Licht en Schaduw,
Rubriek voor Dames.
DE HARZ.
BUL-BUL.
Er is geen kamerversiering, die zoo
altijd ïn de mode blijft en het meest
voldoet als het kweeken van kamer
planten; vooral wanneer dat kan ge
beuren zonder de hulp van tuin of
broeikas in te roepen.
Iedere huisvrouw kan met wat moei
te en geduld haar planten frisch en
tierig houden. Het gemakkelijkst in
dat opzicht zijn de aspidiestra's, de pal
men, de aralia's en de ficus.
Wanneer men deze planten maar
geregeld' water geeft d. w. z. tame
lijk dikwijls en dan heel weinig en
dian iedere week de blaren zorgvuldig
afsponst, zullen deze planten steeds in
grootte en kracht toenemen en kan
men er eenige jaren plezier van heb
ben. Natuurlijk hebben de planten 's
zomers veel mieer water noodig dan
's winters; terwijl men 's zomers meest
al om iden anderen dag of wanneer
't heel warm is, dagelijks water moet
geven; kan men 's winters met één
maal per week toe. Ook is het zeer
aan te bevelen de potten om die twee
jaar eens van volkomen nieuwe aarde
te voorzien en dan meteen grootere
potten te nemen dan die. waarin ze tot
nu toe geplant, waren; de wortels krij
gen dan meer ruimte om zich te ont
wikkelen en dientengevolge groeit dte
plant beter. De varens kan men vol
komen zelve opkweeken zonder dat
men er eenig geld voor behoeft uit
te geven. Zij groeien in allerlei geuren
in 't wild1. Een uitgetrokken varen
plantje zet men in een klein bloem
potje, tegen den winter sterft het
plantje dan af, maar men laat het pot
je eenvoudig staan op een beschut
plekje in den tuin en tegen den zomer
komen weer die veelbelovende biaiine
spruitjes te voorschijn, die zich ont
wikkelen tot een groen rolletje en ein
delijk tot een fijn regelmatig gevormd
blad'.
Steeds mieer is men in den laatsten
tijd ook het uitwendige van het huis
met planten en bloemen gaan versie
ren. Wie een balcon heeft laat daar
blikken bakken op aanbrengen en vult
ze des zomers met hanggéraniums,
margrieten, labeüa's, petunia's enz.
Over 't algemeen heeft men voor diit
doel sterke planten noodiig, daar zij
uit den aard der zaak veel van den
wind' hebben te lijden. Wie geen bal
con heeft laat op een lijst van 't huis
blikken bakken aanbrengen en vult ze
op dezelfde wijze; wie ook dat moet
derven, zet binnenshuis op de venster
bank een blikken bak.
's Winters kan men in dezen bak
kleine klimopplantjes en andere hees
tertjes zetten. Deze plantjes' kunnen
in zomertijd weer gepot worden en op
■die wijze iedere® winter weer dienst
doen. Tusschen deze plantjes kan men
een paar crocussen, wat sneewklokjes
en een paar tulpen in dien grond zet
ten; ook hyacinthen en narcissen I
zou men op deze wijze kunnen ge
bruiken. Tegen 't voorjaar kan men
allerlei zaad voor vensterversïering
gebruiken.
Dan ziet de bak er wel eenige we
ken kaal en somber uit maar dat iö
«enigszins te verhelpen door de altijd
groene klimopplant langs de randen
te benuttigen; al zijn 't maar eendge
afgesneden takjes, zij blijven eenigen
tijd groen en willen ook dikwijls wor
tel schieten.
Om kinderen eenigszins een denk
beeld te geven van de waarde van 't
geld1, is er veel voor te zeggen, ze o
tien-jarigen leeftijd bijv. een dubbeltje
of iets meer weekgeld te geven, waar
voor de meisjes bijv. haarlintjes,
schoolbenoodigdhedlen zooals griffels,
potlood en, krijt enz. moeten koopen
terwijl de jongens er hun knikkers en
ook de schoolartikelen voor moeten
koopen.
