NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
Meestgelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken.
Het verhaal van een Amerikaanse!]
vrijwilliger.
lEr Jaargang.
Vrijdag 13 Juni 1902.
No. 5813
HAAHLEM'S DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS
Yoor Haarlem per 3 maanden1.20
Yoor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente),
per 3 maanden1.30
Franco door liet geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers0.02
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37%
de omstreken en franco per post0.45
ADVERTENTIÊN
Yan 1—5 regels 50 Ots.; iedere regel meer 10 Cts, Buiten bet Arrondissement Haarlem
is de prijs der Ad verten tiën van '15 regels 0.75. elke regel meer 0.15
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlek rabat.
Reclames 30 Cent per regel.
Bureaux: Gebouw Het Spaarne, Kampersingel 70, vlak bij de Turfmarkt.
Telefoonnummer der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122.
Intercommunale aansluiting.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekbandelaren en Courantiers. Met uitzondering van bet Arrondissement Haarlem is bet uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
JDit blad -verschijnt dagelijksbehalve op Zon- en Feestdagen
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. BAUBE Co. JOHN F. JONESSucc., Parijs 3P» Faubourg Montmartre.
jOit nummer bestaat uit
zes bladzijden.
Haarlem's Daglilad van 13 Juni
bevat oa.:
Over den terugkeer der krijgs
gevangenen, Uit Zuid-Afrika, Par
lementaire Praatjes, Portunie
met Duitseliland, Nabetrachting
en Vervolg Gemeenteraad.
Oiïicieele Berichten.
VOORBEREIDEND MILITAIR ON
DERRICHT.
De BURGEMEESTER van Haarlem,
Br neg t ter kennis van belangheb
benden'. dat zijn vastgesteld de vol
gendie bepalingen, betreffende bet ont
vangen van voorbereidend Vilitair on
derricht;
lo. Ten behoeve van toekomstige
iriiliitieplichti'gen en andere jongelie
den wordt in bet a.s. wintertijdperk
van ongeveer half October tot bet
(einde van Februari .gelegenheid gege
ven tot bet ontvangen van voorberei
dend militair onderricht.
2o. Dit voorbereidend militair on
der icht is kosteloos voor de deelnemers
en kan worden gevolgd door jongelie
den van zestien tot vier-eivtwilitig-j
rig en leeftijd'.
3o. Zii. die dit onderricht wenscben
•te volgen, moeten zich diaartoe aan
melden ten bureele van den Majoor,
commandant van liet 3e bataljon _4e
regiment infanterie in da infanterre-
kazerne (Koudiemhorn), voorzien vain
een geboorte-extract of ander bewijs
stuk waaruit die dagfceekening van ge-
boort© behoorlijk blijkt.
4o. De aanmelding tot deelneming
moet plaats hebben vóór of uiterlijk
op 1 Juli 1902.
De door den minister van Oorlog
vastgestelde regeling van hist voorbe
reid-end mililair onderricht, is ter in
zage voor belanghebbenden nedierge-
legd ter gemeente-secretarie, (2e af
deel ilng).
Haarlem. 11 Juni 1902.
De Burgemeester voornoemd,
BOREEL.
NABETRACHTING
van den
GEMEENTERAAD.
De beer Schram heeft gisteren getoond,
een van de verdienstelijkste leden van
onzen Raad te wezen. Hij heei't namelijk,
zij het dan ook tegen zijn zin, den Raad
hartelijk laten lachen en dat is in de
dorheid van de discussies een ware ver
kwikking. 't Was bij bet debat over bet
Muziekkorps, toen hij gewaagde van de
nachtegalen waarnaar de menschen in
den Hout gaan luisteren. En de dwaas
heid van deze veronderstelling lag er
zoo dik bovenop, dat he-t wel een beetje
onbarmhartig van den heer Nieuwenhuij-
zen Kruseman was, om nog eens te zeg
gen, dat hij wanneer iemand van buiten
hem Zondags te 2 uur naar de nachtega
len kwam vragen, verlegen zou wezen
hoe hij die aanwijzen moest.
