V
Ie ster rato®!.
Zijn woorden brachten ons in de
hoogste spanning. Wij maakten voor
den nieuwen kennis plaats en nadat
hij was gaan zitten, vroegen we hem
ons zijn wedervaren te vertellen. De
vreemdeling scheen niet te bescheiden
te, zijn ©n gaf gehoor aan onis verlan
gen.
Wanneer ge, aldus begon hij, u
des tij dis aangetrokken gevoefldlat tot
de Amerikaansche aangelegenheden,
zal de naam van Auburn u niet
vreemd in de ooren klinken. In de
V.ejreenigcHe Staten beteekent die
naam evenveel als wat de Spielberg
voor Oostenrijk was.
Gij, moet u echter den Auburn niet
voorstellen als een groote gevangenis
neen, hderen, het is maar een grootte
kolonie voor misdadigers, een soort
van stad voor hen, die uit de. maat
schappij verbannen zijn. Door stevi
ge hooge murart omgeven bevinden
zich daarbinnen huizen niet cellen
voor gevangenen, kazernes, zieken
huis en werkplaatsen. Alles ziet er
onvriendelijk en onaangenaam uit.
Een paar graspaden loopen er door
heen met hier en daar een boompje
en een bloembedje, hetwelk doet
denken aan de eertijds onschuldige
kindsheid der gebannenen.
Omstandigheden dJie hier van min
der belang zijn, hadden mij, na vol
brachten étudie te Hamburg, naar
Amerika gevoerd' en na een kort ver
blijf te New-York, kreeg ik een aan
stelling als gevangenisdokter in Au
burn,: dat, zooals u zeker bekend is,
zich in den staalt New-York bevindt.
Ik had het geneeskundig opzicht
over dat gedeelte van de gevangenis,
waar de gevaarlijkste lui in verblijf
hielden. Menschen kan men het
nielt noemen, veeleer hyena's. Twee
onder hen, die levenslang hier moes
ten verblijven, en die door lichaams
bouw en slimheidi ver bene dien. de an
deren stonden, werden onder bijzon
der opzicht gesteld, omdat zij reeds
een paar maal hadden willen uitbre
ken. Ik sloeg hun gangen met de
groottste oplettendheid gade en wel
omdat zij de hemel weet hoe zij er
aan kwamen, in het bezit bleeken te
zijn van ijzeren werktuigen. Zij ga
ven voor ziek te zijn, doch ik zag
wel dalt het zoo niet was en het al
leen hun doel was in het hospitaal te
komen, wijl hun de gelegenheid be
ter voorkwam daar te ontkomen.
Men bad hen nu apart opgesloten
en in ketens geklonken, doch niette
genstaande deze vorzorgsmaatrege-
len was op een goedlen morgen een
van hen en eenige dagen later de an
der spoorloos verdwenen.
Het zal zoo ongeveer een veertien
dagen later geweest zijn, na de ont
vluchting dier boeven, die natuurlijk
de grootste schrik der bewoners wa-j
ren, d'alt ik te paard naar Cayuga-
Bridge ging.
Het was middag, toen ik aan het
einddoel van mijn reis was, en ik het
overschoone geziclit gadesloeg, dat
zich mijlen ver voor mijn oog ont
sloot. Het Cayuga-meer lag in schil
derachtige pracht aan mijn voeten,
terwijl tusschen den ruwen, zwaren
rotsoever het heldere water kalm
stroomde, als wilde het vrede bewa
ren tusschen de beide oevers. Over
den vloed, die een lengte beeft van
veertig Engelsche mijlen en hier een
breedte van één Engelsche mijl, loopt
een kolossale brug, een wonderwerk
van Amerikaanschen bouwstijl, de
Buffalo- en de Attikaspoorweg, die in
Cayuga-Bridge een station heeft.
Mijn zaken, die ik in helt dorp te
doen had, waren vrij spoedig ver
richt en tegen den avond nam ik de
terugreis naar Auburn aan. Kent u
het genot van een reis op een zomer
avond?
