Licht en Schaduw, Rubriek voor Dames. DE HARZ. BUL-BUL. Er is geen kamerversiering, die zoo altijd ïn de mode blijft en het meest voldoet als het kweeken van kamer planten; vooral wanneer dat kan ge beuren zonder de hulp van tuin of broeikas in te roepen. Iedere huisvrouw kan met wat moei te en geduld haar planten frisch en tierig houden. Het gemakkelijkst in dat opzicht zijn de aspidiestra's, de pal men, de aralia's en de ficus. Wanneer men deze planten maar geregeld' water geeft d. w. z. tame lijk dikwijls en dan heel weinig en dian iedere week de blaren zorgvuldig afsponst, zullen deze planten steeds in grootte en kracht toenemen en kan men er eenige jaren plezier van heb ben. Natuurlijk hebben de planten 's zomers veel mieer water noodig dan 's winters; terwijl men 's zomers meest al om iden anderen dag of wanneer 't heel warm is, dagelijks water moet geven; kan men 's winters met één maal per week toe. Ook is het zeer aan te bevelen de potten om die twee jaar eens van volkomen nieuwe aarde te voorzien en dan meteen grootere potten te nemen dan die. waarin ze tot nu toe geplant, waren; de wortels krij gen dan meer ruimte om zich te ont wikkelen en dientengevolge groeit dte plant beter. De varens kan men vol komen zelve opkweeken zonder dat men er eenig geld voor behoeft uit te geven. Zij groeien in allerlei geuren in 't wild1. Een uitgetrokken varen plantje zet men in een klein bloem potje, tegen den winter sterft het plantje dan af, maar men laat het pot je eenvoudig staan op een beschut plekje in den tuin en tegen den zomer komen weer die veelbelovende biaiine spruitjes te voorschijn, die zich ont wikkelen tot een groen rolletje en ein delijk tot een fijn regelmatig gevormd blad'. Steeds mieer is men in den laatsten tijd ook het uitwendige van het huis met planten en bloemen gaan versie ren. Wie een balcon heeft laat daar blikken bakken op aanbrengen en vult ze des zomers met hanggéraniums, margrieten, labeüa's, petunia's enz. Over 't algemeen heeft men voor diit doel sterke planten noodiig, daar zij uit den aard der zaak veel van den wind' hebben te lijden. Wie geen bal con heeft laat op een lijst van 't huis blikken bakken aanbrengen en vult ze op dezelfde wijze; wie ook dat moet derven, zet binnenshuis op de venster bank een blikken bak. 's Winters kan men in dezen bak kleine klimopplantjes en andere hees tertjes zetten. Deze plantjes' kunnen in zomertijd weer gepot worden en op ■die wijze iedere® winter weer dienst doen. Tusschen deze plantjes kan men een paar crocussen, wat sneewklokjes en een paar tulpen in dien grond zet ten; ook hyacinthen en narcissen I zou men op deze wijze kunnen ge bruiken. Tegen 't voorjaar kan men allerlei zaad voor vensterversïering gebruiken. Dan ziet de bak er wel eenige we ken kaal en somber uit maar dat iö «enigszins te verhelpen door de altijd groene klimopplant langs de randen te benuttigen; al zijn 't maar eendge afgesneden takjes, zij blijven eenigen tijd groen en willen ook dikwijls wor tel schieten. Om kinderen eenigszins een denk beeld te geven van de waarde van 't geld1, is er veel voor te zeggen, ze o tien-jarigen leeftijd bijv. een dubbeltje of iets meer weekgeld te geven, waar voor de meisjes bijv. haarlintjes, schoolbenoodigdhedlen zooals griffels, potlood en, krijt enz. moeten koopen terwijl de jongens er hun knikkers en ook de schoolartikelen voor moeten koopen. In een opschrijfboekje kunnen zij dian geregeld notitie houden van hun inkomsten en uitgaven. Zijn ze dan eens heel zuinig geweest, dan moet men ze ook volkomen vrijlaten, wat met. het overige geld te doen. Menig maal. heb ik bij ondervinding hoe in zoo n geval liet kind de meeste beko ring heeft om een zijner naasten een kleine verrassing te bezorgen. HUISHOUDELIJKE WENKEN. I. Laarzen en pantoffels knellen soms op een bepaalde plaats omdat daar een hardie plaats