Intusschen zou voor den strengen zede-
meester hier alle aanleiding wezen om
een vertoog te houden over de grenzen-
looze luchthartigheid, om niet erger te
zeggen, waarmee de democratische
Raadsleden hun voorstel over het mu
ziekkorps hebben ingediend. Daar was
om te beginnen de lieer Groot, die n a-
dat hij het voorstel had helpen indie
nen, was gaan onderzoeken of daarmee
misschien het bestaan van het geheele
korps in gevaar zou kunnen worden
bracht. Was het niet juister geweest om
daarnaar te onderzoeken, voordat hij
het voorstel mee liielp indienen? In dat
geval zou de heer Groot bewaard zijn
gebleven voor de verklaring, dat bij tegen
zijn eigen voorstel stemmen zou.
Diezelfde verklaring legde de heer Hu
genholtz af, evenwel om een andere re
den. Hij beschouwde het gedane voois'el
namelijk als een protest tegen de afwij
zing door den Raad van verschillende
voorstellen, door hem en zijn vrienden
gedaan. Maar het allermooiste was, dat
de heer Modoo ten slotte, na een uitvoe
rig debat, het geheele voorstel introk en
dat wel zonder eenige zichtbare rugge
spraak met zijne medevoorstellers. Voor
ieder, die zijn oogen niet in den zak
heeft gehad, is het dan ook duidelijk
geweest, dat ree-ds vóór de Raadsverga
dering het plan om het voorstel in te
trekken vaststond.
Maar waarvoor diende dan dat gel eele
wijdloopige debat? Alleen tot getuigen?
Inderdaad, zelden heb ik in den Raad
zulke tijdsverspilling gezien en dat wil
in den tegenwoordigen tijd wat zeggen.
Wat een gepraat om niets! Zie den heer
Schram redactieveranderingen voorstel
lende, die niets om 't lijf hebben, den
heer Hugenholtz een voorstel indienen
de, dat de Raad vroeger al tweemaal ver
worpen heeft! Geen wonder dat de ver
gaderingen zoo lang duren en dat wat
er tot stand gebracht wordt precies om
gekeerd evenredig is aan dien besteden
tijd.
Toch moet ik zeggen, dat de toon in de
laatste vergaderingen' wat aangenamer
geworden is. De heer Hugenholtz deed
zelfs een beroep op de juristen in den
Raad en was geneigd tot alles, wat de
burgemeester hem omtrent zijn voorstel
aangaande een arbeidscontract en
scheidsgerecht in overweging gaf. Mocht
dit zoo blijven duren, dan zullen in elk
geval onvruchtbare discussies over wel
willendheid en gewenschten toon voor
taan achterwege kunnen blijven.
Intusschen hebben de gasthuisdocto
ren met hun polikliniek gelijk gekregen
tegenover de gemeentedoctoren. Ik hoop,
dat de Raad van die beslissing geen be
rouw hebben zal, maar ben er niet ge
rust op. Nog daargelaten dat de wrij
ving tusschen de medici er mee blijft
voortduren en kans heeft van nog te
verslimmeren, spreekt liet vanzelf, dat
mettertijd ook weer voor die polikliniek
veel meer geld zal moeten worden uitge
geven. Het is in een geneeskundige in
richting nu eenmaal zoo: ze moet voort
durend beter en grooter worden en de
medici vragen, van hun standpunt te
recht, niet naar de kosten. Waar zeker
is, dat de polikliniek gehuisvest is in nu
al onvoldoende lokalen; waar vaststaat,
dat de stroom naar de polikliniek toe
neemt en dat nu reeds een van de me
dici zijn medewerking daaraan om niet
verleent, wat niemand ten aLLen tijde
volhoudt en ook van niemand kan wor
den gevergd, daar is het mijns inziens
zeker, dat binrmenkort de Raad geld zal
hebben te geven voor uitbreiding van
localiteit of nieuwe lokalen en voor uit
breiding van geneeskundig personeel. De
Raad heeft Woensdagmiddag weer eens
een goede gelegenheid laten voorbijgaan
om zuinig te wezen. De burgerij is er
wel goed voor.
