De to «M Mp!
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Meestgelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken.
20e .Jaargang
Vrijdag 20 Augustus 1902.
No. 0879
U'S DASBLAD
ABONNEMENTSPRIJS
Voor Haarlem per 3 maanden1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente),
per 3 maanden1.30
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers0.02%
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37
de omstreken en franco per poBt0.45
ADVERTENTIËN
Van 15 regels 50 Ots.; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem
is de prijs der Advertentiën van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 30 Cent per regel.
Bureaux: Gebouw Het Spname. Zutder Buitenspa»rne NO. O.
Telefoonnummer der Redactie 600. feieroonnumiuer der Administratie 122.
Intercommunale aansluiting.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. L. DAUBE Co. JOHN F. JONE8, Succ., Parijs 3B** Faubourg Monimartre.
Haarlem's Dagblad van 29 Aug.
bevat o. a.:
Uit Zuid-Afrika, De agitatie in
Frankrijk. Millionairs bij Gods
genade, Een mededeeling van de
generaals, Congres middenstand,
Arbeidersverzekering en Volksge
zondheid, Nabetrachting en ver
volg Gemeenteraad.
NABETRACHTING
van. den
GEMEENTERAAD.
Wie het nog niet wist heeft het Woens
dag weer kunnen ervaren, dat een korte
agenda nog lang niet hetzelfde is als een
korte Raadsvergadering. De beraadsla
gingen duren lang hij een lange, ze du
ren ook lang bij een korte agenda. Korte
vergaderingen, kan men zeggen, bestaan
niet meer, ze zijn een .soort van uitge
storven geslacht, zooals de mammouth
en de ichthyosaurus.
Nu is dat niet te. verwonderen. De
Raadsleden vragen veel, zeer veel, wat
ze huiselijk weg evengoed aan B. en W.
hadden kunnen vragen, maar dat wan
neer het eenmaal in den Raad gevraagd-
is, daarin ook beantwoord dient te wor
den. Zoo waren er Woensdagmiddag vier
vragen te beantwoorden en die antwoor
den lokten weer discussis uit, zoodat ten
slotte aan de eigenlijke agenda pas te
half drie kon worden begonnen.
En toen ging het nog lang niet van
een leien dakje. De heer Modoo, ijverig
als altijd, bewees dat hij de gemeente
rekening met hare duizenden bescheiden
goed had nagekeken, maar hij beging
toch ook weer dezelfde fout: namelijk
die van inlichtingen te vragen in de
openbare Raadsvergadering, die hij even
goed vóór de vergadering van een van
de wethouders had kunnen krijgen.
Evengoed, zeg ik, neen veel beter nog,
want nu konden de wethouders natuur
lijk uit het hoofd niet voldoende ant
woorden en als zij gedurende de verga
dering de bescheiden hadden moeten
raadplegen, dan zaten wij daar kan
men zeker van wezen nóg op het stad
huis.
Dat is juist de vloek van elke oppositie
partij, dat ze altijd in 't openbaar moet
getuigen. Of het practisch -as of niet.
komt zou men zeggen, nu en dan pas in
de tweede plaats. De heer.Schram zei het
zoo naïef en zoo onjuist, dat inlichtin
gen behoorden gevraagd te worden in
openbare Raadszitting. Het zou wel aar
dig zijn geweest om hem eens te vragen
waarom.
Maar de wethouders deden dat niet,
ze lieten den heer Schram kalm zijn gang
gaan en maakten zich over zijn betoog
niet warm. Evenmin als de Raad zelf bij
het debat over de Huishoud- en Industrie
school. Zijn voorstel om een extra sub
sidie ineens te geven ging er pas door,
toen de heer Hofland het overgenomen
en van hinderlijke bijmengselen ontdaan,
had en toen de heer Schram naderhand
weer aankwam met het voorstel om bo
vendien nog het jaarlijksch subsidie van
f 1200 tot f 1500 te verhoogen, zonk dat
voorstel in den Raadsheerlijken vijver als
een baksteen, met een plomp dat de voor
steller er van stond te kijken.
