Eet lis outer te Zee
van mijn kinderen eens, ook alWeer Zouden haar idealen verwezenlijkt
in een volle tram, nadat ze lang en worden?
ernstig een verre van mooi oudachtig De eene wil moeder, de tweede on-
mannatje met een, ontzettend grooten j derwijzeres, de derde kindermeid
neus had zitten aanstaren, zonder
slag of stoot, zonder aanleiding, zoo
hard) mogelijk:
Moeder, is dat nu onze lieve Heer?
De ernst van haai* toon trof mij. In
worden; de eerste denkt zeker, dan
kom ik er 't gemakkelijkste af (die
was dat van dalt examen), de tweede
zegt ronduit ,,dan kaai ik heerlijk kin
deren afstraffen", en de laatste ,,(dlan
i.1- ;i.- vir»rt»w»n Ant.illp.n"
dat ,,dat nu" lag iets van ,,daar heb kan ik heerlijk' kinderen optillen'
ik nu zoo lang naar gezocht en nogj (eigenaardige roeping),
nidt kunnen vinden." Nu, we zullen maar stilletjes af-
Toch was er weer humor in die ernstwachten. KindJeir-idealen veranderen
om het contrast tusschen verbeeldingzoo dikwijls.
en werkelijkheid. Hoe kon het kindj Maar dit is zeker, dat in de jong-
nu juist dién man uitzoeken? Zezag'stewel een klein moedertje zit.,
zeker toch iets in hem, dat haar aan- J Al de poppen om mij heen in de
trok, iets goeds. Nu, ik hield mij ookhuiskamer zijn even zooveel stomme
ernstig, hoewel ik inwendig moest j getuigen van moeders liefde. Altijd
lachen om de profaan-kinderlijke ge-i zitten er eenige vrooüjke, droefgees-
•dachte. j tige,ook wel scheel© oogen mij strak
En de moeite die het mij kostteaan te staren,
haar er af te brengen! En mijn kleu- Ik moet wel eens in mezelf lachen
ren tegenover den persoon in kwestie, om die steenkoude onverschilligheid',
die wat hardhoorend uitgevallen nogdie ze zelfs behouden onder de warnr
tot overmaat van ramp vroeg: „Wat ste liefkozingen van moedertje,
zeg je, liefie?" Iedereen lachte. j O! dat vind ik nu bepaald een ge-
Kinderen kunnen geen spot verdra-, not. om een meisje met haar poppen
gen. Ze zijn dikwijls fijngevoeliger j bezig te zien.
dan wij denken. Kijk, met wat een zorg of ze ze toe-
Toch was er een testament. j delskantoor. Door volhardende vlijt
Eenige dagen na de teraardebestel- mocht ik er in slagen spoedig promo--
ling werd dit in het bijzijn van de tie te maken, de dochter van mijn
drd© jongens en den voogd, oom van chef wordt mijne vrouw en de tiendui*
moeders zijde, door den notaris geo- zend gulden met interest op initerest
pend. j zullen door mij gestart worden in de
De inhoud van het stuk was vbor de zaak, waarvan ik de toekomstige
kinderen eensdeels een blijde verras- j mede-directeur ben.
sing, maar vervulde hen overigens Hier is mijn ring, zeide de twee-
meit niet te miskennen verbazing. de. Als een talisman, als mijn goede
Het testament luidde: genius draag ik hem aan een gouden
Op mijn ziekbed, lieve kinderen, I ketting om den hals, want ook mi}
ds mij, die u geen cent dacht na te [heeft de ring geluk gebracht,
laten, een groote verrassing te beurt! Op Zuid-Afrika's diamantvelden
De begraafplaats.
in wij denken. i jn., u..cu —i. 0- ook beter. Nu, lariig is ze niet, als mentjes raampjes zijn, waar dergelij-
Zoo ken ik twee meisjes, die altijd, stopt in 't wagentje en ze heel, heel ze maar naar het rammelaartje aanke juffrouwen in tijd van nood kun-
hun boterhammetjes met tranen eten j zachtjes op de kleine steentjes lijdt, 't lintje kijkt, is ze tevreden. I nen worden doorheen gehaald.
bij treurige verhalen, (terwijl de der
de er met een kurkdroog gezicht bij
zit en er liever wat anders, iets min
der vloeibaars op heeft.
Vreemd keek ik laatst op, toen ik
datzelfde schijnbaar onverschillige
dametje boven alleen op haar kamer
hoorde snikken.
