NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Meestgelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken.
FRANK LEY.
JPr .Taarenns*.
Vrijdag 27 .Juni 1902.
No. 5825
HAAHLEM'S DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
"Voor Haarlem per 3 maanden1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente),
per 3 maanden1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers0.02^
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37J4
de omstreken en franco per post 0.45
ADVERTENTIËN
Van 15 regels 50 Ots.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten bet Arrondissement Haarlem
ie de prijs der Advertentien van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat
Reclames 30 Cent per regel.
Bureaux: Gebouw Het Spaarne, Kampersingel 70, vlak bij de Turfmarkt.
Telefoonnummer der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122.
Intercommunale aansluiting.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM.
Abonnementen en Advertentien worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekbandelaren en Courantiers. Met uitzondering van bet Arrondissement Haarlem is bet uitsluitend recbt tot plaatsing van Advertentien
en Reclames betreffende Handel, Ngverbeid en Geldwezen, opgedragen aan bet Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Dit blad. verschijnt dagelijks» behalve op Zon- en Feestdagen
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publigté Etrangère G. Li DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succl, Parijs 31^* Faubourg Monrnuirtrë.
Haarlem's Dagblad van 27 Juni
bevat oa.:
Milner weer over de Kaapsche
grondwet, Een toespraak van pre
sident Loubet, De koning van
Engeland. Internationale Arbitrage
Zang wedstrijd, Nabetrachting en
vervolg Gemeenteraad.
Oi'ficieele Berichten.
De BURGEMEESTER van Haarlem
gezien de artikelen 120 en 121 der militie-
wet 1901, luidende als volgt:
Art. 120. Hij (de verlofganger) meldt
zich binnen dertig dagen na den dag
waarop hem de verlofpas is uitgereikt,
bij den Burgemeester zijner woonplaats
aun, ten einde deze zijn verlofpas voor
gezien teekene.
Voor hem, bedoeld in de eerste zin
snede van art. 14, onder lo., voorlaatsten
volzin, wordt de gemeente Amsterdam,
en voor hem, bedoeld in de eerste zin
snede van genoemd artikel onder lo.,
laatsten volzin, onder 2o., laatsten volzin
en onder 3o., laatsten volzin, wordt de
gemeente Rotterdam, voor woonplaats
gehouden, tenzij hij zich binnen eene an
dere gemeente des Rijks vestigt..
Art. 121. De verlofganger, die zich in
eene andere gemeente gaat vestigen,
geeft daarvan kennis aan den burge
meester zijner woonplaats. Hierbij geldt
de tweede zinsnede van art 120. Binnen
dertig dagen na den dag, waarop hij
komt in de gemeente, waarin hij zich ves
tigt, meldt hij zich aan bij den burge
meester dier gemeente, ten einde deze
zijn verlofpas voor gezien teekene.
Brengt, naar aanleiding van eene .*,u-
noodiging van den heer Commit
der Koningin in deze provincie, ter cpen-
.bare- kennis, dat de verlofganger zich
naar luid van de aangehaalde wetsarti
kelen in Persoon behoort aan te meiden
tot het voor „gezien" doen teek^ m van
zijnen verlofpas.
Haarlem, 2 5Juni 1902.
De Burgemeester voornoem 1,
BOREEL.
NABETRACHTING
van cl en
GEMEENTERAAD.
Wanneer ooit, dan heeft zeker het
medico-mechanisch Zander Instutuut
in deze dagen kans om een subsidie
uit de Gemeentekas te krijgen. De
Gemeenteraad immers is in een milde
bui. Met betrekkelijk weinig debat
heeft hij een jaarlijksche uitgave van
meer clan achttien duizend gulden
goedgekeurd tot verhooging van de
loonen van de arbeiders der gemeente
Niet dat ik daarover rouwig zou
wezen. Verbetering van de loonen
van werklieden, door een patroon
die daartoe in staat is, zooals de ge
meente, acht ik het vervullen van
een aangenamen plicht. Wie zou niet
willen meewerken tot hët verbeteren
van de levensomstandigheden van de
menschen, wier wel en wee in finan-
cieelen zin aan hem is toevertrouwd
Er mag een tijd zijn geweest dat een
patroon zijn personeel zoo weinig be
taalde als hij kon, thans is die peri
ode gelukkig aan het voorbijgaan en
meer en meer dringt het besef door,
dat de goede werkman zoo goed mo
gelijk behoort te worden bezoldigd.
