NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Meestgelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken. FRANK LEY. JPr .Taarenns*. Vrijdag 27 .Juni 1902. No. 5825 HAAHLEM'S DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: "Voor Haarlem per 3 maanden1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummers0.02^ Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37J4 de omstreken en franco per post 0.45 ADVERTENTIËN Van 15 regels 50 Ots.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten bet Arrondissement Haarlem ie de prijs der Advertentien van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat Reclames 30 Cent per regel. Bureaux: Gebouw Het Spaarne, Kampersingel 70, vlak bij de Turfmarkt. Telefoonnummer der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122. Intercommunale aansluiting. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM. Abonnementen en Advertentien worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekbandelaren en Courantiers. Met uitzondering van bet Arrondissement Haarlem is bet uitsluitend recbt tot plaatsing van Advertentien en Reclames betreffende Handel, Ngverbeid en Geldwezen, opgedragen aan bet Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Dit blad. verschijnt dagelijks» behalve op Zon- en Feestdagen Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publigté Etrangère G. Li DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succl, Parijs 31^* Faubourg Monrnuirtrë. Haarlem's Dagblad van 27 Juni bevat oa.: Milner weer over de Kaapsche grondwet, Een toespraak van pre sident Loubet, De koning van Engeland. Internationale Arbitrage Zang wedstrijd, Nabetrachting en vervolg Gemeenteraad. Oi'ficieele Berichten. De BURGEMEESTER van Haarlem gezien de artikelen 120 en 121 der militie- wet 1901, luidende als volgt: Art. 120. Hij (de verlofganger) meldt zich binnen dertig dagen na den dag waarop hem de verlofpas is uitgereikt, bij den Burgemeester zijner woonplaats aun, ten einde deze zijn verlofpas voor gezien teekene. Voor hem, bedoeld in de eerste zin snede van art. 14, onder lo., voorlaatsten volzin, wordt de gemeente Amsterdam, en voor hem, bedoeld in de eerste zin snede van genoemd artikel onder lo., laatsten volzin, onder 2o., laatsten volzin en onder 3o., laatsten volzin, wordt de gemeente Rotterdam, voor woonplaats gehouden, tenzij hij zich binnen eene an dere gemeente des Rijks vestigt.. Art. 121. De verlofganger, die zich in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft daarvan kennis aan den burge meester zijner woonplaats. Hierbij geldt de tweede zinsnede van art 120. Binnen dertig dagen na den dag, waarop hij komt in de gemeente, waarin hij zich ves tigt, meldt hij zich aan bij den burge meester dier gemeente, ten einde deze zijn verlofpas voor gezien teekene. Brengt, naar aanleiding van eene .*,u- noodiging van den heer Commit der Koningin in deze provincie, ter cpen- .bare- kennis, dat de verlofganger zich naar luid van de aangehaalde wetsarti kelen in Persoon behoort aan te meiden tot het voor „gezien" doen teek^ m van zijnen verlofpas. Haarlem, 2 5Juni 1902. De Burgemeester voornoem 1, BOREEL. NABETRACHTING van cl en GEMEENTERAAD. Wanneer ooit, dan heeft zeker het medico-mechanisch Zander Instutuut in deze dagen kans om een subsidie uit de Gemeentekas te krijgen. De Gemeenteraad immers is in een milde bui. Met betrekkelijk weinig debat heeft hij een jaarlijksche uitgave van meer clan achttien duizend gulden goedgekeurd tot verhooging