De to «M Mp! NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Meestgelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken. 20e .Jaargang Vrijdag 20 Augustus 1902. No. 0879 U'S DASBLAD ABONNEMENTSPRIJS Voor Haarlem per 3 maanden1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummers0.02% Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37 de omstreken en franco per poBt0.45 ADVERTENTIËN Van 15 regels 50 Ots.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 30 Cent per regel. Bureaux: Gebouw Het Spname. Zutder Buitenspa»rne NO. O. Telefoonnummer der Redactie 600. feieroonnumiuer der Administratie 122. Intercommunale aansluiting. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONE8, Succ., Parijs 3B** Faubourg Monimartre. Haarlem's Dagblad van 29 Aug. bevat o. a.: Uit Zuid-Afrika, De agitatie in Frankrijk. Millionairs bij Gods genade, Een mededeeling van de generaals, Congres middenstand, Arbeidersverzekering en Volksge zondheid, Nabetrachting en ver volg Gemeenteraad. NABETRACHTING van. den GEMEENTERAAD. Wie het nog niet wist heeft het Woens dag weer kunnen ervaren, dat een korte agenda nog lang niet hetzelfde is als een korte Raadsvergadering. De beraadsla gingen duren lang hij een lange, ze du ren ook lang bij een korte agenda. Korte vergaderingen, kan men zeggen, bestaan niet meer, ze zijn een .soort van uitge storven geslacht, zooals de mammouth en de ichthyosaurus. Nu is dat niet te. verwonderen. De Raadsleden vragen veel, zeer veel, wat ze huiselijk weg evengoed aan B. en W. hadden kunnen vragen, maar dat wan neer het eenmaal in den Raad gevraagd- is, daarin ook beantwoord dient te wor den. Zoo waren er Woensdagmiddag vier vragen te beantwoorden en die antwoor den lokten weer discussis uit, zoodat ten slotte aan de eigenlijke agenda pas te half drie kon worden begonnen. En toen ging het nog lang niet van een leien dakje. De heer Modoo, ijverig als altijd, bewees dat hij de gemeente rekening met hare duizenden bescheiden goed had nagekeken, maar hij beging toch ook weer dezelfde fout: namelijk die van inlichtingen te vragen in de openbare Raadsvergadering, die hij even goed vóór de vergadering van een van de wethouders had kunnen krijgen. Evengoed, zeg ik, neen veel beter nog, want nu konden de wethouders natuur lijk uit het hoofd niet voldoende ant woorden en als zij gedurende de verga dering de bescheiden hadden moeten raadplegen, dan zaten wij daar kan men zeker van wezen nóg op het stad huis. Dat is juist de vloek van elke oppositie partij, dat ze altijd in 't openbaar moet getuigen. Of het practisch -as of niet. komt zou men zeggen, nu en dan pas in de tweede plaats. De heer.Schram zei het zoo naïef en zoo onjuist, dat inlichtin gen behoorden gevraagd te worden in openbare Raadszitting. Het zou wel aar dig zijn geweest om hem eens te vragen waarom. Maar de wethouders deden dat niet, ze lieten den heer Schram kalm zijn gang gaan en maakten zich over zijn betoog niet warm. Evenmin als de Raad zelf bij het debat over de Huishoud- en Industrie school. Zijn voorstel om een extra sub sidie ineens te geven ging er pas door, toen de heer Hofland het overgenomen en van hinderlijke bijmengselen ontdaan, had en toen de heer Schram naderhand weer aankwam met het voorstel om bo vendien nog het jaarlijksch subsidie van f 1200 tot f 1500 te verhoogen, zonk dat voorstel in den Raadsheerlijken vijver als een baksteen, met een plomp dat de voor steller er van stond te kijken. Of de dames van de school niet liever een jaarlijksche verhooging van f 300, dan een som van 5470 in eens zouden hebben gehad, weet ik niet, omdat ik het haar niet gevraagd heb. De gelegen heid daartoe was evenwel niet buitenge sloten, want drie van de dames woonden de vecrgadeTing bij. Helaas heeft hare te genwoordigheid den Raad niet- zóo ge suggereerd, dat de twee aangevraagde subsidiën