bij een eventueele behande
ling den Minister de goede diensten van
de IC. v. IC. aan te bieden, iets waartoe
elke IC. v. IC. bereid gevonden zal wor
den.
Vervolgens deelde de voorzitter, In een
woord van dank aan de afgevaardigden,
nog mede, dat het den len Juni 50 jaar
geleden is, dat de Kamers van Koophan
del werden geopend, en dus herziening
na dat tijdsverloop als een dringende
eisch kan worden aangemerkt.
Hierna werd de vergadering gesloten.
Bijbaantjes.
De heer mr. E. Bake, referendaris
bij den Raad! van State, heeft dezer
dagen in „Themis' de vraag besj
ken „welke ambten en bedieningen
ver.eenigbaar zijn met dJe bet-rekking
van onderwijzer aan eene openbare la
gere school?'
Hij behandelt daarbij ook het geval
Ter Laan.
In het bovengenoemde artikel komt
ook voor een nog al merkwaardige
lijst van betrekkingen, d'i'e tot 1 Jan.
1900 door openbare onderwijzers als
bijbetrekking zijn waargenomen:
1. Voorzanger in een kerk.
2. Voorlezer in een kerk.
3. Koster een er kerk.
4. Organist in een kerk.
5. Organist in een gasthuis.
6. Kerkvoogd'.
7. Kerkmeester.
Boekhouder, schrijver bij oen
kerkvoogdij.
9. Administrateur van kerkelijke
goederen.
10. Schrijver bij dte kerkelijke admi
nistratie-
11. Kerkelijk ontvanger.
12. Boekhouder, schrijver bij de
Nedl. Iiarv. Gem.
13. Ouderling.
14. Diaken.
15. Notabel.
16. Lid van een kerkbestuur.
17. Secretaris-boekhouder d'ev Nedi.
Herv. Gem.
18- Secretaris van kerkvoogden en
notabelen der Nedl Herv. Gem.
19. Kerkedienaars bij de Herv. Gem.
20.' Ontv.-secr. -van eene kerkelijke
Gem.
21. Secretaris der Remonstrantsche
G*em- XT TT
22. Weesmeester der Ned. Herv.
Weezen.
23. Secretaris van het kerkbestuur
administrateur van de diaconie der
Ned. Herv. Gem.
24. Ophoor dier dter lessen welke de
roomsch-katn. kinderen der openbar©
school voor dleri pastoor moeten toe
ren.
Bode -van het bestuur eener af-
deeling van den NederlProtestanten
bond!.
26. Assistent bij de godsdienstoefe
ningen in het lvuis van arrest.
27. Regent van een weeshuis,
28. Regent van ©en gasthuis.
2.9. Secr. van het armbestuur of de
armvoogdiij
30. Ontvr. van het armbestuur of de
armvoogdij.
31. Boekhr. van het armbestuur of de
armvoogdij.
32. Lid van het armbestuur of de
armvoogdij.
33. Gemeente-ontvanger.
34.' G emeente-secretari's
35. Commies hij den Burgerlijken
Stand.
36. Beambt© bij den Burgerlijken
Stand.
37. Gemeente-archivaris.
38. Secretaris bij de brandweer.
39. Brandmeester.
40. Brievengaarder,
41. Administrateur van een begraaf
plaats.
42. Directeur van een begraafplaats.
43* Boekhouder van een begraaf
plaats.
44. Opzichter van een begraafplaats.
45. Bewaarder van een begraaf
plaats.
46. Doodgraver.
47. -Lijkbezorger.
48. Aanspreker.
49. Klokkenist, klokkenluider,
50.' Aflezer van publication.
51. Aanplakker.
52. Secr. of gr iff. van een water
schap of polder.
53. Onlv. vaan ©en waterschap of
polder.
54. Penningm, van een waterschap
of polder.
55. Boekhouder ven een polder.
56. Ontvanger der schoolgelden.
57. Sub-ontvanger der Rijksbelastin
gen.
Houder van een telephoonkan
toer.
