DE ZATERDAGAVOND
GRATIS BIJVOEGSEL VAN .HAARLEM'S DAGBLAD".
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Haarlemmer Halletjes
Ma. 108.
Zaiectiaeg 83 September,
iS02.
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
DE HARZ.
(Special® correspondentie.
H e t[11 s e-d a 1.
Wie vaai ons, Zaankanters. zou het
sprookje van Prinzessin Ilse niet ken-
neinj? Zij het althans een uittreksel
daarvan, ons voorgezongen door ge
mengde koren bij hare uitvoeringen
in die laatste jaren.
Toen de Ilsensteiin en die tegenover
dezen berg omhoog stekende Wester
klip, nog één reusachtige rotsmassa
vormden, stond boven op dit graniet
plateau een prachtig kasteel, dat van
koning Ilsumg. Hij was machtig en be
zat vele schatten; doch onder die schat
ten was niet een zóó kostbaar als zijn
eenige dochter Prinses Ilse, die alle
andere jonge meisjes in schoonheid
en lieftalligheid' overtrof.
Beneden in het dal, waar tegenwoor
dig het kasteel Ilsehburg staat, woon
de toen een oudie, booze tooverheks,
die eveneens een 'eenige dochter hadl
Zoo mooi Ilse was, zoo leelijk was
Trute. zooal's de dochter van de too
verheks heette.
Een. jong, moedig ridder trok. op
avonturen belust, door de hosschen
van den Ilarz en ontmoette daar de
roodharige. Trute.
Nauwelijks had deze hem gezien, of
ze was op hem verliefd en drong bii
haar moedler er op aan, d!at zij een
liefde-drank zou gereed maken, zoodat
ook hij haar liefde zou beantwoorden
en bij haar zou blijven. De tooverheks
deed:, zooals haar gevraagd werd. d'e
drank werkte en Rolf werd', trots Tru
te zoo vreeselijk leelijk was, op haar
verliefd en hij werd haar verloofde.
De> heksendrank verloor echtr wel
dra haar kracht en het gelukte den
dapperen Rolf, dank zij zijn kolossa
len wilskracht, zich uit Trute's armen
en uit dien tooverkrihg van de oude te
bevrijden. Dan spoedde hij zich naar
het kasteel van koning Iïsung, dat op
het berg-plateau zijn hooge torens en
kanteelen in die blauwe lucht hief.
In 't heerlijke bosch. d'at de helling
sierde, ontmoette hij de schoone prin
ses Ilse. die in, d)e nabijheid van den
burcht baars vaders wandialde. Toen
hij haar lief gezicht, haar goudblond1
haar zag, toen hij bij d'e begroeting
een, blos op haar wangen zag verschij
nen. toen waren er geen liefdedrank
en tooverkunsten no o d'ig.
Heel prettige diagen bracht hij op
het kasteel van koning II sung door,
want zijn moed' 'aln openhartigheid
hadden ook Ilse kunnen hekoren en
de koning had er niets op tegen, hem
tot zijn schoonzoon te nemen.
Maar nog vóórdat er bruiloft ge
vierd werd. zou het geluk var het
jonge paar ernstig gestoord worden.
Vol woede vernamen Trute en haar
moeder wat e,r gebeurd was en de oude
besloot gr u wielijken wraak te nemen.
Zij sloot een verbond' met den heer
schar op den Bloksberg den duivel
in eigen persoon en deze beloofde haar
in den Walpurgisnacht een zoo kolos
salen watervloed naar beneden te zen
den. dat alles zou verwoest worden.
Met vreeselijk geweld stortten de wa
termassa's naar .beneden, ze onder
mijnden dó bergen, ook die, waarop
koning Ilsung's .kasteel stond, met
het noodlottig gevolg, diat deze in
tweeën brak eu, de prachtige burcht
met torens en tinnen in de diepte weg.
zonk. Ilsung en Rolf vonden daarbij
den dóód. Ilse alleen redde zich op den
uitersten rotspunt van den Ilsemstein
en bleef alzoo gespaard
Nog heden ten dage, als de maan
door het wolkenfloers doorbreekt en
haar bleek© glans laat schijnen in het
dlep-donkere dal, wandelt het lieve ko
ningskind1 langs den oever van den
glashelderen woudibeek. die haar naam
draagt, heen en weer. Varens en gras
jes langs den weg. verdringen zich om
haar voeten, zij kussens den zoom van
haar kleed en van haar lichte sluier,
waarin ze zich hulde en diie ze op een
verborgen plek in het bosch aflegt, om
in 't maanlicht te baden, in den koe
len stroom. Zoodra evenwel het- mor
genrood' in 't Oosten glanst, moet ze
terugkeeren onder d'en Ilsenstein in
haar verzonken kasteel, welks pracht
nen aanschouwen.