in het leer is. Dat kan soms verholpen worden door op die hardie plek een compres gedrenkt in heet water neer te leggen, en ze te verwijderen zoodra ze koud gewordten is Dat zet het leer uit en maakt het zachter-. II. Een grijze of witte hoed kan men schoon maken, door hem geheel met een papje van pijpaarde met heel wei nig water te bestrijken. Laat het papje droog worden en borstel het daarna af, dan zal de hoed zoo goed als nieuw zijn. Het geheele proces moet zoo spoedig mogelijk ge beuren en men moet vooral zorg dra gen zoo weinig mogelijk water te ge bruiken, zoodat dö hoed' niet door het water zijn normalen vorm kan verlie zen. (Speciale correspondentie). Rübeland. De Baumansgrot biedt eene groote tegenstelling aan met de verleden week beschrevene Hermansgrot. Daar de in gang aan de voet, hier op dien top van een berg, ginds een grot merkwaardig door uiterst fijne, op ijskristallen gelij kende druipsteenvormen, bier reusach tige stalacieten en stalagmieten, doch in minder groote hoeveelheid,hier reus achtige, soms torenhooge rotsblokken, die in wij de zalen opeengestapeld lig gen of slechts een nauwen ingang vrijlaten. Hier niet vier gidisen, doch één, een 58-jarige gepensioneerde, die, zooals hij ons mededeelt, in den Fransch-Duit schien oorlog zijn sporen verdiend heeft Wel merkt hij aan onze stem, dat we vreemdelingen zijn, maar vriendelijk ziet hij ons aan, want we zijn Hol landers. „Aan Engelschen heb ik be paald 't land," zegt hij, „altijd drin gen ze zich naar voren, en zoeken ze de beste plaatsen uit. Trots het verbod druipsteen af te breken, worden ze tel kens op ontvreemding daarvan be trapt. Een Hollander daarentegen is eerlijker en bescheiden, want op elk tocht voegt hij zich achteraan". Daai gaat hij zitten en steekt z'n pijp nog op. „Als U een oogenblikje den tijd hebt, dan zou ik nog wel wat met u willen praten. Zoo aanstonds komen mijne kinderen mij het middagmaal brengen, 't Is hier* vrij wat eentoniger dan bij de Hermansgrot. want hier komen zooveel reizigers niet. En waar om niet? want de heide grotten gelij ken in 't geheel niet op elkander, zoo als u zoo aanstonds wel zult zien." Is u altijd alleen? Of zijn de an dere gidsen in de grot? Neen, we zijn met ons vijven, één voor de Baumansgrot en vier voor de Heransgrot. 't Volgend: jaar en d'e drie jaren daarna ben ik weer gids in de Hermaiisgrot en m'n collega's houden dan hier thuis. Zoo praatten we wat, over zijne po sitie, over d'en oorlog van 1870—1871, over den Boerenoorlog en zooveel an dere zaken, tot een half uur verstre ken was en de kinderen nog niet met het eten waren verschenen. Nu werd besloten, eerst maar in de grot af te dalen, die evenals die Her mansgrot electrisch verlicht was. Deze verlichting stelde onis, evenals daar, in staat de talrijke zalen waarin de grot was verdeeld, nauwkeurig te be zien, de reusachtige stalactieifcen en stalagmieten. de grillige, of personen of gebouwen gelijkend'e, vormen, de torenhooge rotsblokken, wier boven zijde zoo nauwkeurig aan het gewelf daarboven past, zoodat daaruit kan worden afgeleid, dat eene aardbeving of een geweldige aardschok voor hon derdien jaren terug, die blokken naar beneden heeft doen storten, die uitge strekte ruimten, waarin, zooals onze gids opmerkte, vroeger muziek ge maakt en bal gegeven werd, de nau we, pijpvormige gangen daartusschen, met dan weer eene smalle ruimte, ac. schoorsteen genaamd', waarin elk ge luid' een diepen, doffen weerklank heeft. Toch i's daarboven geene ope ning te zien; de klank duidt echter aan dat het gewelf zeer dun moet zijn en. daarboven eene andere opeue ruimte, wellicht een nieuwe zaal, die weer nieuwe wonderen oplevert. Want won-1 deren levert elke zaal, zij het hier eene talrijke verzameling dl'uipsteenvormen daar een gletcher- of watervalvormige door 't water uitgeholde rotsmassa, ginds versteeningen