DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN .HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Haarlemmer Halletjes Ma. 108. Zaiectiaeg 83 September, iS02. Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. DE HARZ. (Special® correspondentie. H e t[11 s e-d a 1. Wie vaai ons, Zaankanters. zou het sprookje van Prinzessin Ilse niet ken- neinj? Zij het althans een uittreksel daarvan, ons voorgezongen door ge mengde koren bij hare uitvoeringen in die laatste jaren. Toen de Ilsensteiin en die tegenover dezen berg omhoog stekende Wester klip, nog één reusachtige rotsmassa vormden, stond boven op dit graniet plateau een prachtig kasteel, dat van koning Ilsumg. Hij was machtig en be zat vele schatten; doch onder die schat ten was niet een zóó kostbaar als zijn eenige dochter Prinses Ilse, die alle andere jonge meisjes in schoonheid en lieftalligheid' overtrof. Beneden in het dal, waar tegenwoor dig het kasteel Ilsehburg staat, woon de toen een oudie, booze tooverheks, die eveneens een 'eenige dochter hadl Zoo mooi Ilse was, zoo leelijk was Trute. zooal's de dochter van de too verheks heette. Een. jong, moedig ridder trok. op avonturen belust, door de hosschen van den Ilarz en ontmoette daar de roodharige. Trute. Nauwelijks had deze hem gezien, of ze was op hem verliefd en drong bii haar moedler er op aan, d!at zij een liefde-drank zou gereed maken, zoodat ook hij haar liefde zou beantwoorden en bij haar zou blijven. De tooverheks deed:, zooals haar gevraagd werd. d'e drank werkte en Rolf werd', trots Tru te zoo vreeselijk leelijk was, op haar verliefd en hij werd haar verloofde. De> heksendrank verloor echtr wel dra haar kracht en het gelukte den dapperen Rolf, dank zij zijn kolossa len wilskracht, zich uit Trute's armen en uit dien tooverkrihg van de oude te bevrijden. Dan spoedde hij zich naar het kasteel van koning Iïsung, dat op het berg-plateau zijn hooge torens en kanteelen in die blauwe lucht hief. In 't heerlijke bosch. d'at de helling sierde, ontmoette hij de schoone prin ses Ilse. die in, d)e nabijheid van den burcht baars vaders wandialde. Toen hij haar lief gezicht, haar goudblond1 haar zag, toen hij bij d'e begroeting een, blos op haar wangen zag verschij nen. toen waren er geen liefdedrank en tooverkunsten no o d'ig. Heel prettige diagen bracht hij op het kasteel van koning II sung door, want zijn moed' 'aln openhartigheid hadden ook Ilse kunnen hekoren en de koning had er niets op tegen, hem tot zijn schoonzoon te nemen. Maar nog vóórdat er bruiloft ge vierd werd. zou het geluk var het jonge paar ernstig gestoord worden. Vol woede vernamen Trute en haar moeder wat e,r gebeurd was en de oude besloot gr u wielijken wraak te nemen. Zij sloot een verbond' met den heer schar op den Bloksberg den duivel in eigen persoon en deze beloofde haar in den Walpurgisnacht een zoo kolos salen watervloed naar beneden te zen den. dat alles zou verwoest worden. Met vreeselijk geweld stortten de wa termassa's naar .beneden, ze onder mijnden dó bergen, ook die, waarop koning Ilsung's .kasteel stond, met het noodlottig gevolg, diat deze in tweeën brak eu, de prachtige burcht met torens en tinnen in de diepte weg. zonk. Ilsung en Rolf vonden daarbij den dóód. Ilse alleen redde zich op den uitersten rotspunt van den Ilsemstein en bleef alzoo gespaard Nog heden ten dage, als de maan door het wolkenfloers doorbreekt en haar bleek© glans laat schijnen in het dlep-donkere dal, wandelt het lieve ko ningskind1 