Als een schoon en deugdzaam jong-
mensch, zooals Keizer Hendrik haar
op nachtelijke tochten ontmoet, d'an
leidt ze hem in haar onderaardsch pa
leis. Soms echter, als ze een en ander
uit die menschen wereld wil vernemen,
klimt ze in die oudle. knoestige dennen,
zooals er zoovele bij den Ilseinsteiïn
staan en beluistert ze hen..
Prinses Use vormt het onderwerp
van Véle sagen. Er handelen zelfs
drie sprookjes over haar. waarvan ik
er zooeven een weergaf.
(Wordt vervolgd).
oven. Het is reeds te Londen door
den hertog van Cambridge plechtig
onthuld en wordt nu per stoom
schip overgebracht naar de plaats zij
ner bestemming, nadat er een copic
van is genomen voor het Royal Engi
neers Institute te Chathma,
Het gedenkteeken, dat een standbeeld
is van den gevallen held, en hem voor
stelt, hoog op een kameel zittend, is
ontworpen en uitgevoerd doo,r dien
beeldhouwer Onslow Ford.
Gordon werd het eerst bekend' en be
roemd, toen in 18G3, de Britsche re
geering, nadat de Chineesclie onderko
ning Li Hoetng Tsjang haar om een
officier ter onderdrukking van een ge
vaarlijken opstand had gevraagd, den
30jarigen lsten luitenant Gordon naar
Oost-Azië zond en deze spruit uit den
ouden Schotschen clan Gordon van
de hazen van het Chineescbe leger,
door zijn voorbeeld van onverschrok
kenheid en wilskracht, leeuwen maak
te. Hij bevond' zich te voet en slechts
met een rijzweep gewapend op de ge
vaarlijkste punten van het slagveld en
de Chineezen beschouwden hem spoe
dig als een toovenaar, wiens aanvoe
ring vast en zeker tot de overwinning
leiden moest. Hij onderdrukte den
opstand, die het Chlineeische rijk op
zijn grondvesten deed sidderen.
De hoogste onderscheidingen van de
zijde der Chineezen lieten hem koud,
en geld1 wees hij van de hand. De Chi.
neasche regeering schreef wanhopig
aan koningin Victoria, of Hare Majes
teit ook iets wist. waarmee men Gor
don een plezier kon doen. in Ch'ina
had men reeds alle onderscheidingen
uitgeput, zij waren óf met tegenzin
aangenomen, óf beslist geweigerd. Een
groote gouden medaille, die niet ge
dragen kon worden, en die expresselij k
voor Gordon was geslagen, nam hij
aan. Na yerloop van eeniee jaren liet
hij ze smelten en wendde het goud
aan ten bate van zijn protégé's, de
weesjongens, voor wie hij zijn vermo
gen opofferde.
Nadat hij in 1S84 met een onvol
doende strijdmacht door de regeering
te Londen naar Opper-Egypte was ge
zonden, om den mahdiisten het hoofd
te bieden, stierf hij te Karthoem den
heldendood. Zijn taak, de veroverinj
van Soedan^ werd eerst ongeveer 15
jaar latei-, door lord Kitchener- tot
wiens beschikking men een grootere
strijdmacht had gesteld, volbracht.
TWIJFEL
Jansen (dien brief van zijn beminde
lezend): Nu weet Ik het heusch niet:
sympaJthiseeren we zoo, dat we pre
cies hetzelfde schrijven, of hebben we
allebei hetzelfde brievenboek?
ALLERLEI.
Onze speelkaarten.
Waarom bestaat een spel kaarten
uit 52 stuks? heeft reeds menige speler
zich afgevraagd. Zou het niet eenvou
diger geweest zijn een rond getal te
nemen. 50 of 60 desnoods, dan dat wil
lekeurige getal 52. 13 van iedere kleur?
