De deserteur. Van alle tijden. Voor alle tijden. ALLERLEI. Uit de Moppentrommel Prijsraadsel. steden en dorpen onder hem weggleden, begon hij duizelig te worden en omklem de krampachtig de spits zijner pijp. Voort ging 't, immer verder, immer hoo- ger. Nu kwamen ze aan een wolkenlaag, 't waren naar den reuk te oordeelen ta bakswolken. „Wij hebben dra ons doel bereikt," zei de elfe, „houd moed". Dan drong ze door den rook heen, zoodat onze avonturier meende te stikken. Sidderend en bevend sloot hij de oogen. „Halt", riep zijn geleidster en als een gedreseserd paard hield de tabakspijp met haar berijder stil. De arme jongen opende de oogen. Voor hem zat op een reusachtige tabaksrol koning Kanaster. Zijn gelaat was bruin als doorrookt meerschuim, geel was zijn mantel, op het hoofd droeg hij een kroon van karbonkelsteenen, en tusschen de lippen hield hij een geweldige tabaks pijp, die gloeide als een hoogoven. „Wees gegroet," sprak de koning, ,,u wacht een groote onderscheiding, ik heb u tot mijn pijpenstopper verkoren". Dit zeggende pakte hij den bevenden knaap aan zijne krullen en hield hem boven zijne dampende pijp. De jongen wilde schreeuwen, doch rook en hitte sloten hem den mond: hij meende, dat zijn laatste uur daar was Eensklaps nochtans drong de heerlijke geur van pas gebrande koffie tot hem door. Ook Zijne Majesteit scheen die geur waar te nemen. „Daar is de fee Mokka! mijne vijan din!" mompelde hij wrevelig. Het blauwige wolkje, aat den verkwik- kenden geur verspreidde, kwam nader en een knappe donker gekieede vrouw met zachte oogen trad te voorschijn. In de hand droeg ze een groote zilveren kof fielepel. „Laat los!" riep de goede fee. „Laat los wreede koning. Uw slachtoffer staat onder mijne bescherming." Zij raakte met de zilveren lepel 's ko- nings arm aan, zoodat deze zijn vuist, die nog steeds den jeugdigen rooker om kneld hield, losliet en deze halsoverkop in de duizelingwekkende diepte neer stortte. Door den val tot bezinning gekomen, bemerkte hij op dezelfde plaats aange land te zijn, vanwaar hij met de fee Ni- cotiana opgestegen was. Rondkijkende bespeurde hij, dat hij on der de tafel lag, waaraan hij een kwar tier geleden had zitten dampen, naast hem lag zijne gebroken pijp. Hij kroop onder de tafel uit en richtte zich Moeizaam sleepte hij zich voort naar den naasten boom en leunde mei het hoofd tegen den stam. Op den drempel der herberg echter verscheen de waardin met eene dampen de kom in de hand. „Hier jongeheer," sprak ze goedi, heb een sterk kop koffie gezet, ik had wel voorzien, dat het zoo zou afloopen". En liefderijk goot ze hem den heilza- men zwarten drank tusschen de bleeke lippen. X. IJ. Z. Werda? riep een ruwe stem. De jager hoorde het woord niet. Met rassche sprongen zocht hij dekking ach ter een boom, greep zijn geweer van den schouder en legde aan. Weg met dat geweer, of ik schiet, klonk de onbekende stem nu dreigend. Eindelijk hoorde de jager de waarschu wing: hij keek rond en liet het geweer zakken. Een oogenblik later werd in zijn nabijheid gefluisterd: Dat is hij niet, dat is hij niet, dat is de jager van den graaf. Twee donkere ge-stalten doken plotse ling uit het bosch te voorschijn: de bri gadier der maréchaussees Simon, verge zeld van twee veldwachters. Wat is dat nu voor gekheid? lachte de jager. Meent gij, dat ik voor schijf wil dienen voor uw proeven in de schiet- kunst? Wat komt ge hier samen zoeken? Volstrekt geen kwaad, mijnheer Ber- ton, stamelde de commandant, kuchend, maar maar, als het zoo duister is, kan mén zich licht in den persoon vergissen. Zijn stem werd hoe langer hoe zachter. Ten slotte vroeg hij den jager den weg