Cayuga-Bridge is door een groot
dicht bosch omgeven en daardoor
liep mijn weg. Welgemoed werd ik
gestemd, toen ik door de rijen hooge
beuken ging en mij overge'vendle aan
mijn gedachten, liet ik mijn paard
langzaam loopen. Ik was een en al
bewondering, toen 'ük die prachtige
kleurschakeering zag, het gevolg van
het ondergaan der gouden zon. Plot
seling werd ik uit mijn poëtische
stemming opgeschrikt door een ge
raas, dat van beide kanten van den j
weg scheen te komen. Ik greep naar i
mijn revolver en keerde mij om, op
lSjetzelfdei oogenblik ontvi'ng ik een j
hevigen slag op mijn hoofd, die mij j
het bewustzijn benam. Ik tuimelde i
van mijn paard, op den grond en nog
eenmaal opende ik mijn oogen, ter
wijl ik in e.en d'er aanvallers een der
ontvluchtte bandieten herkende. Hét
moet zeer laat geweest zijn, want
toen ik weer tot bewustzijn kwam,
en de oogen opende, zag ik aan den
donkeren blauwen hemel de maan
staan. Een drukkend gevoel op mijn
achterhoofd, was oorzaak, dat ik
mijn hand wilde opbeuren en toen
eerst bemerkte ik, dat men mij aan
handen en voeten gebonden had. Ik
verzamelde al mijn gedachten en
herinnerde mij toen de aanvallers,
een vreeselijk iets kwam in mij op
en ik had een gevoel alsof mijn hart
stilstond.
Ik voelde dat ik over twee evenwij
dig loopende rails lag, en toen ik aan-
daclutig luisterde, hoordle 5k ondier
mij water stroomen. Een oogenblik
slechts en ik begreep alles. Ik lag op
de spoorbrug, gebonden, onmachtig
om mij te bewegen en in het zekere
vooruitzicht door een trein verplet
terd, te worden.
Bijna verloor ik weer mijn bewust
zijn, d'och moed scheppend begon ik
te schreeuwen; ik wrong mij om mijn
banden los te doen springen, doch
helaas vergeefsche moeite en ten slot
te begon ik te builen als een klein
kind. Ik wilde mijn lichaam een an
dere beweging geven, doch ik bezon
mij' bijtijd-s, één onvoorzichtige be
weging zou mij in den vloed kunnen
doen vallen en daar ik gebonden was
onmiddellijk doen zinken.
Een huivering li©p me door de le
den, toen lag ik weer doodstil, doch
niet voor lang.
Het maanlicht boven mij, helt stroo
men van het water, daar in d© don
kere diepte, die opkomende wind, dan
weer de akelige doodsche stilte, zel
den door de vlucht van een vogel op
geschrikt, o mijne heeren, dat alles
was verschrikkelijk en deed me in, over waren allen het eens. Zijn naam
den grootsten angst verkeeren. kwam op de lippen van alle bezoekers
En dan die rails! Ik voel-der tentoonstelling, zij vroegen of hij
Duivenwedvluchten over groo-te af
standen, zelfs over zee, zijn niet on
gewoon, en van Italië uit zijn postdui
ven herhaaldelijk over de Alpen naar
haar hokken in Frankrijk en Duitsch
land teruggekeerd.
Een van de grootste wedvluchten
van dien aard is dezer dagen tusschen
Rome en België. De vlucht was geor
ganiseerd door den .."Vriendenbond" te
Gent en vormde eigenlijk een herha
ling op groote schaal van een proef, in
1878 door dezelfde Vereeniging geno
men, toen 1.101 duiven te Rome wer
den losgelaten, om naar België terug
te keeren. Slechts 57 duiven keerden
terug en de tijd, dien zij gebruikten
Ven Rome naai* België.
voor haar terugkeer wisselde af tus- i
schen 8 dagen en 3 maanden.
Sedert heeft de afriehtkunst van dui-
ven groote vorderingen gemaakt, en
d'e duiven, die ditmaal te Rome werden I
losgelaten, er waren er 2.835, waren
alle goed afgericht.