Ik kon er maar niet uilt krijgen,
waaïom dat was. Maar eindelijk,
daar kwam het. ,,Och, die Betsy is
altijd zoo onaardig tegen vader, als ie
vraagt of ze bij 'm komt en dat vin
ik gemeen, want vader is altijd zoo
goed voor ons" Hoe't kwam weet ik
niet, maar 't was of ik opeens erg j
verkouden werd, zoo moest ik mijn
oogen afvegen ,en mijn neus snuiten.
Die verkoudheid kan een mensch
toch zoo overvallen, 's Avonds zat ik
onder de thee nog lang over die woor
den te denken en ze hadden me goed'
ged'aan, omdat ze een nieuwe open
baring voor mij waren van waar ge
voel en ook omdat ze zoo waar wa-
ten. Meestal! kennen ;en begrijpen
wij onze kinderen te weinig. Maar de
dtudie is ook zoo moeilijk. Ieder is
weer anders, in aard, neigingen, aan
leg, deugd en ondeugd; iedJer karak
ter apart moet ons zijn een anatomi
sche les. Met eindeloos geduld ieder
dleeltje ontleed' en bekeken en behan
deld worden.
Wat moet het toch een toer zijn
met achft of tien kinderen en dan van
gemengde sekse. Met drie heb je al
zooveel levenswijsheid noodag of zou
dat hetzelfde blijven bij acht of tien?
Nu, ik ben met mijn drie meisjes te-
dat vooral de hersentjes niet schok-
Hoe jammer, als de poppentijd uit
is. Over 't algemeen als de kindertijd
om is.
O, dat spelen van kinderen is iets
heerlijks. Daar staat net een troepje
voor mijn raam, die schooltje spelen.
Je moet 't hooren.
„Karei, kom es bij me voor je rap-
gevallen. Een vriend uit mijn jonge
jaren wien ik eens, om een speel
schuld te dekken, 'tien duizend gul
den leende, heeft mij dat geld terug
betaald.
Deze som heb ik aan uw strengen
maakte ik fortuin. Ik heb aandeel in
een goedi rendeerende claim; ik ben
gelukkig gehuwd en vader van twee
lieve kinderen. Van de tien duizend
gulden zal door mij een nuttig ge
bruik gemaakt worden, nieuwe ma-
I nen worden doorheen gehaald.
Een sprongetje van de ernstige
naar de grappige gedachte en omge
keerd.
Door aan een trein te denken, zag
ik de locomotief voor me en, hoe is
It nu weer mogelijk, dat een mensch
op de gedachte komt? Daar ga ik me
nu onwillekeurig de locomotief met
port. 't Doet me genoegen voor je een moeder vergelijken, door wier
ouders, dat je cijfers van deze maand kracht ook allen voortgaan op effen
nogal goed' zijn. Blijf zoo voortgaan."baan, tot waar ze moeten uitstappen
Dat gezicht van Kareltje, waarmee
hij zegt, eerbiedig en angstig, terwijl
hij vol glorie naar zijn plaats gaat,
„Dank u wel, meneer."
„Kleine Wim, tot mijn spijt heb ik
je mama een briefje moeten schrijven
dat je een half uur te laat op school
bent gekomen. Dat mag niet weer ge
beuren. Je heb nu voor gedrag eeri 2,
omdat het al meer is voorgekomen,
Daarentegen is je „Durf" (een nieuw
vak, schijnt 't) weer zeer goed, daar
heb je een 8 voor.
Zoo gaat dat door en bij 't laatste
rapport verzoekt „Meneer" ze alle-
De binnenplaats.
om ,,op eigen wielen" verder te rei
zen. Ook zij moet zijn voorzien van
een paar vaslt vooruitziende, heldere
oogen en een rem om botsing te voor
komen an waar die onvermijdelijk
is, alles weer in 't rechte spoor te
brengen, bijgestaan door twee trouwe
krachtige helpers: Liefde en Ver
stand.
Remmen! zeg ik maar. Dat is trou
wens voor ieder de groote zaak,waar
van zijn levensgeluk en dalt van an
deren afhangt. Dat gebeurt doorgaans
te weinig en niet gauw genoeg, in
woord en daad, in oordeel en veroor-
maal morgen onderteekend door de deel.
