Licht e» Schaduw.
DE VERRASSING.
D U "„I, imn** Dat is evenwel zoo in strijd met onzeien verspreidt schrik en ontzcttintr aan
ntlDrlcK VOOl lianies. Hollandse he idjées van degelijkheid. all« kanten. Door achterdeurtjes krijsen
I dat ik liet haast niet durf noemen en berlct" serseant-
'maar liever fijn band als veraiertw d1-" °"k maar l'"
ui T-1, i 'genen ongeschoren en zonder ontbeten
lwil aanbevelen Zijdten kousen en san.',
Een jong meisje, dat ik maar een dalon scl,ijlwn bij genoemd badcos-kil onverwachts met ver
enkelen maal ontmoet had en dat nujjtuum onmisbaar te zijn. 'rastB gci cMen, Uit de eene of andere
bij dite gele genlieden altijd bi] zondier Zou het in ons Zandivoort ook zoo Ie voorschijn komen, alsof het tot
had' aangetrokken. hoorde ik tot irnjoij -worden, dat de dames in zee gaan hun gewoonte behoorde om heele nach-
groote verbazing eens veroordoelennje^ om nieuwe levenskrachten op te ten in de kazerne door te brengen,
door haar, dlie haar beter kenden, metdoen. maar om te zien en gezien te Alle n ds commandant van de vierde
de woorden: Och neen. zij zet altijd,Wordten zooals blijkt uit het zijdien compagnie' derde bataljon ontbrak. De
zoo'n Zondagsch gezicht. Ik begreepbadkostuum, de dato kousen, de entre- h'üeoants snellen li en om een instruc-
de beteekenis van dat verwijt niet 6n deux »n wte weet wat al meer? j^'e met hun manschappen te beginnen
ben er tot nu toe ook niet achter ge- -• i cn zij beginnen hun onderricht in de.
komen Ik verwachtte te hooren. dat; HUISHOUDELIJKE WENKEN !hC'"',e Van h6t gew"'er' d&t onderwerp
- cm,fwsUtf raOC nf r>nmi**ttoerdipj_,.\ aia\. hebben zij allen reeds zoo vaak behan-
ZJ1 met oprecht was I. Limomute moet nooit worden aeld, dat zij slapend er een verhandeling
met haar aanvaJliK u.terl.jk of M»|klttar gemaakt in een tinnen pan. Het over kunnen houden. Zoo is weldra al-
dergelijks. Neen...... van a i citroenzuur vormt met het tin een les vnt leven en beweging in de kazerne.
geen woord, zij viel eem oucüig niet invergift, waaruilt ernstige ziekte zou De commandant van de vierde komt
de smaak omdat zij haar gemoeds-j j-UIlir,ien voortvloeien. nog maar altijd niet.
aandoeningen voor zooverre zij nnn-j n 0m giaatjies in een paraplujie' Mt een knorrig gezicht doorloopt de
der aangenaam waren, vóór zich al-jdicht fce maken ig zeer aan te bevelen overste de kamer van die compagnie. Het
leen hield. Jze aan den binnenkant met een stukje 1S er nu }ot in het laatste hoekje
Ik heb toen dat afkeurend oordeel plei£ter te bed,ekken Dat is'dr.ln^ z"n scherp oog door. Nu krijgt
cc mijn kennisje eenvoudig toege- mMw dM een h^k^e^van^n deroff,^ m het
den vinger langs den bovenrand; zwart
Ha QfhArnö n^fmnr» lvan SH haalt de overste dien terug, ook
UC OOllCI |Jü jJCÜLI UUlBa i op andere voorwerpen onderzoekt hij de
schreven aan een soort van jalousie.
We zijn zoo gewoon onze eigene zwak
heden te laten opwegen tegen zwak
heden. die we ito. anderen ontdekken,
dat het ons hindert, als wie iemand
ontmoeten, wier zwakheden zorgvul
dig verborgen blijven. Het hindert
ons en moest het ons niet veel meer
eerbied' afdwingen, een karakter, dat
(Een schets pit liet Duitsche militaire I dikte van de stoflaaS- Daarna opent
De nieuwe overste was gekomen. Een
de kast.
Aha!... Neen... dat was toch onge
hoord! En hij steekt de hand in het
kastje en heft iets in de hoogte. Hij ver
ven aan zijn overkropt hart.