aan de wanden, als hagedissen, beenderen van holen- beeren en hart en lever van den Aue- ros. En hoewel de grot reed's in 1768 ontdekt is door den persoon, naar wien de grot genoemd! wordt, doet men i ol- kens weer nieuwe ontdekkingen heeft dezelfde gids, die ons vergezelt, met een zijner collega's een gang ont dekt, waarin zij met levensgevaar zijn afgediaal/d'. Tal van beenderen zijn daar opeengehoopt, ook steenen bijlen messen, vuursteenen, wier aanwezig heid het vermoeden wettigt, dlat hier eertijds menschefn woonden, ijverig zetten te geologen daarom het onder zoek voort, in de hoop, daarvan nog meerdere sporen, zoo mogelijk heen deren te vinden. Daarom is deze gang nog niet voor het publiek verkeer open. gesteld, hoewel deze toch eenmaal be stemd zal zijn, eene meerdere bekend heid aan de Baumannsgrot te geven, want Baumann heeft in 1768 de grot ontdekt; hij was daarin afgedwaald met een lamp, en leeftocht, was te ver doorgedrongen, met het noodlottig ge volg. dat hij weldra zonder licht zat. Hij dwaalde in de diepe; inktzwarte duisternis rond', drie dagen en drie, nachten toen zag hij 't daglicht weer. Maar zijne familie zag bean vergrijsd terug en de doorgestane angst wierp hem op het ziekbed neer, waarvan hij niet weer verrees. Bij den ingang teruggekomen, ble-l ken die kinderen van onzen gids juist met het middagmaal te zijn gearri veerd, M'n jongens zullen ook mili tair worden, niet waar Frits? Doe je saluut eens voor d'e heeren! En op onberispelijke wijze werd het militair saluut uitgevoerd. Op ongeveer een kwartier afstand van Rübeland is men bezig een berg af te breken. Hoewel we reeds meer malen op een afstand bet werk van ■een steenbouwerij gadesloegen, was bet ons tot dusverre niet gegund ge weest, het afhouwen van rotsblokken gade te slaan. Het inwendige van den. hier geheel massieven, berg lag voor ons, met tal van naar buiten uit stekende rotspunten, waarop d'e arbei ders met het afhouw, belast, een steun plaats kunnen zoeken. Met touwen om bet lichaam, die op den top van den berg stevig zijn vastgemaakt, la ten ze zich vandaar naar beneden zak ken gewapend met houweel en breek ijzer, tot een hunner voeten een rust punt vindt, om op te staan. Gaat de afdaling reeds met levensgevaar ge paard', men kan zich begrijpelijkerwij ze voorstellen, dat. het losbreken van stukken rots buitengewone moeilijk heden oplevert. Eén of, als de ruimte toelaat, twee arbeiders, staan daar als 't ware tegen d'en rotswand aangeplakt met boven zich en beneden zich berg en den afgrond'. En die ruimte L hoogstens een halve meter in 't vier kant, zoodat de werklieden zich wen den noch keeren kunnen, of ze han gen en slingeren in de lucht. Daarbij komt dan nog hun afmattende, ver moeiende arbeid, eerst met hun hou weel stukken uit den rotswand weg te bakken, tot een rotsblok vrijkomt, dan met behulp hunner breekijzers zulk een blok te wentelen en in beweging Een nieuw Russisch oorlogsschip. Dezer dagen is nabij St. Petersburg in tegenwoordigheid van den czaar en de czarina een nieuw Russisch oor logsschip van stapel geloopen, dat den naam „Orel" voert. Zijn grootste leng te bedraagt ongeveer 130 meter ein bet verplaatst 13.516 ton. De „Orel" kan 1275 ton kolen innemen en is berekend op een maximum- snelheid van 18 knoopen, terwijl haai- machine een gezamenlijk vermogen van 15.800 paardekrachten kunnen ontwikkelen De bewapening bestaat uit vier 12- duims-, vier 6-duims-kanonnen en een aantal stukken geschut van lichter ka liber, allsmlede 4 torpedobuizen. De „Orel" is het 32ste slagschip der Rus sische vloot. te brengen, tot bet zwaartepunt daar van vrij en boven den afgrond bene den ben komt te liggen. Dan stort b,: rotsblok met donderend geweld naar beneden, een wolk yan stof naar bo ven drijvend, die gedurende een o ogen blik in den berg de arbeiders geheel aan ons gezicht