van de loonen van de arbeiders der gemeente Niet dat ik daarover rouwig zou wezen. Verbetering van de loonen van werklieden, door een patroon die daartoe in staat is, zooals de ge meente, acht ik het vervullen van een aangenamen plicht. Wie zou niet willen meewerken tot hët verbeteren van de levensomstandigheden van de menschen, wier wel en wee in finan- cieelen zin aan hem is toevertrouwd Er mag een tijd zijn geweest dat een patroon zijn personeel zoo weinig be taalde als hij kon, thans is die peri ode gelukkig aan het voorbijgaan en meer en meer dringt het besef door, dat de goede werkman zoo goed mo gelijk behoort te worden bezoldigd. Jammer maar, dat niet iedere werk gever doen kan wat hij gaarne zou willen jammer ook, dat niet iedere werkman begrijpt, dat hij tegenover rechten ook verplichtingen heeft, aller eerst de verplichting om wat hem op gedragen wordt door ernstig willen en streven zoo goed mogelijk te ver richten. In den bitteren strijd, dien we dezer dagen zoo vaak om ons heen zien ontbranden, is dit besluit van onzen Raad als een verfrissehende teug helder water in zomerhitte, die ver kwikt en goed doet. En het feit. dat twee plotseling ingebrachte amende menten door den Raad niet wérden goedgekeurd, doet daaraan niets af. Hoe het mogelijk is, dat Raadsleden van practischen zin zooals de lieer Van de Kamp, nog maar altijd in de vergadering zelf klakkeloos weg voorstellen kunnen doen ter veran dering van lang overwogen denk beelden, is rnij een raadsel. Zij die nen daarmee noch den ernst, dien men gaarne aan de vervulling van het Raadslidmaatschap gehecht ziet. noch de belangen van de personen, die zij daarbij op het oog hebben. Even zeker als ik was van de aan neming van dit voorstel, even overtuigd heb ik mij gehouden van de goedkeu- keuring der toelage van duizend gulden aan mevrouw de weduwe Leijh. Dat was voor den Raad een ware eereschuld. Had er een behoorlijke pensioenregeling bestaan in den tijd toen de heer Leijh leefde, dan zou hij de gelegenheid hebben gehad, voor zijn familie een pensioen te ver dienen zij het ook misschien door gedwongen afstand van een gedeelte van zijn tractementnu deze niet be stond bad de gemeente den plicht iets voor zijn familie te cloen. Zij diemetmij met weemoed het adres hebben gele zen, waarbij zijn weduwe haar ver zoek deed aan den Raad, zullen met ingenomenheid van de beschikking daarop hebben kennis genomen. Wil men intusschen deze en derge lijke uitgaven doen en kunnen doen, dan is een voorzichtig financieel be heer van onze gemeente meer dan noo- dig.Met dien eisch was, naar mij dunkt, het voorstel-Modoo c.s. tot wijziging- van onze gemeentelijke inkomstenbe lasting in flagranten strijd. Deze ver- ordeinng had indertijd allerminst mijn sympathie en ik kan rnij op ditoogen blik nog zeer goed voorstellen, dat ei- een betere zou kunnen zijn. Toch ge loof ik, dat niets noodlottiger is voor den bloei van een gemeente, dan het voortdurend veranderen van een be lastingsysteem. Zoowel de bestaande bewoners, als zij die over vestiging in HaaiTem denken, behooren eenige ze kerheid te hebben omtrent den grond slag van hun belasting en het wisse lende en helaas steeds stijgende percentage is al verandering genoeg, Het is clan ook nog verwonderlijk te noemen, dat het voorstel nog negen voorstemmers heeft verkregen, vooral omdat het zoo merkwaardig pover en onvoldoende was ingelicht. Ik kan mij inderdaad niet begrijpen waarom behalve de zes democratische leden, die nu eenmaal gewoon zijn in