DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Haarlemmer Halletjes Ulo. 103. Zaterdag 23 Augustus. 1902. Meest gelezen Dagblad in Haarlem eri Omstreken. DE HARZ. (Speciale correspondentie). De Broeken. Reus van het Harzgebergte. die met Uw hreedein top, alleenheerschier zijt en U vol majesteit verheft ho ven Uw naburen, weest ge groet! Gij, sagenrijke kolos sus, zetel van d'en God) der duisternis, van wien een plaatsgenoot na zijn te rugkomst getuigde: ,,Ik zag den Broe ken. zoo srootsch zoo verheven, ik stond sprakeloos en ik huilde, huilde als een klein kind," gij zijt ook reeds een offer van de beschaving, die door het aanleggen van kunst- en spoorwe gen op de bergen, d'oor het. aanbren gen van electrisch licht ito. grotten, door het kunstmatig leiden van water tot vorming van. watervaten, veel van de natuur wegbreekt en mismaakt, hel, geen in 't kader van de grootsche na tuur past. Op uw top. die een opper vlakte van 1193 M. bezit troont, een reusachtig hotel, waarin negers de meer ends els per spoor arri veterende reizigers bedienen, waarin lange eet- en koffiezalen grenzen aan kiosken, allerlei bazar-artikelen aanpresentee- rende. daar verheft zich een 30 M. hooge toren, van welks trans men een omtrek van 240 K.M. overziet in dien het weer daartoe meewerkt. Naar uw hotel trekken geregeld zomers hon derden reizigers, liefst tegen dfen avond, om te overnachten en vanaf dien top 's morgens, vroeg heit indruk wekkend schouwspel van' den zonsop gang te genieten, waarvan negentig van de honderd logeergasten nimmer genoten hebben, wijl of die regen den. Brockentop drenkte of de omtrek ge heel in nevelen gehuld was. En des zomers zoeken de toeristen tever- geefsch naar de- 89 steden, die honder den dorpen, de vele burchten en ka- steelen. die men van af den torentrans kan zien. omdat boven de uitgestrekte sparrenbosschen. die de omringende bergen bedekken, een zware, blauw achtige deinende nevel hangt, het euvel van dennienhosschen in 't alge meen. waardoor de blik niet henen- dringt, tenzij e.en zonnestraal den ne vel op een of ander punt doorboort, Alléén in dien winter, bij helder, koud. vriezend weer, als die sneeuw die toppen der bergen dekt en de talrijke, afvloeiende beekjes, die den, oorsprong vormen van de Bode, Ilse. Oker e. a. stollen tot ijskristal, dan zal het. uit zicht van af dien Broeken frappant zijn dan zal de blik niet sléchts tot Harz- burg. Usenburg of Wemigerode rei ken. maar veel verder tot Hannover, Brunswijk, Maagdenburg en de vele andere steden, die van dit verheven standpunt uit zichtbaar zijn. De voorspelling dat het- hierboven koud zou zijn, is niet bewaarlieid integendeel de vermoeiende beklim ming van uit Schierke, een der moei lijkste Brockeuwegen. had' ons in een toestand! gebracht, waarin men slechts dan óók kan geraken, als een stoom bad ons in een temperatuur doet Vei- keerenverre verwijderd va.n die, waarin wij gewoon zijn, ons te bewe gen. En veiligheidshalve, hielden we ons dan ook niet op toen we den, top had den bereikt, d'och trokken dadelijk het hotel binnen, om er een half uurtje te pauseeren, onder he,t genot van een kop heerlijke sterke koffie. Het- vreem- delihgenboek ligt daar opengeslagen en geen bezoeker zal verzuimen, zijne handtteekening daarin te plaatsen. De Brockentop is geheel kaal, uit gezonderd eenige zeldlzam© Alpenkrui den-bloemen, die evenwel, tengevol ge van het toenemend reizigers-ver keer, meer en meer tot dte rariteiten gaan behooren. Tal van rotsblokken, groepsgewijze