langs den oever van den glashelderen woudibeek. die haar naam draagt, heen en weer. Varens en gras jes langs den weg. verdringen zich om haar voeten, zij kussens den zoom van haar kleed en van haar lichte sluier, waarin ze zich hulde en diie ze op een verborgen plek in het bosch aflegt, om in 't maanlicht te baden, in den koe len stroom. Zoodra evenwel het- mor genrood' in 't Oosten glanst, moet ze terugkeeren onder d'en Ilsenstein in haar verzonken kasteel, welks pracht nen aanschouwen. Als een schoon en deugdzaam jong- mensch, zooals Keizer Hendrik haar op nachtelijke tochten ontmoet, d'an leidt ze hem in haar onderaardsch pa leis. Soms echter, als ze een en ander uit die menschen wereld wil vernemen, klimt ze in die oudle. knoestige dennen, zooals er zoovele bij den Ilseinsteiïn staan en beluistert ze hen.. Prinses Use vormt het onderwerp van Véle sagen. Er handelen zelfs drie sprookjes over haar. waarvan ik er zooeven een weergaf. (Wordt vervolgd). oven. Het is reeds te Londen door den hertog van Cambridge plechtig onthuld en wordt nu per stoom schip overgebracht naar de plaats zij ner bestemming, nadat er een copic van is genomen voor het Royal Engi neers Institute te Chathma, Het gedenkteeken, dat een standbeeld is van den gevallen held, en hem voor stelt, hoog op een kameel zittend, is ontworpen en uitgevoerd doo,r dien beeldhouwer Onslow Ford. Gordon werd het eerst bekend' en be roemd, toen in 18G3, de Britsche re geering, nadat de Chineesclie onderko ning Li Hoetng Tsjang haar om een officier ter onderdrukking van een ge vaarlijken opstand had gevraagd, den 30jarigen lsten luitenant Gordon naar Oost-Azië zond en deze spruit uit den ouden Schotschen clan Gordon van de hazen van het Chineescbe leger, door zijn voorbeeld van onverschrok kenheid en wilskracht, leeuwen maak te. Hij bevond' zich te voet en slechts met een rijzweep gewapend op de ge vaarlijkste punten van het slagveld en de Chineezen beschouwden hem spoe dig als een toovenaar, wiens aanvoe ring vast en zeker tot de overwinning leiden moest. Hij onderdrukte den opstand, die het Chlineeische rijk op zijn grondvesten deed sidderen. De hoogste onderscheidingen van de zijde der Chineezen lieten hem koud, en geld1 wees hij van de hand. De Chi. neasche regeering schreef wanhopig aan koningin Victoria, of Hare Majes teit ook iets wist. waarmee men Gor don een plezier kon doen. in Ch'ina had men reeds alle onderscheidingen uitgeput, zij waren óf met tegenzin aangenomen, óf beslist geweigerd. Een groote gouden medaille, die niet ge dragen kon worden, en die expresselij k voor Gordon was geslagen, nam hij aan. Na yerloop van eeniee jaren liet hij ze smelten en wendde het goud aan ten bate van zijn protégé's, de weesjongens, voor wie hij zijn vermo gen opofferde. Nadat hij in 1S84 met een onvol doende strijdmacht door de regeering te Londen naar Opper-Egypte was ge zonden, om den mahdiisten het hoofd te bieden, stierf hij te Karthoem den heldendood. Zijn taak, de veroverinj van Soedan^ werd eerst ongeveer 15 jaar latei-, door lord Kitchener- tot wiens beschikking men een grootere strijdmacht had gesteld, volbracht. TWIJFEL Jansen (dien brief van zijn beminde lezend): Nu weet Ik het heusch niet: sympaJthiseeren we zoo, dat we pre cies hetzelfde schrijven, of hebben we allebei hetzelfde brievenboek? ALLERLEI. Onze speelkaarten. Waarom bestaat een spel kaarten uit 52 stuks? heeft reeds menige speler zich afgevraagd. Zou het niet eenvou diger geweest zijn een rond getal te nemen. 