Alles zien is bi] alles remmen,
't Wordt tijd', dat ik 't ook eens ga
ken. Nu, 't is ook wel nooldlig, want
„kleine zus" -lijdt aan een ongenees-
lijken schedelbreuk, dat kan je wel
zien. Wat een wit gezicht en fletse
oogjes, en dat open mondje. Een echt
stumpertje.
m xivsjuL De twee andere meisjes en ik moe-
vreden, hoewel ik in een tafel met! ten er wel eens om lachen, maar dan
zoo'n stuk of twaalf borden- wel iets passen we op dat „mo-eder" het niet
gezelligs vind en veel goeds ook, wan(tziet; dat zou ze vreeselijk vinden,
ongemerkt maken kinderen uit een1
groot gezin elkaar idien weg door het
leven gemakkelijk.
Ja hè! je moest van de toekomst,
evenals van 't warme dekmanteltje,
dat over 't verleden ligt, zoo eens een
want „kleine zus" is haar lieveling.
Er is iets aandoenlijks in die lief
de voor dat mrsdeelidie kind. Als ze
naar school gaat, zal ze nooit verge
ten haar een flinke flesch waiter on
der dear neus te leggen en de bedgor-
tipje kunnen oplichten om te zien, dijntjes over elkaar te doen, te voe-
waar ze nu later wel terecht zouden
komen.
Maar neen, dat zou toch ook eigen
lijk niet goed zijn.
len of de voetjes wel warm zijn en
's middags dan mag ze er uit. Op
schootje soms, anders verwent ze te
veel en voor het ruggetje is liggen
ouders terug.
Dat gebeurt ook trouw, want de
zaak is zeer ernstig. Bij de vrije or
de-oefeningen daarna, hoor ik mijn
jongste meisje tot een ander zeggen:
„Nou, ik neem van avond zeker een
bleek roggebrood meer en wat water
voor *t paard van Si. Niklaas. Mis
schien is ie er-al en dan vin je zoo
leuk 's morgens een dingetje van cho-
colaad of suiker onder je bed. Zeg,
ik heb van middag een alleraar.-.digst
broche gekocht voor Jeanne, voor
tien cent, maar, goedkoop hé, en toch
met een echt zilver vogeltje; de man
zei 't zelf en Betsy geeft er een dol
fleschje odeur, van die fijne zie je, i
maar ik geloof, dat ze 't al lang weet,
want vanmorgen rook 't heele huis j
er al na en die domme- Beltsy gaat me j
daar hardop in de gang zeggen: Zou
Jeanne het duur vinden, 20 cent voor
dat lekkere fleschje?
„Ja, da's erg stom van Betsy, maar
zeg, heb jij al wat voor je moeder?"
Dan zie ik twee oogen, die onder
zoekend naar 't raam kijken en dan
wordt er heel geheimzinnig iets ge
fluisterd.
Over kinderen raak je nooilt uitge
praat. Ja, jammer als 't kinderpara
dijs toegaat.
Dat mooie plekje! Zooals je daar
doen, anders hoor ik hen die dit le
zen al zeggen: Dat mensch weet van
geen uitscheiden.
Een verdwijnende
gevangenis.
(Bij de platen).
Londen is op het punt, één van zijn
oudste gebouwen te verliezen. Het is de
New Gate, de Nieuwe poort, wier stich
ting, volgens sommige geschiedschrij
ver^ dateert int den tijd der Romeinsche
overheersching over Brittanje, terwijl
anderen ze meenen te moeten vaststellen
op 1087.
De New Gate zou dan ongeveer even
nul zijn als de Sint Paulskerk. Evenals
alle poorten te Londen werd de New
Gate, die in de vestingperiode diende tot
bescherming van de stad, ook gebruikt
als gevangenis en als zoodanig kreeg zij
zekere beruchtheid door haar zeer slech
te inrichting en het onvoldoende toe
zicht. dat er werd uitgeoefend. Verschil
lende schrijvers betoogen, dat eenige
eeuwen geleden de New Gate een berg
plaats was van de gemeenste misdadi
gers, mannen en vrouwen dooreen
en rechtvaardigen voogd in bewaring chineg zal ik aanschaffen om den
gegeven, tot tijd en wijle hij de gel-grond degelijker te bewerken. Het
den aan één van uw drie zal ter hand gel-d zal goede vruchten, dragen,
stellen. De derde nam het woord.