Het loslaten der duiven te Rome I
was een aardig gezicht Het geschied
de onder toezicht van een officier van
het Italiaansche militaire postduiven-
station te Monte Mario, tegenover de
schilderachtige oude kerk van Santa
Croce en, hoewel de loslating om 6
uur 'in den morgen plaats vond, was
er een groote menigte nieuwsgierigen
op de been. Iedere duif droeg een zeer
klein' briefje mee met de boodschap
..Après in'avoir soigné, donnez-moi la'
l'iberté, s'il vous'plait" (alsge me ver
zorgd hebt, geef me dan de vrijheid,
asjeblieft), dit voor het geval, dat do
duiven door vermoeidheid overvallen
of opgevangen worden.
De uitslag van de wedvlucht is nog
niet bekend. Dagelijks nog komen
duiven in hare tillen terug. Vele die
ren schijnen zich aangetrokken te
hebben gevoeld door de sneeuw- en
ijsvelden op de Alpen. Er zijn er daar
ten minste zeer vele gezien.
De volledige uitslag wordt binnen
kort bekend gemaakt.
de. de balken waarop ik lag te trillen,
ik geloofde een Itrein te hooren nade
ren, ik meende het sissen en snuiven
te hooren van een locomotief, mijn
haren voelde ik te berge rijzen. Mijn
hart stond een oogenblik stil om even
later weer sneller te kloppen.
Er zijn van dtie zaken, heeren, die
jong of oud was. waar hij woonde, of
hij vrouw en kinderen had, of hij
stadgenoot was en al zoo meer, maar
de suppoosten konden slechts de
schouders ophalen. Het eenige wat
zij wisten, was, dat de schilderij op ze
keren dag bezorgd was. dat, de tentoon
stellingscommissie verrukt was ge
weest over dit heerlijke kunstwerk
mij geheel onbegrijpelijk voorkomen nu daar hing als een veelbe-
wonderd onoplosbaar raadsel.
Gaf het doek werkelijkheid of fanta
sie weerWelke geaachte had het
en een daarvan is, dat ik zoo'n nacht
heb kunnen doorstaan. Slechlts één
gedachte stond bij mij vast: ik moest
probeeren een andere positie aan te
nemen en wel om tusschen die rails
te komen. Al mijn kracht spande ik
in, iedere zenuw werd tot berstens
toe bewogen, ik draaide en kromde
mij, mijn hoofd dreigde te barsten
en na eenige inspanning, die mij een
eeuw toescheen, gelukte het mij tus
schen de rails te komen. Goddank.
Was ik gered? Ik had geen tijd daar
over na 'te denken of mij te verblij
den. 't Eenige wat ik deed was luis
teren. Geheel in de verte vernam ik
gedruisch, daarna kwam het al nader
en nader. De geheimzinige stilte van
dennachlt werd van minuut tot mi
nuut erger, toen weer het stampen en
stooten van een machine, die met
grootte snelheid, in Amerika gewoon
te, naderde. Nog een duizend voet...
nog vijfhonderd...
Geen lid bewoog zich aan mijn li
chaam, ik lag daar als een lijk. Ik
trachtte te schreeuwen, doch het was
mij onmogelijk mijn s/tem te gebrui
ken. Een oogenblik meende ik een
schel licht te zien, ik voelde een hee-
ten gloed! over mij heengaan; toen
werd hiet donker en in mijn ooren
klonk het alsof ik den donder hoorde
rollen. Het ijzeren monster vloog
als een bezetene over mij heen... de
haak van den laatsten wagen greep
me een eind voort, terwijl ik aan do
borst gewond was.
Alles dwarrelde voor mij, ik dacht
krankzinnig te worden.
Toen ik weer tot mezelf kwam, be
vond ik mij in mijn eigen bed, om
ringd door vrienden en kennissen.