of sporadisch, liggen op den top verspreid; ten Zuidoosten van het hotel verrijst nog een reus achtige massa rotsblokken, duivöls- kansel en heksenaltaar genoemd, waar (volgens de sage) die duivel Ln den Walpurgisnacht met de heiksen feest viert. Nog alltijdi zwaait de wintervorst zijn scepter. De toppen der bergen zijn nog met sneeuw bedekt, de dalen zijn nog in nevelen gehuld en stille rust ligt op de hellingen van 't ge bergte Zachtkens zuchten de sparren on der hun drukkend sneeuwdek en schudden ze ruischend hun spichtige takken. Zal het nog niet lente willen worden? Zal de hemel nu nooit zijn grijzen, triestigen sluier afleggen en zich hullen, in een gewaad van diep heerlijk lichtblauw? Ja tegen dien middag gelukt het me nigmaal aan het zonlicht, het wolken floers een weinig weg te schuiven en eenige koesterende stralen naar bene den op de verlatene, in 't winter kleed gestokene bergen, te zenden. Zelfs ne men die stralen hier en daar een klein stukje van het glinsterende witte kleed: weg. dat door die talrijke, gedurende den winter gevallene vlokken tot een dekkleed van buitengewone, dikte is saamgeweefd1. zoodat het zachte mos, zooeven nog onder den zwaren sneeuw last bedekt, nieuwsgierig naar hoven- kijkt. Zacht fluisterend vraagt het aan die o.ude reusachtige sparren, te willen mededeelen, of zij van hun hoog stand punt uit ook iets bijzonders in de laagvlakte kunnen ontdekken, of er -nog altijd geen kans op bestaat, zich zelf en hunne vriendinnetjes, de bloe men van het woud', voor te bereiden op het lentefeest. Gaarne voldoet de oude den. om welks wortels het. mos zich zoo vast en zoo warm gelegerd heeft, aan dat verzoek, hij wrijft zich dé oogen uit. schudt de sneeuw van zijn takken en beproeft het, zich zoo veel hij kan. uit te rekken en daar door- i,n staat te zijn. alles nauwlet tend op te nemen. ..Beneden aan de voet van ons ge bergte. in d'e vruc lit eb are vlakte, zie ik lichtstrepen, die niet sneeuw- zijn, want daartusschen bemerk ik jong, hel der groen,'" roept hij het mos toe. ,,Daar beneden begint het allerwege reedis te groenen en te bloeien; de hel lingen van ons gebergte en onze stille hoogvlakte zijn evenwel nog geheel met sneeuw bedekt. Maar wacht eens ia, dat is waar oak, nu moet de jonge lentekoningin Ostara toch ook spoedig bij ons komen, als eerst maar de wil de jacht voorhij is en op den Bloks berg (Broeken) hoogtij viert. Heb ik dan zoo lang geslapen?" „Zoo straks, als dte avondlvalt, dan komen de booze. geesten, de heksen en spoken i)n d© walpurgisnacht, bijeen dan vliegen ze over ons henen naar den duiveilskansel. Zij zijn onze eerste lenteboden, want als zij voorbij zijn kan lentegeur en lentewarmte ook ons te beurt vallen. Weest blijde met mij, kleinen!" Maar blijde zijn de kleinen niet. want de schrik over de onveiwachte tijding is hen in de brooze stengeltjes gevaren en liefst zouden zij maar weer dadelijk ander het beschermend sneeuwdek kruipen, zoo- lastig en zoo drukkend', dat ook mocht zijn geweest De goede, oude dennenboom kal meert ze echter. ..Ik dele jelui, zoo ver zekert hij. met mijne takken veilig toe, tot ze voorbij zijn. Ze zijn al zooveel jaren over mijn hoofd gevlogen, maar evenmin als ze vrome menschen, die het heilige toe ken dtes krudseis op hunne deur schil deren. schaden, evenmin hebben ze mij ooit geschaad." Zoo redeneert de oude dennenboom op vriendelijken toon. terwijl de nacht langzaam aanbreekt en haar duisteren sluier over berg en dal henenspreidt. Daar steekt