phalanx op te trekken, de Heeren Van den Berg, Welsenaar en Hoog hun steun nog aan het voorstel gaven. Menschen die benieuwd waren naai de discussie over het voorstel-Groot, waarbij de heer Kriens verplicht zou worden rekening en verantwoording te doen van het hem verleend sub sidie van f 10.000, zullen zich teleur gesteld hebben gezien. De zaak is aangehouden. Wat wil de heer Groot eigenlijk Alleen een staat van de tractementen der musici Dat was gemakkelijker te verkrijgen geweest, dan met dit voorstel. Of een volledige staat van de inkomsten en uitgaven, die de heer Kriens voor zijn muziek korps heeft te boeken Daartoe mist, dunkt mij, de Raad volkomen het recht, omdat hij zich daarmee dringt in de financieele omstandigheden van het bedrijf des heeren Kriens, waar mee hij niets te maken heeft. De heer de Braai liep een bestraffing van den voorzitter op en niet onver diend. De opmerking, dat B. en W. het adres van de vereeniging van groentenhandelaren niet ernstig had den overwogen, kwam zeker niet te pas bij een adres, dat om wettelijke redenen niet eens voor beslissing vat baar was. Dat afgeven op het beleid van B. en W. op een toon alsof men zelf de wijsheid in pacht heeft, moest nu eens uit zijn. Wat de zaak zelf betreft kan ik mij begrijpen, dat adressanten hun klachten niet onder zich houden. Onze markten zijn over 't algemeen te onbeduidend, dan dat het niet wenschelijk zou zijn, de be langen te bevorderen van een, die waarlijk nog beteekenis heeft. Met leedwezen zullen zeker velen gelezen hebben, dat het voorstel van den heer Hugenholtz om een Commis sie te benoemen tot het ontwerpen van een arbeidscontract, verwox-pen is. De Raad bad zich immers door dit voorstel niet gebonden en altijd nog de vrijheid gehouden om het arbeids contract, dat aan de meerderheid niet mocht voldoen, af te wijzen. Op den duur zal toch de Raad inzien, clat in die richting, tot verzekering van een goede rechtspositie zijner ambtenaren en beambten, iets gedaanmoet worden. Aan den Burgemeester werd voor zijne poging tot bemiddeling in den thans heerschenden strijd in enkele bouwvakken, hulde gebracht. Uit de opmerking van den heer Hugenholtz, dat het regelingscomité niet alle arbeiders representeert, bleek intusschen opnieuw, dat niet de geheele arbeidersorganisatie met de. metse. laars, opperlieden en stukadoors sym pathiseert. Politiek Overzicht. In verband met Milner's woorden over de wenschelijkheid van schorsing der' grondwet in de Kaapkolonie herinnert de „Morning Leader" er aan hoe diezelf de Milner vroeger in naam der Koningin de bevolking der Kaapkolonie plechtig verzekerde, dat hun constitutioneel e rechten geëerbiedigd zouden worden. Het document, waarin die verzekering vervat is, vindt met in een Blauwboek van Januari 1900. Er aan vooraf gaat een memorandum door den toenmaligen eersten minister Schreiner natuurlijk in overleg met Milner aan alle magis traten en veldkornetten in de Kaapkolo nie gezonden. Daarin beet het o. a.: „In sommige deelen der kolonie wordt, naar men zegt, verteld, dat tengevolge van den tegenwoordïgen ongelukkigen oor log... de vrije parlementaire instellingen en grondwettige regeering dezer kolonie ernstig gevaar loopen of geheel zullen worden opgeheven 'tot groot nadeel der bevolking. Ik acht het nuttig... u te ver zoeken om dat, waar mogelijk, op de meest stellige wijze tegen te spreken... en de bevolking te verzekeren... dat, zoo lang zij bij hun houding van loyale kalmte en onderwerping blijven... hun