Licht en Schaduw. WIJ. De menschen schijnen van mij te denken, dat ik geen erge bolleboos ben. Toch heb ik eens van mijn leven een prachtigen zet gedaan. Schoon ik moet bekennen, dat zij er meer deel aan had, dlan ik; maar er zijn men schen genoeg, die nooit iets goochems doen. Om met mijzelf te beginnen, ïk. beu baron Karei Jan van Harmeien van Oven-veen, en ik zit er men zou bet bij zulk een naam als ik heb niet ver wachten warmpjes in. Mijn voogd zorgde voor mijn bezittingen tot mijn drie-en-twintieste jaar. Al® iemand dien leeftijd bereikt, wordt hij al wat wijzer, als bij bet ooit wordt. Haweke en Solomon dachten d!it met mij niet bet geval. Misschien hadden zij grond voor hun onderstelling. Toen zij mij althans het prospecteus toonden van „De Koninklijke IJslandische Goud- Maatschappij. Beperkt", vond ik het zaakje nogal aannemelijk. Het pros pectus zei ook dat de onderneming puik was en als dat zoo gedrukt siaat. dan geloof ie het nog eerder, fir stondten een hoop cijfers in, aanroo- nende hoeveel ijs er gesmolten zou kunnen worden, hoeveel goud daaruit gewonnen werd. hoeveel de hosten wa ren en dat. die winst zou zijn 50 per cent. Het scheen mijzoo'n voordeelige affaire, dat ik geneigd werd er aandee- len in te nemen. H'm! zei ik. Ik geloof, dat de aandeelen mischien alle al geplaatst zullen zijn!? Op mijn woord, ik... Mijn waarde baron, zei Haweke, indien ge werkelijk lust hebt Natuurliik heb ik er ooren naaT, zeker, antwoordde ik. Nu, laat 't dan maar eens aan mij over. We zullen u wel een mooie Kans geven, zeide Solomon. Hoeveel aan deden wilt ge hebben? Wel, zei ik, ik kan over niet meer dan f 120,000 beschikken op 't oogen- blik, zondter den ouwen Van Hasselt in d!e zaak te mengen, ik laat hem er liever buiten, want hij zou naar mijn moeder gaan en daardoor misscnien het plan verijdelen. Van Hasselt is onze rentmeester. Ik kan dus niet meer dan f 120,000 fourneeren. De aandeden waren van 12. Beste baron, zei Solomon, ge zult ze hebben. Binnen een maand staan ze op het dubbele, en dan nebt ge een mooi sommetje gewonnen. Een paai' daeen later benoemden ze mij als president. Ik za- er *t nut met van in, maar ze brachten mij aan 't verstand, dat 't was omdat ik. baron was en zoo gezien ook in de sportwe reld als een bekend footballer. Ik kan geen speeches houden, zei ik nog. of veel deelnemen aan 't be heer. Dat is niets, verzekerde Haweke. Solomon en ik zijn de beheerende di recteuren. Natuurlijk zullen wij noo- geri nriis stellen op uw adviezen van tijd tot tijd. Waar moet ik dan mee uegin- nen? vroeg ik. De president moet toch af en toe zijn stem laten hooren. Oh zeer zeker, zei' Haweke. Ga met ons vamniddag de bureaux eens rond, en maak eens kennis met het personeel. Misschien vindt ge wei bet een of ander te verbeteren daar. We gingen dus naar d'e bureaux. Toen wij de kamer der klerken binnen traden, zei Haweke: Mijneheeren, ik heb de eer u voor te stellen baron Van Harmeien van Overveen, onzen president. Zij. stonden allen op en ik toonde da grootste belangstelling in nun, werk, en vroeg hun naar alles wat ze Nieuwe Amerikaansche Stoombpandspuit. Het is bekend, dat de inrichting van nieuwe toestel. Schetsen van DEKA. Botsing der meeningen. De regelmaat van bet geregelde leven scheen in elk voorwerp van bet buis, ja zelfs in elke beweging der drie bewoon sters uitgedrukt. Het waren drie zusters: Bets, Jans en Dina, en hoewel ze alle drie erg oud waren, was Dina toch de jongste. Dit punt was bet ©enige waar over de meeningen wel eens verschil den. Overigens waren ze