Of de dames van de school niet liever
een jaarlijksche verhooging van f 300,
dan een som van 5470 in eens zouden
hebben gehad, weet ik niet, omdat ik
het haar niet gevraagd heb. De gelegen
heid daartoe was evenwel niet buitenge
sloten, want drie van de dames woonden
de vecrgadeTing bij. Helaas heeft hare te
genwoordigheid den Raad niet- zóo ge
suggereerd, dat de twee aangevraagde
subsidiën samen genade in de oogen
van onze Raadsheeren konden verwer
ven.
Net zoo min als de rekening en de be
grooting van de schutterij dat konden in
de oogen van de heeren Groot, Hugen-
holtz, Modoo en Schram. Deze heeren
zijn dus tegen de schutterij en wel, naar
ik vermoed, op grond, dat de schutter
geen vergoeding krijgt voor de uren, die
hij van zijn werk verzuimen moet.. Nu is
dat ook zonder twijfel een onaangename
zaak, al kan ik mij niet begrijpen, dat
de werkgevers niet liever die uren als
gewone werkuren aan hun personeel uit
betalen. Maar wat baat het, of men tegen
de rekening en begrooting stemt? Gesteld
eens, dat de meerderheid van den Raad
dat voorbeeld volgde, dan zou er een al
lerdwaaste toestand ontstaan. De schut
terij is geen gemeentelijke, maar een
rijks-instelling. Keurde de Raad dus de
begrooting voor het volgende jaar niet
goed, dan zou de schutterij niet kunnen
worden voortgezet en een zonderling
conflict ontstaan met de autoriteiten in
den Haag. Wat, zouden de tegenstem
mers dén doen?
Ik weet het niet, evenmin als ik weet
wat er in de geheime vergadering over
de benoeming van een bibliothecaris is
omgegaan. Daar het dezen keer een ge
heime vergadering met geheimhouding
is geweest, zal ik niet eens probeeren er
wat van te weten te komen. Dat er har
de noten zijn gekraakt is wel zeker,
maar ten .slotte loste alles zich op in een
lieflijk accoord van pais en vree. Het
voorstel-Bijvoet c. s. om een oproeping
te doen voor bibliothecaris op een jaar
wedde van f 1500 is m. i. een goed en
practisch voorstel. Driehonderd gulden,
zooals de belooning nu was, is geen
traktement voor een man van ontwikke
ling, die dagelij les van tien tot vier uur
aan het werk moet wezen. En de toestand
werd nog schooner, toen o wondere roya
liteit! de heer Hugenholtz er door kreeg,
dat deze f 1500 nog maar als aanvangs-
traktement zullen worden beschouwd.
Bij deze bibliothecaris-historie is de
heer Engelhert van Bevervoorde toeval
lig in 't gedrang geraakt. Toch lag de
schuld niet aan hem, maar aan B. en W.,
die van den gewonen weg van oproeping
van candid aten zijn afgeweken. De op
merking van den heer Bijvoet, dat hij en
zijn medevoorstellers niets onaange
naams tegen den eenig voorgedragene
bedoelen, integendeel hopen dat hij op
nieuw solliciteeren zal, was dan ook een
woordje óp' zijn pas.
Datzelfde kan ik helaas van den heer
i Hofland niet zeggen. Hij was in dit blad
nog zoo vriendschappelijk gewaar
schuwd, om den burgemeester liever
niet te interpelleeren over het gebeurde
bij de meeting voor algemeen kiesrecht
en tóch deed hij het! Deed het op een
manier, die een denkbeeld gaf van de
drift, die hem en zijn parapluie Zondag
moet hebben bezield. Ik sidderde al voor
den heer Hofland, bij de gedachte dat hij
van d'en burgemeester een vermaning
zou krijgen om voortaan, zelfs als hij ge
lijk mocht hebben, zich beter te leeren
beheerschen.