parlementaire regeeringsvorm geen ge vaar loopt". Schreiners ministerie deed alles om de bevolking loyaal te houden en niet zonder succes. Het groote bezwaar om daarin volkomen te slagen, bleef echter het gerucht, dat de grondwet toch zou de worden opgeheven. Milner trachtte er aan tegemoet te komen door nu persoon lijk met een verklaring voor den dag te komen. Hij schreef o. a.: „Er is absoluut geen woord waar van die beweringen. De Britsche regeering wenscht slechts... de uitbreiding van vrijheid en zelfregee- ring, niet hun besnoeiing". De bewijzen, dat de Afrikaner Bi nd disloyaal geworden is, kan Milner van daag nog niet leveren. Of zijn de 2 pet. van de Afrikaanders vraagt de M L. die in rebellie gekomen zijn. het be wijs daarvan? En moeten, omdat op elke honderd Hollandsche Kapenaars twee tegen Engeland zijn opgestaan, nu 98 tot „politieke heloten" gemaakt worden, zooals Graham het onlangs uitdrukte? Gelijk aan alles, wat dezen vloekwaar- digen onderdrukkingsoorlog aan Engel- sche zijde kenmerkt, ligt ook aan Mil ner's houding de meest onwelriekende onoprechtheid ten grondslag. Toen de oorlog nog een dubbeltje op zijn kant was. moesten de Kaapsche Boeren zoet gehouden worden met /le plechtigste verzekeringen, dat hun niets te duchten stond. Milner beloofde hun onvoorwaardelijke handhaving hunner rechten in naam der Koningin, „gege ven onder mijne hand en onder mijn zegel". Toen de republieken eindelijk het hoofd moesten buigen voor de over macht waren eensklaps alle beloften ver geten. Nu kan aan de onderdrukking van het Hollandsche Afrikaner-element ten zuiden van de Oranjerivier onbelemmerd begonnen worden. Te Le Mans heeft president Loubet, bij het gymnastiekfeest, de woorden her haald, die hij te Brest sprak bij zijn terugkeer uit Rusland; hij hoopte, dat de Franschen zich zouden scharen om de Republiek, met het programma: „Ver draagzaamheid, Eenheid en Verzoening" Die woorden worden door de Republi- keinsche pers met groote ingenomenheid begroet. De „République" spreekt van de „wijze woorden van den president", en hoopt dat zij ingang mogen vinden. „Tweemalen heeft president Loubet zijn gedachte samengevat in woorden, die de noodzakelijkheid inhouden om te rug te keeren tot een staatkunde van verzoening en eenheid. Hij heeft zijn pro gramma aangevuld door er de verdraag zaamheid bij te voegen. „Kunnen wij anders doen dan hem ge- lukwenschen en hopen dat men hem eindelijk zal begrijpen?" De reactionnaire en nationalistsche pers daarentegen steekt den draak met de goede bedoelingen van Loubet. De „Figaro" zegt: „Na de rede van Brest die van Le Mans. Als wij aan de tien zijn zullen we een kruisje zetten, want de redenaar schijnt nog niet van plan er uit te scheiden. Zijn staatkunde kan niemand bedriegen: zij draagt in de eene hand een olijftak, in de andere een palm, die wellicht de „palme de l'Aca- démie" is. Scherper is het „Petit Journal" dat een vergelijking maakt tusschen de „verzoe nende woorden van Loubet" en het op treden van het door hem benoemde Ka- binet-Combes in de Kamer. Maar het scherpst is de „Gaulois" die zegt: „President Loubet gelijkt wel iets op Chrysale, uit de Femmes Savantes van Molière, die geen orde kan houden in zijn huis, en alleen nog poogt zijn waar digheid op te houden als zijn vrouw hem niet hooren kan. „En toch is hij het hoofd van den Staat, zooals Chrysale het hoofd van het gezin was; maar hij heeft rechten die hij niet gebruikt, en prerogatieven die hij laat beschimmelen. Hij is een pas sief honfd