Jammer maar, dat niet iedere werk
gever doen kan wat hij gaarne zou
willen jammer ook, dat niet iedere
werkman begrijpt, dat hij tegenover
rechten ook verplichtingen heeft, aller
eerst de verplichting om wat hem op
gedragen wordt door ernstig willen
en streven zoo goed mogelijk te ver
richten.
In den bitteren strijd, dien we dezer
dagen zoo vaak om ons heen zien
ontbranden, is dit besluit van onzen
Raad als een verfrissehende teug
helder water in zomerhitte, die ver
kwikt en goed doet. En het feit. dat
twee plotseling ingebrachte amende
menten door den Raad niet wérden
goedgekeurd, doet daaraan niets af.
Hoe het mogelijk is, dat Raadsleden
van practischen zin zooals de lieer
Van de Kamp, nog maar altijd in
de vergadering zelf klakkeloos weg
voorstellen kunnen doen ter veran
dering van lang overwogen denk
beelden, is rnij een raadsel. Zij die
nen daarmee noch den ernst, dien
men gaarne aan de vervulling van
het Raadslidmaatschap gehecht ziet.
noch de belangen van de personen,
die zij daarbij op het oog hebben.
Even zeker als ik was van de aan
neming van dit voorstel, even overtuigd
heb ik mij gehouden van de goedkeu-
keuring der toelage van duizend
gulden aan mevrouw de weduwe Leijh.
Dat was voor den Raad een ware
eereschuld. Had er een behoorlijke
pensioenregeling bestaan in den
tijd toen de heer Leijh leefde, dan
zou hij de gelegenheid hebben gehad,
voor zijn familie een pensioen te ver
dienen zij het ook misschien door
gedwongen afstand van een gedeelte
van zijn tractementnu deze niet be
stond bad de gemeente den plicht iets
voor zijn familie te cloen. Zij diemetmij
met weemoed het adres hebben gele
zen, waarbij zijn weduwe haar ver
zoek deed aan den Raad, zullen met
ingenomenheid van de beschikking
daarop hebben kennis genomen.
Wil men intusschen deze en derge
lijke uitgaven doen en kunnen doen,
dan is een voorzichtig financieel be
heer van onze gemeente meer dan noo-
dig.Met dien eisch was, naar mij dunkt,
het voorstel-Modoo c.s. tot wijziging-
van onze gemeentelijke inkomstenbe
lasting in flagranten strijd. Deze ver-
ordeinng had indertijd allerminst mijn
sympathie en ik kan rnij op ditoogen
blik nog zeer goed voorstellen, dat ei-
een betere zou kunnen zijn. Toch ge
loof ik, dat niets noodlottiger is voor
den bloei van een gemeente, dan het
voortdurend veranderen van een be
lastingsysteem. Zoowel de bestaande
bewoners, als zij die over vestiging in
HaaiTem denken, behooren eenige ze
kerheid te hebben omtrent den grond
slag van hun belasting en het wisse
lende en helaas steeds stijgende
percentage is al verandering genoeg,
Het is clan ook nog verwonderlijk te
noemen, dat het voorstel nog negen
voorstemmers heeft verkregen, vooral
omdat het zoo merkwaardig pover en
onvoldoende was ingelicht. Ik kan
mij inderdaad niet begrijpen waarom
behalve de zes democratische leden,
die nu eenmaal gewoon zijn in phalanx
op te trekken, de Heeren Van den Berg,
Welsenaar en Hoog hun steun nog
aan het voorstel gaven.