Met de quaestie over de verhouding
tusschen het Gasthuis en de Gemeente
is het blijkbaar nog. altijd niet in den
haak. Wel wordt op hoogen toon verze
kerd, dat het nu dan toch heusch een ge
meente-instelling is, maar het gemeen
tebestuur heeft toch nog niet de courage
gehad om de geneesheeren tot gemeente-
geneesheeren te verklaren en wel om
hun niet onaangenaam te zijn. Welke
onaangenaamheid daarin liggen kan ver
klaar ik niet te beseffen. Nog duidelijker
bleek de halfheid van de verhouding uit
wat de voorzitter'zei over de kliniek. Hij
betwijfelde of, wanneer de gasthuisdi e-
toren de kliniek ophieven, 'de gemeente
de wederinstelling zou kunnen gelasten
en de doctoren bevelen, die te houden.
„Weineen," zei de heer Van Linden Tol,
„in de instructie van den chirurg van
het gasthuis staat niets over een kliniek".
Derhalve heeft de gemeente niets te zeg
gen over een kliniek, die verbonden is
aan een gemeente-instelling en beheerd
wordt door doctoren, die gemeente-amb
tenaren zijn zonder het te heeten. Voor
zoo'n toestand is dunkt mij maar één
benaming: zoo'n toestand is „raar".
En hiermee is het voornaamste van
wat de agenda opleverde voldoende na-
betracht. De heer de Braai bracht bij de
rondvraag de bekende reddingshistorie
weer ter sprake. Wanneer de redder de
medaille van de Maatschappij tot redding
van drenkelingen nog krijgt, dan mag
hij die den heer de Braai uit dankbaar
heid zoo nu en dan wel eens op zijn
Zondagsche jas te dragen geven. In de
kleerkast wel te verstaan, want dit Raads
lid is niet iemand, die zich met vreem
de veeren tooien zou. Alleen vergalop
peerde hij zich, toen hij die zelf zoo
dikwijls tegen vreemde woorden op
tornt, de uitdrukking in casu gebruikte,
niet alleen te onpas, maar ook met den
klemtoon op de laatste lettergreep, waar
die niet hoort.
Zouden zulke quaesties anders niet
evengoed met den burgemeester persoon
lijk kunnen worden behandeld en afge
handeld? De Raad heeft er al bitter wei
nig mee te maken.
Politiek Overzicht.
In het Engelsche witboek betreffende
den vrede komt iets voor, waaruit men
kan opmaken, dat er met den terugkeer
van de krijgsgevangealen nog een gerui
me tijd zal verloop en.
In het ontwerp van het vredesverdrag,
zooals het te Pretoria werd opgesteld,
stond nl. dat de noten van de Trans-
vaalsche regeering en de quitanties door
of uit naam van lcrijgsofficieren afgege
ven, betaald zouden worden, als zij in
orde bevonden waren door de rechterlij
ke commissie, bij wie zij binnen zes
maanden moesten worden ingeleverd.
En dan volgde deze bepaling: „Aan de
krijgsgevangenen zal gelegenheid wor
den gegeven om hun gouvernementsno
ten en quitanties binnen de gezegde zes
maanden in te leveren".
De verwachting is dus, dat er krijgs
gevangenen zijn, en misschien een groot
aantal hunner, die in het eerste halfjaar
Zuid-Afrika niet zien zullen. En. hoeveel
langer kunnen er nog wegblijven!
Een verdere aanwijzing ten deze is het
volgende. In heit oorspronkelijke ontwerp
heette het: „Alle krijgsgevangenen, die
nu buiten Zuid-Afrika zijn, zullen, voor
zoover zij burger zijn, op de verklaring
dat zij de positie van onderdaan van
Z. M. koning Eduard VII aanvaarden,
teruggebracht worden naar de plaats,
waar zij voor den oorlog gewoond heb
ben."
De regeering te Londen veranderde
daarin: „de krijgsgevangenenzullen
geleidelijk naar hun woonplaats terug
gebracht worden zoo spoedig vervoer
middelenbeschikbaar zijn en hun levens
onderhoud verzekerd is." De terugkeer
zal dus geleidelijk zijn; dit seinde, de re-
geering er nog uitdrukkelijk bij.