In een opschrijfboekje kunnen zij
dian geregeld notitie houden van hun
inkomsten en uitgaven. Zijn ze dan
eens heel zuinig geweest, dan moet
men ze ook volkomen vrijlaten, wat
met. het overige geld te doen. Menig
maal. heb ik bij ondervinding hoe in
zoo n geval liet kind de meeste beko
ring heeft om een zijner naasten een
kleine verrassing te bezorgen.
HUISHOUDELIJKE WENKEN.
I. Laarzen en pantoffels knellen
soms op een bepaalde plaats omdat
daar een hardie plaats in het leer is.
Dat kan soms verholpen worden
door op die hardie plek een compres
gedrenkt in heet water neer te leggen,
en ze te verwijderen zoodra ze koud
gewordten is Dat zet het leer uit en
maakt het zachter-.
II. Een grijze of witte hoed kan men
schoon maken, door hem geheel met
een papje van pijpaarde met heel wei
nig water te bestrijken.
Laat het papje droog worden en
borstel het daarna af, dan zal de hoed
zoo goed als nieuw zijn. Het geheele
proces moet zoo spoedig mogelijk ge
beuren en men moet vooral zorg dra
gen zoo weinig mogelijk water te ge
bruiken, zoodat dö hoed' niet door het
water zijn normalen vorm kan verlie
zen.
(Speciale correspondentie).
Rübeland.
De Baumansgrot biedt eene groote
tegenstelling aan met de verleden week
beschrevene Hermansgrot. Daar de in
gang aan de voet, hier op dien top van
een berg, ginds een grot merkwaardig
door uiterst fijne, op ijskristallen gelij
kende druipsteenvormen, bier reusach
tige stalacieten en stalagmieten, doch
in minder groote hoeveelheid,hier reus
achtige, soms torenhooge rotsblokken,
die in wij de zalen opeengestapeld lig
gen of slechts een nauwen ingang
vrijlaten.
Hier niet vier gidisen, doch één, een
58-jarige gepensioneerde, die, zooals
hij ons mededeelt, in den Fransch-Duit
schien oorlog zijn sporen verdiend heeft
Wel merkt hij aan onze stem, dat we
vreemdelingen zijn, maar vriendelijk
ziet hij ons aan, want we zijn Hol
landers. „Aan Engelschen heb ik be
paald 't land," zegt hij, „altijd drin
gen ze zich naar voren, en zoeken ze
de beste plaatsen uit. Trots het verbod
druipsteen af te breken, worden ze tel
kens op ontvreemding daarvan be
trapt. Een Hollander daarentegen is
eerlijker en bescheiden, want op elk
tocht voegt hij zich achteraan". Daai
gaat hij zitten en steekt z'n pijp nog
op. „Als U een oogenblikje den
tijd hebt, dan zou ik nog wel wat met
u willen praten. Zoo aanstonds komen
mijne kinderen mij het middagmaal
brengen, 't Is hier* vrij wat eentoniger
dan bij de Hermansgrot. want hier
komen zooveel reizigers niet. En waar
om niet? want de heide grotten gelij
ken in 't geheel niet op elkander, zoo
als u zoo aanstonds wel zult zien."
Is u altijd alleen? Of zijn de an
dere gidsen in de grot?
Neen, we zijn met ons vijven, één
voor de Baumansgrot en vier voor de
Heransgrot. 't Volgend: jaar en d'e
drie jaren daarna ben ik weer gids
in de Hermaiisgrot en m'n collega's
houden dan hier thuis.
Zoo praatten we wat, over zijne po
sitie, over d'en oorlog van 1870—1871,
over den Boerenoorlog en zooveel an
dere zaken, tot een half uur verstre
ken was en de kinderen nog niet met
het eten waren verschenen.