Om kort te gaan, ik was den volgen
den morgen na dien vreeselijken
nacht door een der brugwachters ge
vonden, men herkende mij en bracht
me naar Auburn. Een aanhoudende
koorts hield me veertien dagen te bed
steeds worstelend met den dood, doch
aan mijn stevig gestel heb ik mijn le
ven te danken. Toen ik na mijn
ziekte weer voor helt eerst in den spie
gel keek, zag ik de gevolgen van den
angst; mijn haar en baard waren wit.
De dokter zweeg. Zijn bleek gelaat
de ontzettende' blik, het zweet crat in
groote druppels hem op hett voor
hoofd stond, waren het bewijs, hoe
penseel van den kunstenaar bestuurd
Wie was het voorgestelde meisje, welks
eenvoudig, tegen den donkeren achter
grond bel afstekend lichte kleed een
modernen, snit, een uitheemsche
mode aanduidde
Op al d'ie vragen vermocht niemand
een antwoord te geven.
Dit antwoord kwam eerst veel later,
bij de prijsuitdseling, toen eik der be
kroonde schilders persoonlijk zijn
kunstenaarsloon in ontvangst moest
komen nemen.
Peter Bergheim had den eersten prijs
behaald en men wachtte in spanning
wie zich daarvoor aan zou melden.
Vele dagen verliepen er. totdat op
zekeren morgen een jonge dame voor
de strenge kunstrechters verscheen.
Zij droeg rouwkleeren. die haar
bleek gelaat nog des te bleeker deden
schijnen, maar dat gelaat was beeld
schoon en de ieden van de jury za
gen haar verwonderd aan. want het
kwam bun voor, dat zij d'it gezicht
meer gezien hadden, zonder dat zij
zich herinneren konden, waar of
wanneer.
„Irene Bergheim," stelde zij zich
aan de vergaderden voor en toen werd
het allen duidelijkzij was hei origi
neel der bekroonde schilderij.
Men bood baar een stoel, en vroeg
waarom de schilder Peter Bergheim
niet zelf gekomen was.
De groote oogen van het meisje wer
den vochtig.
„Hij kan niet, antwoordde zij, hij
is een maand geleden begraven. Ik
bleef met moeder alleen achterPeter
was onze trots.
Toen vertelde zij verder, en al had
den de heeren haar ook niets meer
gevraagd, niettemin luisterden zij met
belangstelling.
Hij had de academie met roem door
loopen en voor zijn doeken vond' hij
reeds goede koopers. Hij had hier ge
lukkig kunnen zijn, maar de wijde we
reld trok hem aan. Hij had een rus-
teloozen geest, die n'iet genoeg had
aan stil geluk, aan succes van het
oogenblik.
„Het talent moet zich ontwikkelen,
zeide hij, het moet zich vormen naar
de schoonheden der wereld.
Zoo verliet hij ons.
Dat is drie jaar geleden, en toen hij
terugkwam, was hij een gebroken, le
vensmoede man, hij. die vertrokken
was, vol moed en vertrouwen op de
toekomst.
In zijn brieven had hij ons daar
niets van verraden, wij dachten, dat
levendig hem nog alles voor den geest hij 110g altijd gelukkig en vroolrjk was
stond en hoezeer zijn verhaal hem als toen hij ons verliet, en toen wij
weer aangegrepen had. j hem angstig vroegen, hoe het kwam.
Toen hem en deze stamtafel verlic- j dat. hij zoo veranderd was. poogde hij
iten verdween langzamerhand de i te glimlachen en zei dat het wel over
spanning waarin wij verkeerd had-1 - T»"*
den, doch op onzen weg bespraken
we, het geval nog van den dokter feu
de avonturen die men in de Nieuwe
Wereld zooal beleven kan.
deloois ongerust moesten maken.
Dat was alles wat hij uit wilde la
ten, en wij vroegen niet verder.
verleden jaar begon Peter aan een
schilderij, een donker zeegezicht, het
zelfde, dat hem. die nu dood is. den
eersten prijs deed behalen. Hij werk
te eraan als in koortswoede. Het
moest, het. moest klaar zijn. Nog deze
Peter Bergheim had een schilderij eene schilderij voltooien eer hij het
Zijn laatste schilderij.
gemaakt, dat op de tentoonstelling
groot, opzien baarde. Een meisje met
beeldschoon gelaat en fraaie vormen
leunde tegen een rots, die door de gol
ven wordt bespoeld en staarde in ge
peins verdiept naar de onstuimige woe
lige zee, waarboven zich een dreigen
de lucht verheft.