Menschen die benieuwd waren naai
de discussie over het voorstel-Groot,
waarbij de heer Kriens verplicht zou
worden rekening en verantwoording
te doen van het hem verleend sub
sidie van f 10.000, zullen zich teleur
gesteld hebben gezien. De zaak is
aangehouden. Wat wil de heer Groot
eigenlijk Alleen een staat van de
tractementen der musici Dat was
gemakkelijker te verkrijgen geweest,
dan met dit voorstel. Of een volledige
staat van de inkomsten en uitgaven,
die de heer Kriens voor zijn muziek
korps heeft te boeken Daartoe mist,
dunkt mij, de Raad volkomen het
recht, omdat hij zich daarmee dringt
in de financieele omstandigheden van
het bedrijf des heeren Kriens, waar
mee hij niets te maken heeft.
De heer de Braai liep een bestraffing
van den voorzitter op en niet onver
diend. De opmerking, dat B. en W.
het adres van de vereeniging van
groentenhandelaren niet ernstig had
den overwogen, kwam zeker niet te
pas bij een adres, dat om wettelijke
redenen niet eens voor beslissing vat
baar was. Dat afgeven op het beleid
van B. en W. op een toon alsof men
zelf de wijsheid in pacht heeft, moest
nu eens uit zijn. Wat de zaak zelf
betreft kan ik mij begrijpen, dat
adressanten hun klachten niet onder
zich houden. Onze markten zijn over
't algemeen te onbeduidend, dan dat
het niet wenschelijk zou zijn, de be
langen te bevorderen van een, die
waarlijk nog beteekenis heeft.
Met leedwezen zullen zeker velen
gelezen hebben, dat het voorstel van
den heer Hugenholtz om een Commis
sie te benoemen tot het ontwerpen
van een arbeidscontract, verwox-pen is.
De Raad bad zich immers door dit
voorstel niet gebonden en altijd nog
de vrijheid gehouden om het arbeids
contract, dat aan de meerderheid niet
mocht voldoen, af te wijzen. Op den
duur zal toch de Raad inzien, clat in
die richting, tot verzekering van een
goede rechtspositie zijner ambtenaren
en beambten, iets gedaanmoet worden.
Aan den Burgemeester werd voor
zijne poging tot bemiddeling in den
thans heerschenden strijd in enkele
bouwvakken, hulde gebracht.
Uit de opmerking van den heer
Hugenholtz, dat het regelingscomité
niet alle arbeiders representeert, bleek
intusschen opnieuw, dat niet de geheele
arbeidersorganisatie met de. metse.
laars, opperlieden en stukadoors sym
pathiseert.
Politiek Overzicht.
In verband met Milner's woorden over
de wenschelijkheid van schorsing der'
grondwet in de Kaapkolonie herinnert
de „Morning Leader" er aan hoe diezelf
de Milner vroeger in naam der Koningin
de bevolking der Kaapkolonie plechtig
verzekerde, dat hun constitutioneel e
rechten geëerbiedigd zouden worden.
Het document, waarin die verzekering
vervat is, vindt met in een Blauwboek
van Januari 1900. Er aan vooraf gaat een
memorandum door den toenmaligen
eersten minister Schreiner natuurlijk
in overleg met Milner aan alle magis
traten en veldkornetten in de Kaapkolo
nie gezonden. Daarin beet het o. a.: „In
sommige deelen der kolonie wordt, naar
men zegt, verteld, dat tengevolge van
den tegenwoordïgen ongelukkigen oor
log... de vrije parlementaire instellingen
en grondwettige regeering dezer kolonie
ernstig gevaar loopen of geheel zullen
worden opgeheven 'tot groot nadeel der
bevolking. Ik acht het nuttig... u te ver
zoeken om dat, waar mogelijk, op de
meest stellige wijze tegen te spreken...
en de bevolking te verzekeren... dat, zoo
lang zij bij hun houding van loyale
kalmte en onderwerping blijven... hun
parlementaire regeeringsvorm geen ge
vaar loopt".
Schreiners ministerie deed alles om
de bevolking loyaal te houden en niet
zonder succes. Het groote bezwaar om
daarin volkomen te slagen, bleef echter
het gerucht, dat de grondwet toch zou
de worden opgeheven. Milner trachtte er
aan tegemoet te komen door nu persoon
lijk met een verklaring voor den dag te
komen. Hij schreef o. a.: „Er is absoluut
geen woord waar van die beweringen.