plotseling een storm op. Eerst ver af. dan dichterbij, al luider en luider ruischt en suist het hoog in d'e lucht. Geweldige windvlagen gie ren door het aloude dennenbosch, zoo. dat het kraakt en knakt van brekende takken en de losse' rotsb.lolkken tot in hun middenpunt doet schudden en heven. Steedis duidelijker wordt het afschuwelijk gehuil, het wilde, schrik wekkende vrengdlegeschreeuw, en nu vliegt de spookachtige wilde jacht voorbij. Met fladderende haren, met grijnzende afstooteiijke gelaatstrekken op bokken, bezemstelen en hooivorken rijden de afschuwelijke gezellen in dollen vaart voorbij. Op die Hexentanz- platz zullen ze hunne woeste dansen uitvoeren, op het Heksenaltaar zullen ze hunne afgodlen offeren en aan dien De zalving van koning Edward van Engeland door den aartsbisschop van Canterbury in Westminster Abbev. Heksenbron hun overzadigbaren dorst i lesschen. Op den top van den Bloks berg staat alles gereed, want de oude bergreus is blijde, wanneer hij eens ander gezelschap ontvangt dan die vervelende menschen waarvan hij niet houdt, omdat ze met. hun beperkten gezichtskring in 't gezelschap van hem, den vorstelijken heerscher, niet passen en hem. niet begrijpen. Angstig, vol bange vrees, luisteren menschen, dieren en planten naar het wild gekrijscb. dat in gierende tonen van den bergtop tot in het dal klinkt. Dan begint het in 't Oosten langzamer hand te schemeren, het eerste hanen gekraai klinkt in. een der dorpen in het dal. en met vneeselijke snelheid verdwijnt het spookachtig heirleger van heksen en booze geesten en daar mede. elk spoor van hunne nachte lijke braspartij. Het morgenrood kleurt den wit-la lt ensch en bergtop, een zachte koelte waait uit het. Zuiden; de eerste lente- da sr is aangebroken. Overal begint nu een hernieuwd le ven, planten en dieren ontwaken uit hun diepen winterslaap: op alle ber gen treedt een tijdperk in van groenen en bloeien, ontspin:,ten omhoog schie ten. De oudje denneboom heeft gelijk gehad. Op de Heksensabbath in de Walpurgisnacht volgt het lentefeest. De milde, zegen om zich heen sprei dende Ostara brengt lentelucht en len teweel de. zonneschijn en bloemenrijk- dom ook op de bergen en in de dalen van. den eeuwig jongen en altijd schoonen Harz. Telken jare rijden de ingezetenen van ds Harzdorpen uit dien omtrek van den Broeken, der traditie ge trouw. in de walpurgisnacht op be zemstelen den berg op. In het hotel wordt dan feest gevierd, daar wordt hier geschonken en het zijn er maai' weinigen, die in staat zijn. de volgen den morgen in huebteren toestand huiswaarts te keeren. Naar den Brockentop leiden vele wj)gen. breede heirbanen zelfs, cUbs men volgt, uit Harsburg en Ilsenburg. Anders is het als men de wieg van uit Wenugerodle neemt, over den Ren- neckenberg. --'ie wij nu voor den te rugreis nemen. Na afscheid te hebben genomen van de. talrijke toeristen, die we op den top hadden ontmoet en dié. gebec-l an. ders dan in de vlakte en in de steden, terstond' zich bij ons hadden gevoegd, om kennis te maken en in joviale ge sprekken en met gloed den rijkdom aan natuurtafreeLen van dfen Harz schet sten. volgden we den breedten heirwe°" die ons eerst langs den kleinen Broe ken.' vervoleens op den weg naar Ilsen burg voert. Dezen weg passeeren we evenwel, om door bosch, den Renneck- berg ,fe bereiken. Wordt vei'volgd. Uil iJ<- Moppentrommel. IN HET GYMNASIUM. Docent (dicteerende). zij vielen alzoo in Apulia en doodden mannen, vrouwen en kinderen. (Tot een gym nasiast. die