Niemand kende den schilder, maar
zijn doek was een meesterstuk, daar.
penseel voor goed zou neerleggen.
Wij begrepen liem, want wij zagen,
dat hij van dag tot dag meer weg
kwijnde in zijn stomme smart, en wij
leden met hem.
Zij wachtte even, om hare tranen te
drogen, en ging toen voort
Er werd geen woord tusschen ons
gesproken, maar op zekeren avond riep
hij mij op zijn' atelier. Hij schilderde
plaaggeest bevrijd was. Zoo blijmoedig
had bij zich nog nooit gevoeld. Toen
hij thuis kwam, omarmde hij Ingried
en drukte haar innig tegen zich aan.
Dien avond vergat hij nooit.
Maar 't was, alsof hij zich door den
strijd staande had gehouden toen
hij zijn doel bereikt had en ieder zijn
deel teruggegeven was. zakte hij in el
kaar. En toen strekte hij zich op het
ziekbed uit.
Ingried trachtte hem te troosten zoo
goed als zij kon.
„Je wordt stellig weer gezond man
lief", zei ze. En maak je niet om ons
ongeruisi Moet je heen. dan zal ik
voor de kinderen zorgen. Ik zal de
winkel aan den hoek overnemen, dien
kan ik krijgen als ik wil. En de kin
deren zijn braaf zij zullen hun vader
eer aandoen, anders waren het jouw
kinderen niet I"
Hij lachte zoo hartelijk om haar
drukte.
„Ja, jij bent een vrouw, zooals er
weinigen zijn. Al de anderen heb te
mijn schuld afbetaald. Voor al je lief
de zal de Heer je loonen Ik zal mijn
schuld jegens jou nooit kunnen afdoen.
Nooit tegenover jou
Maar hij zei dat met een blijmoedig
lachje. En met een zalig lachje ging
hij heen en betaalde zijn schuld aan
de natuur.
Een angstige nacht.
De vensters van het café-restauraint
stonden wijd open en de frissche
avondkoelte was in strijd met den ta
baksrook, waarmede de atmosfeer
daarbinnen bezwangerd) was.
De volle maan stond hoog aan den
diepblauwen hemel en zond haar zil
veren stralen dooT het jonge groen
der bloeiende hoornen, die voor de
vensters staan,die, zich langzaam heen
en weer bewogen.
De club, waartoe ik destijds be
hoorde had haar vaste tafel, waar
aan zij gewoonlijk den avond door
bracht en waar natuurlijk de vraag
stukken van den dag druk besproken
werden. Ons gezelschap bestond uit
lui van goeden Stand, d'ie meer aan
getrokken werden door hefldefr gas
licht, lekker ©ten en drinken, dan wel
door een poëtischen lente-avond.
Zoo ook op dezen avond; de maan
maakte niet den minsten indruk op
ons en allerlei zaken werden weer
druk besproken; politiek, belasting,
regeering, theater, niets bleef onaan
geroerd. Door een zekere wrijving
van gedachten was de vraag te berde
gebracht, of het werkelijk een feit is.
dat men door een hevige gemoedsbe
weging plotseling grijs kan worden.
Deze belangrijke vraag lokte nogal
debat uit. Eenige heeren waren van
oordeel, dat het een anecdote was,
anderen dreven den spot ermee en
hielden het voor een bakersprookje.
Toen het gesprek over dilt onder
werp steeds warmer en heftiger werd
stond van de nabij zijnde tafel een
heer op, van wien wij tot nu toe geen
notitie genomen hadden. Hij was
buitengewoon groot envan stevigen
lichaamsbouw. Zijn welgevormde
trekken, die zijn vast karakter sche
nen weer te geven, werden nog ver
hoogd door goedig uitziende groote
blauwe, oogen ond'er het hooge voor
hoofd. Wat echter zijn verschijning
opvallend maakte, was helbr sneeuw
witte hoofdhaar en de baard, terwijl
hij den indruk maakte van hoogstens
35 jaar oud te zijn.