samen genade in de oogen van onze Raadsheeren konden verwer ven. Net zoo min als de rekening en de be grooting van de schutterij dat konden in de oogen van de heeren Groot, Hugen- holtz, Modoo en Schram. Deze heeren zijn dus tegen de schutterij en wel, naar ik vermoed, op grond, dat de schutter geen vergoeding krijgt voor de uren, die hij van zijn werk verzuimen moet.. Nu is dat ook zonder twijfel een onaangename zaak, al kan ik mij niet begrijpen, dat de werkgevers niet liever die uren als gewone werkuren aan hun personeel uit betalen. Maar wat baat het, of men tegen de rekening en begrooting stemt? Gesteld eens, dat de meerderheid van den Raad dat voorbeeld volgde, dan zou er een al lerdwaaste toestand ontstaan. De schut terij is geen gemeentelijke, maar een rijks-instelling. Keurde de Raad dus de begrooting voor het volgende jaar niet goed, dan zou de schutterij niet kunnen worden voortgezet en een zonderling conflict ontstaan met de autoriteiten in den Haag. Wat, zouden de tegenstem mers dén doen? Ik weet het niet, evenmin als ik weet wat er in de geheime vergadering over de benoeming van een bibliothecaris is omgegaan. Daar het dezen keer een ge heime vergadering met geheimhouding is geweest, zal ik niet eens probeeren er wat van te weten te komen. Dat er har de noten zijn gekraakt is wel zeker, maar ten .slotte loste alles zich op in een lieflijk accoord van pais en vree. Het voorstel-Bijvoet c. s. om een oproeping te doen voor bibliothecaris op een jaar wedde van f 1500 is m. i. een goed en practisch voorstel. Driehonderd gulden, zooals de belooning nu was, is geen traktement voor een man van ontwikke ling, die dagelij les van tien tot vier uur aan het werk moet wezen. En de toestand werd nog schooner, toen o wondere roya liteit! de heer Hugenholtz er door kreeg, dat deze f 1500 nog maar als aanvangs- traktement zullen worden beschouwd. Bij deze bibliothecaris-historie is de heer Engelhert van Bevervoorde toeval lig in 't gedrang geraakt. Toch lag de schuld niet aan hem, maar aan B. en W., die van den gewonen weg van oproeping van candid aten zijn afgeweken. De op merking van den heer Bijvoet, dat hij en zijn medevoorstellers niets onaange naams tegen den eenig voorgedragene bedoelen, integendeel hopen dat hij op nieuw solliciteeren zal, was dan ook een woordje óp' zijn pas. Datzelfde kan ik helaas van den heer i Hofland niet zeggen. Hij was in dit blad nog zoo vriendschappelijk gewaar schuwd, om den burgemeester liever niet te interpelleeren over het gebeurde bij de meeting voor algemeen kiesrecht en tóch deed hij het! Deed het op een manier, die een denkbeeld gaf van de drift, die hem en zijn parapluie Zondag moet hebben bezield. Ik sidderde al voor den heer Hofland, bij de gedachte dat hij van d'en burgemeester een vermaning zou krijgen om voortaan, zelfs als hij ge lijk mocht hebben, zich beter te leeren beheerschen. Maar de burgemeester zei niets wat dunkt mij nog veel erger was, dan zoo n vermaning. De Raad bleef er koud onder. Alleen de heer Hugenholtz viel bij. Toen gingen we naar huis. Buitenlandseh Nieuws Engeland. Onder de kroningsfeesten was er ook een op het departement van Indië, den 4en Juli, een scliitierend feest, waar dé Indische gasten met het koninklijk huis en de hooge Engelsche wereld sa menkwamen. De tienduizenden, die dat feest gekost heeft, zouden moeten komen zoo zeide niemand minder dan de mi nister van Indië uit de Indische schat kist. Men heeft daar schande over geroe pen. Men is in Engeland wel gewend, dat het arme Indië moet betalen voor maatregelen, troepenzendingen enz., die niet in het belang van Indië, maar in het rijksbelang gebeuren; dit feest was echter te erg. Blijkbaar heeft de regee ring dat ingezien, en er is een officieus bericht verschenen, naar luid waarvan alle kosten, verbonden aan de .ontvangst eri bet onthaal van