Maar de burgemeester zei niets wat
dunkt mij nog veel erger was, dan zoo n
vermaning. De Raad bleef er koud onder.
Alleen de heer Hugenholtz viel bij. Toen
gingen we naar huis.
Buitenlandseh Nieuws
Engeland.
Onder de kroningsfeesten was er ook
een op het departement van Indië, den
4en Juli, een scliitierend feest, waar
dé Indische gasten met het koninklijk
huis en de hooge Engelsche wereld sa
menkwamen. De tienduizenden, die dat
feest gekost heeft, zouden moeten komen
zoo zeide niemand minder dan de mi
nister van Indië uit de Indische schat
kist. Men heeft daar schande over geroe
pen. Men is in Engeland wel gewend,
dat het arme Indië moet betalen voor
maatregelen, troepenzendingen enz., die
niet in het belang van Indië, maar in
het rijksbelang gebeuren; dit feest was
echter te erg. Blijkbaar heeft de regee
ring dat ingezien, en er is een officieus
bericht verschenen, naar luid waarvan
alle kosten, verbonden aan de .ontvangst
eri bet onthaal van de vertegenwoordi
gende gasten in Engeland, uit de staats
kas bestreden zullen worden. De Daily
News" merkt nu echter terecht op, dat
men uit dit bericht moet opmaken, dat
de kosten van het vervoer naar Engeland
en het terugbrengen toch nog voor In
dië komen. En er zij o. a. een duizend
of meer Indische troepen voor de kro
ning in Engeland gebracht. Indië zal
dus waarschijnlijk toch de hooge kosten
van transport moeten dragen.
Zuifl-Afrika.
In de „Daily News" schrijft „een offi
cier die de krijgswet heeft toegepast"
over de krijgswet in de Kaapkolonie. Het
is, zoo schrijft hij, van het hoogste be
lang, dat Afrikaan ders en Engelschen,
zooveel als menschelijkerwijs mogelijk
is, tot elkaar worden gebracht. De Afri-
kaanders zijn een volk dat even als het
Iersche het zoogenaamde historische ge
heugen heeft: onrecht vergeten zij niet.
De .krijgswet zooals zij is toegepast be
schouwen de Afrikaanders als een on
recht. Zooveel mogelijk dient dat on
recht goed gemaakt. De koninklijke com
missie, uitgezonden om vonnissen van
de krijgsraden na te gaan, kan daartoe
veel doen, maar dan is het beslist noo-
dig, dat van haar onderzoek niet buiten
gesloten worden de gevallen, waarin die
gevangenisstraf al afgeloopen of de boe
te betaald is.
Laat de commissie deze gevallen rusten
dan zal negen tiende van den wrok blij
ven zitten, want de meeste gevallen wa
ren die, waarin gevangenisstraf van drie
tot twaalf maanden werd opgelegd. Dat
waren gevallen als: het niet melden van
de tegenwoordigheid van den vijand, het
verschaffen van levensmiddelen aan den
vijand, het niet inleveren van paarden,
het bezit van meer levensmiddelen dan
voor een week voldoende was, enz. Vele
van zoodanige vergrijpen konden ge
rechtvaardigd worden met een beroep op
overmacht, en zeker zijn dergelijke- be
schuldigingen moeilijk te bewijzen. Toch
weet de schrijver maar van een geval,
waarin de beschuldigde werd vrijgespro
ken. Ieder, die met de rechtspleging be
kend is. zal begrijpen, dat de hooge uit
zondering van vrijspraak al een aanwij
zing is van de onrechtmatige straffen
die er opgelegd zijn.
En dan bestond de krijgsraad niet. uit
ervaren rechtsgeleerden, maar meestuit
officieren, die misschien naar hun beste
weten handelden, maar zij wisten niet
veel. Ook waren 't niet eens altijd offi
cieren van het Engelsche leger, maar dik
wijls kolonialen van twijfelachtig gehal
te. Erkennen moet de schrijver intus-
sc-hen, dat hij de krijgswet het verstan
digst heeft zien toepassen door een kolo
nialen kolonel, maar die man werd ver
plaatst.