naar het hooge plateau op den Hellen- berg, dat grensde aan den Helbeekaf- grond. Ik denk wel dat het pad begaanbaar is, antwoordde de jager, maar als ik vragen mag, wat wilt gij ..eigenlijk bij den grenspas doen? Zijt gij een smokke laar op het spoor? O! jammerde Simon, ik zou liever een geheele smokkelaarsbende najagen, dan den man dien wij daar zoeken moeten! Wat hebt gij dan aan de hand? Wij maken jacht op Ferdinand Fink, onzen dorpsgenoot, die van zijn regi ment gedeserteerd is en op wien boven dien een vreeselijke verdenking van moord rust! Ferdel mijn kameraad en hij gedeserteerd, riep de jager verschrikt kan niet waar zijn. En toch is de zaak niet anders, ging Simon voort, reeds wilde hij uitvoerig verslag doen, toen een schel gefluit van zijn makker hem tot spoed aanzette. De jager hoorde niet meer dat de po litieman afscheid van hem nam. Hij stond in gepeins verzonken voor zich uit te staren. Toen hij eindelijk opschrikte met een vraag op de lippen, zag hij dat hij alleen was. Hij stiet den bergstok in het mos en ging op een boomstam zitten. Ferdel... en gedeserteerd! Ik kan het niet begrijpen. En dan hij onder ver denking van moord?! Ben ik hier terecht bij boer George Fink, vroeg de postbode. Ja, die woont hier, zeide de boer. Hier heb ik een brief met expresse bestelling voor u en het kost één gulden tachtig voor directe bezorging. Dat. is toch wel een beetje te veel! bromde George, die met bevende han den den brief aannam. Nu, mij dunkt, dat het weinig ge noeg is, voor een afstand van drie uur van het station naar hier. George tastte in den zak en gaf den man zijn geld. Haastig ging hij in huis en hij kon de eerste regels nauwelijks doorgelezen hebben, toen zijn gelaat doodsbleek werd en zijn hand naar een steunpunt zocht. Weder begon hij te lezen: als je de zen brief ontvangt, zal ik waarschijnlijk niet meer in leven zijn. Ik ben op de vlucht om zoo spoedig mogelijk de grens te bereiken. In een vlaag van drift gaf ik kapitein Von Grawert een slag met mijn sabel, die den kwelgeest den schedel ver pletterde O God! Hoe kan zoo iets gebeuren? hijgde de boer. De handen tot vuisten ge bald, zonken op tafel neer en snikkend verborg hij het gelaat in beide armen. Mijn arme broeder, ongelukkige dTifikop! De volgende week was zijn diensttijd ten einde, dan zou men hem hier op den Crayenhof feestelijk ontvan gen en nu Baas! Wat wilt ge? riep George met hee- jsche stem en hij staarde met verglaasde oogen de verschrikte boerenmeid aan. Haastig verborg George den noodlotti- i gen brief. Ik wilde de tafel dekken het avondeten is klaar. Zoo zoo! stamelde boer George ja goed zorg maar dat de kinderen wat te eten krijgen. Buiten klonk de snelle hoefslag van een paard. Boer George keek op met een angstig voorgevoel. De hofhond sloeg aan. Een vreemde, zachte stem vermaande den, hond het luide geblaf veranderde in een geknor van vreugde. Daar knarste die kliink van die deur dtoch van binnen was die grendel voorgeschove.n. maar onder den krach- tigen druk bezweek het. ijzer en in het doffe schijnsel van de walmende lan taarn verscheen Ferdinand bloots hoofds. doodsbleek gelaat, van de sol- datankleeren, die zijn anders zoo slanke, krachtige gestalte omhulden, hingen de' flarden neer en ond'er de ge scheurde jas kwam de borst door het, opengereten hemd... George stamelde die jonge man en strekte die handen uit naar boer George die snikkend naar hem toe- wankelde. Ferdel, arme broer wat een ongeluk. Zij klemden elkaar in die armen. Eindelijk richtte George zich weer op Kom. kom nu! Ferdel! kwam het haastig over zijn lippen. In den keuken vangden |Sultan. Voor de derde maal dreunden