Aan één van uw drie, want nu is Mij is de fortuin niöt gunstig
het oogenblik gekomen, dat ik u een (geweest. Het leven leek mij zoo vroo-
geheim moet openbaren. j lijk, het lachte mij zoo toe, ik heb ge-
Slechts één van u is mijn eigen i noten met volleteugen, maar, genot
kind; de beide anderen heb ik, toen kost geld...
zij heel jong waren, uit medelijden I Nu, en uw ring, waar is hij?
geadopteerd. j In den lommerd
Daar gij alle drie mij echter even; Verrast sprong de voogd' op en
dierbaar zijt, valt het mij zwaar den sprak:
een boven den ander te bevoordeelen. O, waardig zoon van uw vader
Daarom zal ik aan het noodlot over- hier neem het geld gij zijlt de
laten, wie van u moeit zijn de echte 1 echte Goverts junior!
Goverts junior, die de erfenis zal aan-
vaarden. ,j-
Uw voogd zal ieder van u een kost--riiCt CCUWlg" VTOUW0lljK6
baren gouden ring overhandigen, de £en cnrookje
laatste sieraden, die ik mijn eigen-!
dom mocht noemen. j Er was eens een oude koning die het
Gaat met dien ring ieder uws weegs regeeren moe was en gaarne het zaak-
de wijde wereld in, en keer na vijf aan zÖn eenigen zoon wilde over-
jaar terug. Treedt dan, als het mo-
gelijk is, voor uwen voogd, hoor zijn! „Kil 1011 behoOTt echler vóór
alles ecu koningin. Daarom was het
beslissing en onderwerp u aan zijn
J dc v en sell en de wil van den ouden
uitspraak. j maai, dat zijn kind en opvolger maar
De jongelui, hoewel ten
urlijk; Er waren ook een massa
hadden, eerbiedigden de uiterst© sch00ne meisjes in het land, maar de
wilsbeschikking van Goverts senior, koningszoon had een eigenaardig ka
namen d:em ring benevens honderd aki Hij verlangde zoo goed als het
gulden, tot bestrijding van de eerste j «onmogelijkeeen vrouw, goddelijk
onkosten, hun door den voogd Ujt. j ën!'don en nut ijdel.
eigen zak toegestopt, en gingen ieder """lei-tijd 0' woorden „més-
huns weegs olliMCe- en „om politieke redenen"
I ring nil 1 waren uitgevonden, had de
Na vijf jaren traden, precies op;|)rill!. v,„ S[)cl hel liiraBD van een
den daitum, de jongelui voor den ^malin, en trok met een groot gevolg
v00Sa> j liet land door, op zoek naar een
Waar is uw ring? vroeg deze aan schoone en niet ijdele jonkvrouw,
nummer een. j Na eenige dagen reeds meende de
De jongeman stak zijn rechterhand koningszoon de schoonste der schoo-
uit, aan wier middenvinger het kost-|neil gevonden te hebben, een meisje
bare kleinood schitterde, en sprak: c'a
Mij heeft de ring geluk gebracht. 1
I zoo spoedig mogelijk moest trouwen,
aoogs e Ee 11 koningin meet schoon zijn, na-
verwonderd over heitgeen zij gehoord j
al haac bekoorlijkheid tevens
zeer zedigeu indruk op hem
akte.
Ik begaf mij naar Amerika, naar New j bracht zijn paarl naar hot
York, waar het mij gelukte een
plaats te krijgen op een groot han-
pali
is zijns vaders. Zes ijlboden, schit-
ïd uitgedost, reden vooru'it, om de
De gevangeniskapel.
- dat men, wanneer men de gevangenis be-
genoot, geniet je later nergens, zoo i j^cht, soms waande in een menagerie te
vrij en zorgeloos nooit weer. En ook j zyn Enkele malen zijn in deze gevange
voor de ouders gaat er dan een hekje j njS ernstige muiterijen voorgekomen,
dicht met een slot, dalt nooit meerj Binnenkort zal de poort, van welker
open kan. gevangenis wij hier eenige afbeeldingen
Als je al je gekke gedachtenspron-1 geven, worden gesloopt,
gen op papier kon zetten, zou je gauw j
een heel boek vol hebben, 't Zou een j
mal poespasje worden.
Van ernst naar klucht toch is maar
één sprongetje soms.
Hoe is 't nu mogelijk, dat juist ter
wijl ik met weemoed denk aan dat
slot, dat nooit weer open gaat, dat
juist, zeg ik, mijn oog moet vallen op
een courantenbericht melt bet op
schrift: „Een slot, dat niet open kon."
Maar waarop sloeg dat dan? Wel,
W ie is Goverts Junior
De beer Goverts senior was ettelij
ke jaren geleden, een vermogend
man. Lichtzinnig en levenslustig,
had hij echter bijna al zijn geld er
doorgelapt en moest nu met een klei-
een juffrouw had zich begeven in een' ne lijfrente rondkomen,
heel klein compartiment je van een
D-trein, waar ze graag op baar tijd;
zou zijn uitgestaplt. Het slot echter
weigerde, o! vreeselijk noodlot!