50 of 60 desnoods, dan dat wil lekeurige getal 52. 13 van iedere kleur? Neen! luidt bet antwoord. Die 52 kaar ten stellen de weken van het jaar voor; het j aar beeft vier jaargetijden, van daar dat d'e kaarten over vier verschil lende figuren verdeeld zijn. Ieder jaar getijde heeft 13 weken, evenveel als er kaarten van iedere figuur zijn. De afzonderlijke kaarten dreven de getallen van 1 tot 10; telt men op boer, vrouw en heer door tot 13 en neemt men de som van die getallen,, dan verkrijgt men 91, het aantal diagen van een kwartjaar. Bijgevolg geven d'e vier kleuren te zamen het getal 364 of voor zoover het bij de verdfeeling in vieren mogeliik is bijna nauwkeu rig het aantal dagen van een geheel j aar. Hert, hftilweiiischon na het nitezen wordt steeds minder gedaan. Het zal niet lang duren, of het is volstrekt geen gebruik meer. Bij de Engelschen en Franschen wordt het reedis niet meer gedaan. Keizer Wilhelm Is er een groot voor stander van en neemt het kwalijk, als men hem stil niezen laat. Een gedenkteeken voor Gordon. (Bij de plaat). Te Karthoem, aan den Boven-Nijl, de stad. waar de dappere Engelsche generaal Gordon jaren geleden een taaien en heldhaftiger, tegenstand ge. boden heeft aan de op hem aanstor mende volgelingen van den mahdi en waar hij sneuvelde, zal binnenkort een gedenkteeken voor hem worden ont huld, waarvan wij hier een afbeelding Bonte steenties. Als men van Teucrium marum eenige stengels nederlegt op eene plaats waar katten in den omtrek zijn. dan komen deze erop af en wentelen zich ontstujimi'g ar over heen en weer. Wordt eene kat, die dat een poos ge daan heeft, door eene andere ontmoet dan wentelt dieze laatste zich evenzoo over de eerste. Het kruid is daarnaar Kattenkruid' genoemd. Sommigen zijn van meening ge weest. dat spijkerbaisem eene verbas tering Is van specerij balsem; anderen hebben weer eene andere verklaring gegeven; maar de oorsprong van d'en naam ligt meer voor de hand dan men vermoedt. De snijkerbalsem is eenvoudig zoo genoemd naar den man, die den bal sem het eerst vervaardigde. Deze man heette Jan Spijker, bij zijn leven aan spreker te Amsterdam. Toen de Spanjaarden Florida ver overden. bevonden zij. dat. als de kei zer niesde, alle Indianen de handen ophieven en de zon smeekten hun vorst te beschermen, hem gunstig gezand- te zijn en hem voor te lichten. Ook thans nog wordt het naar het volksbijgeloof als een goed voorteeken beschouwd, wanneer iemand niest in den vroegen morgen, nog vóórdat hij iets heeft gegeten of gedronken. Men beschouwt het dlan ook wel als een tee. ken. d'at men iets nieuws zal hooren. Een oud rijmpje zegt, van het nie zen: 's Morgens niezen geschenken. 's Middags niezen krenken. 's Avonds niezen te gast genood; Of ook wel schade en nadeel groot. Uit de Moppentrommel EET SMAKELIJK. Gast: Kelhier. die biefstuk is zoo hard als een plank; ik kan hem niet klein krijgen; neem- hem terug en geef me een beteren. Kellner: Ik kan hem niet terugne men, mijnheer u hebt hem heelemaal verbogen. DE RIJKE PARTIJ. Jantje (zachtjes tot dien vereerder van zijn zuster): Baron, ik heb u gis teren gefotografeerd, toen u mijn zus ter een zoen gegeven hebt. Baron: Laat eens zien. beste man! (tot zichzelf) Prachtig! Dat portret zal ik mijn kleermaker laten zien, dan geeft hij me dadelijk weer 3 maan den credilet. LANGS EEN OMWEG. Hoe is u mijn treurspel bevallen? Laat er muziek bij schrijven, en als die goed is. schrijf dian een nieuw