59. Klerk op het bureau van den
rentmeester.
60. Adjudant-onderroffbij de schut
terij.
61. Leer aar aan eene Zeevaart
school.
62. Tijdelijk leerar aan eene Hoogere
Burgerschool.
63. Tijdelijk leeraar aan eene Bur
geravondschool.
64. Tijdelijk onderwijzer aan eien
Doofstommen-instituut.
65 Directeur van eene boterfabriek.
66. Boekli. bij eene coöp. boterfa
briek.
67. Secr.-penningm. bij een zuivel
fabriek.
68 Schrijver .bij ©ene zuivelfabriek.
69.' Boekli.-secr. bij eene coöperatie
ve stoomzuiVelfabriek.
70. Secretaris van een landbouwers-
bond.
71. Administrateur van een coöp.
boerenbond, -
72. Secretaris van een landbouwers-
vei" een iging.
73. Secr.-penningm. van een land-
bouwersvere en igiii ig.
74. Secretaris van een Maatsch. van
landbouw en veeteelt.
75. Secr.-penningm. van een vee
fonds.
76. Secretaris-pemiïngm. der Ver
een iging ter bevordering van. de bijen
teelt in Nederland.
77. Secretaris van een Kamer v.
Kooph. en Fabrieken.
78. Secretaris der Friesc'he Maatsch.
van Landbouw.
79. Secretaris der vereeniging tot
kanalisatie van Westorvvolde.
SO. Correspondent voor de ivaarae-
het Meteorologisch Instituut te
Utrecht.
81. Opnemer van de peilschaal der
waterhoogte.
82. Verrichten, van landmeetkundige
werkzaamheden.
83. Administrateur, bestuurder, di
recteur, secretaris, thesaurier, pen
ningmeester, boekhouder of beambte
bij eemei spaarbank
84. Hoofdagent, agent of correspon
dent van eene levens verzeker ingm ij.
85. Agent, correspondent of boek
houder bij een brandassurantie-mij
86. Agent eener verzekering-mij.
87. Secr. van een begrafenisfonds.
88. Boekh. vaneen begrafenisfonds.
89. Penningm. van een begrafenis
fonds.
90. Secretaris van een ziekenfonds.
91. Penningm. van ©en ziekenfonds.
92. Agent van een ziekenfonds.
93. Boekhouder bij eene hulpbank.
94. Lid van het bestuur van een
spaarbank of spaarkas.
95. Directeur vaai een spaarbank.
96. Penningm. eener spaarbank.
97. Secr. der Vereen. „Eigen Hulp".
98. Correspondent van een kantoor
van vaste goederen.
99. Boekli. bij een Kamer van na
vraag.
10Ö. Boekhouder.
101. Kantoorbediende.
102. Concierge van het logegebouw.
103. Directeur van een kinderspeel
tuin.
104. Administrateur van eene socië
teit.
105. Directeur van eene zangvereeni-
g'hff.
106. Secr.-boekh. van eene stoorm
bo óf onderneming.
107. Secr. bij do Maatsch. tot Nut
van 't Algemeen.
108. Secr. van het coll. van regenten
der Louisa-stichting.
109. Ontvanger van beurzen-stich
tingen.
110. Redacteur, correspondfent. ver
slaggever of uitgever van een courant.
Letteren en Kunst.
Onze Boekentafel.
De werken der Zweedsche schrijfster
Mathilde Malling zijn een welko
me aanwinst voor de boekentafel. Een
voud en natuur, warmte en innigheid en
daarbij belangrijkheid van Intrigue ma
ken ze tot buitengewoon onderhoudende
romans.
Bij den uitgever C. L. G. Veldt is
thans de Hollandsche vertaling van een
nieuw werk van deze schrijfster ver
schenen, „De Dames van Veld
hors t."
Arvid en Julie zijn verloofd. Arvid was
door Julie's vader als pleegzoon aange
nomen. De oude heer had zijn zinnen ge
zet op een huwelijk tusschen deze twee
en op deze voorwaarde Arvid tot erfge-
naam gemaakt. Julie, passief, onnaden
kend had toegestemd, zonder lfefde;
meenend dat liefde was haar sympathie
voor Arvld.