Gelukkig dat er_in die comparti-
Toen hij stierf, bleef er voor zijn
drie minderjarige zoons juislt genoeg
over, om vader een fatsoenlijke be
grafenis te geven.
De cellen.
Feuilleton.
DOOR
MAX PEMBERTON.
Zooals altijd! heeft u gelijk, mijn
beer Jacob. Ik mag die goede kerels
niet aan zoo'n dwa^e onderneming
blootste 11 En er steekt een flmken
wind op, zooals je zegt. Wij zullen in
één boot gaan. en d-ie aan land zijn,
zullen z to spoedig de anderen haien.
Ik zeide dit tot hem. maar tot de
mannen bekortte ik bet in eenige zee
manstermen.
Jongens, zei ik, geen enkele boot
uit Southampton kan In zulk een bran
ding als daar gindsch tusschen de rif
fen varen. Wij hadden kameraden
willen helpen, maar de kans is voor
ons verkeken. Er is nu een andere
makker aan land1 die onze hulp slecht
kan missen. Om harentwil zal ik er
heengaan, en niemand zal toch zijn
plicht op 't schip niet doen, als ikweg
ben Zullen jelui mijnheer Jacob hij-
staan, jongens, kan ik hem dat zeg
gen?
Zij juichten mi] opgewonden vue,
wat mij prett-i'g aand'eed en ik moest
ze met allé ka-acht tot stilte brengen.
Gelukkig voor ons, was er nu een wolk
voor de maan. en hing de duisternis
als een zwarte damp over d'ezee. Geen
lamp brandde op 't Zuiderkruis; geen
raam van een liut, waar een gordijn
voor hin~ De gloed die uit, de pijp
kwam. verspreidde niet- meer dan ne
velig rood licht over 't water, en toen
er vijf (want wij namen Harry Doe
mee om aan de kust te staan) in de
sloep stapten en den voorsteven vlak
west naar 't land richtten, hadden waj
de stoomboot- binnen vijf minuten uit
het oog verloren en God weet, of wij
haar ooit, op de hooge zeeön terug zou
den zieri.
Ik heb ~P7.e°"d dat de wind na zons
ondergang flink ivas opgestoken, en
de zee stond hoog ,toen wij 't schip
om twee uur ',s morgens verlieten, en
het was zelfs niet veilig in de sloep
voor de kust te kruisen, waar wij nog
zoo weinig van wisten. Ik heb altijd
erkend dat 't meer geluk dan wijsheid
was. dat w!- ten laatste den oever oe-
reikten. en ons allen nar. maar v,oi
moed op 't droge witte zand aan ïanu
zetten dicht, bii den voet van de ladder.
Er was in de baai plaats genoeg voor
't schip en d'e bemanning, en nadat
wil de sloep op 't strand hadden ge
trokken. gaven wij onze orders aan
Harry Doe, en lieten hem daar op zijn I
post.
Als er eenig gevaar dreigt, seniet
dan je geweer af, zei ik eenmaal
als je ons wilt. roepen, twee keer. als
je dienkt. d'at wij op een afstand moe
ten bliiven. maar die maatregelen
moet je op 't allerlaatst nemen, en ik
hoop dat je ze in 't geheel niet noociig
hebt.
Hij antwoordde: Jawel, Jawel, met
een stem als 't gebrom van een Leer.
en wü vieren. Peter Bligh. Seth Bar
ker. die jongen George en mijn per
soontje klommen als katten de ladder
0'-» en stonden boven op de klip. 't Is
niet juist waar. dat 't hart ons toen
in die schoenen zonk, want, ik was
voor geen mensch of dier bang, ja
zelfs niet voor den duivel, en dien
nacht evenmin, noch dé anderen, dat
kan ik gerust van hen zeggen. Maar
wii heririb©rden ons wat wij op de rif
gezien hadden, de woorden die Rutli
Bellenden tot mij gesproken had. en
wat mij en den jongen overkomen was,
toen wij dén vorigen xeer aan ïana
waren, en 't was dan ook ntet te ver
wonderen, dat onze harren een weinig!
sneller klopten, en onze handen nu en
dan naar onze pistolen grepen oio
wij bij ons dlroegen. Want bedenk,
dat wij 's nachts waren m een uïent
begroeid woud. zoodat de boomen on:
als spookgestalten voorkwamen en een
pad zoo smal als de plank van een
schin zonder te weten wie ook m 't
boscb liep of eenige zekerheid! wat ons
daar beneden zou wachten. Wie zou
dan niet stil ziin en zichzelf ontvein
zen, dat 't slecht zou kunnen afloopen,
en lui de zon nooit meer terug zou
zien? Jasper Begg niet, dat kan ik ge
tuigen. Hiniet. bij al wat waar is.