Is me dat een dienst? 't Is eenvou
dig jammerlijk. Overal Jiggen de scherpe
patronen zoo maar rond. En dan wordt
er voor de aardigheid eens mee gescho
ten en... we hebben een ongeluk. Of een
onderofficier begaat er op een raooien
dag een zelfmoord met.
Steeds somberder worden de woorden
van den overste.
Als de kapitein van de vierde com
pagnie er nu maar was, opdat dade
lijk... ah... goeden morgen, kapitein.
Netjes in zijn kleeren, met een frisch
geschoren gelaat en heldere oogen, komt
de kapitein der vierde compagnie bin
nen.
Hij schijnt zijn ontbijt niet te hebben
laten staan.
Kapitein, wat is dat?
Met een opgewonden gelaat en rollen
de oogen duwt de overste den niets
kwaads vermoedende kapitein het ge
vonden voorwerp onder den neus.
Een patroon, overste, luidt het ant
woord.
Ja zelfs een scherpe patroon, kapi
tein, en waar haal ik die vandaan? Uit
het kastje van een uwer onderofficieren.
De kapitein begint er wat minder rus
tig uit te zien.
Aan wie behoort dat kastje?
Aan den sergeant Schutte, overste.
Zoo,/ zoo... Wil u dadelijk de onder
officieren eens hier roepen.
Men hoort buiten geroep en met dreu
nende schreden komen een aantal pa-
C'P een onberispelijke wijze front voor
neergesmeten in het kastje van een on-
deroffieiei'. Dat Bins toch werl/eltilt een i ^TO/mentscómmandant.
beetje te ver. Ad!, onderofficieren present met uit-
Een rumoer weerklinkt achter hem en|zrinde].ln„ van Bergean, schultz. die in
zal
vierde
echte militair, die liet regiment nog eens,romvt z"n eigen nog niet, een scherpe jren beslagen schoenzolen nader. Een en-
sterk genoeg is om alle verkeerde nei-;zou „oppoetsen En dat voornemen patroon! Een fcherj>e patroon achteloos keJe wenk en de onderofficieren maken
gitogen en onaangename gewaarwor- Meld hij volstrekt nut verborgen. Zijn
dtingen met zich zelve alleen uit te( regiments-adjudant had hij dadelijk ver
vechten. Zij vertoont aan haar om-iteld dat hij een anderen geest in het be
geving eau opgewekt uiterlijk, omdiat;««»ent zou brengen, en daarbij laten, o o-
hef haar rvoistïsch zou schijnen een' doorschemeren, dat zijn voorganger opde breede S&staite van zijn adjudant, da snhietschaa] bezig is en dadelijk z;
fi inCt ia o-M-var. van haar oteen Illet bureau wel een goea figuur had ge-!""nu 116 deiu' binnen. Deze is vandaagj;0m.en deelt ,je kapitein van de vierc
«aderde maakt, maar liet in de praktijk leelijk bij m,zonder;,ig vroeg opgestaan, want j£omp^nie mee.
onaaiigenaaa e .tn, - - - hap laten liggen. Dat zou hij nu eens be- de soede indruk dien hij op het bureau j Jawel, hij durft zich niet. vertoonen,
volgen van eigen zwakhed'en. zoon|ter dQen beeft gemaakt, wil hij gaarne laten voort-denkt (1ov. en plotseling houdt hij
vrouw begrijpt die. groote waarde van Dat alleg zei hij vertrouwelijk aan zijn dureïl voor liet front der troepen. En zoo de naa?,bijziind-n onderofficier de scher-
een opgewekt gelaat in die huiselijkeadjudant, maar legde daarbij gten ge- jv' bij dade ijk heengeen ld, toen eenpe paiioon v- or 't gezicht,
omgeving. helmhouding op, en deze wist dan q.okj Qnderofficier hem in 't geheim de mede- Waj js dat?
Bij al haar dlagelijksche beslomme- niet, waarom hij er over zou zwijg-en.deeling had gebracli-t. wat de overste uit- Een scherpe patroon, overste.