De Britsche regeering wenscht slechts...
de uitbreiding van vrijheid en zelfregee-
ring, niet hun besnoeiing".
De bewijzen, dat de Afrikaner Bi nd
disloyaal geworden is, kan Milner van
daag nog niet leveren. Of zijn de 2 pet.
van de Afrikaanders vraagt de M L.
die in rebellie gekomen zijn. het be
wijs daarvan? En moeten, omdat op elke
honderd Hollandsche Kapenaars twee
tegen Engeland zijn opgestaan, nu 98
tot „politieke heloten" gemaakt worden,
zooals Graham het onlangs uitdrukte?
Gelijk aan alles, wat dezen vloekwaar-
digen onderdrukkingsoorlog aan Engel-
sche zijde kenmerkt, ligt ook aan Mil
ner's houding de meest onwelriekende
onoprechtheid ten grondslag.
Toen de oorlog nog een dubbeltje op
zijn kant was. moesten de Kaapsche
Boeren zoet gehouden worden met /le
plechtigste verzekeringen, dat hun niets
te duchten stond. Milner beloofde hun
onvoorwaardelijke handhaving hunner
rechten in naam der Koningin, „gege
ven onder mijne hand en onder mijn
zegel".
Toen de republieken eindelijk het
hoofd moesten buigen voor de over
macht waren eensklaps alle beloften ver
geten. Nu kan aan de onderdrukking van
het Hollandsche Afrikaner-element ten
zuiden van de Oranjerivier onbelemmerd
begonnen worden.
Te Le Mans heeft president Loubet, bij
het gymnastiekfeest, de woorden her
haald, die hij te Brest sprak bij zijn
terugkeer uit Rusland; hij hoopte, dat de
Franschen zich zouden scharen om de
Republiek, met het programma: „Ver
draagzaamheid, Eenheid en Verzoening"
Die woorden worden door de Republi-
keinsche pers met groote ingenomenheid
begroet. De „République" spreekt van
de „wijze woorden van den president",
en hoopt dat zij ingang mogen vinden.
„Tweemalen heeft president Loubet
zijn gedachte samengevat in woorden,
die de noodzakelijkheid inhouden om te
rug te keeren tot een staatkunde van
verzoening en eenheid. Hij heeft zijn pro
gramma aangevuld door er de verdraag
zaamheid bij te voegen.
„Kunnen wij anders doen dan hem ge-
lukwenschen en hopen dat men hem
eindelijk zal begrijpen?"
De reactionnaire en nationalistsche
pers daarentegen steekt den draak met
de goede bedoelingen van Loubet. De
„Figaro" zegt: „Na de rede van Brest
die van Le Mans. Als wij aan de tien
zijn zullen we een kruisje zetten, want
de redenaar schijnt nog niet van plan
er uit te scheiden. Zijn staatkunde kan
niemand bedriegen: zij draagt in de
eene hand een olijftak, in de andere een
palm, die wellicht de „palme de l'Aca-
démie" is.
Scherper is het „Petit Journal" dat een
vergelijking maakt tusschen de „verzoe
nende woorden van Loubet" en het op
treden van het door hem benoemde Ka-
binet-Combes in de Kamer.
Maar het scherpst is de „Gaulois" die
zegt:
„President Loubet gelijkt wel iets op
Chrysale, uit de Femmes Savantes van
Molière, die geen orde kan houden in
zijn huis, en alleen nog poogt zijn waar
digheid op te houden als zijn vrouw
hem niet hooren kan.
„En toch is hij het hoofd van den
Staat, zooals Chrysale het hoofd van het
gezin was; maar hij heeft rechten die
hij niet gebruikt, en prerogatieven die
hij laat beschimmelen. Hij is een pas
sief honfd van den Staat".
Buitenlandsch Nieuws
De ziekte van Koning Edvrard,
Met groote belangstelling en span
ning wordt natuurlijk in Engeland
uur aan uur uitgezien naar berichten
over den gezondheidstoestand va.n den
Koning. De doktoren geven dan ook
elk oogenblik bulletins omtrent den
toestand uit. zooals te doen gebruike
lijk is. Men is het er niet over eens
of de toestand al of niet levensgevaar
lijk is. Tegenover die meening, dat de
Koning in levensgevaar verkeert staat
die uit medische kringen in Berlijn,
waar men, naar hetgeen thans bekend
is, vran oordeel is, dat de verrichtte
operatie niet levensgevaarlijk is.