libretto. OOK EEN BELEEDIGING. (Advertentie): ,,De tegen mevrouw Meier geuite beleediging. dat zij nog dienzelfd'en hoed draagt als verleden jaar. neean ik hierbij gaarne terug. Mevrouw Prater. GELEERD. Barones: Is mijnheer thuis? Bediende: Meneer de baron is in de bibliotheek. Baronnes: Nu. maak mijnheer dan gauw wakker, want er is bezoek. DUBBELE STRAF. Vader: Elsa... hou op, asjeblïeftl Hoe dikwijls speel je vandaag wel. ,,Het gebed eener maagd?" Dochtertje: Ma heeft het gezegd; tiejnmaal, omdat ik niet gestudeerd heb. en tienmaal, omdat u gisteravond zoo laat uit de sociëteit thuisgekomen bent. UITWEG. Zij: Eduard. het bed van ons jonge tje is te kort geworden; zouden we een nieuw voor hem koopen? Hij: De tijden zijn slecht laten we liever zijn haar laten knippen. Een Zaterdag avondpraatje. Juist had ik ontbeten, toen mijn vrouw binnenkwam en zei: „Man, daar is een rijksveldwachter, die vraagt om je te spreken". Ik moet ronduit erkennen, dat deze miededeeling me geen pleizier deed. Iemand weet wel, niet waar, of hij al dan niet een misdrijf op zijn geweten heeft en -dat was bij mij niet het geval, maai- toch in dezen tijd, nu er zoo verbazend veel wetten komen, kun je nooit met zekerheid zeggen of je geen moeilijkheden krijgt met d'e eiene of an dere autoriteit! Heb jie niet misdre ven door iets verkeerds te doen, dan kan 't toch wezen, dat je zondigde door iets te laten. Om dóz-e redenen ben ïk dan ook niet op zoo'n persoonlijk be zoek van een rijksveldwachter gesteld. Alles wat van 't Rijk naar je uitgaat levert in den regel meer last dan ge noegen op. uitgezonderd de RijksdaaL der. Maar die komt nu eenmaal niet naar je toe! Wat zal een mensck doen! Niet thuis geven helpt i'e niet. dat is maar uitstel van executie het Rijk komt altijd terug, onvermoeid en den eenen keer nog 'dringender dan den anderen. Ik besloot dus het hol van dien leeuw, dat wil zeggen die voorkamer, waar mijn vrouw den bezoeker binnengela ten' had, manmoedig binnen te gaan. De bezoeker had', ini weerwil va^i al die glimmn'ng van zijn helm en knoo- pen, geen dreigend voorkomen. Inte gendeel lag f-- naar 't mij toescheen eeniig respect in de manier, waarop hij mij begroette. „Aha", dacht ik gerust gesteld, „voor een moord of diefstal zoekt hij mij niet". „Compliment van den Inspecteur van Justitie", zeil de man. „en of u mis schien een stamboom heeft". „Stamboom?" vroeg ik verbaasd, „welken stamboom? Den stamboom van dien inspecteur? Of bedoelt u mis schien een stamroos? Die heb ik wel, een heel mooie, jammer dat hij uitge bloeid Is". „Dat bedoel ik niet", zet mijn be zoeker. „Dei waag is: hebt u in uw bezit een stamboom van uw familie, een geslachtslijst of zoo iets?" „Neen", antwoordde ik. „nooit ge had. Er is wel eens iemand bij me geweest, die vroeg of hij zooiets voor me zou samenstellen en een familiewa pen voor me maken zou. Hoever kun je zoo'n boom laten opklimmen?" vroeg ik. „Net zoover als u wil," zei hij. Toen heb Ik er maar van afgezien. Ik vond het idee te akelig. Stel u voor: ik heb nu al drie ooms en vijf tantes, bovendien tien nichten en een stuk of twaalf neven, die ik nooit zie. En di'e ziri nog wel in leven! Zou ik er dan op eens nog tientallen van ooms, tan tes. nichten en neven bij krijgen, die ik eveneens nooit of nimmer zien zal, maar omdat ze niet meer in leven zijn? Dat denkbeeld gruwde me. En wat een familiewapen betreft: als ze hij mie mochten komen inbreken, dan staat er een pook naast mijn ledikant. Dat