de vertegenwoordi gende gasten in Engeland, uit de staats kas bestreden zullen worden. De Daily News" merkt nu echter terecht op, dat men uit dit bericht moet opmaken, dat de kosten van het vervoer naar Engeland en het terugbrengen toch nog voor In dië komen. En er zij o. a. een duizend of meer Indische troepen voor de kro ning in Engeland gebracht. Indië zal dus waarschijnlijk toch de hooge kosten van transport moeten dragen. Zuifl-Afrika. In de „Daily News" schrijft „een offi cier die de krijgswet heeft toegepast" over de krijgswet in de Kaapkolonie. Het is, zoo schrijft hij, van het hoogste be lang, dat Afrikaan ders en Engelschen, zooveel als menschelijkerwijs mogelijk is, tot elkaar worden gebracht. De Afri- kaanders zijn een volk dat even als het Iersche het zoogenaamde historische ge heugen heeft: onrecht vergeten zij niet. De .krijgswet zooals zij is toegepast be schouwen de Afrikaanders als een on recht. Zooveel mogelijk dient dat on recht goed gemaakt. De koninklijke com missie, uitgezonden om vonnissen van de krijgsraden na te gaan, kan daartoe veel doen, maar dan is het beslist noo- dig, dat van haar onderzoek niet buiten gesloten worden de gevallen, waarin die gevangenisstraf al afgeloopen of de boe te betaald is. Laat de commissie deze gevallen rusten dan zal negen tiende van den wrok blij ven zitten, want de meeste gevallen wa ren die, waarin gevangenisstraf van drie tot twaalf maanden werd opgelegd. Dat waren gevallen als: het niet melden van de tegenwoordigheid van den vijand, het verschaffen van levensmiddelen aan den vijand, het niet inleveren van paarden, het bezit van meer levensmiddelen dan voor een week voldoende was, enz. Vele van zoodanige vergrijpen konden ge rechtvaardigd worden met een beroep op overmacht, en zeker zijn dergelijke- be schuldigingen moeilijk te bewijzen. Toch weet de schrijver maar van een geval, waarin de beschuldigde werd vrijgespro ken. Ieder, die met de rechtspleging be kend is. zal begrijpen, dat de hooge uit zondering van vrijspraak al een aanwij zing is van de onrechtmatige straffen die er opgelegd zijn. En dan bestond de krijgsraad niet. uit ervaren rechtsgeleerden, maar meestuit officieren, die misschien naar hun beste weten handelden, maar zij wisten niet veel. Ook waren 't niet eens altijd offi cieren van het Engelsche leger, maar dik wijls kolonialen van twijfelachtig gehal te. Erkennen moet de schrijver intus- sc-hen, dat hij de krijgswet het verstan digst heeft zien toepassen door een kolo nialen kolonel, maar die man werd ver plaatst. De schrijver eindigt met deze woorden: „Ilc heb niet gesproken van de redevoe ring, waarin volgens het verslag in de pers de gouverneur van de Kaap kolonie gezegd heeft, dat de krijgswet alleen opgeheven zal worden als het wetsontwerp tot wettiging van daden onder de krijgswet aangenomen wordt. Dit moet een vergissing zijn. of heb ik mijn tijd, bestee daan de lezing van de constitutioneele geschiedenis van mijn land, geheel weggegooid?" Maar het was geen vergissing. In een brief van den correspondent der „Daily Telegraph" te Johannesburg over de Kaffers lezen wij, dat er niet al leen veel te weinig Kaffers voor de mij nen zijn, maar dat die er werken nog on handelbaar zijn. De Kaffer is vooreerst ontevreden, dat hij. niet meer het loon verdient dat hij voor den oorlog kreeg. Bovendien is hij door den oorlog bedor ven. De Kaffer van 1902 is een ander we zen dan die van 1S99. „Ik zou niet dur ven zeggen", bekent de schrijver, ..hoe veel inboorlingen er in het Engelsche leger gebruikt zijn" (in Transvaal alleen tusschen de 50.000 en 70.000, verklaart dr. von Rennenkampl'f), en Tommy Atkins heeft den Kaffer bedorven. De Engel sche soldaat moet iets hebben om te ver wennen en te bederven; liefst een ezel, en anders is een beer of een geit ook goed. Bij gebreke daarvan doet hij 't met een