Voor het eerst hoordé men van de
zieklte des Konings op den 16en Juni
toen er beleend gemaakt werd dat. hij
leed' aan een lichten aanval van
„jicht", opgedaan op Zaterdag den 14,
bij de Aldershot-taptoe, toen het zeer
nat en koud was
Dinsdag was die toestand „veel be
ter' en ..spoedig zou het volkomen
herstel gemeld kunnen worden."
Toch vertrouwde het publiek al deze
gunstige berichten niet. Een week ge
leden sprak men reeds over het uit
stellen van die kroning, en de nioge-
lijkheid! van een operatie werd druk
besproken, vooral in medische kringen, j
In de afgeloopen week was de toe
stand zeer wisselend, maar de Zater
dag en Zondag dieden hopen, dat het
ergste achter den rug was. en dat een
operatie uitgesteld zou kunnen worden
tot na de kroning.
He.t bericht van Dinsdag werd
■Srtuiiieieii.
eenigszins verwacht door lien, die den
koning Zondag in zijn rijtuig zagen,
zóó slecht vond men dat hij er toen
uitzag'. De doctoren die thans den ko
ning behandelen, in elk geval de bul
letins onderteekenen, zijn: Lister, Thos
Smith. Francis Laking, Thos Barlow
en Fred. Treeves.
De laatste medédeelingen zijn ni'et
onbevredigend. De lichaamskrachten
vermindéren niet, en er zijn geen ver
schijnselen die ongerustheid verwek
ken.
De Kroningsouderscheidingeii
De lijst der onderscheidingen, bij
gelegenheid dier (uitgestelde) kroning
is Woensdagavond gepubliceerd. Daar
in wordt gemeld, dat de Koning een
nieuwe ridderorde van Verdienste heeft
ingesteld. Tot de twaalf eerste ridders
dier orde van Verdienste behooren:
Lord Roberts, Lord Kitchener, Lord
Wolseley en dé geneesheer Lord Lis
ter.
Onder de overige onderscheidingen
behooren: dé benoeming van lord Mil
ner tot viscount, van generaal Gren-
fell tot peer, van lord Rothschild tot
lid van den privy-council, en van de
geneesheeren Treeves en Laking tot ba
ronets.
Een bijvoegsel van die ..London Ga-
zette" meldt dat de hertog van Con-
naught bevorderd is tot veldmaar
schalk.
Twee-jarige dienstplicht in
Frankrijk.
De Franscke Kamers hebben nog
geen zomervacantie. De Senaat be
handelt het ontwerp tot invoering van
den twee jarigen dienstplicht, de Ka
mer van afgevaasdigden onderzoek de
geloofsbrieven van de onlangs verko
zen leden althans ze houdt zich on
ledig met uit te maken of er ook nog
andere keeren zullen worden terug
gewezen. Generaal André, dien Combes
uit het kabineUWaldeck-Rousseau
heeft overgenomen, heeft Dinsdag ein
delijk vied'kant geantwoord op dé
vraag, of hij nu al of niet den opper
sten oorlogsraad had gehoord en dat
antwoord is ontkennend1. De tegen
standers beschuldigen nu dén ontwer
per van lichtzinnigheid ,en laten het
wapen, dat zij den generaal-mmister
hebben weten te ontfutselen, niet on
gebruikt Dat een bekentenis niet mag
worden gesplitst, zijn ze vergeten en de
toevoegingen aan do bekentenis van
minister André kunnen niet verhinde
ren, dat het antwoord, waarop de
oppositie had aangedrongen al in vo
rige vergaderingen, door hen aanstonds
als een voordeel voor hun eigen partij
wordt opgevat. André heeft uitgelegd
hoe het gekomen is. dat hij den op
persten krijgsraad als zoodanig nirt
om advies gewaagd heeft. Het was,
omdat de vorige, premier, Waldeck-
Rousseau, in het laatste jaar niet te
veel hooi op zijn vork had willen ne
men en beter had: gevonden met dat
ontwerp op dén tweejarigen dienst
plicht niet al dadelijk officieel zoo
veel voortgang te maken. Hij had niet
goed gevonden de stukken naar een
krijgsraad ie sturen, maar wilde voor-
looplg alleen de commissie voor het
leger uit. den Senaat er in moeien.
