DE ZATERDAGAVOND
GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD".
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Haarlemmer Halletjes
Ulo. 103.
Zaterdag 23 Augustus.
1902.
Meest gelezen Dagblad in Haarlem eri Omstreken.
DE HARZ.
(Speciale correspondentie).
De Broeken.
Reus van het Harzgebergte. die met
Uw hreedein top, alleenheerschier zijt
en U vol majesteit verheft ho
ven Uw naburen, weest ge
groet! Gij, sagenrijke kolos
sus, zetel van d'en God) der duisternis,
van wien een plaatsgenoot na zijn te
rugkomst getuigde: ,,Ik zag den Broe
ken. zoo srootsch zoo verheven, ik
stond sprakeloos en ik huilde, huilde
als een klein kind," gij zijt ook reeds
een offer van de beschaving, die door
het aanleggen van kunst- en spoorwe
gen op de bergen, d'oor het. aanbren
gen van electrisch licht ito. grotten,
door het kunstmatig leiden van water
tot vorming van. watervaten, veel van
de natuur wegbreekt en mismaakt, hel,
geen in 't kader van de grootsche na
tuur past. Op uw top. die een opper
vlakte van 1193 M. bezit troont, een
reusachtig hotel, waarin negers de
meer ends els per spoor arri veterende
reizigers bedienen, waarin lange eet-
en koffiezalen grenzen aan kiosken,
allerlei bazar-artikelen aanpresentee-
rende. daar verheft zich een 30 M.
hooge toren, van welks trans men een
omtrek van 240 K.M. overziet in
dien het weer daartoe meewerkt. Naar
uw hotel trekken geregeld zomers hon
derden reizigers, liefst tegen dfen
avond, om te overnachten en vanaf
dien top 's morgens, vroeg heit indruk
wekkend schouwspel van' den zonsop
gang te genieten, waarvan negentig
van de honderd logeergasten nimmer
genoten hebben, wijl of die regen den.
Brockentop drenkte of de omtrek ge
heel in nevelen gehuld was. En des
zomers zoeken de toeristen tever-
geefsch naar de- 89 steden, die honder
den dorpen, de vele burchten en ka-
steelen. die men van af den torentrans
kan zien. omdat boven de uitgestrekte
sparrenbosschen. die de omringende
bergen bedekken, een zware, blauw
achtige deinende nevel hangt, het
euvel van dennienhosschen in 't alge
meen. waardoor de blik niet henen-
dringt, tenzij e.en zonnestraal den ne
vel op een of ander punt doorboort,
Alléén in dien winter, bij helder,
koud. vriezend weer, als die sneeuw die
toppen der bergen dekt en de talrijke,
afvloeiende beekjes, die den, oorsprong
vormen van de Bode, Ilse. Oker e. a.
stollen tot ijskristal, dan zal het. uit
zicht van af dien Broeken frappant zijn
dan zal de blik niet sléchts tot Harz-
burg. Usenburg of Wemigerode rei
ken. maar veel verder tot Hannover,
Brunswijk, Maagdenburg en de vele
andere steden, die van dit verheven
standpunt uit zichtbaar zijn.
De voorspelling dat het- hierboven
koud zou zijn, is niet bewaarlieid
integendeel de vermoeiende beklim
ming van uit Schierke, een der moei
lijkste Brockeuwegen. had' ons in een
toestand! gebracht, waarin men slechts
dan óók kan geraken, als een stoom
bad ons in een temperatuur doet Vei-
keerenverre verwijderd va.n die,
waarin wij gewoon zijn, ons te bewe
gen.
En veiligheidshalve, hielden we ons
dan ook niet op toen we den, top had
den bereikt, d'och trokken dadelijk het
hotel binnen, om er een half uurtje
te pauseeren, onder he,t genot van een
kop heerlijke sterke koffie. Het- vreem-
delihgenboek ligt daar opengeslagen
en geen bezoeker zal verzuimen, zijne
handtteekening daarin te plaatsen.
De Brockentop is geheel kaal, uit
gezonderd eenige zeldlzam© Alpenkrui
den-bloemen, die evenwel, tengevol
ge van het toenemend reizigers-ver
keer, meer en meer tot dte rariteiten
gaan behooren. Tal van rotsblokken,
groepsgewijze of sporadisch, liggen
op den top verspreid; ten Zuidoosten
van het hotel verrijst nog een reus
achtige massa rotsblokken, duivöls-
kansel en heksenaltaar genoemd, waar
(volgens de sage) die duivel Ln den
Walpurgisnacht met de heiksen feest
viert.