Nu werd besloten, eerst maar in de
grot af te dalen, die evenals die Her
mansgrot electrisch verlicht was. Deze
verlichting stelde onis, evenals daar,
in staat de talrijke zalen waarin de
grot was verdeeld, nauwkeurig te be
zien, de reusachtige stalactieifcen en
stalagmieten. de grillige, of personen
of gebouwen gelijkend'e, vormen, de
torenhooge rotsblokken, wier boven
zijde zoo nauwkeurig aan het gewelf
daarboven past, zoodat daaruit kan
worden afgeleid, dat eene aardbeving
of een geweldige aardschok voor hon
derdien jaren terug, die blokken naar
beneden heeft doen storten, die uitge
strekte ruimten, waarin, zooals onze
gids opmerkte, vroeger muziek ge
maakt en bal gegeven werd, de nau
we, pijpvormige gangen daartusschen,
met dan weer eene smalle ruimte, ac.
schoorsteen genaamd', waarin elk ge
luid' een diepen, doffen weerklank
heeft. Toch i's daarboven geene ope
ning te zien; de klank duidt echter aan
dat het gewelf zeer dun moet zijn en.
daarboven eene andere opeue ruimte,
wellicht een nieuwe zaal, die weer
nieuwe wonderen oplevert. Want won-1
deren levert elke zaal, zij het hier eene
talrijke verzameling dl'uipsteenvormen
daar een gletcher- of watervalvormige
door 't water uitgeholde rotsmassa,
ginds versteeningen aan de wanden,
als hagedissen, beenderen van holen-
beeren en hart en lever van den Aue-
ros. En hoewel de grot reed's in 1768
ontdekt is door den persoon, naar wien
de grot genoemd! wordt, doet men i ol-
kens weer nieuwe ontdekkingen
heeft dezelfde gids, die ons vergezelt,
met een zijner collega's een gang ont
dekt, waarin zij met levensgevaar zijn
afgediaal/d'. Tal van beenderen zijn
daar opeengehoopt, ook steenen bijlen
messen, vuursteenen, wier aanwezig
heid het vermoeden wettigt, dlat hier
eertijds menschefn woonden, ijverig
zetten te geologen daarom het onder
zoek voort, in de hoop, daarvan nog
meerdere sporen, zoo mogelijk heen
deren te vinden. Daarom is deze gang
nog niet voor het publiek verkeer open.
gesteld, hoewel deze toch eenmaal be
stemd zal zijn, eene meerdere bekend
heid aan de Baumannsgrot te geven,
want Baumann heeft in 1768 de grot
ontdekt; hij was daarin afgedwaald met
een lamp, en leeftocht, was te ver
doorgedrongen, met het noodlottig ge
volg. dat hij weldra zonder licht zat.
Hij dwaalde in de diepe; inktzwarte
duisternis rond', drie dagen en drie,
nachten toen zag hij 't daglicht weer.
Maar zijne familie zag bean vergrijsd
terug en de doorgestane angst wierp
hem op het ziekbed neer, waarvan hij
niet weer verrees.
Bij den ingang teruggekomen, ble-l
ken die kinderen van onzen gids juist
met het middagmaal te zijn gearri
veerd, M'n jongens zullen ook mili
tair worden, niet waar Frits? Doe je
saluut eens voor d'e heeren!
En op onberispelijke wijze werd het
militair saluut uitgevoerd.
Op ongeveer een kwartier afstand
van Rübeland is men bezig een berg
af te breken. Hoewel we reeds meer
malen op een afstand bet werk van
■een steenbouwerij gadesloegen, was
bet ons tot dusverre niet gegund ge
weest, het afhouwen van rotsblokken
gade te slaan. Het inwendige van
den. hier geheel massieven, berg lag
voor ons, met tal van naar buiten uit
stekende rotspunten, waarop d'e arbei
ders met het afhouw, belast, een steun
plaats kunnen zoeken. Met touwen
om bet lichaam, die op den top van
den berg stevig zijn vastgemaakt, la
ten ze zich vandaar naar beneden zak
ken gewapend met houweel en breek
ijzer, tot een hunner voeten een rust
punt vindt, om op te staan. Gaat de
afdaling reeds met levensgevaar ge
paard', men kan zich begrijpelijkerwij
ze voorstellen, dat. het losbreken van
stukken rots buitengewone moeilijk
heden oplevert. Eén of, als de ruimte
toelaat, twee arbeiders, staan daar als
't ware tegen d'en rotswand aangeplakt
met boven zich en beneden zich
berg en den afgrond'. En die ruimte L
hoogstens een halve meter in 't vier
kant, zoodat de werklieden zich wen
den noch keeren kunnen, of ze han
gen en slingeren in de lucht. Daarbij
komt dan nog hun afmattende, ver
moeiende arbeid, eerst met hun hou
weel stukken uit den rotswand weg te
bakken, tot een rotsblok vrijkomt, dan
met behulp hunner breekijzers zulk
een blok te wentelen en in beweging
Een nieuw Russisch oorlogsschip.