Ik plaatste mijzelf aan 't hoofd van
dé manschappen, en om de koers be
ter te kunnen bepalen, ging ik op han
den en knieën liggen, als een viervoe
tig dier, gaf op een rieten fluitje tee
kenen aan de achtersten en leldoe ze
goed! en wel door het wour. naar (ie
uit. teenen gevlochten brug, en éou
van daar recht naar het. buis daar be
nedten zijn gedaan, maar er gebeurde
iets, juist, waar 't bosch wat lichter
werd, toen ik opstond om hun te vra-
ge er over te eaan. Het is zeker, dat
iedereen er van schrikte, evennun -vet-
won derde het mii dat Peter Bligh luid
schreeuwde nadat hij eerst groote
oogen opzette.
Heilige Moeder der Muziek, zei
hG 't zijn de engelen die zingen, of ik
ben een leelnke neger.
Houd m mond. antwoordde
fluisterend: ben je dan bang voor twee
jonge meisjes?
Drie, zei hij. Wanneer mijn ar
me vader
Houd toch op met je vader, zei
ik. Wees toch bedaard' en wacht.
Hierna lag hij stil, en wij anderen
gaapten met open mond. aisoi wij
een sprookjesboek lazen. Daar v^.n-
ons kwam drie jonge meisjes van trap
tot trap van de zwarte rotsen sprin
gen; ja. zoo wonderlijk en lief als ooit
in oogen zagen. Je zult wel vragen,
hoe wij ze allen in den inktzwarten
nacht konden zien, maar laat nnj u.
er bij vertellen, dat zij goede harsach
tige toortsen in d'e hand droegen, en
het laaiende licht, dat zich goud- on
karmozijnkleurig tegen de rotsen ai-
tcekende, scheen even helder en ver
als een scheepslicht Ik zég, <'"t ik
zooiets nog nooit gezien had. en ook
nooit meer zal zien. Daar kwamen de
drie meisjes als jonge reeën op ven
heuvelrand zingend en lachend uan.
en wat meer was. zij spraken met el
kaar zulk een koddige taal, hier een
woord Fransch. daar een woordje
Duit,sell, en daarna iets over mij, uat.
ik niet. kon begrijpen.
Wie heeft ooit zoo rets gezien?
En hun kleeding, hun kleeding, fluis
terde Peter Bligh. Maar ik pracht
mijn hand. voor zijn mond en deed
hem zwijgen.
De kleeding is heel gewoon, zei
ik, wat mij verwondert is. h e die dri
daar op zoo'- plaats komen. F.n van
gegoeden stand ook. als ik wel zie!
Het waren aardige schepseltjes. ?n
hun kleeding stemde met ben overeen.
Korte rokjes, met bloemen versierd,
lijfjes van boven uitgesneden, en muts
jes op. waaronder het haar in groote
los-, krullen neerviel, geleken zij veel
op danseressen die men op het tooneel
z;en zij waren net zoo bedrijvig.
En hun dan zoo zoet en muzikaal te
Imuran zingen, als een koor van ucaos
tusschen de ravijnen weerklinkena,
.ia, dat is iets dat men niet licht ver
geet, Maar wat zij daar deden, of
hoe zij daar kwamen, dat mocht de
Hemel weten, en niet zoo'n eenvoudi-
gon zeeman als Jasper Begg.
Wat zeg&en ze. Peter, wat maak
je er uit op? Ik vroeg het hem onder
mijn arm door.
't Is Fransch, zei' hij, en als t
dat niet is, dan is 't Duitscb
geen christen, die ik ken weet daar tus
schen eenig onderscheid'.
- Peter zei ik. 't lijkt net zooveel op.
j Fransch als jou. taal. Luister nu.
Hij luisterde, en oogenblikkelijk
i hoorden wii een aardig echo uit 't dal,
'want zij wntvn nu naar beneden go-
n naar de tuinen; en wanneer zij
n woord dikwijls herhaalden, gaf 't
zoo'n muzikalen toon al ik ooit genoord
heb.
Wordt vervolgd.