Neen! luidt bet antwoord. Die 52 kaar
ten stellen de weken van het jaar voor;
het j aar beeft vier jaargetijden, van
daar dat d'e kaarten over vier verschil
lende figuren verdeeld zijn. Ieder jaar
getijde heeft 13 weken, evenveel als er
kaarten van iedere figuur zijn.
De afzonderlijke kaarten dreven de
getallen van 1 tot 10; telt men op
boer, vrouw en heer door tot 13 en
neemt men de som van die getallen,,
dan verkrijgt men 91, het aantal diagen
van een kwartjaar. Bijgevolg geven d'e
vier kleuren te zamen het getal 364 of
voor zoover het bij de verdfeeling in
vieren mogeliik is bijna nauwkeu
rig het aantal dagen van een geheel
j aar.
Hert, hftilweiiischon na het nitezen
wordt steeds minder gedaan.
Het zal niet lang duren, of het is
volstrekt geen gebruik meer. Bij de
Engelschen en Franschen wordt het
reedis niet meer gedaan.
Keizer Wilhelm Is er een groot voor
stander van en neemt het kwalijk, als
men hem stil niezen laat.
Een gedenkteeken
voor Gordon.
(Bij de plaat).
Te Karthoem, aan den Boven-Nijl,
de stad. waar de dappere Engelsche
generaal Gordon jaren geleden een
taaien en heldhaftiger, tegenstand ge.
boden heeft aan de op hem aanstor
mende volgelingen van den mahdi en
waar hij sneuvelde, zal binnenkort een
gedenkteeken voor hem worden ont
huld, waarvan wij hier een afbeelding
Bonte steenties.
Als men van Teucrium marum
eenige stengels nederlegt op eene plaats
waar katten in den omtrek zijn. dan
komen deze erop af en wentelen zich
ontstujimi'g ar over heen en weer.
Wordt eene kat, die dat een poos ge
daan heeft, door eene andere ontmoet
dan wentelt dieze laatste zich evenzoo
over de eerste. Het kruid is daarnaar
Kattenkruid' genoemd.
Sommigen zijn van meening ge
weest. dat spijkerbaisem eene verbas
tering Is van specerij balsem; anderen
hebben weer eene andere verklaring
gegeven; maar de oorsprong van d'en
naam ligt meer voor de hand dan men
vermoedt.
De snijkerbalsem is eenvoudig zoo
genoemd naar den man, die den bal
sem het eerst vervaardigde. Deze man
heette Jan Spijker, bij zijn leven aan
spreker te Amsterdam.
Toen de Spanjaarden Florida ver
overden. bevonden zij. dat. als de kei
zer niesde, alle Indianen de handen
ophieven en de zon smeekten hun vorst
te beschermen, hem gunstig gezand- te
zijn en hem voor te lichten.
Ook thans nog wordt het naar het
volksbijgeloof als een goed voorteeken
beschouwd, wanneer iemand niest in
den vroegen morgen, nog vóórdat hij
iets heeft gegeten of gedronken. Men
beschouwt het dlan ook wel als een tee.
ken. d'at men iets nieuws zal hooren.
Een oud rijmpje zegt, van het nie
zen:
's Morgens niezen geschenken.
's Middags niezen krenken.
's Avonds niezen te gast genood;
Of ook wel schade en nadeel groot.
Uit de Moppentrommel
EET SMAKELIJK.
Gast: Kelhier. die biefstuk is zoo
hard als een plank; ik kan hem niet
klein krijgen; neem- hem terug en geef
me een beteren.
Kellner: Ik kan hem niet terugne
men, mijnheer u hebt hem heelemaal
verbogen.
DE RIJKE PARTIJ.
Jantje (zachtjes tot dien vereerder
van zijn zuster): Baron, ik heb u gis
teren gefotografeerd, toen u mijn zus
ter een zoen gegeven hebt.
Baron: Laat eens zien. beste man!
(tot zichzelf) Prachtig! Dat portret zal
ik mijn kleermaker laten zien, dan
geeft hij me dadelijk weer 3 maan
den credilet.
LANGS EEN OMWEG.
Hoe is u mijn treurspel bevallen?
Laat er muziek bij schrijven, en
als die goed is. schrijf dian een nieuw
libretto.
OOK EEN BELEEDIGING.
(Advertentie): ,,De tegen mevrouw
Meier geuite beleediging. dat zij nog
dienzelfd'en hoed draagt als verleden
jaar. neean ik hierbij gaarne terug.