Nog alltijdi zwaait de wintervorst
zijn scepter. De toppen der bergen
zijn nog met sneeuw bedekt, de dalen
zijn nog in nevelen gehuld en stille
rust ligt op de hellingen van 't ge
bergte
Zachtkens zuchten de sparren on
der hun drukkend sneeuwdek en
schudden ze ruischend hun spichtige
takken. Zal het nog niet lente willen
worden? Zal de hemel nu nooit zijn
grijzen, triestigen sluier afleggen en
zich hullen, in een gewaad van diep
heerlijk lichtblauw?
Ja tegen dien middag gelukt het me
nigmaal aan het zonlicht, het wolken
floers een weinig weg te schuiven en
eenige koesterende stralen naar bene
den op de verlatene, in 't winter kleed
gestokene bergen, te zenden. Zelfs ne
men die stralen hier en daar een klein
stukje van het glinsterende witte kleed:
weg. dat door die talrijke, gedurende
den winter gevallene vlokken tot een
dekkleed van buitengewone, dikte is
saamgeweefd1. zoodat het zachte mos,
zooeven nog onder den zwaren sneeuw
last bedekt, nieuwsgierig naar hoven-
kijkt. Zacht fluisterend vraagt het aan
die o.ude reusachtige sparren, te willen
mededeelen, of zij van hun hoog stand
punt uit ook iets bijzonders in de
laagvlakte kunnen ontdekken, of er
-nog altijd geen kans op bestaat, zich
zelf en hunne vriendinnetjes, de bloe
men van het woud', voor te bereiden
op het lentefeest. Gaarne voldoet de
oude den. om welks wortels het. mos
zich zoo vast en zoo warm gelegerd
heeft, aan dat verzoek, hij wrijft zich
dé oogen uit. schudt de sneeuw van
zijn takken en beproeft het, zich zoo
veel hij kan. uit te rekken en daar
door- i,n staat te zijn. alles nauwlet
tend op te nemen.
..Beneden aan de voet van ons ge
bergte. in d'e vruc lit eb are vlakte, zie
ik lichtstrepen, die niet sneeuw- zijn,
want daartusschen bemerk ik jong, hel
der groen,'" roept hij het mos toe.
,,Daar beneden begint het allerwege
reedis te groenen en te bloeien; de hel
lingen van ons gebergte en onze stille
hoogvlakte zijn evenwel nog geheel
met sneeuw bedekt. Maar wacht eens
ia, dat is waar oak, nu moet de jonge
lentekoningin Ostara toch ook spoedig
bij ons komen, als eerst maar de wil
de jacht voorhij is en op den Bloks
berg (Broeken) hoogtij viert. Heb ik
dan zoo lang geslapen?"
„Zoo straks, als dte avondlvalt, dan
komen de booze. geesten, de heksen en
spoken i)n d© walpurgisnacht, bijeen
dan vliegen ze over ons henen naar
den duiveilskansel. Zij zijn onze eerste
lenteboden, want als zij voorbij zijn
kan lentegeur en lentewarmte ook ons
te beurt vallen. Weest blijde met mij,
kleinen!"
Maar blijde zijn de kleinen niet.
want de schrik over de onveiwachte
tijding is hen in de brooze stengeltjes
gevaren en liefst zouden zij maar weer
dadelijk ander het beschermend
sneeuwdek kruipen, zoo- lastig en zoo
drukkend', dat ook mocht zijn geweest
De goede, oude dennenboom kal
meert ze echter. ..Ik dele jelui, zoo ver
zekert hij. met mijne takken veilig toe,
tot ze voorbij zijn.
Ze zijn al zooveel jaren over mijn
hoofd gevlogen, maar evenmin als ze
vrome menschen, die het heilige toe
ken dtes krudseis op hunne deur schil
deren. schaden, evenmin hebben ze
mij ooit geschaad."
Zoo redeneert de oude dennenboom
op vriendelijken toon. terwijl de nacht
langzaam aanbreekt en haar duisteren
sluier over berg en dal henenspreidt.