Nog een kleine, maar beteekenis-
volle verandering bracht de Engelsche
regeering in hot oorspronkelijke ont
werp. Zij verlangde, van de krijgsge
vangenen, gelijk ook van de andere
burgers buiten Vrijstaat en Trans
vaal te velde, die naar hun woon
plaats teruggebracht zullen worden,
dat zij „behoorlijk" (duly) verklaren
de positie van onderdaan van koning
Eduard aan te nemeai. En zoo staat
het in 't verdrag. De Engelsche regee
ring heeft natuurlijk uit te maken,
wat in deze behoorlijk is. Zou zij al-
Ion een eed van trouw a-an den koning
opjleggeai? Is dait volkenrechter-lijk
het gebruik, geoorloofd? En heeft een
diergelijke eed, feitelijk onder dwang
verkregen, waarde?
Men beeft opgemerkt, dat alleen de
burgers teruggebracht zullen worden,
d.w.z. al wie burger was bij het uit
breken van den oorlog. Wie toen nog
niet het volle burgerrecht in een der
republieken verkregen had en nu nog
onder de commando's of die krijgsge
vangenen is, zal, bevindt hij zich in
Zuidl-Afrika, misschien evenais de vier
Amerikanen, die zich dezer dagen
mede in Transvaal kwamen onder-
w,repen, uit Zuid-Afrika verbannen
worden; en is hij buiten Zuid-Afrika
in krijgsgevangenschap, waarschijn
lijk naar zijn vroeger vaderland te
ruggestuurd wordten. Tenzij de mo
gendheden Engeland kunnen bewegen
daarvan af f.& zien; maar hot komt
ons twijfelachtig voor, dlat het hun ge
lukken zou.
Buitenlandsch Nieuws
Uit Zuid-Afrika.
Alle. Russische bladen zijn eenstem
mig in hun uitingen van spijt en droe
fenis over den afloop van de vredies-
ond erhande 1 i ngen in Zuid-Afrika.
Zooals gedurende den geheelen oorlog
van den beginne af aan, de Russische
pers geen doek voor den morid heeft
genomen, en ook niet gemuilband
werd, zoo slaan ook nu allen een hcf-
ligen toon o.an tegen Engeland. Ern
stige min of meer officieuse bladen
doen nu meer dan ooit bun waar
schuwende stem liooren tegen Enge-
lands overmoed. De Birzj. Wedomosti
ziet in 't Engelsch imperialisme, dat
met dezen oorlog zijn werk mot zoo
veel succes bekroond' ziet. een gevaar
voor geheel Europa, en vooral voor
Rusland', dat door Groot-Britanje in
den loop dezer eeuw als de natuurlij
ke vijand is beschouwd, dat door En
geland steeds werd aangevallen, zon
der dat het ooit tot een oorlog kwam.
't Zijn niet die imperialistische mi
nisters, met wie men te doen heeft,
maar 't is het geheele Engelsche volk
nu, dat züch verbeeldt, dat het e-en
Goclgeva 1 ligwerk is. moord en brand
te stichten, ter verbreiding van Enge-
lancüs wereldmacht. Wanneer na eeni-
gen tijd Engeland weer de handen
vrij heeft, en het weer een grootere
rol zal willen spelen op het intematio-
lo toon eel. dan zal het vooral Rusland
zijn, dat op Engeland's optreden, acht
heeft te slaan.
De overgaven beliepen tot op Maan
dagmorgen, volgens een Reuter-tele-
gram uit Prefora, reeds 7000 in de
verschillende districten.
Reuter seinde den 8en uit Pretoria,
dat zich alsnog overgegeven hadden
364 man van de commando's uit Mid
delburg, Bethal, en Ermelo aan Bruce
Hamilton; 478 man van de comman-
do's uit Pretoria, Middelburg en Bolcs-
bui'g aan kolonel Bradford te Balmo
ral; en 1100 aan generaal Walter Kit
chener in het W. van Transvaal.