Mevrouw Prater.
GELEERD.
Barones: Is mijnheer thuis?
Bediende: Meneer de baron is in de
bibliotheek.
Baronnes: Nu. maak mijnheer dan
gauw wakker, want er is bezoek.
DUBBELE STRAF.
Vader: Elsa... hou op, asjeblïeftl
Hoe dikwijls speel je vandaag wel.
,,Het gebed eener maagd?"
Dochtertje: Ma heeft het gezegd;
tiejnmaal, omdat ik niet gestudeerd
heb. en tienmaal, omdat u gisteravond
zoo laat uit de sociëteit thuisgekomen
bent.
UITWEG.
Zij: Eduard. het bed van ons jonge
tje is te kort geworden; zouden we
een nieuw voor hem koopen?
Hij: De tijden zijn slecht laten we
liever zijn haar laten knippen.
Een Zaterdag avondpraatje.
Juist had ik ontbeten, toen mijn
vrouw binnenkwam en zei: „Man,
daar is een rijksveldwachter, die
vraagt om je te spreken".
Ik moet ronduit erkennen, dat deze
miededeeling me geen pleizier deed.
Iemand weet wel, niet waar, of hij al
dan niet een misdrijf op zijn geweten
heeft en -dat was bij mij niet het geval,
maai- toch in dezen tijd, nu er zoo
verbazend veel wetten komen, kun je
nooit met zekerheid zeggen of je geen
moeilijkheden krijgt met d'e eiene of an
dere autoriteit! Heb jie niet misdre
ven door iets verkeerds te doen, dan
kan 't toch wezen, dat je zondigde door
iets te laten. Om dóz-e redenen ben ïk
dan ook niet op zoo'n persoonlijk be
zoek van een rijksveldwachter gesteld.
Alles wat van 't Rijk naar je uitgaat
levert in den regel meer last dan ge
noegen op. uitgezonderd de RijksdaaL
der. Maar die komt nu eenmaal niet
naar je toe!
Wat zal een mensck doen! Niet
thuis geven helpt i'e niet. dat is maar
uitstel van executie het Rijk komt
altijd terug, onvermoeid en den eenen
keer nog 'dringender dan den anderen.
Ik besloot dus het hol van dien leeuw,
dat wil zeggen die voorkamer, waar
mijn vrouw den bezoeker binnengela
ten' had, manmoedig binnen te gaan.
De bezoeker had', ini weerwil va^i al
die glimmn'ng van zijn helm en knoo-
pen, geen dreigend voorkomen. Inte
gendeel lag f-- naar 't mij toescheen
eeniig respect in de manier, waarop
hij mij begroette. „Aha", dacht ik
gerust gesteld, „voor een moord of
diefstal zoekt hij mij niet".
„Compliment van den Inspecteur van
Justitie", zeil de man. „en of u mis
schien een stamboom heeft".
„Stamboom?" vroeg ik verbaasd,
„welken stamboom? Den stamboom
van dien inspecteur? Of bedoelt u mis
schien een stamroos? Die heb ik wel,
een heel mooie, jammer dat hij uitge
bloeid Is".
„Dat bedoel ik niet", zet mijn be
zoeker. „Dei waag is: hebt u in uw
bezit een stamboom van uw familie,
een geslachtslijst of zoo iets?"
„Neen", antwoordde ik. „nooit ge
had. Er is wel eens iemand bij me
geweest, die vroeg of hij zooiets voor
me zou samenstellen en een familiewa
pen voor me maken zou. Hoever kun je
zoo'n boom laten opklimmen?" vroeg
ik. „Net zoover als u wil," zei hij.
Toen heb Ik er maar van afgezien. Ik
vond het idee te akelig. Stel u voor:
ik heb nu al drie ooms en vijf tantes,
bovendien tien nichten en een stuk of
twaalf neven, die ik nooit zie. En di'e
ziri nog wel in leven! Zou ik er dan
op eens nog tientallen van ooms, tan
tes. nichten en neven bij krijgen, die
ik eveneens nooit of nimmer zien zal,
maar omdat ze niet meer in leven zijn?
Dat denkbeeld gruwde me. En wat een
familiewapen betreft: als ze hij mie
mochten komen inbreken, dan staat er
een pook naast mijn ledikant. Dat
familiewapen acht ik voldoende".