Daar steekt plotseling een storm op.
Eerst ver af. dan dichterbij, al luider
en luider ruischt en suist het hoog in
d'e lucht. Geweldige windvlagen gie
ren door het aloude dennenbosch, zoo.
dat het kraakt en knakt van brekende
takken en de losse' rotsb.lolkken tot in
hun middenpunt doet schudden en
heven. Steedis duidelijker wordt het
afschuwelijk gehuil, het wilde, schrik
wekkende vrengdlegeschreeuw, en nu
vliegt de spookachtige wilde jacht
voorbij. Met fladderende haren, met
grijnzende afstooteiijke gelaatstrekken
op bokken, bezemstelen en hooivorken
rijden de afschuwelijke gezellen in
dollen vaart voorbij. Op die Hexentanz-
platz zullen ze hunne woeste dansen
uitvoeren, op het Heksenaltaar zullen
ze hunne afgodlen offeren en aan dien
De zalving van koning Edward van Engeland door den aartsbisschop van
Canterbury in Westminster Abbev.
Heksenbron hun overzadigbaren dorst i
lesschen. Op den top van den Bloks
berg staat alles gereed, want de oude
bergreus is blijde, wanneer hij eens
ander gezelschap ontvangt dan die
vervelende menschen waarvan hij niet
houdt, omdat ze met. hun beperkten
gezichtskring in 't gezelschap van
hem, den vorstelijken heerscher, niet
passen en hem. niet begrijpen.
Angstig, vol bange vrees, luisteren
menschen, dieren en planten naar het
wild gekrijscb. dat in gierende tonen
van den bergtop tot in het dal klinkt.
Dan begint het in 't Oosten langzamer
hand te schemeren, het eerste hanen
gekraai klinkt in. een der dorpen in
het dal. en met vneeselijke snelheid
verdwijnt het spookachtig heirleger
van heksen en booze geesten en daar
mede. elk spoor van hunne nachte
lijke braspartij.
Het morgenrood kleurt den wit-la
lt ensch en bergtop, een zachte koelte
waait uit het. Zuiden; de eerste lente-
da sr is aangebroken.
Overal begint nu een hernieuwd le
ven, planten en dieren ontwaken uit
hun diepen winterslaap: op alle ber
gen treedt een tijdperk in van groenen
en bloeien, ontspin:,ten omhoog schie
ten.
De oudje denneboom heeft gelijk
gehad. Op de Heksensabbath in de
Walpurgisnacht volgt het lentefeest.
De milde, zegen om zich heen sprei
dende Ostara brengt lentelucht en len
teweel de. zonneschijn en bloemenrijk-
dom ook op de bergen en in de dalen
van. den eeuwig jongen en altijd
schoonen Harz.
Telken jare rijden de ingezetenen
van ds Harzdorpen uit dien omtrek
van den Broeken, der traditie ge
trouw. in de walpurgisnacht op be
zemstelen den berg op. In het hotel
wordt dan feest gevierd, daar wordt
hier geschonken en het zijn er maai'
weinigen, die in staat zijn. de volgen
den morgen in huebteren toestand
huiswaarts te keeren.
Naar den Brockentop leiden vele
wj)gen. breede heirbanen zelfs, cUbs
men volgt, uit Harsburg en Ilsenburg.
Anders is het als men de wieg van
uit Wenugerodle neemt, over den Ren-
neckenberg. --'ie wij nu voor den te
rugreis nemen.
Na afscheid te hebben genomen van
de. talrijke toeristen, die we op den
top hadden ontmoet en dié. gebec-l an.
ders dan in de vlakte en in de steden,
terstond' zich bij ons hadden gevoegd,
om kennis te maken en in joviale ge
sprekken en met gloed den rijkdom aan
natuurtafreeLen van dfen Harz schet
sten. volgden we den breedten heirwe°"
die ons eerst langs den kleinen Broe
ken.' vervoleens op den weg naar Ilsen
burg voert. Dezen weg passeeren we
evenwel, om door bosch, den Renneck-
berg ,fe bereiken.
Wordt vei'volgd.
Uil iJ<- Moppentrommel.
IN HET GYMNASIUM.
Docent (dicteerende). zij vielen
alzoo in Apulia en doodden mannen,
vrouwen en kinderen. (Tot een gym
nasiast. die kattenkwaad; uitvoert,).