Dezer dagen is nabij St. Petersburg
in tegenwoordigheid van den czaar
en de czarina een nieuw Russisch oor
logsschip van stapel geloopen, dat den
naam „Orel" voert. Zijn grootste leng
te bedraagt ongeveer 130 meter ein bet
verplaatst 13.516 ton. De „Orel" kan
1275 ton kolen innemen en is berekend
op een maximum- snelheid van 18
knoopen, terwijl haai- machine een
gezamenlijk vermogen van 15.800
paardekrachten kunnen ontwikkelen
De bewapening bestaat uit vier 12-
duims-, vier 6-duims-kanonnen en een
aantal stukken geschut van lichter ka
liber, allsmlede 4 torpedobuizen. De
„Orel" is het 32ste slagschip der Rus
sische vloot.
te brengen, tot bet zwaartepunt daar
van vrij en boven den afgrond bene
den ben komt te liggen. Dan stort b,:
rotsblok met donderend geweld naar
beneden, een wolk yan stof naar bo
ven drijvend, die gedurende een o ogen
blik in den berg de arbeiders geheel
aan ons gezicht onttrekt.
We begeven ons naar de overzijde
van de Bode, waar hooge bergen we
derom bet dal insluiten, bergen met
uitgestrekte bossclien bedekt. Hier
geen panorama echter aan onze voe
ten, geen mat opzet opengehakt ter
rein, om den blik van den Harz-reiri
ser te laten weiden, tot vei- in 't blau
we verschiet.
Overal om ons been boscli, waarin
die houthakker nog niet zijn vernielen
de bijl gezet beeft, op rotsblokken en
daaromheen d1© wortels der boomen, ze
in vezelachtige armen omklemd hou.
dende. Herten met trotsch gewei, hin
den met jongen springen tusschen de
boomstammen d'oor of ijlen in galoi:
naar de opene ruimte, die gindi tu-
schen bet dichte boscb doorlicht. Daar
is een bergweide, waarin knoesten en
tronken van omgehakte hoornen er up
wijzen, dat daar vroeger eveneens een
dicht woud dien bergrug bedekte. Om
ons been bergen, geheel of gedeeltelijk
miet bosch begroeid, achter ons het
dichte woud, ver beneden ons. i:a
zichtbaar voor bet oog bet dal.
En heel in 't verschiet, bengelende
klokjeis, in allerlei klank en toon. klok
jes van een kudde grazende roodbonte
runderen, onder toezicht van 'n herder
met zijn hond. Eeri dergelijke kudde
vaalrood vee, grazende op de berg
hellingen, uit de verte te zien, biedt
een frappant gezicht, in 't eerst zou
men ze. met 't oog op hunne groote ho
rens en sterken lichaamsbouw maar
liefst willen ontwijken. Later bemerkt
men, dat hun aard in 't geheel niet
woest.is, ja, dat ze zelfs heit Holland-
sche vee verre in makheid overtreffen.
Een kudde bestaat uit twintig tot der.
ig stuks, toebehoorende aan verschil
lende eigenaarsbij het dorp of bi;
de s tadgekomen, waar ze thuis hoo-
ren, laat de herder ze gewoon zelf
hhru stal opzoeken. Zoo liep in Harz
burg een stier langs den hoofdweg
zonder eenig toezicht, nu zijn breeden
kop vertoonend' voor het spiegelruit
van een banketbakker, dan schurftend
langs de aan den weg istaand'e boomen.
