Eet Hiis lier fle Zee Tweede B3ad, Ben Viljoen's IBoek. Behoorende bij „Haarlem's Dagblad' van Donderdag 16 October 1902 Nr. 5920 Officieeie Berichten. NATIONALE MILITIE. KENNISGEVING. De BURGEMEESTER van HAAF. LKM roept bij deze 00 den milicien verlofganger Wilhelmus Leonardus Egicl'ius Rooy, no-minerverwisselaar met Johan Frederilc de Rijk, uit de ge meente Haarlem, van de lichting 18%, behoorende tol het ~e regiment Infanterie, om zich op 3 November aanstaande, des namiddags vóór vier ure, te bevinden te Amsterdam bij zijn korps, voorzien van. al de voorwerpen van kleeding en uitrusting, door hem ■ij zijn vertrek met groot verlof mee genomen, ten ëinde overeenkomstig art. 131 der militiewet 1901, voor den tijd van zes weken in werkelijken dienst te worden geisteld. Haarlem, li October 1902. De Burgemeester voornoemd, BOREEL. Het is een lijvig boekdeel van ruim 350 pagina's druks, de herinneringen van Ben' Viljoen uit den Anglo-Boeren- oorlog. De schrijver, die bij zijn gevangenne- ming beroofd werd van zijne aanteeke- ningen, moest zijn herinneringen zonder eenige data ol faoti neerschrijven en al leen zijn geheugen raadplegen. Bovendien hij schreef zijn boek tij dens zijn ballingschap op St. Helena leefde hij telkens in gevaar dat Kolonel Price, die daar het bevel had en door den schrijver met de namen „lafaard" en „ploert" bestempeld wordt, het, manus cript zou vinden, en denken dat het in strijd was met het parool. De geschiedenis vangt aan bij het he vel om op te rukken naar het front, toen de Boeren -aan de Engels clie Regee ring een ultimatum hadden gesteld. De drukte, de agitatie, de opgewekte geest drift waarmede de strijd aanvaard werd worden geteekend. Als een doffe weerslag daarop volgt de beschrijving der nederlaag bij Elands laagte en de daarop gevolgde mismoe- dïgdheid en groote lust om „huis toe" te gaan. Van de belangrijkste veldslagen volgen dan beschrijvingen: „ups and downs' van het soldaten leven, .eenvoudig, le vendig en naar allen schijn volkomen naar waarheid beschreven. Schrijver heeft geen critiek willen oe fenen doch kan die niet altijd in de. pen houden en oefent zelfs vrij scherpe cri tiek uit bij zijn bespreking van het be leg van, Ladysmith, waarbij bij o. a. schrijft: „Alvorens dit hoofdstuk te sluiten wensch ik nog melding te maken van eenige gebeurtenissen, die gedurende het beleg van Ladysmith hebben plaats gehad.f-Iet is onnoodig een uitvoerige be schrijving te geven van de vernieling van Long Tom op Lombardskop of van de opblazing van een ander kanon ten Wes ten van Ladysmith, en dat behoorde bij het Pretoria-commando. Van Engelsche zijde is daar reeds veel over geschreven, veel kapitaal daaruit geslagen en menige D. S. O. en V. C. zijn er voor uitgereikt. Helaas, ik kan niets bijbrengen, om de schande van onzen tijd te dekken. Het opblazen van Long Tom was in de eerste plaats louter verraad en in de tweede plaats verre gaande nalatigheid. Kommandant Weil- bach, die met zijn gansche Heidelberg- kommando bet kanon had moeten be schermen, was zijn natie ontrouw ge worden en had zich laten verleiden. De Heidelbergers zelf hebben getoond, dat zij onder een anderen kommandant en een beter officier, uitstekende krijgslie den waren. Majoor Erasmus was de tweede schuldige. Hij was steeds onder den invloed van wat men niet aqua pura kan noemen, zoodat van hem wei nig goeds kon worden verwacht. Hij noemt voorts de krijgstaktiek van Generaal Joubert raadselachtig, een on verklaarbare veldheerspolitiek. Aan de beschrijving der daden te velde zijn onder den titel „Belangrijke bijvoeg sels" enkele artikelen toegevoegd over allerlei onderwerpen: het voeden en kleeden der kommando's; hoe zij treinen buitmaakten; de Britsche sol daat en de burger als krijgsman; de Boer- offlcler; tie burger; over de wapenen in dezen oorlog gebruikt, en ten laatste een uitvoerig artikel over de verloren kansen, dat wij, wegens de belangrijkheid, ge heel overnemen. Misschien, zegt de schrijver, zal er gezegd worden dat het on- onbiilijk is op dit tijdstip, nu men de fouten van beide zijdén duidelijk kan zien, critiek uit te brengen. Dit is ook eigenlijk niet mijn bedoeling. Ik wensch geen critiek te geven, maar alleen