van den Staat". Buitenlandsch Nieuws De ziekte van Koning Edvrard, Met groote belangstelling en span ning wordt natuurlijk in Engeland uur aan uur uitgezien naar berichten over den gezondheidstoestand va.n den Koning. De doktoren geven dan ook elk oogenblik bulletins omtrent den toestand uit. zooals te doen gebruike lijk is. Men is het er niet over eens of de toestand al of niet levensgevaar lijk is. Tegenover die meening, dat de Koning in levensgevaar verkeert staat die uit medische kringen in Berlijn, waar men, naar hetgeen thans bekend is, vran oordeel is, dat de verrichtte operatie niet levensgevaarlijk is. Voor het eerst hoordé men van de zieklte des Konings op den 16en Juni toen er beleend gemaakt werd dat. hij leed' aan een lichten aanval van „jicht", opgedaan op Zaterdag den 14, bij de Aldershot-taptoe, toen het zeer nat en koud was Dinsdag was die toestand „veel be ter' en ..spoedig zou het volkomen herstel gemeld kunnen worden." Toch vertrouwde het publiek al deze gunstige berichten niet. Een week ge leden sprak men reeds over het uit stellen van die kroning, en de nioge- lijkheid! van een operatie werd druk besproken, vooral in medische kringen, j In de afgeloopen week was de toe stand zeer wisselend, maar de Zater dag en Zondag dieden hopen, dat het ergste achter den rug was. en dat een operatie uitgesteld zou kunnen worden tot na de kroning. He.t bericht van Dinsdag werd ■Srtuiiieieii. eenigszins verwacht door lien, die den koning Zondag in zijn rijtuig zagen, zóó slecht vond men dat hij er toen uitzag'. De doctoren die thans den ko ning behandelen, in elk geval de bul letins onderteekenen, zijn: Lister, Thos Smith. Francis Laking, Thos Barlow en Fred. Treeves. De laatste medédeelingen zijn ni'et onbevredigend. De lichaamskrachten vermindéren niet, en er zijn geen ver schijnselen die ongerustheid verwek ken. De Kroningsouderscheidingeii De lijst der onderscheidingen, bij gelegenheid dier (uitgestelde) kroning is Woensdagavond gepubliceerd. Daar in wordt gemeld, dat de Koning een nieuwe ridderorde van Verdienste heeft ingesteld. Tot de twaalf eerste ridders dier orde van Verdienste behooren: Lord Roberts, Lord Kitchener, Lord Wolseley en dé geneesheer Lord Lis ter. Onder de overige onderscheidingen behooren: dé benoeming van lord Mil ner tot viscount, van generaal Gren- fell tot peer, van lord Rothschild tot lid van den privy-council, en van de geneesheeren Treeves en Laking tot ba ronets. Een bijvoegsel van die ..London Ga- zette" meldt dat de hertog van Con- naught bevorderd is tot veldmaar schalk. Twee-jarige dienstplicht in Frankrijk. De Franscke Kamers hebben nog geen zomervacantie. De Senaat be handelt het ontwerp tot invoering van den twee jarigen dienstplicht, de Ka mer van afgevaasdigden onderzoek de geloofsbrieven van de onlangs verko zen leden althans ze houdt zich on ledig met uit te maken of er ook nog andere keeren zullen worden terug gewezen. Generaal André, dien Combes uit het kabineUWaldeck-Rousseau heeft overgenomen, heeft Dinsdag ein delijk vied'kant geantwoord op dé vraag, of hij nu al of niet den opper sten oorlogsraad had gehoord en dat antwoord is ontkennend1. De tegen standers beschuldigen nu dén ontwer per van lichtzinnigheid ,en laten het wapen, dat zij den generaal-mmister hebben weten te ontfutselen, niet on gebruikt Dat een bekentenis niet mag worden gesplitst, zijn ze vergeten en de toevoegingen aan do bekentenis van minister André kunnen niet verhinde ren, dat het antwoord, waarop de oppositie