Hingen een glimlach om die lippen te; Integendeel hij liep aan «tends naar de j v°«b'dé. boe moe lijk het. hem ook viel. u, luidt het tot een volgende,
drtwen in plaats van een rimpel bo- offlciei'enssacielei: cn vloei,1 filn lui- j ie staan en och ie bewesem Efn sch6rpe patroon, overste, is
meraden, den officieren van het regi-Goed, dat u komt, mijn waaide, dan
ment mee, wat hun te wachten stond,kunt u ook eens kijken. Er zal wat te kij-1
Dat zou er nn mooi gaan uitzien En ken vallen. Zie eerst eens wat ae onder- En zoo gaat hst verder langs al die
tot nogtoe was het zoo pleizierig in hetofficieren van de vierde in hun kastjes j onderofficieren.
regiment... Dó' eerste dacren bleef het bewaren, en triomfeerend hield de over-1 Terwijl de overste daarmee bezig is
kalm. De overste had het nog te druk om ste de patroon in de hoogte. ijlt de misdadiger binnen met een
zich te installeeren Dat was de stilte; Een scherpe patroon! 'x Is bijna onge-1 door den snellen gang opgezet gelaat
en meldt zich present.
Sérgeanit Schultz, behoort deze
patroon, die ik in uw kastje vond,
aan u?
Schultz bekijkt het ding een oogen-
draigen in plaats
ven d!e neus. diaarmee sticht een huif
vrouw of dochter meer goed dan alle
wijze lessen ter wereld' kunnen uitwer
ken
Wordt vader ontvangen met een
vrooLijken greet en went men d'e kin
deren aan een opgewekt welkom, dan
komt er ongemerkt een geest van vroo-
lijkheid en goed' humeur in huis.
Benige van de parelen, die behoor
den tot de nalatenschap van de Keize
rin van Oostenrijk, zijn tegenwoordig
in den handel; het is maar jammer,
dat men niet precies weet. waar een
mooi snoer van die parelen gebleven
zijn. Deze parelen n.l. hebben een
verleden achter zich. niet alleen om
haar booge afkomst, maar ook in ver
band met «en verhaald, dat een ro
manschrijver stof zou kunnc-n geven
tot een boeiend) product van zijn kunst.
Men zegt n.l. dat de keizerin van
Oostenrijk, toen het bericht kreeg
van den dood vaar liaar zoon Prins
Rudolf, een mooie snoer parelen, dlie
zij op dat ©ogenblik droeg, volkomen
zijn glans verloren heeft. Maanden
daarna, toen de keizerin weer diezelf
de parelen wilde dragen, was zij ten
hoogste verbaasd! over de groote ver
andering. Zn raadpleegde een schei
kundige. op wiens advies de parelen
gelegd werden in het zeewater aan d?
kust van Corfu, waar de keizerin ïn
haar kasteel eenige maanden ging
doorbrengen. Toen de keizerin ver
inoord werd, ontstelde haar hofdame
zoo zeer. dat zij heel spoedig ook het
leven moest laten. Zij was de eenige
die behalve de keizerin wist waar de
parelen in de zee waren gelegd en zoo
is dat geheim met haar begraven.
Velen hebben tot nu toe getracht ze
te vitoden maar altijd zonder eenig re
sultaat.
Het nieuwste badkostuum schijnt
dezen zomer te hebben, bestaan uii
waschzijde.
Het is licht, wordt niet doortrokken
met water en, kan op elegante wijze
versierd worden. In Trouville en an
dere Fransche badplaatsen was het zij
den badcostuum. zeer en vogue en dan
nog meestal versierd met entredieux.
voor den storm. Hij wikte het regiment ^ooflijk.
in slaap wiegen, te grooter indruk zou! De adjudant heeft reeds zijn aanteêk-en-
het onweer maken, als het losbarstte, i boekje in de hand en denkt na over een
En jawel, op zekeren dag, om vijf uur j nieuw artikel in het reglement over pa- j
's morgens verschijnt, de gevreesde in de 'ionen en ammunitie in net algemeen.
kazerne, hij beveelt „reveille" te blazen, j De commandant moet echter lucht ge- j
De vlootrevue bij Sgjitshead.
blik en zegt dan in streng militaire
houding, de hand aan den helm.
Om u te dienen, overste. Wil de
overste mij toestaan, diat ik...
Ik verzoek van alle praatjes ver
schoond te blijven, als u niets meer
gevraagd wordt. Uw .verontschuldi
gingen wil. ik niet hooren. Redenen
zijn er altijd genoeg, als er slordig
heid of onregelmatigheid vergoeilijkt
moeiten worden.