Central News voegt er aan toe, dat
I Bruce Hamilton Maandag te Ermelo
verdere overgaven in ontvangst nam
I en daar gisteren ook nog voor dat doel
zoude blijven. Morgen hout hij zit-
jting te Wakkerstroom, dien 13en nabij
Utrecht, te Vrijheid 14 en 15 dezer en
hij komt dan den lGen bij de welbe
kende de Jagersdrift aan.
Walter Kitchener nam overgaven in
ontvangst en zamelde wapens in te
jVlakplaats op 8 diezer. Maandag zat
hij te Boschlioeknek. Verder gaat
hij naar verschillende plaatsen, die
generaal cle la Re-ij hem zal aanwij
zen.
Generaal Elliot zat Maandag te Ba-
tukfontein (Brakfontein?) nabij den
'spoorweg; hij zoude gisteren te Kroon
stad te spi-eken zijn en dan te Velged-
boom (Wilgeboom?) nabij Winburg.
Den 14dem is hij op Latmuus Farm bij
I Brandifort en te Quaggahoek bij
Bloemfontein dien 17den.
Deze opsomming wordt weer beslo
ten met een verzekering van „roeren
de tooneelen". Van alle kanten ko
men de Boeren aangereden, sterker
nog: aangegaloppeerd; zij werpen hun
geweven neer en velen roepen uit:
„Goddank, dat het uiit is!" Te Middel
burg en op andere plaatsen hadden
de treffendste tooneelen plaats. Boe
ren en Engelscben drukten elkaar de
hand, zongen God save the King en
verbroederden zich in 't algemeen.
Inderdaad treffend, zelfs... als 't
waar is.
Reuter verklaart, of liever poogt te ver
klaren, de verliezen van het Engelsche
leger in Zuid-Afrika vier dagen na het
teekenen van den vrede. Het zijn, zegt
het agentschap, afzonderlijke gevallen
van voorposten-schermutselingen en van
vuren tusschen voorgeschoven afdeelin-
gen tengevoge van misvatting of onwe
tendheid aan de zijde der strijders over
het sluiten van den vrede. Dat was bv.
het geval op 4 dezer, toen luitenant Mc.
Keech nabij Vereeniging sneuvelde en
luitenant Rayne gewond werd. Ofschoon,
vervolgt Reuter, deze incidenten zeer be
treurenswaardig zijn, behoeft men er
geen politieke beteekenis aan te hechten
en aan het departement van oorlog be
schouwt men ze ook volstrekt niet als
een verrassing, de groote uitgestrektheid
grondgebieds, waarover de militaire ope
raties plaats hadden, in aanmerking ge
nomen.
Ondanks deze verklaring van Reuter
blijven wij het toch verwonderlijk vin
den, dat men na vier dagen nabij Ver
eeniging, waar een paar weken lang'
over vrede beraadslaagd is, nog niet weet
dat en op welken dag die vrede tot stand
is gekomen.
Martinique.
„Het Vaderland." heeft een brief
ontvangen van een der officieren van
de Koningin-Regentes, het Nederland
se lie oorlogsschip, dat telegrafisch
last ontvangen liadi om hulp te bren
gen aan de- noodlij diendon op Martini
que.
„Wij waren, schrijft die officier,
toen net op de kust van Venezuela,,
inaar zoodra we terug waren namen
we kolen in en begonnen goederen in
te nemen. In Curasao was ongeveer
f 1500 gecollecteerd en het Holl. gou
vernement. bad: 5000 beschikbaar ge
steld, en d'aar hadden we nu levens
middelen. kleederen, desinfectie- en
verbandmiddelen voor gekocht. Toen
we het rommeltje in hadden, vertrok
ken we dadelijk naar Fort de Franco,
waar we Pinkster-Maandag aankwa
men. Daar hoorden we al dadelijk do
bevestiging van de verschrikkelijke te
legrammen, dlie we op Curasao hadden
ontvangen. Onze hulpmiddelen wer
den dankbaar aanvaard:, hoewel er
geen erge nood! was. Er waren wel
wel vluchtelingen, zoo dat levensmid-
dolen altijd wiel te pas kwamen, maar
gebrek was er niet. Dinsdagmorgen
werden we om 5 uur plotseling gewekt:
„de vulkaan barst weer uit" en jawel
toon we aan dek kwamen zagen we
uit een donkere lei blauwe wolk waar
in bliksemflitsen onophoudelijk zig
zagden, een vettige geelwitte dwarre
lende wolk op stijgen, die snol hoi r
kwam en dichter bij ons. AL meer en
meer bedekte zij den gehoelen hemel,
terwijl die lucht in 't noorden oen
steeds somberdier tint aannam. Plot
seling hoorden we een gctikkel op de
tent en merkten we dat er een dichte
asch- en steentjesregen viel. De meeste
brokjes haddien de grootte va erwten
en knikkers, maar we raapten er ook
een paar op zoo groot als kievitseieren.