De schrijver eindigt met deze woorden:
„Ilc heb niet gesproken van de redevoe
ring, waarin volgens het verslag in
de pers de gouverneur van de Kaap
kolonie gezegd heeft, dat de krijgswet
alleen opgeheven zal worden als het
wetsontwerp tot wettiging van daden
onder de krijgswet aangenomen wordt.
Dit moet een vergissing zijn. of heb ik
mijn tijd, bestee daan de lezing van de
constitutioneele geschiedenis van mijn
land, geheel weggegooid?" Maar het
was geen vergissing.
In een brief van den correspondent
der „Daily Telegraph" te Johannesburg
over de Kaffers lezen wij, dat er niet al
leen veel te weinig Kaffers voor de mij
nen zijn, maar dat die er werken nog on
handelbaar zijn. De Kaffer is vooreerst
ontevreden, dat hij. niet meer het loon
verdient dat hij voor den oorlog kreeg.
Bovendien is hij door den oorlog bedor
ven. De Kaffer van 1902 is een ander we
zen dan die van 1S99. „Ik zou niet dur
ven zeggen", bekent de schrijver, ..hoe
veel inboorlingen er in het Engelsche
leger gebruikt zijn" (in Transvaal alleen
tusschen de 50.000 en 70.000, verklaart dr.
von Rennenkampl'f), en Tommy Atkins
heeft den Kaffer bedorven. De Engel
sche soldaat moet iets hebben om te ver
wennen en te bederven; liefst een ezel,
en anders is een beer of een geit ook
goed. Bij gebreke daarvan doet hij 't met
een Kaffer. Én de Kaffer is er parmantig
van geworden.
Men heeft het bericht uit Tohannes-
burg gelezen, over het uittrekken van
een Engelsche troepenmacht, naar het
heet, om roerige Kaffers tot de orde te
brengen. Het deed ons wonderlijk aan,
weer zoo'n oorlogsbericht te lezen. Dat
herinnerde ons een anderen tijd! Intus-
sclien, 't is mogelijk, dat deze troepen
beweging inderdaad niet met een drei
genden of reeds uitgebroken opstand
van de Kaffers te maken heeft.
Maar dat de Engelchen nog last zullen
hebben van het wapenen der Kaffers,
lijdt nauwelijks twijfel. Men zou de En
gelschen deze straf gunnen, als niet de
Boerenbevolking, die het land in moet of
er al op is, misschien het meest van de
Kaffers te lijden zoude hebben. En zoo is
't niet onwaarschijnlijk, dat men nog de
Boeren op commando zal zien gaan om
de Engelschen te helpen de Kaffers er
weer onder te krijgen.
e „Times of Natal" heeft generaal
Botha voor zijn vertrek van Kaapstad te
legrafisch gevraagd of 't waar was, dat
hij zijn bezittingen in Vrijheid, dat Na-
talsch gebied zal worden, gaat verkoo-
pen en zich in Transvaal vestigen. Ge
neraal Botha antwoordde: Het is juist;
ik zal later mijn redenen openbaar ma
ken.
Mevr. WaszklewiczVan Schilf-
gaarde .onitviing met de jongste mail
het volgend schrijven uit Bloemfon
tein door bemiddeling van mevrouw
Blignaut:
Aan alle belangstellenden in Neder
land en Frankrijk.
Wij, ond'ergeteekendiein, inwoners
van heft concentratiekamp te Bloem
fontein, wensehen hiermede onzen
hartelijken dank uit te drukken aan
degenen, .die ons gedurende zoo een
zwaar tijdperk van ons leven, zoo
openhartig ter hulp zijn gekomen.
Niet alleen zijn wij ulieden ver
schuldigd voor het verschaffen van
voedsel en kleeding, maar ook voor
het innig medelijden, welke door zul
ke milde gaven van alle kanten bewe
zen is geworden.