,,U begrijpt me nog niet recht." zei
de veldwachter. „Bi kom namelijk
over -een erfenis-quaestie. U heeft mis
schien wel eens gehoord van de erfenis
van zekeren Pie-ter Telj Ier van der
Hulst?"
„Zoo nu -en dan," antwoordde ik.
„Welnu, twintig Haagsche ambte
naren, die toevallig zes weken lang
niets te doen hadden, hebben eon uit
gebreid onderzoek ingesteld o-ver den
stamboom van Pieter Teijler van der
Hulst-. Daaruit -is gebleken, d'at u tot
de afstammelingen behoort en daarom
kom ik u thans verzoeken met mij mee
te gaan naar 't Spaarne. om de boel
te d'eelen".
Ik viel uit de wolken, dat begrijpt
men licht. Ik erfgenaam van den
schatrijken Teijler! Het werd mij nu
i dielijk en klaar dat stamhoonlen
toch zoo kwaad nog niet zijn en dat
z-e wel eens vruchtboomen kunnen
blijken te wezen. Maar toch wou ik er
graag vooraf nog iets meer van weten.
..Waaruit blijkt dan wel djie afstam
ming?" vroeg ik.
„Dat zal ik u dadelijk wel vertellen",
zei de rijksveldwachter. ,,M:aak u nu
klaar om mee te gaan. want aanstonds
wordt de inhoud van 't museum ver
deeld1 en daar moeten we bij wezen".
„Verdeeld?" vroeg ik. „Zijn er dan
nog meer erfgenamen?"
Ik moet erkennen, dat dit nu wel
een teleurstelling was. Als je zoo
hoort van erfgenaam wezen, dan denk
je onwillekeurig dat je alleen bent,
niet waar? Enfin, ik zette mij daar
over heen en ging mij behoorlijk in
mijn beste pak steken. Onderwijl ver
telde ik mijn vrouw wat er gebeurd:
was en dat het op een deelen zou gaan.
Maar zij, altijd een beetje zwaartillen.
der dan ik, zei: „als 't maar niet tegen
valt. A propos, er moet zoo'n groote
magneet in 't Museum wezen, niet?"
„Daar heb ik wel eens van gehoord."
zei ik.
„Breng die dan voor mij mee, mis
schien kan ik je daarmee thuis hou
den. als jei avond aan avond naar ver
gaderingen gaat."
Maar ik was gauw de deur uit, en
marcheerde met den veldwachter, net
jes in de pas, een twee, een twee, naar
het Spaarne, waar de verdeeling plaats
hebben zou. „De familierelatie zit
zoo", zei mijn geleider. „U is een ach
ter-achterneef van die schoonzuster
van een stiefkind van een oudoom
van den grooten Teijler van der Hulst
zelf"
Ik stond! verbaasd'. „Vreemd, hé,"
zei ik. „dat ik daar zelf zoo nooit aan
gedacht heb!"
Hoewel heit tusschen negen en tien
uur in den morgen was. een uur. diat
er anders op straat niet bijzonder veel
omgaat, was er dezen ochtend toch
nog al wat volk op de been. Van alle
kanten zag ik menschen komen, hee-
re-n met hooge- hoeden, burgers met la
ge hoeden, arbeiders met petten op.
kortom menschen van den meest uit
eenloopenden maatschappelij ken
standi, maar allen zonder ondierscheid,
evenals ik. vergezeld! door een rijks
veldwachter In uniform.
Allemaal erfgenamen", zei mijn
rijksveldwachter lakoniek.
Ik voelde mijn gezicht langer
worden. Datzelfde gebeurde ook met
de gezichten van andere aspirant-erf
genamen. We keken mekaar schuins
aan. Menschen op wie ik vroeger nooit
speciaal gelet had. schenen mij nu toe
zulke hatelijke gezichten te hebben.
Toen er een langs mij heenkwam en
per ongeluk even met zijn mouw mijn
arm raakte, zei ik nijdig: „Lompert!'
Hij. ook kitteloorig. gaf mij een stomp
en zei: „Vlegel!" We zouden elkaar in
de haren zijn gevlogen, wanneer de
rijksveldwachters ons niet haddien te
gengehouden.