Heb je „kindteren" Meter?
Dicipel. Kinderen, mener? Neen,
nog niet!
REPLIEK.
Oud heer. Zeg eens, je naïveteit
vermaakt me zoo, dat ik gaarne 'n
oogenblikje zoo dom zou willen wezen
als jij!
Jomgmensch. Dan hadt je ten
minste eens 'n helder oogenblik, ouwe
heer.
GEPEPERDE CR1TIEK.
Ze/ uitgefloten is het stuk van
mijn zoon toch niet. zooals je voor
speld had.
Dat nu wel niet; maar hoe kan
men fluiten als men gaapt.
SPIJTIG.
Man. Lieve kind, ik verzuimde
gisteren je aandacht er op te vestigen
je hebt je toch niets laten ontval
len over 't geen ik je van familie M.
verteld' heb?
Vrouw. Was dat 'n geheim
Man. Zeker; ik dteelde je dit on
dier zegel van geheim hou din g mede.
Vrouw. Gunst, 'k wist niet, dat
't zoo'n groot geheim was had ik
dat. geweten!
Een Zaterdag avondpraatje.
Burgemeester en Wethouders zijn
niet heel gelukkig met hun voordrach
ten tot benoeming van gemeente-amb
tenaren. De Raad kon uit de twee
candidaten, die voorgesteld waren
vóór directeur van gemeentewerken.,
al geen keus doen en nu schijnt, er ook
al oppositie te komen tegen den eenig
voorgedragen sollicitant naar het ambt
van gemeente-biblothecarils.
't I9 waar, dat de keus voortdurend
geringer wordt. Ik herinner me, dat,
wanneer er een hoofd van een school
benoemd moest worden, de voordracht
van benoembaren wel eens uit zes man
bestond. Dan was er keus. Wie den
een te dik vond, kon den ander kiezen,
die wat magerder was. Maar tusschen
twee is de keus klein. En bij éen is
er al heelemaal geen keus meer. Dat
bevalt den Raad niet. Hij wil den man
wel benoemen, d'ien B. en W. het liefst
willen, maar het moet niet al te duide
lijk blijken, 't Moet in elk geval den
schijn hebben, alosf de Raad een vrije
keus doat En hoe kan dat. als er maar
éen persoon wordt voorgedragen Dat
gaat immers niet. De kiezers zouden
waarlijk wel gaan zeggen, dat de Raad
niets meer te zeggen had
Ik heb al eens hóoren vragen, waar
om er geen oproeping voor bibliotheca
ris gedaan is. Tot mijn leedwezen kan
ik daar geen antwoord op geven. Als
ik er naar raden moest, zou ik er haast
dit van denken, dat B. en W. er den
moed niet voor gehad hebben, 't Staat
toch wel wat gek, voor een gemeente
als Haarlem om te adverteeren „Ge
vraagd een Bibliothecaris, van 's mor
gens tien tot 's middags vier uur, goed
I
op de hoogte van zijn vak, en bekwaam
I tot het doorstaan van een geneeskun-
dig onderzoek, op een jaarwedde van
f driehonderd' gulden".
Er was gevaar geweest, dat sollici-
I tanten geschreven hadden, of er bij
I geval ook een nulletje vergeten was
j Is het niet al te gek. dat de chef van
een tak van dienst wordt bezoldigd als
1 een jongste klerk op de secretarie
Een van beideof de betrekking van
bibliothecaris is zoo onbelangrijk, dat
zij maar driehonderd gulden per jaar
waard is, en dan deed men beter
met de bibliotheek maar te sluiten
of ze is wel van beteekenis, en dan
moet er ook een beho'orlijk tracteme-m
aan verbonden worden.
Wat er nu verder zal gebeuren, moe
ten we maar afwachten. Als de Raad
er aanstaanden Woensdag over ver
gadert, zal het zeker wel met een on
voltallig College zijn, want er zijn ver
scheidene leden uit. naar bulten.