alle drie voor kalme, oirde en regelmaat regelmaat vooral. Die moest zijn uitgedrukt in al les wat het menschdom deed of niet deed. Als voor eene zekere beweging die of die kracht van den arm noodig was. vonden de drie juffers het verschrikke lijk als men zich in dit opzicht te bui ten ging. Geen deuren dus sluiten met buitengewone kracht, evenmin als hard den neus snuiten in haar eerbiedwaar dige tegenwoordigheid vooral niet in haar huis, niet te snel een stoel verzet ten, geen gerinkel met kopjes, messen, of wat dies meer zij! Geen schreeuwen ook als 't niet noo dig was. En vooraJ, alles op zijn tijd. Niet vandaag om half negen ontbijten, en morgen om dtrie minuten over half negen, niet in de herfst vuur aanleggen, al was de dag kouder dan een wimter- dito. In dit huishouden was de vroolijke Ger verzeild; hoe wist eigenlijk nie mand. Ger zölf niet bij nader inzien. Maar haar ouders hadden het zoo fat soenlijk en secuur gevonden,, de juf het brandbluscbwezen 'in de groote steden van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika op een hoogen trap van volkomenheid staat en met recht vooi'beeldig kan worden genoemd. Te San Francisco heeft men nu onlangs een stoombrandspuit ingevoerd, d'ie zoo ongeloofelijk prachtig werk doet, en daarbij van zoo verbluffenden een voud is, dat zij ..waarschijnlijk zeer spoedig in andere1 steden, ook in Euro pa, haar intocht zal houden, Wij ge ven daarom een afbeelding van het Het wagenstel, dat berekend is op bespanning met slechts éen paard, lijkt, zooals men ziet, veel op een ka nonwagen, en draagt in het midden een vierhoekig platform, met een lood recht staanden, korten, dikken' cylin der, op welks boveneinde, door middel van een kogelschamier, d'e stijve brandslang bevestigd is, dieovereen komst vertoont met den loop van een sn elvuurkanon. Deze loop is voorzien van een hef boom, die er toe dient, de islang de vereischte hoogte en zijdelingsche richting te geven. In het verwij de gedeelte van den cylinder, onder t platform, waarop de eenige man die de spuit bedient, steunplaats vind monden 6 korte buizen met korte stuk ken slang eraan, uit, waaraan, zoo noodig, 6 slangen van stoom- of hand brandspuiten geschroefd kunnen woi den, die water naar den cylinder voe ren. Door de inrichting van ie cy linder wordt het waiter met groote k'-aclit opgeperst, en door den loo, de vlammen geworpen. deden. Zij schenen alles zoo best te doen ,dat ik met geen mogelijkheid zag hoe ik hier iets zou kunnen ver beteren. Toen gingen we naar een andere ka mer, waar een lieve jongedame zat in een eenvoudig maar snoeperig blousje. Zij had een van die kleine ronde ge zichtjes, onschuldig, töch guitig en zij maakte een lichte heel correcte bui ging. Dit is juffrouw Reilly, onze type writer, zeiden zij. Laat ik u niet storen, juffrouw, zei ik. 't Is keurig weer vandaag. Het tegendeel was waar. Het was hon denweer. Het is mooier dan het geweest is. luidde het antwoord. Houdt u veel van typewritenï Het is mijn broodwinning, baron. Toen ik er mee begon, werd het mij niet gevraagd of ik er van hield. Juffrouw Reilly doet haar werk uitmuntend, deelde Haweke mij mee. Dan. zei ik, wordt zij zeker wel goed betaald. Zeker, zei Haweke zeker! Wat voor salaris ontvangt juf frouw1 Reilly? vroeg ik. Hm! zei Haweke. Ik denk Hij keek naar Solomon. Wel, zei Solomon, voor het oogen- blik Mag ik het n vragen, juffrouw Reilly? bracht ik in 't midden. Zeker wel, baron. Acht gulden per week. Werkelijk, zei ik met vast© stern, dit schijnt een aangelegenheid waarin verbetering dringend