Zoodra Waldieck-Rousseau en zijn
mannen waren heengegaan, had An
dré de afzonderlijke leden van den
oppersten krijgsraad' om advies ge-
Naar het Fra/nsch
van
HENRI GRÉVILLE.
11.
Die vrouw was werkzaam zonder
Iruk te zijn, rroed, zonder luidruchtige
weldaden te verrichten, geleerd, zon-
ier dat men het bemerkte. Haar leven
?as een mengeling van werkelijke in
let ogenheid en welwillendheid' voor de
Gereld, die van haar zichtbare con
cessies verwachtte. Zij voelde dat zij
het rechit, niet had zich geheel terug te
rekken ,en *at het haar plicht was,
ie menschen, wien zij' nuttig kon
ijn, te bezoeken. Maar hetgeen weini-
lea wisten en hetgeen Frankley da-
elijk raadde was dat zij nooit
foeviger gestemd was dan na: een dier
chitterende soirees.
Toen Horace opstond om te vertrek-
en, was hij geheel door haar inge-
akt: of mevrouw Alcott hem a] dan
fet de zorg voor liet bouwen van een
«is toe vertrouwde, hij begreep toch
dat hij een vriendin had gekregen
wier bescherming een grooten invloed
op zij nbestaan zou hebbenn.
Ziet u miss Motter veel? vroeg
zij hem op het oogenblik dat hij gina
vertrekken.
Minstens tweemaal in de week,
antwoordidé lvi.
Ze is erg mooi, zeidé mevrouw Al
cott.
Na een korte stilte, voegde zij er bij:
haar vader is niet uit déze streek, het
zijn menschen uit. New-York.
Een nieuwe stilte van een halve se
conde scheidde dezen zin van dien vol
gendén:
Zij is zeer intelligent. Ik geloof,
dat zij een schitterend huwelijk zal
doén.
In de oogen van Frankley kwam een
oogenblik een uitdirtikking van twij
fel of verdri'et, die de aandacht der
weduwe tot zich trok zonder* dat hij
het bemerkte.
Ik vind haai* mooi en ontwikkeld,
vervolgde zij. maar het is niet dé
vrouw om zich in het leven naar ar
moede te schikkenEr zijn rijk
opgevoede jonge meisjes di'e van weinig
zouden kunnen leven, met een man.
dien zij liefhebbenKatie behoort
niet tot die meisjes. Vergeef mij, dat
ik u dat zeg. mijnheer Frankley; u
behoori misschien tot haar vrienden
Ik heb niet die eer, antwoordde
Horace, eensklaps wantrouwend1 ge
worden. Ik geef haar les. zij is heel
vriendelijk, en ik hoop dat ik correct
ben, dat is alles.
Dat is heel goed zoo, mijnheer
Frankley, heel goed.
Hij boog, denkende d'at hij weg kon
gaan. Op den drempel hield zij hem
tegen.
Men lioefft u over een villa ge
sproken, nietwaar? vroeg ze.
Horace keek op en zag haar oplet
tend aan. Van die vreemde vrouw wist
hij niet wat hij verwachten kon.
Ik heb er over nagedacht. Ilt heb
al een villa, niet ver van hier, en ik
houd er niet van Ifce wonen op een
plaats wa.ar ik geen herinneringen
hebMaar kunt u plannen van een
weeshuis voor mij maken?
Een weeshuis? herhaalde Frank
ley, die meende verkeerd verstaan te
hebben.
Ja, ik héb hier een asyl voor ar
me weezen, maar dut Is te klein, en
het ligt in dé stad. Wilt u het terrein
gaan bestudéeren en teekeningen voor
mij maken?
Natuurlijk, mevrouw. Maar ik
zou de afmetingen graag kennen.