De weduwen en weezen van menig
burger, die, zijn leven voor zijn land
heeft, opgeofferd, vertroosten zich melt
de gedachte, dat er veel warme har
ten aan gindsche zijde des Oceaans
zijn, die het geroep om hulp op een
allermildld-adlgs/te wijze beantwoord
hebben.
Wij hebben een tijd van ellende en
ontberingen wegens den vreeselijken
oorlog doorgebracht en zullen nog
veel te verduren h'ebben, maar wij
kunnen uliolden van harte verzeke
ren, dat wij onze weldoeners nimmer
zullen vergéten, op wie wij de rijke-
lijkste zegeningen des Heeren afsmee
ken.
Verblijven wij uw dankbare vrien
dinnen."
Volgen vijf folio bladzijden ondwr-
teekeniingen in dubbele rijen.
Verder ontving mevr. W. een zeer
gedetailleerde lijst 30 folio bladzij
den van kleedingstukkeu en stof
fen, gekocht van de laatste 500 pond1.
Uit deze lijst blijkt, melt hoeveel
zorg en hoe systematisch door mevr.
Blignaut, bijgestaan door haar secre-
tares, Maynie Heck, in het kamp te
Bloemfontein voor de ongelukkige
vrouwen en kinderen werd gezorgd.
Frankrijk.
De agitatie in Frankrijk.
De Temps geeft zijn afkeuring te
kennen over de handelwijze der de
partementale Staten, die naar aan
leiding van de sluiting der zuster
scholen niet nagelaten hebben, daar
omtrent officieel hun nveening uit te
drukken. Niet alleen hebben de de
partementale Statten niets te maken
met de zaak, maar heft is hun zelfs
uitdrukkelijks verboden zich Ite be
moeien met de algemeene politiek.
Het reglement van 10 Augustus 1871
zegt dat. ondubbelzinnig. De schuld
ligt hier deels aan de prefecten, die
die macht hebben bun veto uit te spre
ken als de Staten in strijd met de
wet handelen, en volgens de be
ginselen van het publiek recht
daartoe dan tevens verplicht zijn. De
praktijk is evenwel geworden, dat de
prefecten deze macht als een faculta
tieve bevoegdheid opvatten en vooral
als de met de reglementen strijdige
politieke handelfing d'er Staten aan
de regeering des lands ten goede
komt., dan zien de prefecten bijna al
tijd alles door de vingers. De Temps
wijst er op, hoe onbeduidend» boven
dien dergelijke uitspraken van den
Conseil Général zijn. Meestal slecht
geformuleerd, onnauwkeurig, dikwijls
zeer onlogisch en altijd zoo ingekleed!
dat er geen moeilijkheden uit kun
nen voortkomen. Eenige verantwoor
delijkheid willen die heeren niet dra
gen, maar zij willen wel de vrijheid
hebben officieel bun meening te zeg
gen. Dit alles zou nog niet zoo erg
zijn, maar het. gevolg van al dlie poli
tieke bemoeiingen is, daJt de conseil
général zijn eigenlijke administratie
ve werkzaamheid' verwaarloost. Frank
rijk moet langzamerhand geraken
tot een gezonde decentralisatie en
van den conseil général zal grooten-
deels afhangen, of we daartoe gelei
delijk komen zullen, maar dan moe
ten deze vergaderingen hun eigen
werk doen en niet steeds pariementje
willen spelen. De Temps is overiuigd
dat de meeste Statenleden het in ge-
moede met deze overwegingen eens
zijn.
Duitschlaud.
De Parijsche Eclair had fantasti
sche mededeelmgen gedaan over een
pijnlijk voorval itusschen den Tsaar
en keizer Wilhelm, tijdens het bezoek
van den laatste aan de reede van Re-
val. De Nat ion a 1 - Z e i tu n g antwoordt
hierop in de volgende hoog-officieuze
nota: „Van ingelichte zijde verne
men wij dat bij .de ontmoeting te Re-
val zelfs geen spoor van een pijnlijk
voorval (te ontdekken was. De tijden
I waarin Fransche en Engelsche tegen-
I «tanders van Duitsch-Russische ver-
Feuilleton,
Vertaald uit het Italiaansch.