noodig is. Natuurlijk, zei Haweke natuur lijk Ik was toch van plan haar sala ris te vermeerderen. Zullen wij zeggen twaalf gulden? vroeg Solomon mij. Achttien gulden, meende ik. Ik zal den kassiér order- geven tot uitbetaling van achttien gulden, beloofd© Haweke. Mijnheer de baron is steeds bereid', juffrouw Reilly, om goed werk or> prijs te stellen. Zij keek zoo vergenoegd en dankte mij zoo lief, dat ik er spijt van had, dat ik maar niet gezegd had vijf-en- twintig gulden. Het scheen mij een schande toe, dat zulk een lieftallig kind moest typewriten. Eens ol twee maal daarna bezocht ik haar nog eens om mij te overtuigen', dat zij haar ver hooging uitbetaald! kreeg, en sprak ik, met haar. Zij bleek de dochter van een officier; maar haar vader was dood en haar moeder was ziekelijk, zoodat zij werken moest voor den kost. II. Op een mooien middag maakte ik een wandeling in het Park vóór het diner, toen ik haar tegenkwam. Ik wist., dat zü dien weg uit moest naar huis en ik dacht er over hoe zij 't zou opnemen als ik vroeg naar een klein eindje te vergezellen ,toen zij mij plotseling zelf staand1© hield. E©n paar woorden slechts, ba ron? woeg zij Zooveel als ge maar wilt. zei ik. U is een achtenswaardig edelman? WeL zei ik verbaasd, ik hoop dat ik het hen. Re reken er op, dat u geheim zult houden, wat ik n ga zeggen Ik kan mijn betrekking niet missen. U kunt volkomen op me vertrou wen, verzekerde ik haar. Zij aarzelde een oogenblik. klaarblijkelijk de pun. ten van haar kleine schoentjes bestu- dleerend. Ik geloof niet, zei zij eindelijk, dat u op de hoogte is van *t feit, dai uw maatschappij slechts een papieren maatschappij is. - Wat, rien ik uit, en het prospec tus dan. Zii schoot plotseling in een lach, die mij mede aan *t laan en maakte. - Het prospectus! Gelooft u dan één woord van dat ding? Ik woes- haar om even te gaan zit ten. - Ik veronderstel, dat u mieent, dat er niet te veel goud is? Er is heelemaal geen goud. En zal wel nooit goud zijn ook. De maat schappij is slechts opgericht om goed- geloovigen het geld uit den zak te kloppen. Natuurlijk gelooft u mij niet; maar Niemand, die u niet zou kunnen gelooven, verzekerde ik haai*. Nie mand. Maar Haweke en Solomon zijn toch leep genoeg. Dat zijn ze. Al te leep. Zij. een paar vrienden, en u, heb ben al de aandeelen. Dan moeten ook zij hun geld' ver liezen. Welneen. wil ik u eens zeggen, hoe de zaak in elkaar zit? Als 't u blieft. U is al te goed. Zij hebben aan de makelaars last gegeven om op groote schaal te koopen, wetende dat er bijna geen en kel aandeel te koop is. Als er nu een paar aandeelen aan d'e markt komen en die gekocht worden tegen hoogen prijs, dan zullen de menschen denken, dat er veel geld mee te verdïenen is. Zij zul. len zien, dat de president een edel man is van positie, met een reputatie als eerlijk Hollandsch sportsman. Ik boog. niet wetende wat anders te doen. sOp deze wijze zullen Haweke, Solomon en Co. van lieverlede hun aandeelen voor goed geld van de hand doen. en u en d'e nieuwe aandeelhou ders zullen tot de ontdekking komen, dat u met eon waardeloos pak papier zit opgeknapt. Ik ben dan wel een groote awaas geweest! Maar hoe spring ik er tus- schien uit? Weet u dat niet? Ik wel- Als zij voldoende orders hebben gegeven om veel te koopen, verkoop hun dan, via de makelaars, uw aandeelen. Ik schaterde het uit van het lachen. Op mijn woord, juffrouw Reilly, zeide ik, u is even verstandig als als schoon. Oh, neen! zei zij met een blos. Wel, gaf ik toe. misschien niet zoo schitterend van verstand als van