Wel moge het hun bekomen. WcmteT.
die een optrekje heeft gehuurd, in het
Geldersche, heeft mij dezer dagen een
brief geschreven, waaruit duidelijk
blijkt, hoe hij zich amuiseert. zelfs al
wil men er wat Woutriaansche overdrij
ving aftrekken. ,,De wind," schrijft
hij. „blaast den heelen dag door de
reten van de wanden van mijn hou
ten optrekje. Volgens de nieuwere
hygiëne is dat hoogst gezond, met het
oog op de voortdurende luchtverver-
sching, maar ik vermoed, dat mijn li
chaam tot de hoogte van die nieuwere
begrippen nog niet gestegen is, daar ik
er een flinke verkoudheid mee heb op
gedaan. Wanneer 's nachts zoo'n zo
merschen rukwind komt opzetten,
schrik ik wakker van helt rammelen
van de ramen. Mocht er een malsch
regenbuitje hij komen, dan kruip ik
diep onder de dekens, omdat de regen
druppels in d'e kamer spatten. Overi
gens is het bed mijn beste vriend, daar
het de eenige plaats is waar je lekker
warm kunt worden.
We leven zeer geregeld'. Ik begin
den dag met een courant van den vo-
rigen, die mij aangenaam bezighoudt,
tot een uur of elf. Vervolgens kijk ik
naar de barometer en naar de lucht,
eigenlijk meer uit gewoonte, dan uit
belangstelling, daar ze allebei regel
matig slecht weer aanwijzen. Dit ver
hoogt niet weinig het geregelde van
ons leven hier. Na de koffie gaan mijn
vrouw en ik wandelen, zij met een
flinken omslagdoek, en ik met een de-
mi-saison aan, allebei met het oog op
de zomerzon. Dat we elk een groote
parapluie meedragen, spreekt wel van
zelf. Van onze woning kunnen we
vier kanten uitbeurtelings he eft iedere
kant de eer van ons bezoek, maar we
gaan nooit verder dan zoover, dat we
ons huis nóg in 't oog kunnen houden.
Begint het dan te regenen en dat doe*
het geregeld, dan keeren we terug en
gaan in huis zitten lezen, tot het tijd
wordt om te gaan eten. Na tafel doen
we een dutje en gaan vervolgens dam of
Halm a spelen om te tien uur naar bed
te gaan. Je ziet dus dat er de grootste
regelmatigheid in ons bestaan heerscht.
Mijn vrlouw heeft in 't begin al eens
'gezegd: „om regen en wind te ge
nieten. hadden we toch wezenlijk niet
naar buiten hoeven te gaan, die zijn
er in Haarlem ook wel," maar ik zei
„lieve vrouw, spreek 200 niet- Er
wordt door vrienden en bekenden een
maal van ons verwacht, dat we hui
ten zullen wezen, en daar zijn we nu.
Tegenover de maatschappij doen we
dus onze plicht. En wat regen en wind
aangaat, die kun je, als we in Haar
lem terugkomen, daar ook nog wel
volop genieten
Zoo schreef de arme Wouter en ik
voelde medelijden met hem en zijn ar
me vrouw. Intusschen zijn zij er nog
niet zoo sle'cht aan toe, als de men
schen, die van het mooie zomerweer
j hun bestaan moeiten verwachten. Alle
uitspanningen hier en elders, d'ie het
j voornamelijk moeten hebben van d'e j
j zoogenaamde dagjesmenschen, maken
bitter slechte zaken. Al mochten we
I nog eens een mooie Septembermaand
j krijgen, (de mensch laat nu eenmaal1
alle hoop nooit varen) dan zijn de va-
j cauties om en gaan de menschen wei-1
nig meer uit. De schade', die in deze
I maand geleden wordt, haalt niemand
meer in.
j 't Stond dezen zomer ook te ver-
I wachten, dat de Huilshoud- en Indus
trieschool schade lijden zou, want het
Bestuur wou zoo graag gauw in het I
nieuwe gebouw, en daaraan werd we
ken lang niet gemetseld', terwijl de
huur van 't oude gebouw was opge.
zegd. Maar nu is er flinke voortgang
in gekorne n. Vlug is het kloeke ge
bouw uit den grond geschoten, de am
bachtsschool voor de vrouwelijke naast j
d'ie voor de mannelijke jeugd. Ik weet
niet. of mettertijd niet blijken zal, dat
het programma van net bestuur watj
al te uitgebreid is en of. om maar een 1
paar dingen te noemen, opleiding in
telefonie en stenografie wel veel suc
ces zullen beleven, maai* d'e ervaring
van de dames zelf, zal op den duur
wel de nuttigste critiek wezen, en het
is zeker niet goed, daarmee bij voor
baat al te beginnen. Dit is zeker. dat.