De troep werd hoe langer hoe groo-
ter. Voortdurend kwamen er van al
le kanten meer bij: het werd een waar
legertje. De rijksveldwachters, ordelijk
en onverstoorbaar, vielen in de mili
taire pas: een twee. -een twee wij
erfgenamen deden onwillekeurig
daaraan mee: een twee, een twee. Nu
en dan werd! er een geniepige stomp
gegeven en met wo elver terug ontvan
gen. En bij elk straatje, bij iedere
gracht sloten er zich weer nieuwe bij
aan en marcheerden mee: een twee,
een twee. Oude juffrouwen kwamen
bangelijk om een hoekje van- het gor
dijn kijken wat er wel te doen was.
Dienstmeisjes in d'e deur wuifden te
gen ons, alsof we de schutterij waren.
Van de Groote Markt af. door dl©
Damstraat, marcheerden we tusschen
twee rijen huzaren in die het opdrin
gende volk moesten tegenhouden. Ze
salueerden allen met den sabel, wan
neer we voorbijkwamen. Die oude hui
zen van Teijler in de Damstraat
schudden, toen we er met forsche pas
langs marcheerden: een tweie, een
twee. Toen sloegen we den hoek van
de Kaasmarkt om en stonden voor het
Museum stil.
Op den stoep stond een deftig oud
heer. omringd'door notarissen, advoca
ten en vele led en van den Raad. Na een
flinkeii roffel van twee tamboers om
stilte te maken, hield de oude heer de
navolgende toespraak: „Geachte aan
wezigen: gij zijt hier met uw negen
honderd' drie en vijftigen gekomen om
de erfenis van Teijler van der Hulst te
ver deelen. Lang genoeg heeft zij iyi
haar geheel diensten bewezen aan 't
algemeen belang. Het wordt tijd', dat
de bezitting versnipperd wordt onder
uw negenhonderd drie en vijftigen. De
beminde erflaterhier snoot die
spreker den neus. Er volgde een
oogenhlik van algemeen© aandoening.
Tweehonderd erfgenamen haalden hun
zakdoek voor den dag. vijfhonderd
pinkten een traan weg. tweehonderd
een en vijftig (waaronder ook ik)
schraapten hun keel op een manier,
alsof die overkropt was met ingehou
den tranen en slechts twee gaven geen
teekenen van aandoening. Zij werden
im' groote verontwaardiging door de
anderen aangestaard.
„De beminde erflater", ging de
spreker voort., „heeft zeker niet kun
nen vermoeden, dat hij zoovelen geluk
kig maken zou."
Nieuwe aandoening ontstond. Drie
juffrouwen snikten het uit.
„Er zijn", ging de spreker voort.
eenige soorten van bezittingen. In de
eerste plaats die delfstoffen."
„Welke?" riep een stem.
„Van alles," zei de spreker en een
boekje uit d'en zak nemende, las hü
voor: „Actinoot. adtulaar. veldspaat,
aeroliet. agaat, albiet, allooi van Dar-
cet. almandijn
„Geen goud en zilver?" riep een an
dere stem.
„Er zijn eenige contanten", zei d'e
spreker deftig.
Een tevreden gemompel gino- door
de rijen der erfgenamen. Ik mompelde
tevreden mee.
„Dan zijn er verder schilderijen,"
ging de spreker voort.
De erfgenamen zwegen.
„Ook zijn er natuurkundige instru
menten".
De erfgenamen zwegen weer. Ik
zweeg mee, hoewel ik aan de magneet
dacht
„Er zijn ook gebouwen!" riep een
stem.
„Volgens de nieuwste uitlegging van
het testament vervallen die aau de ge.
meente!" antwoordde de spreker.
Wij erfgenamen bromden. Achter
ons drongen er op. De kreet werd ge
hoord: „Naar binnen!" Alle negenhon
derd drie en vijftig erfgenamen rukten
voorwaarts. De spreker en die hem
omringden deinsden verschrikt achter
uit. Wij marcheerden voorwaarts:
een twee. eeu twee. een twee, het Mu
seum binnen. Opeens hoorde ik een
luid gekraak om mij heen. De mu
ren bewogen, golfden, bogen over ons
heen. dreigden elk oogenhlik over ons
in te storten, ik gaf een gil van angst
en werd in mijn bed wakker, 't Was
alles maar een droom geweest. De
klok wees zeven uur. Beneden belde
de melkboer.
FIDELIO.