schoonheid. Dat meende ik in 't geheel met, u te doen zeggen, zei zij. Werkelijk, baron, u Och, als 't u blieft, wees niet boos, smeekte ik, want ik meende wat Ik zei. Dat maakte het nog erger, vol gens haar. Wij kwamen overeen, clat zij mij zou laten weten wanneer ik mijn make laars last zou geven,, mijn aandeelen te verkoopen, en wij gaven elkaar reeds de hand ten afscheid, toen ik nog één vraag meende te moeten stel len. Juffrouw Reilly, vroeg ik, als ik mijn aandeelen kwijt raak aan Hawe ke en Solomon, zouden zij ze dan nvet verkoopen aan een paar arme drom mels, d'ie 't verlies niet zoo goed' kun nen dragen als ik? Dat kunt gij niet helpen, ant woordde zij. bedaard. Bij den liemel. dat kan ik wel! U beloofd'et te doen w.at ik ti zei. Ik wil biina alles doen wat u mij zegt in 't water .springen, of Waarschijnlijk kunt u zwemmen, merkte zij sarcastisch op. Ja-a. Nu, dan in 't vuur. Ik kan verbranden! Wees niet zoo dwaas! Ik vraag u vergiffenis, baron. Maar waarlijk u is^ Zon iets als een zot. vulde ik spij tig aan; maar ik hoop, zooals u gezegd hebt, een achtenswaardige zot. Ik weet wat u kunt doen, zeide zij, als kreeg zij plotseling een inge ving. Zoodra u hun uw aandeelen hebt verkocht, zendt u een bericht aan de nieuwsbladen, meldende, dat u uw connectie met de maatschappij hebt afgebroken. Juffrouw Reilly, zei ik, u is on betaalbaar! De volgende week ontmoette ik naar iederen dag. Zij zeide. dat het niet noodiig was .elkaar zoo vaak te ont moeten. maar ik drong er op aan, daar ik vreesde, zei dl© ik, anders toch mis schien nog een 'dwaasheid te begaan. Zij gaf mij tal van aanwijzingen en ik volgde ze naar de letter op. Indien ik niet een klein beetje van een bolle boos had weggehad, zou ik dat toch niet hebben kunnen doen. Eindelijk verkocht ik alle aandeelen aan Hawe ke en Solomon, via hun verschillende makelaars, met een winst nog wel van even f 84,000. Daarna zond ik mijn brief aan de kranten. Toen hij daarin dten volgenden dlag stond afgedrukt, kon ik een schaterlach niet bedwingen. Daarna wandelde ik naar het. kan tooi- om Haweke en Solomon of hei den, indien ze wilden de kan® te geven mijn schedel in te slaan. Zij waren er nog niet, ik ging dus bij juffrouw Reilly zitten en zei haar, dat zij deel moest nemen in de winst; maar zi i wildle niet. Eindelijk kwamen de heeren. Oh, raasde Haweke, Hier is de lieve jongedame, die ons verkocht heeft. Pas maar op, dat ze je niet een erger koopje levert, dan ze nu ons ge daan heeft Dat is genoeg, zei ik, opstaande. Wij zullen juffrouw Reilly niet meer noodig hebben, zei Solomon zal vend, nu haar geachte vriend, de pre sident, ons heeft verlaten. Zet uw hoed op, juffrouw Reilly, beval ik kalm; en zij gehoorzaamde zonder een woord te zeggen. Ongetwijfeld, zeide Haweke, met een leelijken glimlach, heeft ae baron voortaan wel aangenamer werk voor haar Ik begreep, dat hij mij met de tong verslagen zou hebben ik heb al ge zegd', dat ik niet speechen kan daar om sloeg ik hein. na zijn liefelijke op- merking. tegen den grond. Ik wou So- j lomon naast hem neerleggen, maar I deze bespaarde mij de moeite, door ij de aangrenzende kamer te gaan, en de deur achter zich te grendelen. Zij ej ik verlieten dlaarop het kantoor. Op weg huiswaarts, door het Park, sloeg ik mijn arm om naar middel heen en vroe" ik haar tot vrouw. Zij trachtte mij evenwel weg te duwen; ■maar. natuurlijk, kon zij dit niet, en, in plaats daarvan, lei ze toen snikkend het hoorn tegen mijn schouder. Ik zal maar niet alles vertellen wat ix zei. Kort en goed ze wilde mij -niet heb- ben. Ja, zij beminde mij, sedert ik zoo wreed was geweest haar aan het praten te brengen. En daarom juist wilde zij mij niet huwen. Zij wilde wel hulp van mij aannemen uit de winst, die ik ge- maakt had, ter wille van haar moedeT, misschien, totdat zij een andere betrek- king zou gevonden hebben, indien ik ten minste meende wat ik zeide, dat ik anders het geld zou weggooien. Toen ik thuiskwam trof ik juist mijn oom Jan, die de wijsheid in onze fami lie vertegenwoordigt, met mijn moedei, en ik vertelde hun de heele geschiede! nis. Ik dacht dat 't een neele herrie zon geven, /want 't meisje is geen barones, maar er Was heelemaal geen herrie. Je hebt iemand noodig om voor j; te zorgen, zei oom Jan, op zijn gewonen, vriendelijken toon. Mijn moeder liet een paar tranen vallen in haar zakdoek, vóot zij sprak. Is zij een dame. Karei? vroeg zij. Ik verzekerde haar, 'dat. zij een engel was, uit den hemel nedergedaald. Toen lachtte oom Jan. Hij kon gekker dingen doen, Fran- ciien, zei hij. Zij heeft hem al een bruids. schat aangebracht. En hij bemint haar, zei mijn moe- der zacht. Mijn moeder en ik begaven ons dien middag naar Lucy's woning. Zij kwam voor om ons te begroeten met een blos op haar wangen., en een poging om U glimlachen. Mijn moeder kuste haar. Ik hen gekomen om mijn verstan dige kleine aanstaande dochter te zien, zeide zij. En Lucy viel in haar armen, en. schreide beusch, zij schreide! Wij vormen nu zelf een maatschappi] en al is zij de besturende directrice, ik ben toch de president. Het is een zeer beperkte maatschappij bestaande uil haar en mij alléén, tot heden. HYPNOSE. Mijn vriend Jochems was een harts tochtelijk plantenverzamelaar. Zijn -wo ning, een bovenhuis in de le Lombard- straat, was compleet een museum van kinderen Flora's, en vooral na 3en Paasch', als Jochems zijn ronde had ge daan op de bloemenmarkt, prijkten alle kamers, de gang, cle trap, ja, zelfs de dakgoot, in ongekende kleurenpracht. En het bleef niet bij liefhebberen, ai. leen; Jochems wilde dieper ingrijpen i het wezen der natuur en ging op zijn vrije Zondagen het polderland in, te herbarliseeren. Gewapend met een groene trommel, waarin op de heenreis een hard-gekookt ei, als eenige mondkost, opgeborgen was, zocht Jochems in de eerste maan den van het jaar naar sneeuwklokjes, i April verzamelde hij molsla, ©n als. de zomer in het- land kwam, was alles wat buiten groeide en bloeide, van zijn ga ding. Om een waterlelie te bemachtigen, bracht Jochems zijn kostbaar leven in gevaar en artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht bestond heel eenvoudig voor hem niét. als, op verboden grond hem lieflijk een mooie boterbloem tegen lachte. Dan, des avonds, sloot Jochems zich op in zijn laboratorium, zooals hij be scheiden het zolderkamertje noemde en begon te rangschikken en te ontleden tot bedtijd toe. En dan droomde de her barist van -bloem- en kroonbladen, van stampers en meeldraden, tot de werke lijkheid, in den vorm - u.n een krachtig kloppen op meaeers deur door Antje de oude huishoud er, hem tot de banale frouwen ook niet. Maar toen de oude schoonmaakster die tevens voor halve dagen dienstbode was, kwam te overlij den, meenden zij in ouderwetsch fata lisme, dat het nu geen oude, geschikte dienstboden meer gaf in de wereld. Zij zouden dus maar een jongere nemen. Maar ieder der dames had een bij-oog merk. Dina vond zich te jong, om altijd zoo in den ouderdom te zitten. Jans die een haantje was, meende zoo'n jonge meid beter te kunnen drillen, terwijl Bets na lezing van een zeer