had aangedrongen al in vo rige vergaderingen, door hen aanstonds als een voordeel voor hun eigen partij wordt opgevat. André heeft uitgelegd hoe het gekomen is. dat hij den op persten krijgsraad als zoodanig nirt om advies gewaagd heeft. Het was, omdat de vorige, premier, Waldeck- Rousseau, in het laatste jaar niet te veel hooi op zijn vork had willen ne men en beter had: gevonden met dat ontwerp op dén tweejarigen dienst plicht niet al dadelijk officieel zoo veel voortgang te maken. Hij had niet goed gevonden de stukken naar een krijgsraad ie sturen, maar wilde voor- looplg alleen de commissie voor het leger uit. den Senaat er in moeien. Zoodra Waldieck-Rousseau en zijn mannen waren heengegaan, had An dré de afzonderlijke leden van den oppersten krijgsraad' om advies ge- Naar het Fra/nsch van HENRI GRÉVILLE. 11. Die vrouw was werkzaam zonder Iruk te zijn, rroed, zonder luidruchtige weldaden te verrichten, geleerd, zon- ier dat men het bemerkte. Haar leven ?as een mengeling van werkelijke in let ogenheid en welwillendheid' voor de Gereld, die van haar zichtbare con cessies verwachtte. Zij voelde dat zij het rechit, niet had zich geheel terug te rekken ,en *at het haar plicht was, ie menschen, wien zij' nuttig kon ijn, te bezoeken. Maar hetgeen weini- lea wisten en hetgeen Frankley da- elijk raadde was dat zij nooit foeviger gestemd was dan na: een dier chitterende soirees. Toen Horace opstond om te vertrek- en, was hij geheel door haar inge- akt: of mevrouw Alcott hem a] dan fet de zorg voor liet bouwen van een «is toe vertrouwde, hij begreep toch dat hij een vriendin had gekregen wier bescherming een grooten invloed op zij nbestaan zou hebbenn. Ziet u miss Motter veel? vroeg zij hem op het oogenblik dat hij gina vertrekken. Minstens tweemaal in de week, antwoordidé lvi. Ze is erg mooi, zeidé mevrouw Al cott. Na een korte stilte, voegde zij er bij: haar vader is niet uit déze streek, het zijn menschen uit. New-York. Een nieuwe stilte van een halve se conde scheidde dezen zin van dien vol gendén: Zij is zeer intelligent. Ik geloof, dat zij een schitterend huwelijk zal doén. In de oogen van Frankley kwam een oogenblik een uitdirtikking van twij fel of verdri'et, die de aandacht der weduwe tot zich trok zonder* dat hij het bemerkte. Ik vind haai* mooi en ontwikkeld, vervolgde zij. maar het is niet dé vrouw om zich in het leven naar ar moede te schikkenEr zijn rijk opgevoede jonge meisjes di'e van weinig zouden kunnen leven, met een man. dien zij liefhebbenKatie behoort niet tot die meisjes. Vergeef mij, dat ik u dat zeg. mijnheer Frankley; u behoori misschien tot haar vrienden Ik heb niet die eer, antwoordde Horace, eensklaps wantrouwend1 ge worden. Ik geef haar les. zij is heel vriendelijk, en ik hoop dat ik correct ben, dat is alles. Dat is heel goed zoo, mijnheer Frankley, heel goed. Hij boog, denkende d'at hij weg kon gaan. Op den drempel hield zij hem tegen. Men lioefft u over een villa ge sproken, nietwaar? vroeg ze. Horace keek op en zag haar oplet tend aan. Van die vreemde vrouw wist hij niet wat hij verwachten kon. Ik heb er over nagedacht. Ilt heb al een villa, niet ver van hier, en ik houd er niet van Ifce wonen op een plaats wa.ar ik geen herinneringen hebMaar kunt u plannen van een weeshuis voor mij maken? Een weeshuis? herhaalde Frank ley, die meende verkeerd verstaan te hebben. Ja, ik héb hier een asyl voor ar me weezen, maar dut Is te klein, en het ligt in dé stad. Wilt u het terrein gaan bestudéeren en teekeningen