En terwijl de opgewonden overste
het gevonden voorwerp tusschen d'e
voorste vingers en de duimen zijner
beide handen heen en weer- draait,
houdt hij een daverende strafrede 'te
genover vriend' Schultz die, merk
waardig genoeg, een heel vergenoegd
gezicht zet, en ondanks de stille wen
ken van zijn compagniechef, die ach
ter dien overste Staat, telkens opnieuw
pogingen aanwendt om zich te ver
antwoorden.
En ik zeg u, bij zulke dingen
versta ik geen gekheid. Wat een on
gelukken zijn er al niet geheurd niet
d.eize Meinel dingen, ongelukken,
waarbij de lichtvaardige schuldlige
zwaar gestraft werd'.
En om den indruk zijner woorden
te verscherpen, houdt hij nu ook den
sergeant den patroon ouder den neus.
Maar wat is dat? De patroon heeft
zich bij heit voortdurend in 't ronde
draaien tusschen de vingers van. den
overste, heel vredelievend' in tweeën
gedeeld en de regimentscommandant
houdt, nu in iedere hand een stuk
van een... potlood, heel natuurlijk in
d&n vorm van een patroon gemaakt.
Alles blijft een oogenbliik verstomd
staan, de overste zwijgt plotseling,
alleen vriend Schultz glimlacht be
scheiden; zijn kapitein, die achter
den overste staat, minder bescheiden,
de buik van een heel dikken onderof
ficier gaat, als door een inwendigen
lach schuddend op en neer de ad
judant van den overste die al wel
erger dingen heeft bijgewoond,
haalt gelaten zijn zakboekje voor den
dag en strijkt met een droefgeestig
gelaat het nieuwe artikel over de pa
tronen weer voor.
En de overste?
Een oogenblik ziet hij naar de pa
troon of liever heit potlood een
oogenblik kijkt hij sergeant Schultz
aan. De punten van zijn knevel tril
den even, 't is alsof zijn mondhoeken
omhoog getrokken worden. Maar dan
doet hij het wijste, wat hij in dit ge
val kan doen: hij zegt niets, maar
drukt den sergeant zijn potlood inde
hand en verdwijnt.
Dien heelen dlag zag men hem niet
terug in de kazerne.
Het werken met de zoeklichten van alle schepen tegelijk.
Weg met alle verrassingen. Ik heb
er volop genoeg van. Heden kon ik
eene villa op den Seheveningschen
weg bewonen en een paar ton rijk
zijn. En dit alles is mij door eene „ver
rassing" ontgaan.
U gelooft dat niet? Zoo luister toe.
De geschiedenis is eenvoudig, verdui
veld eenvoudig: juist omdat zij waar
is.
Wij waren sedert eenige maanden
gehuwd, mij/n jong vrouwtje en ik:
wij waren jong, gezond, hadden ons
heel aardig weten in te richten, dank
zij 't geen mijne vrouw had meege
bracht. en mijn, inkomen was juist
vol/doende, om bescheiden te leven.
Doch wij zagen hoopvol de toekomst
te gemoet. Mijne wouw had een oude.
rijke tiantö; een vinnig, bemoeiziek,
aanmatigend mensch, dat ik niet kon
uitstaan.
Mijn Lotje was haar lieveling, voor
zooverre -d'e oud'e tante in staat was.
een lieveling te hebben!
Wij erven van tante, niemand
anclers. zoo verzekerde mijn vrouwtje
mij en onze naaste bekenden Waren
het allen daarover eens.
Zekeren avond, toen ik van het
bureau kwam, triad1 Lotje meit alle
kenteekenen van een ongewone leven
digheid mij te' gemoet.
Henri, ik heb een plannetje; een
magnifiek plan.
Laat hooren, sprak ik overbluft.
Luister. Tante heeft al zoo menig
maal gezegd, dat zij Rotterdam eens
gaarne zou zien. Maar zij is te zeer op
haar gemak gesteld of te gierig,
om daartoe te komen. Morgen is het
da' 23© alzo o tante's verjaardag.
Daarbij is liet morgen Zondag. Hoor
.nu eens. wat ik voornemens ben te
doen Ik ga met den eersten trein naar
tante toe. haal haar af en zij blijft
een paar dagen bij ons. Wat dunkt
ie daarvan?