vuist slagen op de voordeur. Krachtig richtte George zich op en ging naar de deur. Wie is daar en wat wil men van mij zoo midden in den nacht'? Een vreemde scherpklinkende stem antwoordde: George Fink, in naam der wet open de deur! Kalm schoof de boer de grendels weg. alsof er niets was voorgevallen: de eerste schok van de gewetldlige ont- roering was voorbij nu hij Ferdinand, voorzien van geld, kleeren en mondhe- hoef ten. reeds over de grenzen waan de. De deur is open... rnaar vóór gij een voet over den drempel zet, wil ik weten, wat dit alles te beduiden heeft en wat heeft een gendarme midden in den nacht in mijn huis te zoeken? Wij hebben geen tijd te verliezen. George Flink, in naam der wet eisch ik van u. mij op te geven, wat gij weet van de tegenwoordige verblijf plaats van den onderofficier Ferdi nand Flink, die twee dagen geleden kapitein Von Grawert heeft doodge slagen... Boer George keek den politiedienaar met diepe verachting aan en zeide schouderophalend: Doorzoekt het huis. gij zult niet. veel wijzer worden. Stil en donker lag de nacht over het dorp, slechts enkele bergtoppen ver hieven zich met een mat. vaal licht uit het omringende donker. Zacht ruischemd trok een koele wind over de d/onkere hellingen en suisde oort door dte spaarzaam met loof be dekte boomen van het park, dat zich in de richting van het dal uitstrekte. De jager verliet weder zijn jacht huis nog in somher gepeins over de verpletterende tijding die men hem den vorigen dag van zijn vriend der jeugd. Ferdel. gebracht had. Rondom ontwaakte langzaam die geheele natuur in het daglicht. Een rood schijnsel kleurde dien hemel en stroomde over het bergwoud1, om dan weder te verbleeken voor de helder lichte stralen die in het Oosten uit het firmament te voorschijn kwam, zag er uit. alsof hij een reuzenkroon droeg van witgloeiend erts. In onbeschrijfelijke schoonheid speelde het licht tusschen de twijgen der boomen door over het mos, waar aan helder dauwdroppls als paarlen glinsterden. Dan klonk plotseling van een ver wijderde rotshoogte een dof gebrom en gekraak. De jager sprong op, daar boven moest over een der steile hellin gen een sneeuw- of steenlawine neer gestort zijn. Waardoor kon dte losge raakt zijn? Een vluchtende gems... of Bedacht hij ineens of het soms zijn opgejaagde vriend Ferdlel kon zijn? ■Haastig bracht hij zijn verrekijker Machtig 'is die pad'isjah en groot is j Abdul Hamid het Ottomaansche rijk, maar machtMen hoore slechts, welke voorzorgs- en een groot aantal lijfwachten en die- iniae/ireigellcöi bijvoorbeeld noodzake naren zijn niet voldoende, om het le ven van de sultan van Turkije te be schermen tegen zijn vijanden die ve len zijn en tot in zijn naaste omgeving huizen. In stagen angst voor zijn leven heerscht dfe Turksche sultan. Het is niet overdreven te beweren, dat e<en eenvoudige werkman, die een zwaren gebracht, en daar door den chef-kok strijd om het bestaan te strijden heeft, achtereenvolgens geproefd. Dan wor- in aangenamer condities verkeert dan dien de schotels voor hoogwaardigheids lijk zijn bij de bereiding van de spijzen voor 's heerschers tafel. De gerechten worden, zooals op de plaat, die de. keuken van Yildiz Kiosk, het paleis van den sultan voorstelt, te' zien is, tusschen een dubbel gelid van lijf wachten. naar dein palaiscommandant bekleeders met een lang lint omwon den en iedere schotel wordt, afzonder lijk met een aantal zegels gesloten. De uiteinden van de linten houdt de pa leiscommandant in handen. De spijzen voor den sultan worden tusschen sol daten met die sabel m de vuist opge dragen. Dan worden in tegenwoordig heid' van den sultan de zegels afgeno