familiewapen acht ik voldoende". ,,U begrijpt me nog niet recht." zei de veldwachter. „Bi kom namelijk over -een erfenis-quaestie. U heeft mis schien wel eens gehoord van de erfenis van zekeren Pie-ter Telj Ier van der Hulst?" „Zoo nu -en dan," antwoordde ik. „Welnu, twintig Haagsche ambte naren, die toevallig zes weken lang niets te doen hadden, hebben eon uit gebreid onderzoek ingesteld o-ver den stamboom van Pieter Teijler van der Hulst-. Daaruit -is gebleken, d'at u tot de afstammelingen behoort en daarom kom ik u thans verzoeken met mij mee te gaan naar 't Spaarne. om de boel te d'eelen". Ik viel uit de wolken, dat begrijpt men licht. Ik erfgenaam van den schatrijken Teijler! Het werd mij nu i dielijk en klaar dat stamhoonlen toch zoo kwaad nog niet zijn en dat z-e wel eens vruchtboomen kunnen blijken te wezen. Maar toch wou ik er graag vooraf nog iets meer van weten. ..Waaruit blijkt dan wel djie afstam ming?" vroeg ik. „Dat zal ik u dadelijk wel vertellen", zei de rijksveldwachter. ,,M:aak u nu klaar om mee te gaan. want aanstonds wordt de inhoud van 't museum ver deeld1 en daar moeten we bij wezen". „Verdeeld?" vroeg ik. „Zijn er dan nog meer erfgenamen?" Ik moet erkennen, dat dit nu wel een teleurstelling was. Als je zoo hoort van erfgenaam wezen, dan denk je onwillekeurig dat je alleen bent, niet waar? Enfin, ik zette mij daar over heen en ging mij behoorlijk in mijn beste pak steken. Onderwijl ver telde ik mijn vrouw wat er gebeurd: was en dat het op een deelen zou gaan. Maar zij, altijd een beetje zwaartillen. der dan ik, zei: „als 't maar niet tegen valt. A propos, er moet zoo'n groote magneet in 't Museum wezen, niet?" „Daar heb ik wel eens van gehoord." zei ik. „Breng die dan voor mij mee, mis schien kan ik je daarmee thuis hou den. als jei avond aan avond naar ver gaderingen gaat." Maar ik was gauw de deur uit, en marcheerde met den veldwachter, net jes in de pas, een twee, een twee, naar het Spaarne, waar de verdeeling plaats hebben zou. „De familierelatie zit zoo", zei mijn geleider. „U is een ach ter-achterneef van die schoonzuster van een stiefkind van een oudoom van den grooten Teijler van der Hulst zelf" Ik stond! verbaasd'. „Vreemd, hé," zei ik. „dat ik daar zelf zoo nooit aan gedacht heb!" Hoewel heit tusschen negen en tien uur in den morgen was. een uur. diat er anders op straat niet bijzonder veel omgaat, was er dezen ochtend toch nog al wat volk op de been. Van alle kanten zag ik menschen komen, hee- re-n met hooge- hoeden, burgers met la ge hoeden, arbeiders met petten op. kortom menschen van den meest uit eenloopenden maatschappelij ken standi, maar allen zonder ondierscheid, evenals ik. vergezeld! door een rijks veldwachter In uniform. Allemaal erfgenamen", zei mijn rijksveldwachter lakoniek. Ik voelde mijn gezicht langer worden. Datzelfde gebeurde ook met de gezichten van andere aspirant-erf genamen. We keken mekaar schuins aan. Menschen op wie ik vroeger nooit speciaal gelet had. schenen mij nu toe zulke hatelijke gezichten te hebben. Toen er een langs mij heenkwam en per ongeluk even met zijn mouw mijn arm raakte, zei ik nijdig: „Lompert!' Hij. ook kitteloorig. gaf mij een stomp en zei: „Vlegel!" We zouden elkaar in de haren zijn gevlogen, wanneer de rijksveldwachters ons niet haddien te gengehouden. De troep werd hoe langer hoe groo- ter. Voortdurend kwamen er van al le kanten meer bij: het werd een waar legertje. De rijksveldwachters, ordelijk en onverstoorbaar, vielen in