Erik Briant, een speelgenoot uit Julie's
jeugd komt. na lange afwezigheid van
buitenlandsche reizen weer thuis, voelt
na langen tijd van ongedwongen om
gang met Julie zijn liefde voor haar ont
waken; wil zich verzetten en heengaan,
doch liefde's macht is hem te sterk en
houdt hem geboeid.
Elli, een jong meisje, die bij de fami
lie. Briant logeert-gedurende de winter
maanden, wordt op Arvid verliefd, en de
botsing dezer dingen is 't motief van den
roman, waaromheen milieu's, toestan
den en onbeteekenende karakters gegroe
peerd zijn.
Men denkt aan Heine's woorden:
Ein .Tüngling li ebt ein Madchen
Die hat einen an tl ren erwaliH.
Der andre liebt eine andre
Und hat sich mit dieser vermahlt.
al komt het in 't boek zoover niet:
De ware gelieven vinden elkaar, i
het einde is blijheid en liefdesgeluk.
Het dorre geraamte, hier neergezet,
lijkt gezocht, lijkt banaal. Maar, bij het
lezen verbaast de natuurlijke ontwikke
ling, de logische, bevredigende gang van
zaken.
Er ligt een eigenaardig melancholisch
waas over dit boek; het zijn trieste figu
ren uit het Noorden, wier karakterteeke-
ning een eigenaardige bekoring heeft,
die ons sympathiek stemt en dit boek
tot een zeer lezenswaardig boek maken,
Deze roman doet denken aan een Wer-
ner-roman, maar er zit meer kracht, er
zit meer waar gevoel, er zit minder zoe
telijkheid in.
Dit boek zal zijn lezers, maar boven
al lezeressen wel vinden.
Het 3 een werk, dat belangstelling
wekt, en dat zich gaarne tot het einde
toe laat lezen.
Jammer dat het Hollandsch niet altijd
„van vreemde smetten" vrij is.
Do uitgever Vincent Loosje
heeft een, merkwaardig en lezenswaardig
boekje uitgegeven, dat door zijn omslag
(de Amerikaansche vlag, de starsand
stripes) de aandacht trekt in de uitstal
kasten der boekwinkels.
Het heet Americanism e, een ver
zameling opstellen van niemand minder
dan Theodore Roosevelt, den te
genwoordig^' President der Vereenigde
Staten en is vertaald door den heer J.
de Hóóp Scheffer, die reeds meer
malen goed vertaalwerk leverde.
In een korte voorrede wijst de vertaler
er terecht op, dat de oogen van gansch
Europa tegenwoordig naar het Westen
gericht zijn, dat met Amerikaansche eco
nomische toestanden, Amerikaansche po
litiek, Amerikaansche litteratuur reke
ning gehouden wordt.
En daarom meende de uitgever dat een
verzameling van een aantal opstellen
van Roosevelt, waarin deze zich „let
terlijk binnenste buiten keert", in één
bundel verzameld, belangstelling zou
trekken.
Men kan Roosevelt's inzichten in
Amerikaansche politiek het best kennen
uit het eerste artikel van den bundel:
,IIet ware Americanisme".
Er zijn volgens den heer Roose
velt wijsgeeren, die voorspellen, dat in
de toekomst vaderlandsliefde niet meer
beschouwd zal worden als een deugd,
maar als een halt van het menschelijk
ersland op weg naar den toestand,
waarin patriotisme het geheele mensch-
dom en de geheele wereld omvat. Best
:elijk, zegt hij, maar zoover zijn w<
niet, en die wijsgeeren zijn op
oogenblik hun tijd nog ver vooruit. Daar
om zullen we goed doen, 't voorloopig
nog met een beetje patriotisme te doen.