onttrekt. We begeven ons naar de overzijde van de Bode, waar hooge bergen we derom bet dal insluiten, bergen met uitgestrekte bossclien bedekt. Hier geen panorama echter aan onze voe ten, geen mat opzet opengehakt ter rein, om den blik van den Harz-reiri ser te laten weiden, tot vei- in 't blau we verschiet. Overal om ons been boscli, waarin die houthakker nog niet zijn vernielen de bijl gezet beeft, op rotsblokken en daaromheen d1© wortels der boomen, ze in vezelachtige armen omklemd hou. dende. Herten met trotsch gewei, hin den met jongen springen tusschen de boomstammen d'oor of ijlen in galoi: naar de opene ruimte, die gindi tu- schen bet dichte boscb doorlicht. Daar is een bergweide, waarin knoesten en tronken van omgehakte hoornen er up wijzen, dat daar vroeger eveneens een dicht woud dien bergrug bedekte. Om ons been bergen, geheel of gedeeltelijk miet bosch begroeid, achter ons het dichte woud, ver beneden ons. i:a zichtbaar voor bet oog bet dal. En heel in 't verschiet, bengelende klokjeis, in allerlei klank en toon. klok jes van een kudde grazende roodbonte runderen, onder toezicht van 'n herder met zijn hond. Eeri dergelijke kudde vaalrood vee, grazende op de berg hellingen, uit de verte te zien, biedt een frappant gezicht, in 't eerst zou men ze. met 't oog op hunne groote ho rens en sterken lichaamsbouw maar liefst willen ontwijken. Later bemerkt men, dat hun aard in 't geheel niet woest.is, ja, dat ze zelfs heit Holland- sche vee verre in makheid overtreffen. Een kudde bestaat uit twintig tot der. ig stuks, toebehoorende aan verschil lende eigenaarsbij het dorp of bi; de s tadgekomen, waar ze thuis hoo- ren, laat de herder ze gewoon zelf hhru stal opzoeken. Zoo liep in Harz burg een stier langs den hoofdweg zonder eenig toezicht, nu zijn breeden kop vertoonend' voor het spiegelruit van een banketbakker, dan schurftend langs de aan den weg istaand'e boomen. Kleine kinderen tikten hem meit eeu strootje of stokje in de zijden of op den kop, geen noodhet dier drentelt goedmoedig voort en bereikt ten slotte zijn stal. Doe dat nu eens bij een Hollandlschen stier ik vermoed, dat niet veel menschen aan den weg zou den bl ven voortwandfelen, in geen ge val hem durfden passeeren. Eij de af daling van den berg bereikten we een dorpje, dat zich kenmerkte dooT een een aantal vuile woningen en groote troepen ganzen, die in de hu'izen, op de erven en op den weg zelve, gikgak- kend voortwaggelden. een dorpje, op oen uur afstands van Rübeland gele gen. Onze weg leidt nu weer door hei dal langs de bruisende Bode. die we nu voor de laatste maal aanschouwen, langs de hooge beboschle bergen, rechts en links, dan neemt die trein ons op. om ons te brengen naar El- bingerode. Het was dezelfde dikbuikige, rood wangige conducteur, die we ook des morgens ontmoert. had'den, op onzen weg naar Rübeland toe. Hij herken de ons dadelijk, en werd. toen hem een Hollandscb© sigaar werd gepre senteerd', zooveel spraakwater, dat hii ons op den geheelen weg naar Elbin- gc-rode gezelschap hield. En bij niet alleen, daar waren nog in onze coupé een oude, grijze pachter, en een het burgervrouwtje, die weldra opschikten naar ons toe, zoodat we al spoedig in een intiem, gezellig kringetje bij el kander zaten. De conducteur voerde het hoogste woord. „Die vervloekte Engelschen" zeide hij, ,,om een vrij Boerenvolk te bevechten met. zulke menschonteeren. de, afschuwelijke middelen. Nu heb ben ze 't erbij neer moeten leggen, maar ik verzeker je. dat Engeland z'n trekken eenmaal thuis zal krijgen. Er zal eenmaal een tijd komen, dat wij ons zullen wreken over den smaad, den Boeren aangedaan. Ik wou. clat ik 't in m'n macht had, al die Engelschen de zee in te jagen en ze to verdrinken „Ja," valt de oude pachter in, „als hier Engelschen zaten, we gooiden ze eruit eruit En m'n reisgezel zeide niets maar tikte ze