31)
Toen Attilio met graaf Tozzo den
winkel van Semmola veriiet. heradem
de hij. alsof hij van een zwaren last
bevrijd was. Hij drukte het kistje als
een grooten schat tegen zich aan. Het
schoot hem te binnen wat zijn zuster
hem had verteld van de tooverkracht
die in de Ster van het Zuiden was ver
borgen, en al,s hij bedacht, hoeveel
bange zorgen, hoeveel slapelooze nach
ten hem die steen in den laatsten tijd
had berokkend en welk een heerlijke
kalmte en zaligheid bil hem nu
schonk, nu hij hem eindelijk weer in
zijn bezit had. nu begon hij te geloo-
ven, dat de traditie niet zoo geheel een
kindersprookje was, zooals hij tot nu
toe had gedacht.
Het is nu bijna half negen. EmL
lio, zeide hij tot zijn vriend, om half
twaalf vertrekt de laatste trein uit Cas-
tellamare. Ge kunt dus eerst nog od
uw gemak met ons eten. opdat niemand
uwe afwezigheid bemerke. Dan gaat
ge in den trein zitten en gij zijt nog
voor de morgenschemering te Posita-
no. om mijn moeder het kistje terug
te brengen.
Ili ben geheel tot uw dienst.
Wat ben 'ilc u dankbaar Nu
snel naar het telegraafbureau. Het
ligt op onzen weg. Ik wil mijn moe
der even telegrafeeren, dat alles in
orde is en haar uw komst aankon
digen.
Ook dat was spoedig verricht, en de
beide' heeren kwamen na een afwezig
heid van nauweijks een half uur in
het paleis dei Tibaldi terug. Van don
Luigi was niets meer te bespeuren
Toen zij de eetzaal binnentraden, wa-
ten de dames en heeren reeds aan ta
fel gezeten.
Attilio. riep hertog Cesare zijn
zoon levendig, toen hij zijn zoon zag
binnenkomen.
Attilio trad haastig achter den stoel
zijns vaders en boog zich naar hem
over.
Is het waar. wat ge aan den
rechter Chilazzi hebt medegedeeld?
Is het kleinood' terug?
Goddank ja. Ik heb juist naar
Positano getelegrafeerd, hoe gelukkig
wij er allen over zijn, dat die verve
lende geschiedenis op deze wijze uit
de wereld is geraakt.
Maar hoe is het mogelijk? Wii
hebben toch alles doorzocht,
Ilc weet het niet, ik weet alleen
dat het. kistje terug is.
Nu. wij zullen het morgen wel
hooren.
Attilio verkleurde licht en verwijder
de zich, om zijn plaats, welke zich
aan de zijde van mejuffrouw De
Vries bevond, in te nemen. Ook
deze informeerde1 deelnemend naar
de zaak. Haar heldere open oogen
zagen hem onderzoekend aan, en
Attilio kleurde npg meer. Hij zeide
haar hetzelfde, wat hij zijn vader had
gezegd, maar het- was hem daarbij ang
stig te moede. Niettegenstaande alles
naar hij meende, gelukkig afgeloopen
was, scheen toch weer een somber en
dreigend spook voor hem op te doe
men. dat niet alleen zijn natuurlijke
vroolijlcheid verjoeg en hem het geluk
naast mejuffrouw De Vries te mogen
zitten, vergalde, maar ook in zijn
oogen verdeemoedigde. Hij moest al
deze menschen bedi-iegen. Hij durfde
hun. die hij lief had, niet meer de
waarheid te zeggen. Wat moest daar
uit worden?
Zijne lichtzinnigheid wierp ook nu
nog donkere schaduwen in zijn ge
moed. En wanneer don Luigi werke
lijk wist. wat hij had voorgewend te
weten, wanneer hij vijandig tegen
hem optrad, wat hielp hem dan ten
slotte alles, wat hij heden had bereikt?