eenige feiten aan te halen om aan te toonen, hoe zoowel Brit als Boer kansen hebben laten voorbijgaan die, indien op het juiste oogenblik te baat genomen, mis schien een heel andere wending aan den loop van dezen oorog zouden heb ben gegeven. Nadat de vijand den SOsten October 1899 te Dundee feitelijk verslagen was, liet nu wijlen generaal Joubert toe dat hij in gedemoraliseerden en verwarden toestand met al zijn kanonnen naar La dysmith ontvluchtte; terwijl hij, Joubert, tien duizend bereden burgers in gereed heid had in de omgeving van Glencoe en Buffelsrivier met goede paarden en vol geestdrift en ijver. Toen Sir George White den 30en Oc tober 1899, te Ladysmith werd' verslagen, meer dan 1600 man aan dooden. gewon den en gevangenen verloor, en hij met zijn leger Ladysmith invluchtte, welke plaats toen nog maar zwak gefortifi- ceerd was, bleef generaal Joubert in ge breke te doen wat elke bekwame bevel voerder zou gedaan hebben; namelijk, toen de vijand hem zijn hielen toonde en terugvluchtte, om hem flink en met macht op te volgen en Ladysmith te ne men. Endit kon gedaan zijn, toen alles in het dorp in opwinding en wanorde was en eer generaal White zijn troepen weer slagvaardig had kunnen maken. Niet alleen werd dit niet gedaan, maar zelfs werd de spoorweg van Ladysmith naar M.arïitzburg eerst dagen, nadat. La dysmith feitelijk was ingesloten, opge blazen en de communicatie gestoord. Deze nalatigheid van onzen kant gaf den vijand kans zijn scheepskanonnen in La dysmith te brengen, die ons later zoo veel last en ellende hebben gegeven. Maar het bevel van generaal Joubert, dat wij va n Estcourt en Mooi rivier moes ten terugkeeren, toen de weg naar Ma- ritzburg bijkans voor ons openlag, over trof zelfs het hiervoor genoemde ver zuim. Ik heb hierover elders meer ge zegd. Toen generaal Buller te Colenso werd teruggeslagen met verlies van eilf kanon nen en zoowat 1250 man, werd hij niet opgevolgd, en werd er geen gebruik ge maakt van deze gelegenheid, waar wij succes hfilden kunnen behalen. Ik stem toe dat te Spioenkop en te Vaalkrans onze burgers te afgemat wa ren oui den vijand met kans op welsla gen te vervolgen. Het niet-nemen van Mafeking door Cronjé is een van de flaters die men evenmin kan vergeven als het niet-in- nemen van Kimberley. Er behoeft zelfs geen sprake te zijn van de kans op suc ces. Beide pielde en konden met weinig verlies door een flinke bestorming geno men worden. Wat het idee was van onze bevelvoerders om met zooveel spoed op te trekken tot een eind in de Kaapkolo nie en dan zich plotseling vast te gra ven bij de Stormbergen en Colesberg is een van de raadselen die ik niet kon oplossen. Toen men nu eenmaal vijands grenzen was overgetrokken, kon het geen verschil meer maken of men eenige mij len meer of minder ver doordrong. Onze hoofdaanvoerders hadden de geschiede nis van den Amerikaanschen Burger oorlog en zoovele andere oorlogen aJs leiddraad moeten nemen, hoe men bij een inval moet handelen. Zij hadden slechts behoeven te letten op den Jame- son-inval om te leeren dat het welsla gen van invasie afhangt van de vlugge en flinke beweging van den invaller; want wij waren niet in staat geweest hem met zijn 800 man te stuiten, vöor hij reeds langer dan een week in de re publiek was en reeds tot Krugersdorp was doorgedrongen. Waren de onzen, toen zij de Kaapkolonie binnendrongen, met allen mogelijken spoed langs den spoorweg opgerukt; terwijl links en rechts kommando's zich even snel had den bewogen, dan hadden zij ongetwij feld Kaapstad bereikt of ten minste bet Hexgebergte, eer Lord Ronerts in staat was geweest voldoende troepen te Kaap stad te landen om onze kommando's te stuiten; want de troepen destijds be schikbaar, waren niet in staat geweest eenigen gedetermineerden inval der Boe ren te beletten: de troepen zouden in pa niek teruggevlucht zijn.. De kommando's hadden zelfs geen gevaar geloopen af gesneden te worden of aan voedsel ge brek te krijgen, zooals Napoleon bij zijn inval in Rusland, toen mj te Moskou wegens gebrek aan voedsel moest terug keeren en zijn gansche leger bijkan® van honger bezweek; wam de Koloniale Afri kaners waren aan ons door banden van bloed en vriendschap gebonden. Waarom