Kleine kinderen tikten hem meit eeu
strootje of stokje in de zijden of op
den kop, geen noodhet dier drentelt
goedmoedig voort en bereikt ten slotte
zijn stal. Doe dat nu eens bij een
Hollandlschen stier ik vermoed, dat
niet veel menschen aan den weg zou
den bl ven voortwandfelen, in geen ge
val hem durfden passeeren. Eij de af
daling van den berg bereikten we een
dorpje, dat zich kenmerkte dooT een
een aantal vuile woningen en groote
troepen ganzen, die in de hu'izen, op
de erven en op den weg zelve, gikgak-
kend voortwaggelden. een dorpje, op
oen uur afstands van Rübeland gele
gen. Onze weg leidt nu weer door hei
dal langs de bruisende Bode. die we
nu voor de laatste maal aanschouwen,
langs de hooge beboschle bergen,
rechts en links, dan neemt die trein
ons op. om ons te brengen naar El-
bingerode.
Het was dezelfde dikbuikige, rood
wangige conducteur, die we ook des
morgens ontmoert. had'den, op onzen
weg naar Rübeland toe. Hij herken
de ons dadelijk, en werd. toen hem
een Hollandscb© sigaar werd gepre
senteerd', zooveel spraakwater, dat hii
ons op den geheelen weg naar Elbin-
gc-rode gezelschap hield. En bij niet
alleen, daar waren nog in onze coupé
een oude, grijze pachter, en een het
burgervrouwtje, die weldra opschikten
naar ons toe, zoodat we al spoedig in
een intiem, gezellig kringetje bij el
kander zaten.
De conducteur voerde het hoogste
woord. „Die vervloekte Engelschen"
zeide hij, ,,om een vrij Boerenvolk te
bevechten met. zulke menschonteeren.
de, afschuwelijke middelen. Nu heb
ben ze 't erbij neer moeten leggen,
maar ik verzeker je. dat Engeland z'n
trekken eenmaal thuis zal krijgen.
Er zal eenmaal een tijd komen, dat
wij ons zullen wreken over den
smaad, den Boeren aangedaan. Ik
wou. clat ik 't in m'n macht had, al
die Engelschen de zee in te jagen en
ze to verdrinken
„Ja," valt de oude pachter in, „als
hier Engelschen zaten, we gooiden ze
eruit eruit
En m'n reisgezel zeide niets maar
tikte ze aan, maakte een kring om z'n
hals en voerde een beweging u!iL die
trekken moest voorstellen. De .pro
Boer-geest van de Duitschers, niet t
minst ook van de Duitsche dame, ken
de geen grenzenmet de armen
zwaaiend, de vuisten hallend;, stond de
conducteur in het midden van ons
groepje, wild uitvallend tegen de in
z'n verbeelding voor hem staande En
gelschen. dedeugdeu van de generaals
Botha, de Wet en de la Rey en van
President Steynhoog prijzend, Roberts
en Kitchener en ook generaal Cron.
jé verachtend.. En de pachter ende
dame, daardoor aangestoken, vielen
telkens in„Ja ja, so ist'(sv en de
pachter, nog droomend van in de trein
zittende Engelschen, mompelde half
luid ..Draus Draus tot we het sta
tion Elberingrode bereikten, waardoor
aan de extase van. ons gezelschap een
öinde kwam.
We namen afscheid van den conduc
teur met deze woorden „Waarde
vriend, we zullen elkaar wellicht in
ons leven nooit weer terugzien, leef ge
lukkig, en nu Gut Heil„Ja, ja,
Gut heilEn toen we in Elbingerode
wandelden, en de trein ons (in de
verte paseerde, zwaadie hij met z'n
conducteurspet uit een der portier
raampjes en hoorden we hem ons nog
toeroepen„Gut heil!"
(Wordt vervolgd.)
Een liefdesgeschiedenis op de
velden.
Door GUSTAV LOFFEL.