men, dei spijzen nogmaals geproefd dooi- den paleiiscommandant en dan eerst is voldóende bewezen, diat zij niet vergiftigd zijn. aan het oog en richtte hem op het zwarte beweeglijke punt, dat hij op de gespleten rots daar boven had waargenomen. Ja, groote Goddat is Ferdel waarom houdt hij zich in hemelsnaam niet schuil 1 Men zit hem waarschijn lijk op de hielen. Met bevende hand haalde de jager uit zijn zak een stukje berkenbast te voorschijn, hij bracht het aan den mond, een scherp geluid weerklonk. Driemaal herhaalde hij dit waarschu- wingsteeken. ipeens zag de jageT. dat Ferdel bleef staan in de richting van het dal hij stormde, op gevaar af den nek te bre ken op het rotsachtige bergpad. De jager kon hat niet langer aanzien en ijlde den jongen man onder het uit gillen van zijn naam tegemoet. Hij wrong zich tusschen rotsblokken door. strompelde over losse steenen en snel de voort naar den Helbeek-afgrond. Het donderend geraas van het water dat naast hem door een onpeilbare diepte voorfbruischte, en schuimend tegen de wanden opspatte, maakte elk geluid onhoorbaar. Men behoefde het vaste oog van den jager, die van geen duizeling wist», en diens zekeren voet, om met zooveel snelheid voort te ijlen. Er was nergens een brug over deze bodemlooze diepte, waarin de melk witte branding kookte. Nog verder ver dween de Stroom met dof gebrom ge heel onder de neerhangende rotsen. Overal steeg een ijzige kou uit den af rond, een dunne nevel zweefde er overheen. Nog eenige minuten klimmen, dan moest de jager de onbenkende schuil plaats bereiken. Daar stond hij reeds op de open steenachtige vlakte toen bleef hij eensklaps als aan den grond vastgenageld staan. Aan den anderen kant van den af grond zag hij den brigadier Simon met het geweer in de hand. loerende achter een steenblok, hij richtte zich haastig op, want in het kreupelhout daarginds klonk het geluid van rollende steenen en brekende takken. Hal'tklonk een luide stem. De takken werden terzijde geschoven en gelijk een stuk wild, dat door de honden achtervolgd werd, verscheen Ferdel, wankelend, hijgend. Een oogenblik bleef hij staan, om adem te scheppen, dan wilde hij verder het dal in vluchten, maar daar sprong Simon uüt zijn schuilhoek te voorschijn en versperde hem den weg. In naam der wet, geef u over, Ferdinand Fink, er i9 geen uitweg meer voor u Ferdel deinsde terug, staarde met woeste oogen om zich heen en vloog met een schreeuw van vertwijfeling naar den rand van den Helbeekaf- grond. Op dit oogenblik ontwaakte de jager aan den anderen kant van den afgrond uit zijn verstomming en gilde Ferdel, om GodswilDaar komt nog geen hert over De waarschuwting kwam te laat Reed's had de vluchteling den vreese- lijken sprong gewaagd, hij bereikte met de voeten den anderen kant, doch machteloos bogen zich zijne knieën en het lichaam verdween, voordat de ja. ger het had kunnen grijpen O Godmijn broeder George, was de laatste gillende uitroep van den ongelukkigen Ferdel. Een doffe, dreunende slag, het ach terna rollen van eenige steenen en in de diepte was nog slechts het bruisen van den stroom te hooren. Uit 'is het, stamelde de jager. God moge zijn ziel genadig zijn Hij hief de hand op, bracht die aan het bleeke gelaat en zonk neer op de knieën. De Liefde was de oorsprong aller din gen en in de Liefde zullen alle dingen hun hoogste volmaking vinden. De eer ste ideale band tusschen man en vrouw was gelegd door de Liefde, vastgesnoerd door de Liefde, gesterkt door de Liefde; en door dien heiligen invloed moest het menschdom worden opgevoerd tot de volle openbaring der Goddelijke Liefde. Voor ieder echtpaar komt er wel een gewichtig oogenblik