Kaffer. Én de Kaffer is er parmantig van geworden. Men heeft het bericht uit Tohannes- burg gelezen, over het uittrekken van een Engelsche troepenmacht, naar het heet, om roerige Kaffers tot de orde te brengen. Het deed ons wonderlijk aan, weer zoo'n oorlogsbericht te lezen. Dat herinnerde ons een anderen tijd! Intus- sclien, 't is mogelijk, dat deze troepen beweging inderdaad niet met een drei genden of reeds uitgebroken opstand van de Kaffers te maken heeft. Maar dat de Engelchen nog last zullen hebben van het wapenen der Kaffers, lijdt nauwelijks twijfel. Men zou de En gelschen deze straf gunnen, als niet de Boerenbevolking, die het land in moet of er al op is, misschien het meest van de Kaffers te lijden zoude hebben. En zoo is 't niet onwaarschijnlijk, dat men nog de Boeren op commando zal zien gaan om de Engelschen te helpen de Kaffers er weer onder te krijgen. e „Times of Natal" heeft generaal Botha voor zijn vertrek van Kaapstad te legrafisch gevraagd of 't waar was, dat hij zijn bezittingen in Vrijheid, dat Na- talsch gebied zal worden, gaat verkoo- pen en zich in Transvaal vestigen. Ge neraal Botha antwoordde: Het is juist; ik zal later mijn redenen openbaar ma ken. Mevr. WaszklewiczVan Schilf- gaarde .onitviing met de jongste mail het volgend schrijven uit Bloemfon tein door bemiddeling van mevrouw Blignaut: Aan alle belangstellenden in Neder land en Frankrijk. Wij, ond'ergeteekendiein, inwoners van heft concentratiekamp te Bloem fontein, wensehen hiermede onzen hartelijken dank uit te drukken aan degenen, .die ons gedurende zoo een zwaar tijdperk van ons leven, zoo openhartig ter hulp zijn gekomen. Niet alleen zijn wij ulieden ver schuldigd voor het verschaffen van voedsel en kleeding, maar ook voor het innig medelijden, welke door zul ke milde gaven van alle kanten bewe zen is geworden. De weduwen en weezen van menig burger, die, zijn leven voor zijn land heeft, opgeofferd, vertroosten zich melt de gedachte, dat er veel warme har ten aan gindsche zijde des Oceaans zijn, die het geroep om hulp op een allermildld-adlgs/te wijze beantwoord hebben. Wij hebben een tijd van ellende en ontberingen wegens den vreeselijken oorlog doorgebracht en zullen nog veel te verduren h'ebben, maar wij kunnen uliolden van harte verzeke ren, dat wij onze weldoeners nimmer zullen vergéten, op wie wij de rijke- lijkste zegeningen des Heeren afsmee ken. Verblijven wij uw dankbare vrien dinnen." Volgen vijf folio bladzijden ondwr- teekeniingen in dubbele rijen. Verder ontving mevr. W. een zeer gedetailleerde lijst 30 folio bladzij den van kleedingstukkeu en stof fen, gekocht van de laatste 500 pond1. Uit deze lijst blijkt, melt hoeveel zorg en hoe systematisch door mevr. Blignaut, bijgestaan door haar secre- tares, Maynie Heck, in het kamp te Bloemfontein voor de ongelukkige vrouwen en kinderen werd gezorgd. Frankrijk. De agitatie in Frankrijk. De Temps geeft zijn afkeuring te kennen over de handelwijze der de partementale Staten, die naar aan leiding van de sluiting der zuster scholen niet nagelaten hebben, daar omtrent officieel hun nveening uit te drukken. Niet alleen hebben de de partementale Statten niets te maken met de zaak, maar heft is hun zelfs uitdrukkelijks verboden zich Ite be moeien met de algemeene politiek. Het reglement van 10 Augustus 1871 zegt dat. ondubbelzinnig. De schuld ligt hier deels aan de prefecten, die die macht hebben bun veto uit te spre ken als de Staten in strijd met de wet handelen, en volgens de be ginselen van het publiek recht daartoe dan tevens verplicht zijn. De praktijk is evenwel geworden, dat de prefecten deze macht als een faculta tieve bevoegdheid opvatten en vooral als de met de reglementen strijdige politieke handelfing d'er Staten aan de regeering des lands ten goede komt., dan zien de prefecten bijna al tijd alles door de vingers. De Temps