Maar z. i. mag liet patriotisme dat
Amerikanisme" er de Amerikanen
niet toe leiden, om in blinde zelfvergo
ding op te gaan, en iets af te weren en
af te wijzen dat beter is in het buiten
land, alleen omdat het niet-Amerikaansch
Patriotisme en hervorming moeten
dan ook hand in hand gaan. Want,
aldus verklaart hij, „wij Amerikanen heb-
,,ben vele ernstige vraagstukken op te
.lossen; vele dreigende gevaren af tewe-
,ren; vele daden te verrichten, waarvoor
,naar ik hoop en vertrouw, ons niet ont-
breken de noodige wijsheid, kracht,
,,moed en deugden. Maar wij moeten
„de feiten niet verbloemen. Evenmin
„mogen wij ons overgeven aan een
„dwaas optimisme, als vervallen in een
„angstig, onwaardig pessimisme".
Volgens hem heeft van alle volken op
aarde het Amerikaansche in handen het
lot der toekomst.
Maar tegelijkertijd waarschuwt hij ook
tegen het lot een mode worden van het
navolgen van het buitenland. Hij keurt
't af, dat Amerikaansche ouders hun
kinderen een opvoeding in Europa laten
geven, dat Amerikaansche schilders te
Parijs gaan werken, enz., want goede
en echte Europeanen worden zij toch
niet, terwijl zij veel kans loopen als
slechte Amerikanen terug te komen.
Wil men iets van den vreemdeling
overnemen, dan moet men 't z. i. toch
„op zijn Amerikaansch" toepassen. „Geen
onzer, aldus .schrijft hij, „kan iets be
langrijks tot stand brengen, tenzij hij
,op zijn Amerikaansch aanpakt. Het bij
„sommige menschen nog niet geheel uit
gedoofd gevoel van vroeger een afhan
kelijke kolonie geweern te zijn, naast
„een overdreven hechten aan de opinie
,van Europa, maken dat die menschen
,niet hebben kunnen volvoeren wat zij
,doen moesten. Waar wij het onafhanke
lijkst optraden hebben wij 't beste werk
geleverd. Aan de beroepen, waarin,
.zonder slaafsch navolgen, een verstan
,dig gebruik werd gemaakt van buiten-
„landsche ondervinding, heeft ons land
,zijn grootste mannen te danken.
Wil men nog meer van hem weten en
hoe hij over andere zaken en toestanden
denkt, dan leze men bijv. het artikel over
de „Monroeleer" over de „Hervorming
door Maatschappelijk werk," over „So
ciale evolutie", over Gebiedsvergroo
ting en vrede", enz.
En door den naam, die er aan ver bon
den is èn door den degelijken inhoud,
is dit een werk, dat verdient gelezen te
worden.
Met verontwaardiging vertelt hij van dc
kwellingen eerst op de kweekschool te
Leiden, later op het opleidingsschip „de
Wassenaer" ondervonden of gezien. Nau-
elljks op de Lcidsche Kweekschool ziet
hij het volgende:
,Een kleine vlugge kwartiermeester
stond op de tafel tusschen de koffie en
het brood, z'n handen aan de bovenstó
ijzeren stang vast houdende, op een Jon
gen te trappen als of hij bezig was vuil?
goed in een waschzak te stampen.
De jongen hield z'n hoofd omlaag en
ving de trappen op met z'n schouder en
rug. 't Was niet om aan te zien; toen
hij moe was en de jongen dacht dat dé
tuchtiging was afgeloopen, gaf hij den
stakkerd nog een paar gluiperige, hard
klinkende klappen op beide wangen.
Toen ging de man weer stil aan het
hoofd van de tafel zitten alsof er niets
gebeurd was. Later hoorde ik dat de
toorn des mans zoodanig opgewekt was
doordien de jongen wat koffie van zijn
buurman had gekregen, daar hij nog
dorst had".
Van den tegenzin onder de jongensin
den dienst voegt hij er dan ook allerlei
staaltjes bij, hoe er twee stierven aan
heimwee en een zelf zijn oogen vermink
te, om maar afgekeurd te worden en
naar huis terug gezonden.