kattenkwaad; uitvoert,). Heb je „kindteren" Meter? Dicipel. Kinderen, mener? Neen, nog niet! REPLIEK. Oud heer. Zeg eens, je naïveteit vermaakt me zoo, dat ik gaarne 'n oogenblikje zoo dom zou willen wezen als jij! Jomgmensch. Dan hadt je ten minste eens 'n helder oogenblik, ouwe heer. GEPEPERDE CR1TIEK. Ze/ uitgefloten is het stuk van mijn zoon toch niet. zooals je voor speld had. Dat nu wel niet; maar hoe kan men fluiten als men gaapt. SPIJTIG. Man. Lieve kind, ik verzuimde gisteren je aandacht er op te vestigen je hebt je toch niets laten ontval len over 't geen ik je van familie M. verteld' heb? Vrouw. Was dat 'n geheim Man. Zeker; ik dteelde je dit on dier zegel van geheim hou din g mede. Vrouw. Gunst, 'k wist niet, dat 't zoo'n groot geheim was had ik dat. geweten! Een Zaterdag avondpraatje. Burgemeester en Wethouders zijn niet heel gelukkig met hun voordrach ten tot benoeming van gemeente-amb tenaren. De Raad kon uit de twee candidaten, die voorgesteld waren vóór directeur van gemeentewerken., al geen keus doen en nu schijnt, er ook al oppositie te komen tegen den eenig voorgedragen sollicitant naar het ambt van gemeente-biblothecarils. 't I9 waar, dat de keus voortdurend geringer wordt. Ik herinner me, dat, wanneer er een hoofd van een school benoemd moest worden, de voordracht van benoembaren wel eens uit zes man bestond. Dan was er keus. Wie den een te dik vond, kon den ander kiezen, die wat magerder was. Maar tusschen twee is de keus klein. En bij éen is er al heelemaal geen keus meer. Dat bevalt den Raad niet. Hij wil den man wel benoemen, d'ien B. en W. het liefst willen, maar het moet niet al te duide lijk blijken, 't Moet in elk geval den schijn hebben, alosf de Raad een vrije keus doat En hoe kan dat. als er maar éen persoon wordt voorgedragen Dat gaat immers niet. De kiezers zouden waarlijk wel gaan zeggen, dat de Raad niets meer te zeggen had Ik heb al eens hóoren vragen, waar om er geen oproeping voor bibliotheca ris gedaan is. Tot mijn leedwezen kan ik daar geen antwoord op geven. Als ik er naar raden moest, zou ik er haast dit van denken, dat B. en W. er den moed niet voor gehad hebben, 't Staat toch wel wat gek, voor een gemeente als Haarlem om te adverteeren „Ge vraagd een Bibliothecaris, van 's mor gens tien tot 's middags vier uur, goed I op de hoogte van zijn vak, en bekwaam I tot het doorstaan van een geneeskun- dig onderzoek, op een jaarwedde van f driehonderd' gulden". Er was gevaar geweest, dat sollici- I tanten geschreven hadden, of er bij I geval ook een nulletje vergeten was j Is het niet al te gek. dat de chef van een tak van dienst wordt bezoldigd als 1 een jongste klerk op de secretarie Een van beideof de betrekking van bibliothecaris is zoo onbelangrijk, dat zij maar driehonderd gulden per jaar waard is, en dan deed men beter met de bibliotheek maar te sluiten of ze is wel van beteekenis, en dan moet er ook een beho'orlijk tracteme-m aan verbonden worden. Wat er nu verder zal gebeuren, moe ten we maar afwachten. Als de Raad er aanstaanden Woensdag over ver gadert, zal het zeker wel met een on voltallig College zijn, want er zijn ver scheidene leden uit. naar bulten. Wel moge het hun bekomen. WcmteT. die een optrekje heeft gehuurd, in het Geldersche, heeft mij dezer dagen een brief geschreven, waaruit duidelijk blijkt, hoe hij zich amuiseert. zelfs al wil men er wat Woutriaansche overdrij ving aftrekken. ,,De wind," schrijft hij. „blaast den heelen dag door de reten van de wanden van mijn hou ten