Wat zal ik anders zeggen als;
ga je gang. Je schijnt niet dat mooie
plan bijzonder ingenomen te zijn.
Dat ben ik ook. Denk eens. hoe
aangenaam zij ven-ast zal zijn.
Die oude gierige tante.
O, pruilde mijn ..vrouwtje zij
was bekoorlijk, als zij zoo pruilde
dat moet jie niet zeggen. De ver
rassing zaïl tante verrukken en je weet
d'at wij toch ééns hopen
Jawel, ik weet er alles van. Ga
dan maar! 't Is hoog tijd om de noo-
d'i~e toebereidselen te maken.
Alles al bezorgd lachte de kleine
schelm Ik lneb onze Bet gezegd diat
zG terwijl je mij naar het station
brengt, allies in orde maakt, en zal wei
zorgen, dat je aan niets gebrek hebt.
In den middag keer ik met tante terug
- dan zult ge eens zien. bo© zeldzaam
ze in haar humeur zal wezen.
Nu, fafls jonggetrouwd echtgenoot
heeft men. zooals bekend is, geen wil.
Ik bracht dus den volgenden morgen
plichtmatig mijne vrouw naar het
station.
Het was eigenlijk niet naar mijn
zin dat mijn© gade op reis ging en
ik bleef. Ik wild© meegaan, maar
neen amjn vrouwtje stelde de ver
rassing zich schooner zonder mij voor
en zond) mij glimlachend weg. Om mij
te troosten, drukte zij nog uit het por
tier mij feeder die hand. maande mij'
aan om dien middag' vooral mij ia
■tijde aan het station te bevinden, ten
eiindie haar en tante af te halen, en
lacht© nog eens zielsvergenoegd mij toe
zoodra clie trein zich in beweging stel
de. Ik ging langzaam terug: dit urn-
was anclea-s ons ontbijtuurtje. dat wij
dies Zondags een weinig plachten te
rekken. Nu alleen fei feijn, met de
knorrige Bet in plaats van mijne
vrouw, kon mij Weinig behagen en ik
dacht er aan. een koffiehuis in te
loopen Dit deed ik. en ging de cou
rant lezen.
Na op dergelijke wijze ©en deel
van den morgen te hebben doorge
bracht, werd ik onverwacht door
mijn vriend Charles aangeroepen.
Wat loop jij daar als ©en men-
schenhaiber!
Ik deelde hem miede, dat ik bet ge
zelschap mijner echtgenoot© moest
derven.
Da.t spijt an©; ik had er juist aan
gedacht, bij je te komen koffiedrinken;
maar nu...
Niets belet je, om mat mij alleen
je tevreden t© stellen, wil ik hopen. Ga
anee;. ik stuur dadelijk onze oud©
knorrepot uit. oan 't een ander vooi-
oen goed lunch te halen.
Zeer vergenoegd gingen wij nu naar
mijne •vrir. Bet stond aan de deur
en wenkte geheimzinnig.
Meneer meneer stotterde zij;
maar zij werd/ onmiddellijk in de
rede gevallen door Charles, die riep:
Mond houden, oud© draak en
li©var je beenen gebi-uiken!
1-Iij heeft gelijk, lacht© ik. Hier
is geld; haal ham, tong wat je maar
wilt!
Ja maar uw tante...
Daar weet ik alles van! Nu heb
ik 't rijk gelukkig nog alleen! Gauw
wat, Bet; lio© ©er j© terugkomt, hoe
liever.
En zonder vardter notitie van haar
te nemen, stormden wij die huiskamer
binnen, die door midid/el van schuif
deuren van onze ontvangkamer afge
scheiden was.
Wij wilden op de canapé vallen,
'toen ik daar een leel i j ken grijzen man
tel. zag liggen.
Schetsen van DEKA.
Bijna gered.
Knorrig liep Sam door Amsterdam's
straten, knorrig niettegenstaande hij pas
een fuif had gehad. Hoewel, het was een
afscheidsfuif geweest. Er gingen twee
vrienden naar de Oost, en wellicht dat
de spijt over deze scheiding van twee
goeie oude kameraden hem wat knorrig
had gemaakt. Knorrig tegen het noodlot
wellicht.
Maar knorrig toch ook over den mist.