in het leven, dat zij een geheimzinnige stem hooren fluiste ren, die hen waarschuwt hun ideaal hoo- ger te stellen en buiten de grenzen van het dagelijksch leven iets schooners, ede- Iers en standvastigers te zoeken, dan sterfelijke oogen ooit zagen. En geen ziel heeft dien straal van het onzienlijke en onbereikbare gevoeld, of ze is daar door gesterkt geworden tot den strijd te gen het kwade, en getrouwer in de ver vulling der naastbijliggende plichten. Mrs. Frances Swiney. Door alle eeuwen was de moeder de onderhoudster, de verzorgster, de leer meesteres der menschheid. De hare is in derdaad de gewichtigste rol geweest, ge speeld op het schouwtooneel der geschie denis van het menschdom; de waakster over de wieg heeft steeds, onbewust en vaak onwetend, den vooruitgang der we reld bestuurd, of dien in onwetendheid eeuwen lang vertraagd. De Moeder, dat wil zeggen het Tehuis; dit woord noemt den kern, waaromheen zich het begin van het maatschappelijk leven, de gezel ligheid van den haard, de eerste vreugde en genoegens der jeugd, het opgroeien van zedelijke en groote kracht, groepee- ren. De moeder is de aanbrengster der beschaving geweest, zij heeft 't mensch dom uit den toestand der mildheid tot verlichting, uit barbaarschheid tot hoo- ger leven opgevoerd. Mrs. Frances Swiney. Amerika. De oudste kaart met den naam „Ame rika" uit het jaar 1507, de „wereldkaart" van den Duitscben cosmograaf Martin Waldseemüller, of naar hij zichzelf noemt, Hacomilus, is onlangs gevonden. Waldseemüller, van wien in de meeste kringen slechts het feit bekend is, dat hij het eerst voorstelde de nieuwe we reld naar den vermoedelijken eersten ont dekker Americus Vespucius den naam „Amerika" te geven, die echter ook op het gebied van kaarten-maken als baan breker heeft gewerkt, maakte drie groo te kaarten: De wereldkaart van 1507, de Carta itmeraria Europae, en de Carta Ma rina. Van al deze kaarten bestonden tot nu slechts beschrijvingen en copieën. Voor een paar jaar heeft nu prof. dr. R. v. Wieser de „Carta itineraria" ontdekt, en nu heeft prof. dr. Fischer in Feld- kirseh ook de beide andere kaarten ge vonden, en wel in de bibliotheek van vorst Waldburg op slot Wolfegg in Wur- temberg. Beide kaarten zijn van belang voor de geschiedenis der landkaarten, vooral de kaarten van 1507, omdat de niéuwe transatlantische ontdekkingen daarop voorkomen, Dit is de oudste gedrukte kaart, waar deze op staan en ook de eer ste waarop de nieuwe wereld Amerika genoemd wordt. Beide kaarten zijn hout- sneedrukken. Elk der twee bestaat uit 12 folio bladen die aan elkaar passen. Aan den bin nenkant is het bekende „ex libris" van Johannes Schöner opgeplakt. Hem be hoorden dus de beide ^femplaren. Na zoo lang verborgen geweest te zijn, zullen er nu getrouwe facsimile-repro ducties van gemaakt worden, waarna ze weer door de swaeerenden gebruikt kun nen worden. Vorst Waldburg Wolfegg heeft zijn toestemming voor het publiceeren reeds gegeven. in den bond der deugd der „Arcadische Gezelschap Philandria" opgenomen te worden. Een buitengewoon beminnelijke open baring bieden de brieven aan, die hij als jong student te Leipzig aan zijn zuster Cornelia schreef en waarin hij, terwijl hij zich meermalen van de Frafrtche en de Engelsche taal bedient, de geestelij ke ontwikkeling van haar leidt. De cor respondentie met en over Këthe Schön- kopf is een hoogst opmerkingswaardige zielenschil'rterij, gemengd met bekoorlij ken humor, sierlijke verliefdheid en de flikkerende onrust van een jongelings ziel. Verder bevat het eerste deel de ei genaardige correspondentie met Charlot te Buff en haar bruidegom Kestner, die later haar man