optrekje. Volgens de nieuwere hygiëne is dat hoogst gezond, met het oog op de voortdurende luchtverver- sching, maar ik vermoed, dat mijn li chaam tot de hoogte van die nieuwere begrippen nog niet gestegen is, daar ik er een flinke verkoudheid mee heb op gedaan. Wanneer 's nachts zoo'n zo merschen rukwind komt opzetten, schrik ik wakker van helt rammelen van de ramen. Mocht er een malsch regenbuitje hij komen, dan kruip ik diep onder de dekens, omdat de regen druppels in d'e kamer spatten. Overi gens is het bed mijn beste vriend, daar het de eenige plaats is waar je lekker warm kunt worden. We leven zeer geregeld'. Ik begin den dag met een courant van den vo- rigen, die mij aangenaam bezighoudt, tot een uur of elf. Vervolgens kijk ik naar de barometer en naar de lucht, eigenlijk meer uit gewoonte, dan uit belangstelling, daar ze allebei regel matig slecht weer aanwijzen. Dit ver hoogt niet weinig het geregelde van ons leven hier. Na de koffie gaan mijn vrouw en ik wandelen, zij met een flinken omslagdoek, en ik met een de- mi-saison aan, allebei met het oog op de zomerzon. Dat we elk een groote parapluie meedragen, spreekt wel van zelf. Van onze woning kunnen we vier kanten uitbeurtelings he eft iedere kant de eer van ons bezoek, maar we gaan nooit verder dan zoover, dat we ons huis nóg in 't oog kunnen houden. Begint het dan te regenen en dat doe* het geregeld, dan keeren we terug en gaan in huis zitten lezen, tot het tijd wordt om te gaan eten. Na tafel doen we een dutje en gaan vervolgens dam of Halm a spelen om te tien uur naar bed te gaan. Je ziet dus dat er de grootste regelmatigheid in ons bestaan heerscht. Mijn vrlouw heeft in 't begin al eens 'gezegd: „om regen en wind te ge nieten. hadden we toch wezenlijk niet naar buiten hoeven te gaan, die zijn er in Haarlem ook wel," maar ik zei „lieve vrouw, spreek 200 niet- Er wordt door vrienden en bekenden een maal van ons verwacht, dat we hui ten zullen wezen, en daar zijn we nu. Tegenover de maatschappij doen we dus onze plicht. En wat regen en wind aangaat, die kun je, als we in Haar lem terugkomen, daar ook nog wel volop genieten Zoo schreef de arme Wouter en ik voelde medelijden met hem en zijn ar me vrouw. Intusschen zijn zij er nog niet zoo sle'cht aan toe, als de men schen, die van het mooie zomerweer j hun bestaan moeiten verwachten. Alle uitspanningen hier en elders, d'ie het j voornamelijk moeten hebben van d'e j j zoogenaamde dagjesmenschen, maken bitter slechte zaken. Al mochten we I nog eens een mooie Septembermaand j krijgen, (de mensch laat nu eenmaal1 alle hoop nooit varen) dan zijn de va- j cauties om en gaan de menschen wei-1 nig meer uit. De schade', die in deze I maand geleden wordt, haalt niemand meer in. j 't Stond dezen zomer ook te ver- I wachten, dat de Huilshoud- en Indus trieschool schade lijden zou, want het Bestuur wou zoo graag gauw in het I nieuwe gebouw, en daaraan werd we ken lang niet gemetseld', terwijl de huur van 't oude gebouw was opge. zegd. Maar nu is er flinke voortgang in gekorne n. Vlug is het kloeke ge bouw uit den grond geschoten, de am bachtsschool voor de vrouwelijke naast j d'ie voor de mannelijke jeugd. Ik weet niet. of mettertijd niet blijken zal, dat het programma van net bestuur watj al te uitgebreid is en of. om maar een 1 paar dingen te noemen, opleiding in telefonie en stenografie wel veel suc ces zullen beleven, maai* d'e ervaring van de dames zelf, zal op den duur wel de nuttigste critiek wezen, en het is zeker niet goed, daarmee