Ongeveer zestig bedden en het
personeeleen vrij talrijk perso
neelld assem werkplaatsenEr
is water in overvloed. U zoudt baksteen
kunnen gebruiken en ijzeren binten.
voor het geval van brandIk ben
niet op de hoogte van dlie diingen
Gaat u mijn terrein opnemen en maak
dé plannen klaar, vooral van binnen:
wat den voorgevel betreft, daar zul
len we later wel over spreken. Wan
neer u daar geweest bent. komt u mij
weer opzoeken.
Zij boog zich over het bureau heen
en nam uit een lade een geheel gepre
pareerde kaart, waarop d>e plaats en
het dichtst bijzijnd1 spoorwegstation
aangegeven waren.
Men zou in Juni kunnen begin
nen, zei ze, mét haar melodieuse stem.
Tot ziéns, mijnheer Frankley? Ik ver
wacht u, wanneer u eerst gezien hebt.
wat er van te maken valt.
Zij drukte hean dé hand, schelde, en
hij verliet het huis, als een man, ver
blind door een :te sterk zonlicht. Hij
bekeek de kaart die hij nog in de hand
had. De plaats was niet ver van de
stad verwijderd; een trein zou spoedig
vertrekken, hii begaf zich naar het sta
tion en vertrok dadelijk naar het stuk
grond, dat voor hem nu het beloofde
land was géwordén.
Hij kwam half krankzinnig van
vreugde terug, liet terrein was bijna
vlak: een prachtige oppervlakte bood
zich aan voor het hoofdgebouw. De
grond was hard en uitstekend bouw
terrein, Frankley sloot zich gedurende
acht dagen od. alleen uitgaand om
les te geven, en na verloop van dien
tijd. kwam hij op een morgen, zegevie
rend' te voorschijn.
In de portefeuille, die hij in de hand
hield, had hij de eerste schetsen van
een prachtig gebouw, bestemd om zijn
naam wijd en zijd te verspreiden.
Mevrouw Alcott toonde er zich zeer
'tevreden over, keurdle alles goed,
maakte juist aanmerking genoeg om
te toonen dat zij belang Steldé in het.
werk. en diroeg aan Horace op de be
stekken in ordé te maken.
Hij keerde naar huis terug, niet ver
blind als den vorigen dag. maar met
de ernstige vreugde van een man. die
zijn droom reeds ziet verwezenlijkt.
Nauwelijks was hij thuis of hij ont
ving een kort en vriendelijk briefje;
mevrouw Alcott schreef hem daarin,
dat het werk, dat zij hem opgedragen
had .uitgaven en veel tijdverlies nood
zakelijk maakte, en dat ze hem ver
zocht een chèque van duizend dollar
als voorschot op zijn honorarium aan
te nemen.
Horace was buiten zichzelf van
vreugde; dat was de fortuin met de
vermaardheid' samen. Inderdaad,
sprak hij dé eerste de beste
persoon d.ie hij den volgenden dag
ontmoette, hem met de volgende woor
den aan:
Welnu, u bouwt zoo een wees
huis voor mevrouw Alcott?
Dat was noch een dwaling, noch een
droom; hij zou een. weeshuis bouwen.
Gedurende acht dagen sprak men daar
alleen van in de stad. Horace moest
naar New-Yb.rlc gaan om meer gerou
tineerde collega's te raadplegen over
dé materialen, werklieden en aanne
mers, alle dingen waarvan hij niet
geheel op dé hoogte: was. Hij bezocht
ook inrichtingen van dezelfde soort.
Hij vernam alles wat hij weten wilde,
vulde spoedig aan door h*et bezoeken
van eenige gebouwen meesterwer
ken in liet genre hetgeen hem in
de practijk kon ontbreken, en haastte
zich terug te komen.
XIII.
Zijn afwezigheid had nauwelijks
drie weken geduurd. De avond van
zijn terugkomst, het was in het be
gin van Mei stond John hem aap
het station op te wachten. Het be
trokken gezicht van den goeden jon
gen deed' hem een ongeluk vermoeden.
Wat heb je, May? vroeg ln'j hem.