Want er was mist dien avond dat hij al
leen, zich heel alleen voelend liep te
slenteren door de drukke, lichte straten.
Dat praatte niemand hem uit zijn hoofd.
Hij was Jan tegen gekomen, ook een
oude studievriend, en had geklaagd over
het dampige weer. Jan klopte hem eens
op zijn schouder, lachte wat, en nam
toen afscheid. Daarna nam Sam een
trammetje, om zich wat te verpoozen, en
maakte een praatje met den koetsier, na
tuurlijk over den mist. De koetsier lachte
ook al, knipte eerst tegen een anderen
passagier, en zei: ,.Ja, mijnheer, daar
ken je mee zitten. Ik heb ook wel eens
zoo'n bezetting op mijn oogen. dat. ik
niets kan zien. Het beste is maar veel
water te drinken en vroeg naar kooi te
gaan." Wat blze hielden hem v
avond voor mal.
Bezetting op z'n oogen! Hij wou dat de
koetsier dadelijk een bezetting op z'n
oogen kreeg. Wat waren dat voor grap
pen. Sam sprong van den tram, vast
besloten niet langer met dat individu van
een koetsier op een en hetzelfde baleon
te blijven. Maar natuurlijk door het
(mistige weer het asphalt was glad, en
1 Sam maakte een duikeling die de halve
'straat deed toeloopen. Wat was daar ge
beurd? O, een mijnheer gevallen! Ha. een
dronken, mijnheer, riep een brutaal jong-
mensch.met een mand aan zijn arm.
I Dronken, stamelde Sam verwoed, dron
ken, je, zuster Ik zou niet weten
waarvan dronken, 't Komt omdat je zoo
weinig kart zien met die lamme dam
pen van ons moeras-land. P!n hij sukkel-
de voort, brommend en snauwend, be-
modderd en bespot.
I Weer een vriend zag hem! Mijn hemel,
Sam, wat zie je er uit, was het eerste
woord. Ja, gevallen, je begrijpt waar
door. Kan niks zien. De vriend bleek een
(ware vriend te zijn, hoewel hij haast
had. Hij nam Sam onder den arm en
voerde hem wat uit de drukte weg naar
een stille gracht. Zie zoo, mijn waarde,
Jhier ben je weer op veilig terrein. Ik
heb niet veel tijd, anders zou ik met je
;meeloopen. Maar je kent den weg. Adieu,
au revoir.
j Au revoirhakkelde Sam en zette
alleen koers naar huis, Verdikkie, nou
j moest hij toch oppassen. Er waren meer
menschen bij mistig weer in grachten
omgekomen. De huizen houden, dat was
het beste.
Maar onwillekeurig dwaalde je naar
bei midden, en toen Sam in het midden
was wist hij niet meer aan welken kant
1 de huizen lagen.
Een Ieelijk geval, etu heel leeiiik ge-
i val, een waarbij je haren zouden kunnen
vergrijzen of te berge rijzen. Eenige oo-
genblikken van overleg met zijn eigen-
I ik volgden. Verder gaan, naar welken
kant ook, kon hem in de armen des
I doods voeren. Maar wat dan gedaan? Hij
Ikon hier toch niet den geheelen avond
blijven. Zoo ging hij in elk geval den
nacht niet in.
j Een redmiddel! Ha ha! Welke goede
geest gaf hem dit opeens in. 1-Iij had zijn
lot in eigen handen. Waarvoor diende
.anders de wandelstok dien hij bij zich
I droeg, de wandelstok die tevens hengel
stok kon worden. Daarmede zou hij de
omgeving verkennen. Zoo'n uit elkaar
schroeven is ook nog niet ieders werk.
Sam ondervond dat zelfs de mechaniek
van een envotuligen hengel-wandelstok.
of wandel-hengelstok, vaak zeer inge-
wikkeld kan zijn voor eens menschen
hersenen. Maar eindelijk ha« hij dan
I toch eenige deelen in elkaar gezet Hij
greep stevig den knop, zwaaide zijn rea-
middel voor zich uit, en liet het toen
voorzichtig voor zich neerdalen.
Wat was dat? Nog geen grond, nogal
nietnogal niet. Voorzichtig en zoo
ver zijn wassende corpulentie het toe
liet boog Sam zich ver voorover, maar
met een kreet van afgrijzen rees hij weer
schielijk op. De stok had geen grond ge
raakt hij stond dus op
den rand van het1water.