de mili taire pas: een twee. -een twee wij erfgenamen deden onwillekeurig daaraan mee: een twee, een twee. Nu en dan werd! er een geniepige stomp gegeven en met wo elver terug ontvan gen. En bij elk straatje, bij iedere gracht sloten er zich weer nieuwe bij aan en marcheerden mee: een twee, een twee. Oude juffrouwen kwamen bangelijk om een hoekje van- het gor dijn kijken wat er wel te doen was. Dienstmeisjes in d'e deur wuifden te gen ons, alsof we de schutterij waren. Van de Groote Markt af. door dl© Damstraat, marcheerden we tusschen twee rijen huzaren in die het opdrin gende volk moesten tegenhouden. Ze salueerden allen met den sabel, wan neer we voorbijkwamen. Die oude hui zen van Teijler in de Damstraat schudden, toen we er met forsche pas langs marcheerden: een tweie, een twee. Toen sloegen we den hoek van de Kaasmarkt om en stonden voor het Museum stil. Op den stoep stond een deftig oud heer. omringd'door notarissen, advoca ten en vele led en van den Raad. Na een flinkeii roffel van twee tamboers om stilte te maken, hield de oude heer de navolgende toespraak: „Geachte aan wezigen: gij zijt hier met uw negen honderd' drie en vijftigen gekomen om de erfenis van Teijler van der Hulst te ver deelen. Lang genoeg heeft zij iyi haar geheel diensten bewezen aan 't algemeen belang. Het wordt tijd', dat de bezitting versnipperd wordt onder uw negenhonderd drie en vijftigen. De beminde erflaterhier snoot die spreker den neus. Er volgde een oogenhlik van algemeen© aandoening. Tweehonderd erfgenamen haalden hun zakdoek voor den dag. vijfhonderd pinkten een traan weg. tweehonderd een en vijftig (waaronder ook ik) schraapten hun keel op een manier, alsof die overkropt was met ingehou den tranen en slechts twee gaven geen teekenen van aandoening. Zij werden im' groote verontwaardiging door de anderen aangestaard. „De beminde erflater", ging de spreker voort., „heeft zeker niet kun nen vermoeden, dat hij zoovelen geluk kig maken zou." Nieuwe aandoening ontstond. Drie juffrouwen snikten het uit. „Er zijn", ging de spreker voort. eenige soorten van bezittingen. In de eerste plaats die delfstoffen." „Welke?" riep een stem. „Van alles," zei de spreker en een boekje uit d'en zak nemende, las hü voor: „Actinoot. adtulaar. veldspaat, aeroliet. agaat, albiet, allooi van Dar- cet. almandijn „Geen goud en zilver?" riep een an dere stem. „Er zijn eenige contanten", zei d'e spreker deftig. Een tevreden gemompel gino- door de rijen der erfgenamen. Ik mompelde tevreden mee. „Dan zijn er verder schilderijen," ging de spreker voort. De erfgenamen zwegen. „Ook zijn er natuurkundige instru menten". De erfgenamen zwegen weer. Ik zweeg mee, hoewel ik aan de magneet dacht „Er zijn ook gebouwen!" riep een stem. „Volgens de nieuwste uitlegging van het testament vervallen die aau de ge. meente!" antwoordde de spreker. Wij erfgenamen bromden. Achter ons drongen er op. De kreet werd ge hoord: „Naar binnen!" Alle negenhon derd drie en vijftig erfgenamen rukten voorwaarts. De spreker en die hem omringden deinsden verschrikt achter uit. Wij marcheerden voorwaarts: een twee. eeu twee. een twee, het Mu seum binnen. Opeens hoorde ik een luid gekraak om mij heen. De mu ren bewogen, golfden, bogen over ons heen. dreigden elk oogenhlik over ons in te storten, ik gaf een gil van angst en werd in mijn bed wakker, 't Was alles maar een droom geweest. De klok wees zeven uur. Beneden belde de melkboer. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5