Op de Wassenaar was het naar 's'
schrijvers oordeel al niet veel beter, wat
de „pesterijen" en de straffen betreft.
En eenmaal aan boord van het oorlogs
schip beginnen zijn ldacliten over de
voeding, of ongeschikt voor het Indisch
klimaat, zooals snert, of bedorven, voor
al wat de scheepsbeschuit betrof, die"
krioelde van bruine torretjes.
Dan de beperkte slaapruimte, vooral
voor den jongen matroos een kwelling
omdat hij daardoor licht ruzie kreeg met
anderen, die hem een pak slaag gaven."
Dankbaar was Van Everdingen, toen'
hij wegens een wond aan 't hoofd af
gekeurd den dienst verlaten kon. Tn-
tusschen, hij heeft geen vak gedeerd, zoo
als zijn makkers, kent niets dan varen
en beklaagt zich bitter over de tien ver
loren jaren.
Nu weten wij wel, dat grieven als deze
niet maar zoo 'onvoorwaardelijk moeten
worden aangenomen. Hier moet ook aan
de medaille met de twee zijden worden
gedacht, Best mogelijk, dat v. E. het
slecht getroffen heeft zeer begrijpelijk,
dat het hier en daar in groote organisa
ties wel eens ruw toegaat en alles niet
op een goudschaaltje kan worden ge
wogen. Maar er is één ding, dat in elk
geval toch zeker een groote fout in den
zeedienst is.
Als de minstens (of moeten we zeggen
hoogstens) dertienjarige jongen op de
kweekschool komt, neemt hij dienst voor
twaalf jaar, gerekend van zijn zestiende
jaar af. Op een leeftijd dus, dat hij met
geen mogelijkheid zichzelven kennen,
zijn wenschen en neigingen behoorlijk
controleeren kan, verbindt hij zich voor
vijftien jaar voorden zeedienst.
Wie in de maatschappij rondziet, be
denkt hoe vaak een jongen van diea
leeftijd zich in zichzelf vergist, wie ho-
vendien ziet, hoe vaak zeeofficieren, die
elk geval dan toch een aangenamer
leven hebben, reeds na weinig jaren den
dienst verlaten, die zal met ons instem
men, dat men van een jongen van der
tien tot zestien jaar hoogstens een proef
tijd van vier, maar nimmer een contract
van twaalf jaar moest ver-langen.
Kan dat niet in de praktijk, zou na
dergelijken proeftijd de dienstneming on-,
voldoende zijn voor het op sterkte hou
den der bemanning, dan is blijkbaar de
dienst niet aantrekkelijk genoeg en be
hoeven. de daarin bestaande levensvoor
waarden klaarblijkelijk verbetering.
Marinetoestariden.
De heer E. van Everdingen heeft
in een boekje Marinetoestanden zijne
ervaringen beschreven bij de Marine.
Hieruit volgt al van zelf, dat die
ringen niet van aangenamen aard zijn,
want. de menschen schrijven wel boekjes
over hunne grieven, maar niet over
hunne gelukkige levensavonturen.
Wie het mochten willen lezen, maar
hang zijn voor een krassen toon, kun
nen we al dadelijk geruststellen: de
schrijver vertelt kalm.en bedaard
noemt bijna geen namen, zoodat aan
wraakneming tegenover personen niet
te denken valt.
Maar wel zet hij de puntjes op de
Sporten Wedstrijden.
Amsterdamsche Kegelbond.