bijzonder boek op de onzalige gedachte was ge komen, dat eigenlijk alle jonkheid uit den booze was, en aan banden moest worden gelegd, als een wilde stier die anders zeker onheil zal teweeg brengen. Daarom ditmaal een jonge dienstbode - zij zouden trachten deze te bekeeren. Ger dacht intusschen aan alles minder dan aan innerlijke veranderingen. Hier in het sloome, dompige huis, waar alles op railtjes liep met niet eens den mati gen gang van een kreupel paard, bracht zij door haar jonge, irissche voortva rendheid onwillekeurig leven en bewe ging. Wel weTd aan alle buitengewone vroolijkheid door de drie meesteressen oogenblikkelijk den kop ingedrukt, maar in onbewaakte oogenblikken brak die toch wél eens los. Soms deed de wel luidende sterke lach van Ger de dames sidderen in hun welgewreven zitkamer. Eerst was er een spelletje geweest met de leveranciers. Vooral wanneer de sIeu- ger en de groentenman kwamen, was het een leven als een oordeel aan de voordeur. Maar dat had Bets gauw uit gemaakt. Zij was een week lang onver wachts uit de gang komen opduiken, zonder een woord te zeggen, maar haar eenigszins stekelige verschijning ver schrikte de schuldigen zoo, dat het van, toen af aan, althans eenigszins ordelijk was aan de voordeur. Toen was er een standje gevolgd met Anna, de meid van „hiernaast". Hiernaast was een drukke familie, waar je altijd zingen en stam pen of kinder gehuil hoorde. Redenen waarom de drie dames ze te ver bene den zich achtten om hij het betrekken der woning door de luidruchtigen een beleefdheidisvisite te maken. Men wis selde slechts kaartjes. Dit nu namen de drie juffrouw aan haar buren kwalijk. Zij waren daartoe gerechtigd, maar de buren niet die kwamen pas als vreemde eenden in de bijt, dus moesten zich heel timide en onderdanig gedra gen. Uit een en ander was echter een veete gevolgd, door de luidruchtigen nooit opgemerkt, omdat ze bij de drie dames in groote kilheid en stilzwijgend- J heid bestond. Maar toen waarachtig i Ger begon met gekheid maken en - lachen... en eens es gillen, toen schreef juffrouw Jans een brief aan de juffrouw van hiernaast, dat't uitmoest zijn. Dat j deed men hier niet! Oef, of die raak was! Maar nou was het met Ger dl te erg geworden. Verbeeld je. Aan de andere zijde grensde het huis der dames aan j een woning die langen tijd onbewoond j was geweest. Nu zouden er echter men schen in komen, er waren al eenigen tijd werklieden in de weer om de boel I een beetje op te knappen. Op 'n dag dat Dina toevallig nog al vroeg boven kwam om zich wat op te knappen voor de middagwandeling, zag ze dat Ger een trapje tegen de schutting zette, en erj nieuwsgierig over heen keek. Meteen kwam een jonge schilder, met een bru-I taal gezicht en opge&raaid-zwarte snor ren naar buiten; hij ging op een leer staan en begon een paar aardigheden te zeggen, malle flauwe grappen, die het bloed naar de wangen der luisteren de dame dreven. Maar opeens schrikte ze geweldig, ze diacht door den grond te zinken, want het geluid van een kus had haar oor bereikt. Met de laatste krachten die haar restten richtte zij zich óp en loerde over de vensterbank heen. En jawel, ze zag Ger lachend wegloo* pen. waarschuwend dreigend naar den brutalen kerel. Hoe Dina nog beneden kwam ver klaarde zij later zelf niet te begrijpen. Intusschen zij kwam er, liet zich met de vermenging van e.en gil en een zucht op de paardeharen-canapé neerploffen en stak de rechthoekige armen smee- kend de lucht in. Eerst het tweede glas goeie oude, beste, port port bracht haar bij! Nadat ook de anderen