De onrust, welke hem in den laatsten
tijd had) gekweld, verliet hem ook nu
niet, hij waagde het nauwelijks me
juffrouw De Vries aan te zien. en als
het geschiedde, deed hij het schuw en
tec sluik.
Tn een soortgelijken toestand bevond
zich graaf Tozzo tegenover hertogin
Cesina. Hij had Cesina beloofd, haar
omtrent den toestand van haar broe
der inlichtingen te geven, en zij ver
zuimde niet, hem er aan te herinneren.
Maar niettegenstaande hij wel in staat
was geweest, zijn belofte te vervullen,
moest hij tot allerlei uitvluchten zijn
toevlucht nemen, om er tot een nadere
gelegenheid mee te wachten. Nu At
tilio weer in het bezit van het ont
vreemde was gekomen vertrouwde
hij. dat de zaak wel spoedig eenigszins
in het vergeetboek zou raken zoodat
hij de hex-togin de onrust en de op
winding, welke dé mededeeling van
Attilio's lichtzinnigheid haar waar
schijnlijk zou kunnen veroorzaken,
zou kunnen besparen.
De gevolgen van dit verzwijgen der
waarheid openbaarden zich weldra
toen hij tegen zijn gewoonte vroegtij
dig afscheid moest nemen, om naar
Positano terug te keeren.
Ge wilt reeds heengaan, graaf?
Terwijl de eerste dans begint? vroeg
Cesina met groot.e verwondering.
Ge zult wel willen aannemen,
freule, antwoordde hij. dat alleen een
zeer ernstig beletsel mij kan weerhou
den er aan deel te nemen.
Zij zag hem onderzoekend aan, als
of zij moest twijfelen, alsof zij er hem
van verdacht, dat hij de een of andere j
nietige reden had, om juist nu het ge
zelschap te verlaten.
Ah, zeide zij ontgoocheld, op ge-
rekten toon. ik verzeker u. graaf, dat
ik in uw plaats geen beletsel zou ken
nen, dat mij zou kunnen bewegen,
van dat genot af te zien. Addio.
Maar freulebegon graaf Toz
zo nogmaals,
Addio, addio viel zij hem trotsch
in de rede en zij wilde zich van hem
afwenden.
Gij zult mij later vergeven, dan
ken, Cesina, riep hij haar nog toe.
Het was alsof zij zich nog eens had
willen omkeeren, alsof er een teedere
en vriendelijke glans in haar oogen
wa;s gekomen, maar graaf Tozzo meen
de zich ook wel vergist te hebben, en
gemelijk en knorrig verliet hij het pa-
lazzo dei Tibaldi om naar het sta-
stion terug te rijden.
Den volgenden avond kwam nu ook
hertog Cesare met Cesina en Attilio
weer te Positano aan. Zijn eerste
vraag gold het kistje met de brillanten,
en de wijze, hoe het terug was Re-
vonden.
Wel, heel eenvoudig, antwoordde
hertogin Estella hem eenigszins afge
mat. 't ijs in Cesinas torenkamer gevon
den. Daar ik mij verveelde en mij
juist iets beter gevoelde, ging ik er
heen en vond het kistje toevallig met
iets alledaagsch en ordinairs. Hier
is de sleutel.
Attilio stond erbij, toen dit gespro
ken werd. Hij waagde het niet. zijn
moeder aan te zien. En toen hertog
Cesare nu den sleutel aannam en zich
naar de torenkamer begaf, volgde hij
hem, evenals Cesina, die zich meer
uit nieuwsgierigheid bij hem aansloot,.
Hij beefde een weinig, toen zijn va
der de kast opensloot en er het kistje
uit kreeg.
Attilio had wel uit het raam willen
springen Hoe raadselachtig het ge
voel hem ook was, toch meende hij.
dat er nu iets vreeselijks. iets verplet
terends moest gebeuren.
(Wordt vervolgd.)