aan, maakte een kring om z'n hals en voerde een beweging u!iL die trekken moest voorstellen. De .pro Boer-geest van de Duitschers, niet t minst ook van de Duitsche dame, ken de geen grenzenmet de armen zwaaiend, de vuisten hallend;, stond de conducteur in het midden van ons groepje, wild uitvallend tegen de in z'n verbeelding voor hem staande En gelschen. dedeugdeu van de generaals Botha, de Wet en de la Rey en van President Steynhoog prijzend, Roberts en Kitchener en ook generaal Cron. jé verachtend.. En de pachter ende dame, daardoor aangestoken, vielen telkens in„Ja ja, so ist'(sv en de pachter, nog droomend van in de trein zittende Engelschen, mompelde half luid ..Draus Draus tot we het sta tion Elberingrode bereikten, waardoor aan de extase van. ons gezelschap een öinde kwam. We namen afscheid van den conduc teur met deze woorden „Waarde vriend, we zullen elkaar wellicht in ons leven nooit weer terugzien, leef ge lukkig, en nu Gut Heil„Ja, ja, Gut heilEn toen we in Elbingerode wandelden, en de trein ons (in de verte paseerde, zwaadie hij met z'n conducteurspet uit een der portier raampjes en hoorden we hem ons nog toeroepen„Gut heil!" (Wordt vervolgd.) Een liefdesgeschiedenis op de velden. Door GUSTAV LOFFEL. ;oud- Over die goudveldien van Coolgardie was d'e dag opgegaan. Fonkelende dauwdroppels strooide hij over de smachtende grashalmen en die veel kleurige witte bloemen en verleende de schrale en onder een andere belich ting zoo saaie natuur een zweem van poëzie. Uit de duistere, gapende mijn ingangen en de door rook zwart ge worden hutten,, waarin d'e stampma- chilnes stonden, klonk een dof gedreun Het was het. ruwe lied van den arbeid^ welks klanken over de bijna boamloo- ze vlakte naar den verwijderden hori zon rolden. Bijzonder vriendelijk groette die zon een met wijnranken begroeide hut, wedke „ver buiten" achter een afzon derlijk staande groep boomen verscho. lag. De zon is de vriendin van den ar beid, hem. wekt zij het .eerst en wan neer de zon vermoeid het groote vlarn- menoog sluit, gaat ook die arbeid; ten ruste, tenminste, hier op de goudvel den. Zijne bevalligste verpersoonlij king vond deze beste en vertrouwbaar- ste onderhouder der menschen in. de mooie Nelly Craig, die-achter het groe ne bladergordijn over hare' naaima chine gebogen zat en vlijtig naaide. Ze naaid'e kleeren voor de vrouwen en kinderen d'er goudgravers en, daar deze klein in aantal waren, ook nog blouses en hemden voor de mannen. Hare moeder was reeds langen tijd dood. haar vader was een jaar geleden gestorven. Hij had', in de werkplaatsen d'er groote. mijncompagnie gewerkt en 0 verve rdiend, om zich het huisje te kun nen bouwen en inrichten; een groen ten en oofttuin had hij rondom bet huis aangelegd, hoenders, varkens en een paar koeien gekocht en daarmee alles gedaan, wat in zijne macht stond om zich en zijn kind) in de toekomst voor gebrek te bewaren. Het flinke goudblonde meisje had een liefelijke stem en daarom had men. haar d'en bijnaam „Bul-bul" gegeven; dit i's de naam. van den Australiscben nachte gaal. Ook op dezen zomermorgen zong ze bij haar werk. Het waren niet de jubelklanken van een hart, hetwelk overvloeit van geluk; het waren de teedere. zacht klagende melodieën van baar Schotsch vaderland, de uitdruk-, king van een rijk zieleleven, dat door die poëzie gelouterd wordt. Voetstappen klonken in den voortuin Vol verwachting hief Nelly het hoofd op. Toen ze zag, wie er naderde, vloog er een schaduw over haar frisch, jeug dig gezicht, Tom, zei' ze met beklemd gemoed. Ze stond op en ging den onwelko- men gast tegemoet tot onder de veran da voor het huis. De „Zwarte Tom" zooals hij door den volksmond werd. genoemdl was een gevreesde vechters- 100ste Schets van DEKA. Een phantasie. Vaak denkt het volk als een kind. Zie, zoo redeneerde het, het kleine dappere volk daarginds is wel