Ik vraag u om verontschuldi
ging, heeren, wanneer ik u in het
gesprek stoor, zeide hij met een be
leefde buiging. Ik hoorde u spreken
over een geval, dat me bijzonder in
teresseert. Ikzelf ben daar het spre
kend bewijs voor, dat onder zekere
omstandigheden, 'een hevige ge
moedsbeweging, werkelijk invloed op
den meüjSGh kan hebben.
Feuilleton.
Vertaald uit het Italiaansch.
27.
Zijne trekken namen een ijskoude
kalmte en strakheid aan, terwijl hij
eenige minuten voor zich heen staar
de. Daarop scbu'dde hij met een slu-
wen glimlach het hoofd en mompel
de: „Welk een kind! Welk een kind!
Vervolgens ging hij naar zijn geld
kist, sloot haar open en nam er het
kistje uit dat de hertogin Estella haar
dochter had geschonken en diat den
bruidstooi met „de Ster van het Zui
den." bevatte.
Hij beschouwde een oogenblik de
steenen met een kennersblik, bezag
speciaal den grooten zwarten steen
van voren en van achteren en scheen
zich aan zijn 'tooverachtige stralen,
aan zijn fonkelen en schitteren niet
te kunnen verzadigen.
Zooveel is zeker, zoo'n steien
krijg ik nooit weer in handen! mom
pelde hij. De kleine, grijze oogen
werden daarbij steeds stekend er en
strakker, steeds nadenkender en
peinzender hingen zij aan het heerlij
ke kleinood. Op eens legde hij met
verwonderlijke vlugheid de sieraden
weer in het kistje, gloot het zorgvul
dig dicht en luisterde scherp naar
eenig gerucht in den winkel.
Ik moet hem' spreken. Waar is
hij? hoorde hij een schelle stem met
een sterk Napolitaansch accent zeg
gen.
Wat verlangt u? vroeg het fac
totum in dien winkel voorzichtig.
Dat gaat u niets aan. Ik heb
met den heer Semmola zelf te spre
ken. Is hij daar?
En' zonder eenig verder antwoord
liep de ietwat onstuimige bezoeker
den winkel door en trad de kamer
van d'en heer Semmola binnen. Tot
zij.n verwondering zag de woekeraar
een Franciscaner monnik voor zich.
Wat is er? Wat is er aan de
hand? Wat wilt gij? zeide hij.
Ah, hier zijft ge dus," antwoord
de. de monnik en ging familiaar op
een stoel zitten. Gij kent mij niet?
Neen. Wie zijt. gij?
Gij zult mij dadelijk leeren ken
nen. Hertog Attilio dei Tibaldi was
zooeven bij u?
Semmola zag den voorgewenden
monnik verrast aan. Wat hij sprak,
klonk zoo kortaf, zoo barsch, zoo be
slist en gebiedend, dat hij ook zonder
veel scherpzinnigheid had moeten
bemerken, dalt hij met iemand te doen
had, die niiet gewoon was te verzoe
ken. Zulke manieren leert men niet
in een kloo'ster.
Gij bedoelt dien jongen heer,
dien gij miscbien zooeven Dij mij hebt
zien uitgaan? vroeg Semmola, zijn
bezoeker beglurend en zich dom hou
dend, met 'de bedoeling tijd te win
nen en te ziien, waar deze eigenlijk
heen wilde.
Ja, antwoordde de ander snel en
kortaf.
Dien ken ik niet. Ik zag hem
voorden eersten keer.
Dat is een leugen. Gij kent hem
beter dan ik. Gij doet zaken met hem.
Semmola glimlachte miinachtend
en ging weer, schijnbaar doodbe
daard, op zijn sltoel zitten.