deze ambachtsschool voor de vrouw
een uitstekende zaak is. Het was een
wijs man, die zei, dat alles wat men
doet, verdient op zijn allerbest gedaan
te worden en dat gebeurde met tal van
betrekkingen voor onbemiddelde vrou
wen en meisjes niet. Wie kinderjuf
frouw of naaister of dienstbode wou
worden, werd daarvoor n'iet opgeleid,
maar gaf er zich eenvoudig voor uit en
dan was ze 't Natuurlijk schoot ze in
veel te kort, werd dan beknord en
had een onaangenaam bestaan. Bo
vendien was dat een reden om haar
slecht te betalen. Zoo is dan ook.
dunkt me. het groote voordeel van alle
vakscholen dit, dat zij tegelijkertijd de
beoefenaars met behoorlijke kennis
van hun vak toerusten en daarmee het
vak zelf in de algemeene achting doen
stijgen.
Dienstbode is ook een vak, en nog
nliet eens een gemakkelijk vak. Hoe
meer opleiding daarin, des te heter.
Als het kon, dan zou ik aan de schooi
ook wel willen verbinden een cursu
voor meesteressen. Want de goede be
handeling van dienstboden is ook een
vak. Er zijn tientallen mevrouwen,
die dat nooit leeren. Kon de huishoud
school hun daarin een lesje geven,
dan zou ze daarmee een goed werk
doen. Daar is in de eerste plaats het
besef, dat een dienstbode ook haar on
gelukkige oogenblikken heeft, zooalp
wij allen haar aanvallen van slecht
humeur, van gemakzucht, van moede
loosheid. Er zijn mevrouwen, die zich
daar niet 'in kunnen denken, en ook
vinden, dat het niet to pas komt. Ze
ker niet de volmaakte mensch moest
nooit Hecht gehumeurd, gemakzuchtig
of moedeloos wezen, maar u dan.
mevrouwden ik en een ander? Zijn
wi; dat nooit?
Huismoeder is ook een vak. en even
min een gemakkelijk vak. Vooral te
genover haar dienstbode, als ze d'ie
heeft. Daar behoort belangstelling bii
voor haar lief en leed, streven om haar
zooveel mogelijk genoegen te doen en
zich niet te bepalen tot de afgepaste
uitgaansdagen, soms nog met wrevelig
beid begroet, fijn gevoel, om haar niet
ta onthouden van wat de familie voor
I fijne en lekkers eet of drinkt omniet
te dulden, dat zij door de kinderen
onaardig wordt behandeld of toege
sproken. kortom aandacht voor haar
als een lid van 't gezin wat ze feitelijk
is. Als de huishoudschool daarvoor
een cursus had, zou menige aanstaan
de huismoeder in die richting veel
kunnen leeren, wat ze nu niet weet,
j waar ze niet aan denkt, minder uit on
wil, dan wel uit sleur, en gemakzucht.
De dienstbode meer op de hoogte van
haar vak. meer ontwikkeld. de huia-
1 vrouw meer beseffende, dat haar
I dienstbode een mensch is als zij, met
I behoefte aan hartelijkheid, en aan een
vriendelijke waardige behandeling
1 als het op slag zoo in onze maatschap-
I pij zoo kon worden, wat zouden wij
dan een grooten stap vooruit in onder-
I üng en gezamenlijk huiselijk nut heb
ben gedaan
Is dat nu een onderwerp voor Fide-
lio, zullen er vragen? Och, waarom
niet? 't Is eenmaal de tijd der con
trasten. Terwijl in Rotterdam, den
Haag en Utrecht de Nederlanders jui
chen voor de Boerengeneraals, omdat
zij den Engelschman zoo heldhaftig
weerstand hebben geboden, spelen de
stamverwanten van die Boerengene
raals vriendschappelijk cricket met
andere Engelschen.
Ik neem het hun niet kwalijk; want
iedereen moet ten slotte weten hoever
bii zijn internationalisme uitstrekt,
maar ik voor mij zou toch liever de ge
neraals iiebben toegejuicht, d:ie heb
ben moeten zwichten, dan de EngeL
ischen, die hier cricketwedstrijden win
nen.
FIDELIO.