zich gesterkt hadden met een enkel kelkje, meende men krijgsraad' te moeten beleggen. Er moest een enkel woordje gesproken worden, een woord onderling en tot Ger. Bets was op grond harer levensover tuiging voor ©ogenblikkelijke uitwerping. Dergelijk onkruid mocht niet langer groeien op dezen grond van eer en deugd. Uitgeroeid moest het worden met wortel en tak. Jans was hiertegen om dat het geen voorstel van haar was. Waarom moest men zoover gaan. Was het niet beter dit kind op het verkeerde en. verderfelijke te wijzen, haar de hel pende hand toe te steken nu zij op het punt stond te verzinken? En zij vond een medestandster in Dina, wier zenu wen nog nerveuselijk trilden door den pas ontvangen schok en die daardoor ■eenigszins aandoenlijk was, verklaarde onder een vloed van tranen met het har de voorstel van Bets niet te kunnen meegaan. Zij zei iets van jeugdigbloed en jonge woestheid alsof ze de feiten maar zoo rondom zichzelve voor het grijpen had. T en werd Ger binnengeroepen. Ze schrikte klaarblijkelijk heelemaal niet van de zeer hoorbar© stilte, die de drie juffrouwen bewaarden als plechtigen inzet van het strafgeding. Ger stond half lachend, met eenigszins geopenden mond, frisch-rood gezicht, en „ter zijde" rustende armen. „Of de juffrouwen niet geroepen hadden?" Ha, dacht Jans-met vinnigen geest, blij den strijd te kunnen openen. Even liet zij de breinaalden rusten, en „Roept een ander je dan wel eens in dit huis, Ger?" Thans volgde ©en stilzwijgen van Ger. Schijnbaar uit verlegenheid en aldus werd het dan ook door de dames uitge legd, maar inderdaad uit verwondering. Zij begreep niets van dat raadseltje, en bevroedde ook niet in welken' gewichti- g©n crisis van haar leven ze verkeerde. „Een ander, juffrouwHoe be doelt u?" Haha, zij dacht de dames beet te ne men. Daarom viel Dina uit: „Antwoord nu eerst eens op onze vraag, eer dat je er aan ons gaat stellen. Ik zal duide lijker worden: wie was die vent. waar mede je je van ochtend afgaf?" Zij wilde er nog iets bijvoegen van dien zoen, maar dat woord wilde haar maagdelijke lippen niet passeeren. Ze hadden er in al de vijftig jaren van hun bestaan nog geen kennis mede gemaakt! Maar zij zou er ook geen gelegenheid voor gehad hebben. Want meteen nam Ger ongevraagd het woord. Haar ge zicht was nu purperrood geworden. „Die vent", viel ze uit, „die vent! Dat is geen vent. Dat i,s een heel fatsoenlijke man Fatsoenlijk, barstte het koor los, fat soenlijk, een vent die jou durft durft kussen Nou, daar is 't toch m'n. vrijer voor! Als 'n onder 't zou lappen, zou ik e De roode armen deden een zwaai door de lucht die aan duidelijkheid niets te wensehen overlieten. En hoe lang ken je diedie man? O, al wel een maand! En ik moet u zeggen, dat ik hem niet zal laten loopen voor een dienst als deze. Zoo'n knappe jongen! 't Zou wat moois zijn. Ik heb het u al lang willen zeggen, maar nu moet het er maar van komen ik zeg... Halt sprak Jans met trotsch hoofd gebaar. Wij zeggen je den dienst hoe eer hoe beter. Meeningen als door jou gehuldigd kunnen in dit huis niet geduld worden. Je moet maar zoo spoe dig mogelijk vertrekken. Zoo hielden de dames de eer aan zich. Maar Ger nam wraak. De schilder kwam Zelf de kist met goed van Ger halen, en hij sprak Jans die naar boven was gezonden om op mogelijke gapperijente létten, onveranderlijk aan met „jonge juffrouw". Jans stikte van woede, hoewel zij het later beneden met een soort van triomf vertelde. Wat een oogen had die vent ook in z'n hoofd!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 6