Tor gelegenheid! van liet 12 1/2-jarig-
bestaan van bovengenoemdion KegeL
bond;, zal op Zondag 15, Maandag 16
en Dinsdag 17 Juni e.k. op de nieuw
te restaur eer ert bamsn van het gebouw
der maatschapp. „Parkzicht" aan de
Stadhouderskade te Amsterdam, een
Bonds-kegelconcours worden gehou
den, bestaande uit: a. korpswedtsrijcB;
b- personeele wedstrijd', medailles; c,.
personeel© wedstrijd!, 2 kaarten, on»
kunstvoorwerpen; en d. personeele
wedstrijd'. 10 kaarten .eveneens om
kunstvoorwerpen. Voor den korps-'
wedstrijd zijn uitgeloofd 8 verguld
zilveren en zilveren medailles, ben©-
vens een medaille als eere-prijs e<a
een medaille als consolatie-prijs, vooof
den personeelen. wedstrijd b. 10 ver
guld! zilveren of zilveren medailles etn
een medaille als consolatie-prijs. per
soneele wedstrijd c. pl. m. 20 kunst
voorwerpen en voor den personeolon
'wedstrijd d. waarvoor niet meer dan
Feuilleton»
HetverhaalvaneenAmerikaansch
vrijwilliger.
Een Cubaansche geschiedenis.
II.
Er was een groote stilte om mij heen
terwijl ik in het inktzwarte duister
rondzag. Ik wist niet, of ik droomde
of waakte.
Waar was ik? Mijn oogen stonden
wijd! open en, staarden in het donkei".
Èr bewoog iets, dat naast mij neer
viel. Onmiddellijk daarop boorde ik
een zacht, maar boosaardig geluid en
in de duisternis voelde ik alles door
ban bewegen. Zoodra ik bemerkte, diat
het ratten waren, begreep ik ook waar
ik was. En ik siste sst, öst, boos op
toij zelf, dat ik geslapen h.ad. Na een
Weinig bedaard te zijn sprong ik op
On liep voorzichtig over den kraken
den vloer. Met mijn hand rondtas
tend, voelde ik eeai muur, ellen ik volg
de nu eens glad, dan eens ruw
tot aan een deur, waar ik doorging.
Nu bevond ik mij op een hoop oud
hout, steenen en kalk, maar ik voelde
weer de frissche lucht langs mijn ge
zicht strijken; deze kwam van boven,
van een plaats, waar het niet zoo don
ker was. Daar probeerde ik nu heen
te klauteren, totdat ik voelde, dat
mijn hoofd en mijn schouders in de
open lucht waren. Toen hield; ik mij
stil, om even te.luisteren maar al
les was doodstil. Ik voelde met mijn
knieën de rondingen van dakpannen
en ilt klom hoogcr en hooger, totdat
ik over den rand kon zien. De binnen
plaats lag onder mij. Ik zag ook het
dak van een van de omliggende ge
bouwen, waar ik gekomen was van
uit de vervallen hut. Op een afstand
van zoowat 15 M. zag ik een rosachtig
vuur onder een afdak. Drie lichamen
lagen in de rondlte. Het waren die
van den korporaal en de beide solda
ten. Het scheen, dlat zij sliepen. Ove
rigens was de geheele binnenplaats
in schemerduister gehuld.
Ik haalde mijn revolver voor den
dag en, ik weet niet hoe het kwam,
daar viel mijn Cubaansch mes uit de
schede en gleed langs die pannen neer
in de vervallen hut, waaruit ik naar
boven geklommen was. Ik luisterde,
alles bleef stil; daarna klom ik weer
naar bénedien en het duurde eenige
minuten, voordat ik het gevonden had.
Toen ik weer op het dak terug was,
kijkende, over den rand, was alles nog
hetzelfde gebleven, de soldaten slie
pen nog. Ik voelde een koudie rilling
over mijn rug gaan. Nu wilde iknaari
beneden klimmen om op de binnen
plaats te komen en hun hunnewapenen
ontnemen. Was dit gedaan, dan wit
lik met mijn revolver in d'e hand het
touw van den ballon dtooriiakken of
sterven in mijn waagstuk. Ik nam
mijn mes tusschen mijn tanden en liet
,'mij zachtjes naar beneden glijden.
Maar opeens werd ik tegengehouden j
door een plaats ,die met mos begroeid
was en terwijl ik trachtte mij naar
beneden te schuiven, brak een der
pannen, ik ver looi' mijn evenwicht en
viel hals over kop op den grond' op de
plaats.