Het duurde een half uurtje en werd
toen langzamerhand minder, hoewel
er dien geheelen ochtend nog een fijne
asch regen bleef vallen, tol, omstreeks
Feuilleton.
Een Cubaansche geschiedenis.
Wacht, dat is waar- ook, dat ver
gat ik, zeide ik hardop. Het is gevaar
lijk, om in het duister te dalen; want
wij kunnen de aarde niet zien en we
kunnen op een boom of een rotspunt
terecht komen en een ongeluk krij
gen.
Maar het anker dan? zuchtte de
korporaal.
Ach, riep ik ongeduldig, we kun
nen immers niet zien. Hoe kunnen
we het anker uitwerpen, als wij niet
weten, waar? Wij moeten niet lager
gaan, voordat het licht wordt..
Lieve hemel, mompelde ik in mij
zelf, als ik dat niet bijtijds bedacht
liadf!
Het was een lang, vervelend wach
ten, totdat het eerste morgenrood ver
scheen. 't Eerste lichtstreepje groei
de aan en veranderde van kleur. Een
gele streep aan dien horizon zond ons
een koud lieht toe. Spoedlig konden
wij nu beter zien naar beneden. Ik
opende nu den g&sklep en wij daalden
snel. Spoedig zag ik, dlat er een bosch
onder ons lag. Ik kwam naderbij en
toen liet ik de klep weer sluiten,
en den ballon ov-eir de hoornen heen
drijven, want ik zocht een open
plaats om te ankeren. Een groote golf
van schaduw lag tusschen liet groen
De donkere plaats kwam naar ons toe;
er stonden geen boeman op, alleen
aan de kanten. Daar liet ik het an
ker vallen. Het vatte iets een
schok. Toen wendde ik mij tot den
korporaal en zeide opgewekt:
't Ts in orde, het anker heeft ge
vat.
Er w.as een plaats om te zitten
langs den rand van de mand'. De kor
poraal en ik waren beide moe. En wij
gingen zitten, oan rustig meer licht af
te wachten. Dadelijk waagde die kor
poraal een veronderstelling.
Ik geloof, dat dit het bosch van
Cluena is, zeide hij, op de boomen on
der hem wijzend.
Cuêna? vroeg ik belangstellend,.
Ja, antwoordde hij, ik denk hef,
omdlat het zoo groot is. En die heuvel
daar zal St. Sebastian zijn. Aan de
andere zijdJe is een stad) met een groot
Spaansch garnizoen.
Ik keek over den rand van die mand
in de richting, die hij aanwees, maar
het landschap was nog te onduidelijk.
Denkt ge dat, zeide ik slaperig.
J,a, hernam die korporaal, maar
als het lichter wordt, lean ik het be
ter zien. Als het St. Sabastiaan is, dan
zijn wij tamelijk vei- van onze vrien
den.
Zoo—oo! gaapte ik. Ik ben dood
moe en hongerig ook. En terwijl ;k
rondkeek, zag ik een mandje staan.
Kijk diaar eens in, korporaal,
vroeg ik hem. Misschien zit daar wel
iets eetbaars in.
Het deksel kraakte, toen hij het op
lichtte.