Dat is nu heel spoedig neergeschreven,
maar het kóstte tijd én inspanning eer
dit verschrikkelijk denkbeeld tot diep in
de hersenen van Sam was doorgedron
gen. Maar met mannelijke vastheid riep
hij zichzelven moed in. Kom, kom, Sam,
oude jongen, den moed niet. verloren.
Sta vast, stoere knaap, sta vast. Draai
en wij ons langzaam, een kwart cirkel
om, zooals de luitenant bij de schutterij
zegt.
Volgde dezelfde met zorgvuldige nauw
gezetheid volvoerde onderzoekingstocht.
Huuuuuweer niets. Weer diezelfde
gapende afgrond, weer de dood beneden
hern die zijn grijnzende kaken reeds
opengesperd hield om hem
"t Was wèl het noodlot dat hem heden
avond hier heen had gedreven, hier op
den uithoek van een gracht, op den wal-
lekant, juist op den hoek.
Maar in elk geval wist hij nu ze
ker welken kant uit te slaan. Als hij in
gedachten een lijn trok die gezegde hoek
door midden deelde. Goeie grut, had hij
nu maar beter en meer aan meetkunde
gedaan. Vaster klemden de zenuwachtig
natte vingers om den knop van den stok.
Achteruit lag dus de vrijheid't is
daar 't is daar zou hij met Mignon kun
nen jubelen.
't Was daar niet. Ook deze anaal daal
de de hengelstok, die toch een respecta
bele lengte had onvernchterzake in de
I diepte. Ook daar geen grond
Een vreemde woede kwam over Sam.
Hij geloofde zich in de macht des dui
vels. Maar clie zou hem nog niet hebben.
Niet voordat hij de laatste poging had
gedaan. Er zou toch wel een van de vier
wegen naar de veiligheid leiden.
Toch moet er een gevoel over nem zijn
gekomen als een die plotseling zijn
doodsvonnis hoort. Gij begrijpt het, ook
de vierde maal was daar lucht onder
hem,/ niets dan lucht en water.
Maar bij alle goeie kroegvrienden
barstte Sam nu uit, haast huilend als een
kind, ben ik dan op een torenspits be
land.
Als ik er toch op ben gekomen, moet
j er ook gelegenheid zijn weer weg le wan-
j dalen. Wie lielpt mij uit dezen noodi
Help, help, help, menschen. Kom spoe
dig, of ik verzink.
Opeens bromde een zware rauwe stem
naast hem, een die deerlijk geleden had
onder koude en hitte, maar die nu zoo
heerlijk klonk als de stem van een jonge
schoone. Wat moet dat hier? Is het nou
haast uit met dat spektakel? Ik heb je al
een heelen tijd gadegeslagen, maar me
j dunkt dat het nou mooi is, vind je ook
niet?
Het was een koperen helm, vriendelijk
glanzend In het lantarenlicht, waaron
der deze onvriendelijke woorden uitkwa-
men. Was het de schrik of de plotselin-
ge verrassing geweest, Sam ,wist het zelf
nietmaar opeens viel hij den agent
om den hals, klaar wakker dat wil zeg-
I gen, zonder mist.
I Ja, ik stond wat te droomen, agentje!
Zeg, smeris, maak er nou geen kabaal
van, en rapporteer me niet, maar leid me
op veilige wegen. Ik geloof dat ik er zelf
j niet in staat toe ben.
Smeer 'm nou maar, en praat niet lan-
yer. Wat blje ziet toch even goed als
1 ik dat er hier niks onveiligs is. Je staat
midden op straat man. Waarvoor dient
al dat gelamenteer.
Nou zag Sam het ook! Waarachtig, de
man had gelijk. Hij stond midden op
straat en ja de mist was
opgetrokken. Flink aangestapt en naar
I huis.
G'navond agent, hier heb je wat voor je
(moeite! G'n avond, menheer. Hou nou
(een beetje je fatsoen, anders pikken ze
1 le verderop toch op.
Neen, daar zou niets van komen, ver
zekerde Sam hakkelend. Wacht nou even
die hengelstok weer in elkaar schroe
ven Wat wat was datdie
mooie, zeldzame, kunstige wandelstok
Ja, het was zoo, Hij had slechts den knop
in zijn hand.