wijst er op, hoe onbeduidend» boven dien dergelijke uitspraken van den Conseil Général zijn. Meestal slecht geformuleerd, onnauwkeurig, dikwijls zeer onlogisch en altijd zoo ingekleed! dat er geen moeilijkheden uit kun nen voortkomen. Eenige verantwoor delijkheid willen die heeren niet dra gen, maar zij willen wel de vrijheid hebben officieel bun meening te zeg gen. Dit alles zou nog niet zoo erg zijn, maar het. gevolg van al dlie poli tieke bemoeiingen is, daJt de conseil général zijn eigenlijke administratie ve werkzaamheid' verwaarloost. Frank rijk moet langzamerhand geraken tot een gezonde decentralisatie en van den conseil général zal grooten- deels afhangen, of we daartoe gelei delijk komen zullen, maar dan moe ten deze vergaderingen hun eigen werk doen en niet steeds pariementje willen spelen. De Temps is overiuigd dat de meeste Statenleden het in ge- moede met deze overwegingen eens zijn. Duitschlaud. De Parijsche Eclair had fantasti sche mededeelmgen gedaan over een pijnlijk voorval itusschen den Tsaar en keizer Wilhelm, tijdens het bezoek van den laatste aan de reede van Re- val. De Nat ion a 1 - Z e i tu n g antwoordt hierop in de volgende hoog-officieuze nota: „Van ingelichte zijde verne men wij dat bij .de ontmoeting te Re- val zelfs geen spoor van een pijnlijk voorval (te ontdekken was. De tijden I waarin Fransche en Engelsche tegen- I «tanders van Duitsch-Russische ver- Feuilleton, Vertaald uit het Italiaansch. 31) Toen Attilio met graaf Tozzo den winkel van Semmola veriiet. heradem de hij. alsof hij van een zwaren last bevrijd was. Hij drukte het kistje als een grooten schat tegen zich aan. Het schoot hem te binnen wat zijn zuster hem had verteld van de tooverkracht die in de Ster van het Zuiden was ver borgen, en al,s hij bedacht, hoeveel bange zorgen, hoeveel slapelooze nach ten hem die steen in den laatsten tijd had berokkend en welk een heerlijke kalmte en zaligheid bil hem nu schonk, nu hij hem eindelijk weer in zijn bezit had. nu begon hij te geloo- ven, dat de traditie niet zoo geheel een kindersprookje was, zooals hij tot nu toe had gedacht. Het is nu bijna half negen. EmL lio, zeide hij tot zijn vriend, om half twaalf vertrekt de laatste trein uit Cas- tellamare. Ge kunt dus eerst nog od uw gemak met ons eten. opdat niemand uwe afwezigheid bemerke. Dan gaat ge in den trein zitten en gij zijt nog voor de morgenschemering te Posita- no. om mijn moeder het kistje terug te brengen. Ili ben geheel tot uw dienst. Wat ben 'ilc u dankbaar Nu snel naar het telegraafbureau. Het ligt op onzen weg. Ik wil mijn moe der even telegrafeeren, dat alles in orde is en haar uw komst aankon digen. Ook dat was spoedig verricht, en de beide' heeren kwamen na een afwezig heid van nauweijks een half uur in het paleis dei Tibaldi terug. Van don Luigi was niets meer te bespeuren Toen zij de eetzaal binnentraden, wa- ten de dames en heeren reeds aan ta fel gezeten. Attilio. riep hertog Cesare zijn zoon levendig, toen hij zijn zoon zag binnenkomen. Attilio trad haastig achter den stoel zijns vaders en boog zich naar hem over. Is het waar. wat ge aan den rechter Chilazzi hebt medegedeeld? Is het kleinood' terug? Goddank ja. Ik heb juist naar Positano getelegrafeerd, hoe gelukkig wij er allen over zijn, dat die verve lende geschiedenis op deze wijze uit de wereld is geraakt. Maar hoe is het mogelijk? Wii hebben toch alles doorzocht, Ilc weet het niet, ik weet alleen dat het. kistje terug is. Nu. wij zullen het morgen wel hooren. Attilio verkleurde licht en verwijder de zich, om zijn plaats, welke zich aan de zijde van mejuffrouw De Vries bevond, in te nemen. Ook deze informeerde1 deelnemend naar de zaak. Haar heldere open oogen zagen hem onderzoekend aan, en Attilio kleurde npg meer. Hij zeide haar hetzelfde, wat hij zijn vader had gezegd, maar het- was hem daarbij ang stig te