Mijn val had' e.en ontzettend geraas
gemaakt en hjet scheen onmogelijk,
dat de soldaten niet wakker waren ge
wórden. Alleen de korporaal had zich
even bewogen, maar verder lagen, ze
juist zooals te voren.
Ik wachtte een oogenblik, totdat de
schrik voorbij was. Daarop liep ik
langs den muur van het gebouw, om
'dichter bij hen te komen. Eindelijk
was ik bij den rand gekomen van de
verlichte plaats rond het vuu,r. Nu
moest ik uit de schaduw komen, zacht
en voorzichtig de verlichte plaats
oversteken en hun wapenen wegne
men,
Ik hield mijn adem in. Toen na
derde ik, op de teenen loopend, mijn
oogen op die drie mannen gericht, k
was misschien nog slechts een paar
meters van hen af, toen
- Halt! fluisterde een heesche stem
of ik schiet.
Kn de korporaal richtte zich plotse
ling op zijn elleboog op en richtte zijn
geweer op mij. De handeling geleek
op de plotselinge beweging van een
vergiftige slang. Onwillekeurig week
ik achteruit.
Wij, zagen elkaar aan, ik met mijn
revolver op hem, hij met zijn geweer
op mij gericht.
Zijt gij een der opstandelingen?
vroeg de korporaal. Een spion mis
schien?
Spreek zachter: als ge. d,e anderen
waleker maakt, schiet, ik, was mijn
antwoord.
-- Antwoordt, fluisterde de korpo
raal,
- Ik ben een Amerikaan, zeide ik.
De uitdrukking op zijn gelaat ver
anderde.
Dan zijn wij vrienden, zeide hij op
eens.
Wat, gelooft ge me niet? Kijk dan
deze beide mannen zijn dood, ik heb
I ze doodgestoken.
j En terwijl hij zijn geweer liet zak
ken, draaide hij de soldalen om, zoo-
dat ik den dood op hun gezichten kon
zien.
j Nu begreep ik alles. De korporaal
was een verkleed© opstandeling. De
I bevelen, die hij medgebracht had voor
de soldaten, waren valsch en alleen
gemaakt, om hem een gelegenheid to
geven den ballon af te snijden. Daar
j hij mij eerst voor een niet-medievech-
tonden vluchteling had gehouden,had
j hij mij weggezonden, uit vrees, dat
ik hem in zijn plan zou hinderen. Hij
bad de soldaten gedood, terwijl ik
voor de tweede maal tegen het dak op
klom. Ze waren in hun slaap ver
moord. Op het verdacht geluid was
de korporaal stil blijven liggen, totdat
ik in het licht kwamen hij zi.jn geweer
ik in't licht kwam en hij zijn geweer
op mij richtte.
Toen vermoedde ik, omdat gij
zoo geheimzinnig naderbij kwaamt,
dat gij een van do onzen zoudt ziin.
zeide hij.
Wij slondon ondier het afdak en
fluisterden haastig en zacht, opdat, de
man in den ballon geen alarm zou
maken. Opeens viel mij een vermetel
plan in, toen de korporaal aan liet
werk wilde gaan.
Wacht oen oogenblik! Ik weet
wat, zeide ik. Wij zijn nu met ons
tweedn. En er is maar één man boven
...als wij den ballon eens neerhaal
den... en dan er mee trachtten te ont
snappen
De korporaal zag mij nadenkend
aan.
Gij zijt een vermetel man, zeidv
hij, aanslaande,
Kom, hernam ik, maar begrijjj
mij wel! Als wij don ballon kun nep
nemen zonder moord, dan doen wij
het zoo.
De korporaal keek verwonderd.
Maar, waarom? vroeg htj, 't tel
zoo eenvoudig!
Een Cubaan is een Cubaan.'
Ik wil geen moord begaan, zeide
ik eenvoudig.
En de korporaal, die zag, dat dat
mijn besluit onverzettelijk was, zeide
beleefd:
Zooals ge wilt, terwijl hij de
schouders onhaaldie.