Goede hemel, riep hij uit, terwijl
hij mij vroolijlc een gebraden kip en
brood aangaf en hij voegde er bij:
En wijn ook, terwijl hij een klei
ne houten flesch er uit haalde.
- Jij bent zeker niet hongerig. Je
wilt zeker niets hebben, zeidie ik
schertsend.
De korporaal lacht-te en liet zijn
groote witte tanden zien. Wij lachten.
Ik had een vollen mond en kon niet
duidelijk spreken.
- Pardon ik verstond u niet. zei
de korporaal, terwijl hij een glas in
zijn hand hield en met de andere den
stop van de houten flesch trachtte af
te schroeven.
Daar beneden moet een weg zijn,
herhaalöte ik, terwijl ik in de donkere
diepte wees, waar wij het anker had
den laten vallen.
Wie weet, zei de korporaal on
verschillig, omdat al zijn attentie op
den wijn gericht was, dien hij juist
in zijn glas schonk.
De korporaal en ik hadden ieder
een glas gedronken.
D.rink nog een glas, luitenant,
zeidie hij, terwijl hij mij een tweede
aangaf.
Ik zag hem aan over den rand van
het glas en zeide:
Op je gezondheid'.
Maar de wijn kwam niet over mijn
lippen.
Een ploitseling .gevaar kwam vaji
beneden, wij voelden een schok en
vielen op onze knieën in de mand, ter- j
wijl wij in een witten stoom gehuld
werden. En de toestand werd nog er
ger, want die mand werd geheel scheef
getrokken en de ballon lag horizon
taal boven ons. Ik voelde, dat wij
door ecfn vj'eqselijke kracht werden
medegesleurd. Toen ik den korporaal
toeschreeuwdie, om zich stevig vast te
houden, was opeens de witte wolk
verdwenen. En die mand vloog door
de lucht in een groote vaart, die lang
zamerhand regelmatiger werd na de
eerste (schokken. Toen begreep ik,
wat gebeurd) was.
Ons anker had een dwarslegger ge
vat. Nu was een trein door een tunnel
komen aanstoomen en het anker had
op een of andere wijze den locomotief
vooraan gevat.
Met moeite klom ik in een houding,
vanwaar ik kon zien; we hingen bo
ven den lokomotief van een passagier-
trein. De machinist riep mij aan in
het Spaansch, terwijL hij angstig naar
boven keek.
Vragen en antwoorden kruisten el
kander snel.
Opeens trok ik mijn .revolver.
Met vollen stoom vooruit! schreeuw
de ik hem toe.
Hij trachtte zich te bedlekken achter
wat kolen. Ik schoot hem door zijn
pet; een tweede schot verbrijzelde een
stuk steenkool. Hij stak de banden
smeek end op.
Met vollen stoom vooruit dan!
beval ik, of ik schiet nog eens!
Gehoorzaam trok hij aan een knop.
De man had mij verteld, dat het een
trein met soldaten was, maar tot nog
toe schenen diezen onze tegenwoordig
heid niet bemerkt te hebben.
Als wij het kamp te Vittoria
maar konden bereiken, dan zouden
wij gered zijn, zeide de korporaal.
Wij zullen er komen, zeide ik
vastbesloten, toen ik de versnelling
van de beweging waarnam met een
opgewondenheidi, als ik nooit weer
zal voelenNeen, ik zal hot touw
niet doorsnijden, dian zullen de troe
pen met ons medevoeren of sterven
als mannen.
Het schitterende zonlicht scheen in
het groene bosch, waardoor do trein
in volle vaart reed. Een verward ge
mompel van de soldaten onder oris be
wees, dat zij ongerust werden over de
duizdlingwekkeride snelheid, waar
mee zij reisden.
Ik kon mij voorstellen, dat zij hun
hoofden door de raampjes staken, om
te zien. wat er aan die hand was.
Nog tien minuten in deze vaan
en wij zijn door de Spaansche linie
heen en bij onze eigen troepen, zeide
de korporaal.
Ik gaf geen antwoord. Ik was bang
voor een kromming in den weg, dien
wij spoedig zouden bereiken.
F.n het was. zooals ik vermoed had.