werd. Door doeltreffende opmerkingen brengt de uitgever de brie ven in samenhang met de bekende bio grafische feiten. Hef boom-kur ketrekker. Het aantal werktuigjies van dage lijksch gebruik is weer meit een nieu we. verbeterde uitgaaf vermeerderd: een kurketrekker, als op het plaatje is afgebeeld en waarhij die hefboom- eigenschappen zijn toegepast. Zooals men ziet. zit die trekking aan den eigenlijken kurketrekker vast dioor middel van een reeks stevige stalen staafjes, die over elkaar zijn gevou- wien. Als men aan dien ring trekt, om een kurk uit te haden. gaan d'e staaf jes uit elkaar op de wijze als bij dat kindrfRspeelïgioed', waarbij soldaatjes op beweegbare voetstukjes zijn beves. tigdl. Door de werking dier staafjes, die een reeks hefboompjes vormen, wordt de op dien trekleer uitgeoefende kracht vertienvoudigd, zoodiat een kind met dezen kurketrekker gemakkelijk een. flesch kan openmaken. KAZERNEBLOEMPJE Sergeant (tot een recrmit. die eene ge commandeerde oefening onuitgevoerd laat). Zeg 'reis daar. mijnheer, jij beschouwt je zeker als de stille ven noot bij onze compagnie. Scheiding goed in het midden,, hoor! Waar moet dat vijfde haartje, me neer? Rechts of links? NIEUWE UITDRUKKING. Emi'le. Waarheen is je huwelijks- reisje geweest, Hortense? Hortense. O, we zijn 'n beetje door Zwitserland en Tirol getunneld. A. Waarom masseert juffrouw Co mei ie zich in het gezicht? B. Zij heeft chronische tandpijn! A. Dan moet zij dien zieken tand laten trekken! B. Ja maar, 't is de tand1 des tij dis. ENFANT TERRIBLE. Bezoekster. Wat lieve kinderen en zoo beleefd! Heer des huizes. Ja, mijne kinde ren ontvangen van mijn vrouw 'n uit stekende opvoeding. Kleine Mien. U niet minden', papa! Oude juffrouw. Neem mij niet kwalijk, mijnheer, dat ik u mijn rug moet toedraaien. Heer. O, volstrekt niet zeer aangenaam! Brieven van Goethe. De uitgever Otto Eisner te Berlijn heeft een groot werk ondernomen. Philips Stein wil in acht deelen de gezamenlijke brieven van Goethe publiceeren. Deze brieven zijn, naar bekend is, eerst na den dood van den laatsten kleinzoon van Goethe voor het publiek toegankelijk ge worden en zullen in de groote, zooge naamde „Sophie-uitgaaf" van de werken van Goethe worden gepubliceerd. Daar echter deze uitgave niet voor uitgebreide kringen toegankelijk zal zijn, moet men het zeer toejuichen, als zij op een an dere manier op de boekenmarkt zal ko men. Goethe's brieven maken het beeld, dat wij uit zijn kunstenaarsuitingen en uit de mededeelingen van zijn biografen hebben gekregen, volledig, op gewichtige wijze, daar zij ons onmiddellijk in de na bijheid van den mensch Goethe brengen. Dat openbaart zich reeds zeer duidelijk in het pas uitgekomen eerste deel, dat de brieven van den „jongen Goethe" be vat. De eerste van deze brieven., die ook in handschrift wordt medegedeeld, is van Goethe toen hij nog geen 15 jaar was, toen hij in stijven, ceremonieelen toon aan den 17jarigen Von Bar schreef, om De oplossing van ons vorig Prijs raadsel is: HOEDENMAKER. De prijs is gewonnen door mej. ROSA WEILL, Gr. Houtstraat 48. Ons nieuwe Prijsraadsel luidt als volgt: Mijn geheel bestaat uit 28 leftlters en is de naam van eene gemeente in de omstreken van Haarlem. D© meeste menschen hooren gaar ne schoone 5, 12, 15, 27, 6, 22, 9, 23. 18, 19, 2 3, 10, 17, 28 is een water. 's Zomers is het in 'tt 24, 25, 26, 14 heerlijk koel. 8, 20, 21, 18 is een rivier. In ons land is veel 1, 16, 12, 14, 9. 4 gelijk 10. 7 gelijk 8. 13 gelijk 28. 11 gelijk 5. Oplossingen worden ingewacht tot Woensdag a.s. Als prijs loven wij uit EEN KOP EN SCHOTEL.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 8