is waar half dood gedrukt door den loodzwaren, rauwen reus, maar het deed toch zijn best, en daarom zullen wij het in zijn aanvoer ders vieren, als die naar Nederland ko men. Wij zullen ze inhalen met fanfares als waren ze overwinnaars, onze kinde- Ten zullen hen een welkomstlied toezin gen, zoodat de echo van muziek en zang zal weerklinken tot over de zee, tot in het land der onderdrukten. Daadwerke lijk konden wij niet tusschen beiden ko men maar onze sympathie steken wij niet onder stoelen en banken, hoe gevreesd die bul daar ginds ook is. Maar die van het kleine, verslagen volk, de afgezanten van het volk dat hijgde onder smartelijk wee, begrepen beter wat hun taak was tegenover het kleine, gastvrije stamverwante landje. Uitdrukkelijk gaven zij te kenen slechts te zullen komen met dit doel, gelden in te zamelen om de rampen te lenigen van de duizenden vrouwen die door den oor log weduwe, de tienduizenden kinderen die wees waren geworden. Dat bracht het bevriende kleine volk wel wat in verlegenheid. Mijn hemel, waar moesten ze nu met hun hartelijk heid blijven. Mocht men dan niet eens meer toonen wat diep in het hart brand de en kookte, nu al bijna drie jaar, zoo lang de worsteling daar ginds 'had ge duurd? Fiat —maar het gaf eene verkoe- lüig, niet van gevoelens maar van geest drift. Mijn hemel, je kon daar aan de plaats van aankomst toch niet gaan staan alsof een doode werd binnenge dragen, de leerling was nu toch eenmaal geworpen, men moest het maar van den vroolijksten kant opnemen. Maar, zooals gezegd, het gaf eenige verkoeling, en toen die eene kwam, de doodkranke aanvoerder van het versla gen volk, was het geene betooging zoo grootsch, als menigeen zich dat wel had voorgesteld. Waarvoor zou men aanwe zig zijn, als er niets te juichen viel Zwijgen kon je verderop, in je gewone bezigheden ook. En men zweeg, men zweeg, maar toch ook in ontzettend diep medelijden. Men was zoo gewoon geweest zich hem voor te stellen als een echte man van hooge ge stalte, een krijgsheld van niet èl te mo dern type, een die zijn volk aanvoerde met raad en daad; een wijs hoofd en een sterke hand. Was dit nu de .groote hel denfiguur, die ineen gevallen, geknapte mensch, slap uitgestrekt op een rustbed. O, beter dan alle krantenverhalen had den kunnen zeggen, begreep men nu hoe ontzettend groot de krachtsinspanning was geweest, nu deze reus daar zoo krachteloos ontwricht neder lag. Een traan welde er op, hier en daar, niet. slechts in vrouwenoogen; en een zegen bede voor den zwaar getroffene zweefde op de lippen des volks. Moge hij in het stamverwante, bevriende land rust en genezing vinden, kracht om het zware leed van een geheel volk te dragen. Wat was hij zwak en hulpeloos. Geen geestkracht blonk er meer in het half ge sloten oog. Wie was er in staat hem troost te geven? Hem troosten? Het geleek er niet veel op, een paar uur later, toen de zieke wat van zijn reis was uitgerust. Zijn omge ving had ze nog wat willen laten wach ten, maar de zieke begreep te goed hoe verlangend de ballingen waren om het laatste nieuws uit hun vaderland te hoo- ren, dat hij zich op een rustbank liet neerzetten, en een voor een toeliet. Jack Penaar, arme jongen, kom wat nader, en geef mij de hand. Je zult sterk te noodig hebben, Jack, want je bent zwaar bezocht'. Je vrouw God helpe je is niet meer. Twee dagen voor mijn vertrek zag ik haar op de lijst der over ledenen. Typheuse koortsen rukten haar in een ommezien weg. O, oom Piet, oom Pietdat is toch niet waar? Alles wil ik geven, maar dat niet. Mijn arme Mary, ik kan niet zonder haar levenl Wat moet er van de kinde ren worden, en wat van mij die haar leiding zoo noodig heeft. God ontneemt ons vaak, wat ons het liefste is Jaca. Daartegen mogen wij niet opstaan Wees veeleer dank baar voor hetgeen u nog overbleef. Er zijn er die armer zijn geworden door den