voor mij maken? Natuurlijk, mevrouw. Maar ik zou de afmetingen graag kennen. Ongeveer zestig bedden en het personeeleen vrij talrijk perso neelld assem werkplaatsenEr is water in overvloed. U zoudt baksteen kunnen gebruiken en ijzeren binten. voor het geval van brandIk ben niet op de hoogte van dlie diingen Gaat u mijn terrein opnemen en maak dé plannen klaar, vooral van binnen: wat den voorgevel betreft, daar zul len we later wel over spreken. Wan neer u daar geweest bent. komt u mij weer opzoeken. Zij boog zich over het bureau heen en nam uit een lade een geheel gepre pareerde kaart, waarop d>e plaats en het dichtst bijzijnd1 spoorwegstation aangegeven waren. Men zou in Juni kunnen begin nen, zei ze, mét haar melodieuse stem. Tot ziéns, mijnheer Frankley? Ik ver wacht u, wanneer u eerst gezien hebt. wat er van te maken valt. Zij drukte hean dé hand, schelde, en hij verliet het huis, als een man, ver blind door een :te sterk zonlicht. Hij bekeek de kaart die hij nog in de hand had. De plaats was niet ver van de stad verwijderd; een trein zou spoedig vertrekken, hii begaf zich naar het sta tion en vertrok dadelijk naar het stuk grond, dat voor hem nu het beloofde land was géwordén. Hij kwam half krankzinnig van vreugde terug, liet terrein was bijna vlak: een prachtige oppervlakte bood zich aan voor het hoofdgebouw. De grond was hard en uitstekend bouw terrein, Frankley sloot zich gedurende acht dagen od. alleen uitgaand om les te geven, en na verloop van dien tijd. kwam hij op een morgen, zegevie rend' te voorschijn. In de portefeuille, die hij in de hand hield, had hij de eerste schetsen van een prachtig gebouw, bestemd om zijn naam wijd en zijd te verspreiden. Mevrouw Alcott toonde er zich zeer 'tevreden over, keurdle alles goed, maakte juist aanmerking genoeg om te toonen dat zij belang Steldé in het. werk. en diroeg aan Horace op de be stekken in ordé te maken. Hij keerde naar huis terug, niet ver blind als den vorigen dag. maar met de ernstige vreugde van een man. die zijn droom reeds ziet verwezenlijkt. Nauwelijks was hij thuis of hij ont ving een kort en vriendelijk briefje; mevrouw Alcott schreef hem daarin, dat het werk, dat zij hem opgedragen had .uitgaven en veel tijdverlies nood zakelijk maakte, en dat ze hem ver zocht een chèque van duizend dollar als voorschot op zijn honorarium aan te nemen. Horace was buiten zichzelf van vreugde; dat was de fortuin met de vermaardheid' samen. Inderdaad, sprak hij dé eerste de beste persoon d.ie hij den volgenden dag ontmoette, hem met de volgende woor den aan: Welnu, u bouwt zoo een wees huis voor mevrouw Alcott? Dat was noch een dwaling, noch een droom; hij zou een. weeshuis bouwen. Gedurende acht dagen sprak men daar alleen van in de stad. Horace moest naar New-Yb.rlc gaan om meer gerou tineerde collega's te raadplegen over dé materialen, werklieden en aanne mers, alle dingen waarvan hij niet geheel op dé hoogte: was. Hij bezocht ook inrichtingen van dezelfde soort. Hij vernam alles wat hij weten wilde, vulde spoedig aan door h*et bezoeken van eenige gebouwen meesterwer ken in liet genre hetgeen hem in de practijk kon ontbreken, en haastte zich terug te komen. XIII. Zijn afwezigheid had nauwelijks drie weken geduurd. De avond van zijn terugkomst, het was in het be gin van Mei stond John hem aap het station op te wachten. Het be trokken gezicht van den goeden jon gen deed' hem een ongeluk vermoeden. Wat heb je, May? vroeg ln'j hem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 1