moede. Niettegenstaande alles naar hij meende, gelukkig afgeloopen was, scheen toch weer een somber en dreigend spook voor hem op te doe men. dat niet alleen zijn natuurlijke vroolijlcheid verjoeg en hem het geluk naast mejuffrouw De Vries te mogen zitten, vergalde, maar ook in zijn oogen verdeemoedigde. Hij moest al deze menschen bedi-iegen. Hij durfde hun. die hij lief had, niet meer de waarheid te zeggen. Wat moest daar uit worden? Zijne lichtzinnigheid wierp ook nu nog donkere schaduwen in zijn ge moed. En wanneer don Luigi werke lijk wist. wat hij had voorgewend te weten, wanneer hij vijandig tegen hem optrad, wat hielp hem dan ten slotte alles, wat hij heden had bereikt? De onrust, welke hem in den laatsten tijd had) gekweld, verliet hem ook nu niet, hij waagde het nauwelijks me juffrouw De Vries aan te zien. en als het geschiedde, deed hij het schuw en tec sluik. Tn een soortgelijken toestand bevond zich graaf Tozzo tegenover hertogin Cesina. Hij had Cesina beloofd, haar omtrent den toestand van haar broe der inlichtingen te geven, en zij ver zuimde niet, hem er aan te herinneren. Maar niettegenstaande hij wel in staat was geweest, zijn belofte te vervullen, moest hij tot allerlei uitvluchten zijn toevlucht nemen, om er tot een nadere gelegenheid mee te wachten. Nu At tilio weer in het bezit van het ont vreemde was gekomen vertrouwde hij. dat de zaak wel spoedig eenigszins in het vergeetboek zou raken zoodat hij de hex-togin de onrust en de op winding, welke dé mededeeling van Attilio's lichtzinnigheid haar waar schijnlijk zou kunnen veroorzaken, zou kunnen besparen. De gevolgen van dit verzwijgen der waarheid openbaarden zich weldra toen hij tegen zijn gewoonte vroegtij dig afscheid moest nemen, om naar Positano terug te keeren. Ge wilt reeds heengaan, graaf? Terwijl de eerste dans begint? vroeg Cesina met groot.e verwondering. Ge zult wel willen aannemen, freule, antwoordde hij. dat alleen een zeer ernstig beletsel mij kan weerhou den er aan deel te nemen. Zij zag hem onderzoekend aan, als of zij moest twijfelen, alsof zij er hem van verdacht, dat hij de een of andere j nietige reden had, om juist nu het ge zelschap te verlaten. Ah, zeide zij ontgoocheld, op ge- rekten toon. ik verzeker u. graaf, dat ik in uw plaats geen beletsel zou ken nen, dat mij zou kunnen bewegen, van dat genot af te zien. Addio. Maar freulebegon graaf Toz zo nogmaals, Addio, addio viel zij hem trotsch in de rede en zij wilde zich van hem afwenden. Gij zult mij later vergeven, dan ken, Cesina, riep hij haar nog toe. Het was alsof zij zich nog eens had willen omkeeren, alsof er een teedere en vriendelijke glans in haar oogen wa;s gekomen, maar graaf Tozzo meen de zich ook wel vergist te hebben, en gemelijk en knorrig verliet hij het pa- lazzo dei Tibaldi om naar het sta- stion terug te rijden. Den volgenden avond kwam nu ook hertog Cesare met Cesina en Attilio weer te Positano aan. Zijn eerste vraag gold het kistje met de brillanten, en de wijze, hoe het terug was Re- vonden. Wel, heel eenvoudig, antwoordde hertogin Estella hem eenigszins afge mat. 't ijs in Cesinas torenkamer gevon den. Daar ik mij verveelde en mij juist iets beter gevoelde, ging ik er heen en vond het kistje toevallig met iets alledaagsch en ordinairs. Hier is de sleutel. Attilio stond erbij, toen dit gespro ken werd. Hij waagde het niet. zijn moeder aan te zien. En toen hertog Cesare nu den sleutel aannam en zich naar de torenkamer begaf, volgde hij hem, evenals Cesina, die zich meer uit nieuwsgierigheid bij hem aansloot,. Hij beefde een weinig, toen zijn va der de kast opensloot en er het kistje uit kreeg. Attilio had wel uit het raam willen springen Hoe raadselachtig het ge voel hem ook was, toch meende hij. dat er nu iets vreeselijks. iets verplet terends moest gebeuren. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 1