oorlog, Jack. Kom ga nu naar het Tehuis, en tracht uwe andere kameraads wat te troosten of voor te bereiden. Ik heb nog erger dingen te vertellen. Gehoorzaam maar neerslachtig ging de jonge man heen. Toen trad voorzichtig, op de toonen, een zware, gebaarde kerel binnen, verlegen zijn breedgeranden hoed in de handen draaiend. Oom Piet, oom Piet, hoe is het met u? Tijding uit ons ongelukkig land heb ik niet te ver wachten. Mijn eigendommetjes zijn naar de maan, dat is waar, maar ik heb kind noch kraai op de wereld, en zal nog wel aan den kost komen. Dan rust er een zware plicht op je, Dirk. Ei' zijn veel ouderlooze kinderen, man, dat weet je welBegrijp je me...? Neem de zorg van een of meer dezer op je. Of steun een weduwe die achterblijft met 'n stuk of wat kleine springers, 't Is vooral voor vrouwen een moeieJijke tij dl Maar hoe is het met u, oom Piet? O, dat gaat gelukkig goed; de zeereis heeft me haast beter gemaakt! Maar denk je om hetgeen ik gezegd heb? Nu adieu, hoor! Hou je maar goed. Denk aan hen die minder hebben dan jij. Heel zacht, haast vreesachtig, was toen het klopje tegen de deur. Schoorvoe tend kwam een jonge vrouw binnen en liep op het rustbed toe. Oom Piet is er al nieuws van hem? Hij begreep dadelijk op wien zij doel de, want als een echte landsvader kende hij al zijn kinderen. Beste Anna., de tijd zal moeten leeren wat de beschikking van den Allerhoogste is. Toen ik hem verliet had hij juist voor twee weken een bajonetsteek gekregen, die vrij diep trof en een der longen raakte Zij was op de knieën voor het bed neer gezonken. Nu liet zij het hoofd voorover op de handen zinken en snikte het uit in groote vertwijfeling. Hij was haar brui gom O, oom Piet, oom Piet, hij is toch niet dood... niet doodzeg hét mij, zeg het mij in eens. Hij zag haar kleine gestalte sidderen en schokken, en het doodsbleeke ge zichtje staarde hem in wezenloozen angst aan. Nog niet Anna Had hij wel recht dit te zeggen? Toen hij het land verliet, lag de jonge man, op sterven. Maar hij kon het niet, over zich verkrijgen dit laatst§ hopen van het jon ge meisje zoo opeens, plotseling te ver nielen. Kom, morgen terug, kind. Waarschijn lijk heb ik dan wel tijdingMaar houd je kalm en vraag God om berusting, hoe ook de uitslag moge zijn. Denk aan je arme moeder, die haar man en haar zoon verloor. Jij moet haar sterken. Toen zij langzaam was heengegaan, zonk hij even terug, ten prooi aan eene hevige ontroering als gevolg van zijn zwakte, zijn lichamelijk en zielelijden. Toen kwam opeens een oud mannefje. met driftig gebaar, de kamer instuiven. Zijn tongval verried den Duitscher. Ach, Got, ach Got, mijn land en mijn geld. .Al les hebben die schurken gestolen. Die verdamde krieg. En du bist de schuld van alles. Immers hab ik gezegd, nicht vechten, nicht vechten. Het gelaat van den zieke stond opeens steen hard. Met een gebiedend gebaar deed hij den man van zijn stoel oprijzen en sprak: Voor u weer heengaat, heb ik u een raad te geven. Tracht u zelf te her zien, of laat ik liever zeggen zijn stem klonk wat zachter tracht u te her stellen van de slagen die de oorlog u toebracht. Want u heeft hij het ergst ge troffen. Hij vroeg offers in geld en vleesch, maar u bedierf hij de ziel. Daar om zijt gij het meest te beklagen. Bezoek eens een paar maJen ons Tehuis in deze stad, en tracht een paar tranen te dro gen van hen die nog ongelukkiger zijn dan gij. Alleen hiermede zult ge uw ziele- vrede terugkrijgen. Dit was de laatste. Weer was een 00- genblik de geest te zwak. Een zachte hand die verkoelend over zijn voorhoofd streek riep hem wakker uit de verdoo- ving. Het was zijn vrouw. En even werd hij heel klein, uitwee- nend aan haar borst 't lied van een ge heel volk. Toen dankten zij samen God, die hen veel ontnomen had, maar toch voor elkaar gespaard.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 6