;oud-
Over die goudveldien van Coolgardie
was d'e dag opgegaan. Fonkelende
dauwdroppels strooide hij over de
smachtende grashalmen en die veel
kleurige witte bloemen en verleende
de schrale en onder een andere belich
ting zoo saaie natuur een zweem van
poëzie. Uit de duistere, gapende mijn
ingangen en de door rook zwart ge
worden hutten,, waarin d'e stampma-
chilnes stonden, klonk een dof gedreun
Het was het. ruwe lied van den arbeid^
welks klanken over de bijna boamloo-
ze vlakte naar den verwijderden hori
zon rolden.
Bijzonder vriendelijk groette die
zon een met wijnranken begroeide hut,
wedke „ver buiten" achter een afzon
derlijk staande groep boomen verscho.
lag.
De zon is de vriendin van den ar
beid, hem. wekt zij het .eerst en wan
neer de zon vermoeid het groote vlarn-
menoog sluit, gaat ook die arbeid; ten
ruste, tenminste, hier op de goudvel
den. Zijne bevalligste verpersoonlij
king vond deze beste en vertrouwbaar-
ste onderhouder der menschen in. de
mooie Nelly Craig, die-achter het groe
ne bladergordijn over hare' naaima
chine gebogen zat en vlijtig naaide.
Ze naaid'e kleeren voor de vrouwen
en kinderen d'er goudgravers en, daar
deze klein in aantal waren, ook nog
blouses en hemden voor de mannen.
Hare moeder was reeds langen tijd
dood. haar vader was een jaar geleden
gestorven. Hij had', in de werkplaatsen
d'er groote. mijncompagnie gewerkt en
0 verve rdiend, om zich het huisje te kun
nen bouwen en inrichten; een groen
ten en oofttuin had hij rondom bet
huis aangelegd, hoenders, varkens en
een paar koeien gekocht en daarmee
alles gedaan, wat in zijne macht stond
om zich en zijn kind) in de toekomst
voor gebrek te bewaren. Het flinke
goudblonde meisje had een liefelijke
stem en daarom had men. haar d'en
bijnaam „Bul-bul" gegeven; dit i's de
naam. van den Australiscben nachte
gaal. Ook op dezen zomermorgen zong
ze bij haar werk. Het waren niet de
jubelklanken van een hart, hetwelk
overvloeit van geluk; het waren de
teedere. zacht klagende melodieën van
baar Schotsch vaderland, de uitdruk-,
king van een rijk zieleleven, dat door
die poëzie gelouterd wordt.
Voetstappen klonken in den voortuin
Vol verwachting hief Nelly het hoofd
op. Toen ze zag, wie er naderde, vloog
er een schaduw over haar frisch, jeug
dig gezicht,
Tom, zei' ze met beklemd gemoed.
Ze stond op en ging den onwelko-
men gast tegemoet tot onder de veran
da voor het huis. De „Zwarte Tom"
zooals hij door den volksmond werd.
genoemdl was een gevreesde vechters-
100ste Schets van DEKA.
Een phantasie.
Vaak denkt het volk als een kind. Zie,
zoo redeneerde het, het kleine dappere
volk daarginds is wel is waar half dood
gedrukt door den loodzwaren, rauwen
reus, maar het deed toch zijn best, en
daarom zullen wij het in zijn aanvoer
ders vieren, als die naar Nederland ko
men. Wij zullen ze inhalen met fanfares
als waren ze overwinnaars, onze kinde-
Ten zullen hen een welkomstlied toezin
gen, zoodat de echo van muziek en zang
zal weerklinken tot over de zee, tot in
het land der onderdrukten. Daadwerke
lijk konden wij niet tusschen beiden ko
men maar onze sympathie steken wij niet
onder stoelen en banken, hoe gevreesd
die bul daar ginds ook is.
Maar die van het kleine, verslagen
volk, de afgezanten van het volk dat
hijgde onder smartelijk wee, begrepen
beter wat hun taak was tegenover het
kleine, gastvrije stamverwante landje.
Uitdrukkelijk gaven zij te kenen slechts
te zullen komen met dit doel, gelden in
te zamelen om de rampen te lenigen van
de duizenden vrouwen die door den oor
log weduwe, de tienduizenden kinderen
die wees waren geworden.