bij voor baat al te beginnen. Dit is zeker. dat. deze ambachtsschool voor de vrouw een uitstekende zaak is. Het was een wijs man, die zei, dat alles wat men doet, verdient op zijn allerbest gedaan te worden en dat gebeurde met tal van betrekkingen voor onbemiddelde vrou wen en meisjes niet. Wie kinderjuf frouw of naaister of dienstbode wou worden, werd daarvoor n'iet opgeleid, maar gaf er zich eenvoudig voor uit en dan was ze 't Natuurlijk schoot ze in veel te kort, werd dan beknord en had een onaangenaam bestaan. Bo vendien was dat een reden om haar slecht te betalen. Zoo is dan ook. dunkt me. het groote voordeel van alle vakscholen dit, dat zij tegelijkertijd de beoefenaars met behoorlijke kennis van hun vak toerusten en daarmee het vak zelf in de algemeene achting doen stijgen. Dienstbode is ook een vak, en nog nliet eens een gemakkelijk vak. Hoe meer opleiding daarin, des te heter. Als het kon, dan zou ik aan de schooi ook wel willen verbinden een cursu voor meesteressen. Want de goede be handeling van dienstboden is ook een vak. Er zijn tientallen mevrouwen, die dat nooit leeren. Kon de huishoud school hun daarin een lesje geven, dan zou ze daarmee een goed werk doen. Daar is in de eerste plaats het besef, dat een dienstbode ook haar on gelukkige oogenblikken heeft, zooalp wij allen haar aanvallen van slecht humeur, van gemakzucht, van moede loosheid. Er zijn mevrouwen, die zich daar niet 'in kunnen denken, en ook vinden, dat het niet to pas komt. Ze ker niet de volmaakte mensch moest nooit Hecht gehumeurd, gemakzuchtig of moedeloos wezen, maar u dan. mevrouwden ik en een ander? Zijn wi; dat nooit? Huismoeder is ook een vak. en even min een gemakkelijk vak. Vooral te genover haar dienstbode, als ze d'ie heeft. Daar behoort belangstelling bii voor haar lief en leed, streven om haar zooveel mogelijk genoegen te doen en zich niet te bepalen tot de afgepaste uitgaansdagen, soms nog met wrevelig beid begroet, fijn gevoel, om haar niet ta onthouden van wat de familie voor I fijne en lekkers eet of drinkt omniet te dulden, dat zij door de kinderen onaardig wordt behandeld of toege sproken. kortom aandacht voor haar als een lid van 't gezin wat ze feitelijk is. Als de huishoudschool daarvoor een cursus had, zou menige aanstaan de huismoeder in die richting veel kunnen leeren, wat ze nu niet weet, j waar ze niet aan denkt, minder uit on wil, dan wel uit sleur, en gemakzucht. De dienstbode meer op de hoogte van haar vak. meer ontwikkeld. de huia- 1 vrouw meer beseffende, dat haar I dienstbode een mensch is als zij, met I behoefte aan hartelijkheid, en aan een vriendelijke waardige behandeling 1 als het op slag zoo in onze maatschap- I pij zoo kon worden, wat zouden wij dan een grooten stap vooruit in onder- I üng en gezamenlijk huiselijk nut heb ben gedaan Is dat nu een onderwerp voor Fide- lio, zullen er vragen? Och, waarom niet? 't Is eenmaal de tijd der con trasten. Terwijl in Rotterdam, den Haag en Utrecht de Nederlanders jui chen voor de Boerengeneraals, omdat zij den Engelschman zoo heldhaftig weerstand hebben geboden, spelen de stamverwanten van die Boerengene raals vriendschappelijk cricket met andere Engelschen. Ik neem het hun niet kwalijk; want iedereen moet ten slotte weten hoever bii zijn internationalisme uitstrekt, maar ik voor mij zou toch liever de ge neraals iiebben toegejuicht, d:ie heb ben moeten zwichten, dan de EngeL ischen, die hier cricketwedstrijden win nen. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5