Wat wilt gij toch eigenlijk?
vroeg hij droog en koud. Stel dat ik
zaken met hem deed, wat gaat u dat
aan? Met u doe ik in elk geval geen
zaken. Daar is de deur!
Daarmee wees de heer Semmola ta
melijk gebiedend naar den uitgang.
De ander verroerde zich niet.
Houd die nuttelooze praatjes
maar voor u, Semmola, en luister
naar hetgeen ik zeg, ging hij voort,
op zijn barschen, beslisten toen. Gij
hebt gestolen goed beleend, en als gij
voortgaat den hardhoorige tegen mij
te spelen, dan laat ik u dadelijk ge
vangen nemen en voor het gerecht
brengen.
Veel gedweeër en beleefder stond
Semmola weer van zijn stoel op. Het
onderhoud scheen hem een bedenke
lijke wending te nemen.
Maar mijn waarde heer, ant
woordde hij met ongehuichelde ver
wondering, ik begrijp niet goed' wat
gij bedoelt. Bij mij wordt nu eens
dit, dan dat verzet, zonder dat ik al
tijd kan weten, of die voorwerpen
dien bezitter rechtmalbig toebehoor en
of niet. He is dus best mogelijk, dat
er wel eens een horlogetje, een ket
tinkje of een ander dingetje onder
loopt, dat een verleden heeft-, waarop
gij gelieft 'te zinspelen. Zeg mij dus
duidelijker, wat- gij wilt?
Ik verlang de kleinoodiën van
den hertog dei Tibaldi.
Ik heb zulke kleinoodiën niet.
Gij verkeert in dwaling.
De monnik stond vastberaden op.
Goed, dat zullen wij aanstonds
zien. Denk nie't, Semmola dat gij het
weg kunt moffelen. Ik ben in min
der dan Itwee minuten met die carabi
nieri terug en zal uw deur in het oog
houden. Ik zal alles onderste boven
hail en tot ik gevonden heb wat ik
zoek.
Daarmee wendid'e zich de spreker
ook reeds vrij haasltig naar de deur.
Maar zeg dan toch, mijn waarde
waar het om te doen is, riep nu Sem
mola hoe langer hoe meer in de engte
gedreven. Ge zijt toch niet hier geko
men om een oud, eerlijk man in heit
ongeluk te storten, hem van zijn
moeilijk en zuur verworven goed te
berooven! Hoe kan ik weten, of dit
of dat, walt ik toevallig beleend1 heb,
gestolen is.
Dat de kleinoodiën gestolen zijn,
weet nu heel Napels en gij weet het
ook.
Maar ik wislt het toen nog niet,
toen ik mijn goed geld er voor gaf,
verd'ödigde zich Semmola driftig.
De Franciscaner glimlachte verge
noegd. Het verheugde hem blijkbaar,
dat de oude listige vos, waarvoor
Semmola bekend stond, nu (toch in
zijn val was geloopen, door hem te
bekennen, dat hij de kleinoodiën had.
Goed. Zoover zijn wij dus geluk
kig. Gij zijt in het bezit, van de klei
noodiën, en hertog Altbilio heeft ze
bij u verzet.
Ik heb hem ook niet gekend.
Dat doet er niet toe. Ik ken hem.
Gaan we dus verder, Semmola. Heft
is er ons om le c^oen, vast te stellen,
dat Attilio dei Tibaldi de dief van de
kleinoodiën is. Zoolang dit niet is
geschied, mogen ze hem niet terug
gegeven worden. Begrepen? Wij wil
len niet, dat onschuldigen onder de
verdenking van den diefstal lijden.
Maar als de hertog terugkomt en
mij het geld brengt? Hoe zal ik hem
dan zijn pand kunnen weigeren?
Hoeveel hebt gij er op geleend?
Honderdvijftigduizend lire.
De Franciscanen knipte sluw met
de oogen.
Napolitaansch gewicht? zeide hij
O. o. zoowaar ik voor \i sta, ik
bezweer het u, prompt in confarft
geld.
(Wordt vervolgd).