Dat bracht het bevriende kleine volk
wel wat in verlegenheid. Mijn hemel,
waar moesten ze nu met hun hartelijk
heid blijven. Mocht men dan niet eens
meer toonen wat diep in het hart brand
de en kookte, nu al bijna drie jaar, zoo
lang de worsteling daar ginds 'had ge
duurd? Fiat —maar het gaf eene verkoe-
lüig, niet van gevoelens maar van geest
drift. Mijn hemel, je kon daar aan de
plaats van aankomst toch niet gaan
staan alsof een doode werd binnenge
dragen, de leerling was nu toch eenmaal
geworpen, men moest het maar van den
vroolijksten kant opnemen.
Maar, zooals gezegd, het gaf eenige
verkoeling, en toen die eene kwam, de
doodkranke aanvoerder van het versla
gen volk, was het geene betooging zoo
grootsch, als menigeen zich dat wel had
voorgesteld. Waarvoor zou men aanwe
zig zijn, als er niets te juichen viel
Zwijgen kon je verderop, in je gewone
bezigheden ook.
En men zweeg, men zweeg, maar toch
ook in ontzettend diep medelijden. Men
was zoo gewoon geweest zich hem voor te
stellen als een echte man van hooge ge
stalte, een krijgsheld van niet èl te mo
dern type, een die zijn volk aanvoerde
met raad en daad; een wijs hoofd en een
sterke hand. Was dit nu de .groote hel
denfiguur, die ineen gevallen, geknapte
mensch, slap uitgestrekt op een rustbed.
O, beter dan alle krantenverhalen had
den kunnen zeggen, begreep men nu hoe
ontzettend groot de krachtsinspanning
was geweest, nu deze reus daar zoo
krachteloos ontwricht neder lag. Een
traan welde er op, hier en daar, niet.
slechts in vrouwenoogen; en een zegen
bede voor den zwaar getroffene zweefde
op de lippen des volks. Moge hij in het
stamverwante, bevriende land rust en
genezing vinden, kracht om het zware
leed van een geheel volk te dragen.
Wat was hij zwak en hulpeloos. Geen
geestkracht blonk er meer in het half ge
sloten oog. Wie was er in staat hem
troost te geven?
Hem troosten? Het geleek er niet veel
op, een paar uur later, toen de zieke wat
van zijn reis was uitgerust. Zijn omge
ving had ze nog wat willen laten wach
ten, maar de zieke begreep te goed hoe
verlangend de ballingen waren om het
laatste nieuws uit hun vaderland te hoo-
ren, dat hij zich op een rustbank liet
neerzetten, en een voor een toeliet.
Jack Penaar, arme jongen, kom wat
nader, en geef mij de hand. Je zult sterk
te noodig hebben, Jack, want je bent
zwaar bezocht'. Je vrouw God helpe
je is niet meer. Twee dagen voor mijn
vertrek zag ik haar op de lijst der over
ledenen. Typheuse koortsen rukten haar
in een ommezien weg.
O, oom Piet, oom Pietdat is toch
niet waar? Alles wil ik geven, maar dat
niet. Mijn arme Mary, ik kan niet zonder
haar levenl Wat moet er van de kinde
ren worden, en wat van mij die haar
leiding zoo noodig heeft.
God ontneemt ons vaak, wat ons het
liefste is Jaca. Daartegen mogen
wij niet opstaan Wees veeleer dank
baar voor hetgeen u nog overbleef. Er
zijn er die armer zijn geworden door den
oorlog, Jack. Kom ga nu naar het Tehuis,
en tracht uwe andere kameraads wat te
troosten of voor te bereiden. Ik heb nog
erger dingen te vertellen.
Gehoorzaam maar neerslachtig ging de
jonge man heen. Toen trad voorzichtig,
op de toonen, een zware, gebaarde kerel
binnen, verlegen zijn breedgeranden
hoed in de handen draaiend. Oom Piet,
oom Piet, hoe is het met u? Tijding uit
ons ongelukkig land heb ik niet te ver
wachten. Mijn eigendommetjes zijn naar
de maan, dat is waar, maar ik heb kind
noch kraai op de wereld, en zal nog wel
aan den kost komen.
Dan rust er een zware plicht op je,
Dirk. Ei' zijn veel ouderlooze kinderen,
man, dat weet je welBegrijp je me...?
Neem de zorg van een of meer dezer op
je. Of steun een weduwe die achterblijft
met 'n stuk of wat kleine springers, 't
Is vooral voor vrouwen een moeieJijke
tij dl
Maar hoe is het met u, oom Piet?
O, dat gaat gelukkig goed; de zeereis
heeft me haast beter gemaakt! Maar
denk je om hetgeen ik gezegd heb? Nu
adieu, hoor! Hou je maar goed. Denk
aan hen die minder hebben dan jij.
Heel zacht, haast vreesachtig, was
toen het klopje tegen de deur. Schoorvoe
tend kwam een jonge vrouw binnen en
liep op het rustbed toe.
Oom Piet is er al nieuws van hem?
Hij begreep dadelijk op wien zij doel
de, want als een echte landsvader kende
hij al zijn kinderen.
Beste Anna., de tijd zal moeten leeren
wat de beschikking van den Allerhoogste
is. Toen ik hem verliet had hij juist voor
twee weken een bajonetsteek gekregen,
die vrij diep trof en een der longen
raakte
Zij was op de knieën voor het bed neer
gezonken. Nu liet zij het hoofd voorover
op de handen zinken en snikte het uit in
groote vertwijfeling. Hij was haar brui
gom
O, oom Piet, oom Piet, hij is toch niet
dood... niet doodzeg hét mij, zeg het
mij in eens.
Hij zag haar kleine gestalte sidderen
en schokken, en het doodsbleeke ge
zichtje staarde hem in wezenloozen angst
aan.
Nog niet Anna
Had hij wel recht dit te zeggen? Toen
hij het land verliet, lag de jonge man, op
sterven. Maar hij kon het niet, over zich
verkrijgen dit laatst§ hopen van het jon
ge meisje zoo opeens, plotseling te ver
nielen.
Kom, morgen terug, kind. Waarschijn
lijk heb ik dan wel tijdingMaar houd
je kalm en vraag God om berusting, hoe
ook de uitslag moge zijn. Denk aan je
arme moeder, die haar man en haar
zoon verloor. Jij moet haar sterken.
Toen zij langzaam was heengegaan,
zonk hij even terug, ten prooi aan eene
hevige ontroering als gevolg van zijn
zwakte, zijn lichamelijk en zielelijden.
Toen kwam opeens een oud mannefje.
met driftig gebaar, de kamer instuiven.
Zijn tongval verried den Duitscher. Ach,
Got, ach Got, mijn land en mijn geld. .Al
les hebben die schurken gestolen. Die
verdamde krieg. En du bist de schuld
van alles. Immers hab ik gezegd, nicht
vechten, nicht vechten.
Het gelaat van den zieke stond opeens
steen hard. Met een gebiedend gebaar
deed hij den man van zijn stoel oprijzen
en sprak: Voor u weer heengaat, heb ik
u een raad te geven. Tracht u zelf te her
zien, of laat ik liever zeggen zijn
stem klonk wat zachter tracht u te her
stellen van de slagen die de oorlog u
toebracht. Want u heeft hij het ergst ge
troffen. Hij vroeg offers in geld en
vleesch, maar u bedierf hij de ziel. Daar
om zijt gij het meest te beklagen. Bezoek
eens een paar maJen ons Tehuis in deze
stad, en tracht een paar tranen te dro
gen van hen die nog ongelukkiger zijn
dan gij. Alleen hiermede zult ge uw ziele-
vrede terugkrijgen.
Dit was de laatste. Weer was een 00-
genblik de geest te zwak. Een zachte
hand die verkoelend over zijn voorhoofd
streek riep hem wakker uit de verdoo-
ving. Het was zijn vrouw.
En even werd hij heel klein, uitwee-
nend aan haar borst 't lied van een ge
heel volk. Toen dankten zij samen God,
die hen veel ontnomen had, maar toch
voor elkaar gespaard.