kommandant Olivier, nadat hij generaal Gatacre te Stormberg ver slagen had, hem niet opvolgde, heb ik nooit vernomen of begrepen. Waarom generaal Schoeman te Coles berg met een groot leger bleef zitten wals, omdat, hij zijn land en volk verra den had, beruchte lafaard die hij was. Al deze grove fouten schrijf ik toe en ik hoop dat ik niet onbillijk ben aan de volgende feiten: 'le. Omdat wijlen generaal Joubert niet de man was om zulk een groote onder neming te regelen en te leiden, daar hij nog te veel vastkleefde aan oude zeden en gebruiken en hij niet genoeg ijver en doortastendheid bezat; 2e. omdat bij het uitbreken van den oorlog generaals werden aangesteld door den Uitvoerenden Raad en niet door het departement van oorlog. Zoo werden bv. drie leden van den Uitvoe renden Raad door dat lichaam zelf tot generaals benoemd, En wat was het ge volg? Ten slotte, omdat bij bet uitbreken van den oorlog in de meeste gevallen niet de gewensehte officieren aan het hoofd stonden. Als bewijs hiervan kan men niet beter doen dan verwijzen naar hetgeen er gebeurd is na de inname van Bloem fontein en Pretoria. Het Britsche leger liet, zooals ik elders getracht heb aan te toonen, in Natal een schoone gelegenheid voorbijgaan om ons te verlammen, toen wij in wan orde van de Tugela en Ladysmith te rugtrokken, en later weer bij onzen te rugtocht van de Biggarsbergen naar Laingsnek. Lord Roberts liet een mooie kans glippen, toen de groote kommando's die in de oostelijke deelen der Kaapko lonie onder generaals Lemmer, Grobler en Olivier warén, met bijkans duizend wagens uit de kolonie naar de Z. A. R. terugtrokken. Ook na de slagen van Donkerpoort, en Berg-en-Dal had de- vij and een mooie kans gehad ons groot verlies toe te brengen, waarvan hij geen gebruik heeft gemaakt; terwijl hij de •beste kans liet voorbijgaan .in September 1900, toen wij het treinspoor te Heetor- spruit verlieten. Hierover heb ik meer gezegd in mijn beschrijving van den tocht door het Bosehveld." Het boek van Ben Viljoen is alleszins lezenswaardig. Koloniën. Djarabi. Aan een telegram, cloor de regeering van den resident van Palemba.ng on der dagiteekening van den 15en Sept. ontvangen, wordt het volgende ont leend: Eene coilonne, sterk 150 bajonetten rukte den 4den dezer van Limbo er (Marangin) uit en bereikte via Poe- loe Djabil en Doesoen Moedo (Batin IX) Moeara Mesoemet; deze plaaits bleek verlaten, ook de tegenover lig gende doesoen Banko (Batin IX). Van den vijand werd weinig overlast on dervonden. Bij Soengei-Kandis, nabij Moeara Mesoemei, verraste de spits der co lonne eene pl.m. 25 man sterke ben de, die vluchtte met achterlating van 13 gesneuvêlldien, zeven voorlaadge- weren, een revolver, blanke wapens en munitie, waaronder veel gecom primeerd buskruit; aan onze zijde werd geen verlies geleden. De opvoer van vivres geschiedde te water door de bevolking. De gezind heid der hoofden en bevolking van Poeloe Djahil en Doesoen Moedo liet niets te wenschen over. Het machtsvertoon te Kloeng- Koeng. Uit Boeleleng wordt onder den da tum van 11 September aan de ,,Soer, Ct." geschreven Heden zijn I-Ir. Ms. „Gelderland" en „Zeeland" van Ampenan en de resi dent van Bali en Lombok met den controleur Schwartz per gouverne ment sstoom er „Zwaluw" van Boele leng vertrokken naar Kloenkoeng, dat getuchtigd moet worden. De aanleiding tot deze expeditie is de volgende Sedert vele jaren heeft een bïnnen- landsche oorlog geheerscht, tusschen het rijkje-Mangwi aan de eene zijde, en Kloengkoeng, gesteund door Badoeng, aan de ander© zijde, waarvan het nood zakelijke gevolg was. dat Mangwi werd overwonnen en opgelost. De vier districten' van dat rijkje, nl. Tjaring. Sari. Blaldio Grano en Abiani Semal, kwamen onder Kloengkoeng, doch de bewoners hadden zulk een duldeloos leven, dat zij zich herhaal delijk met klachten over de uitzuiging en mishandeling tot het gouvernement van Ned.-Indiè wendden. Nu drie jaar geleden werd aan den controleur Schwartz voor het eerst op gedragen de toestanden te onderzoeken en hij heeft dit op een wijze gedaan, boven allen lof verheven. Uitnemend kenner van de taal heeft hij persoonlijk zich kunnen overtui gen, dat de klachten gegrond waren, Op grond van zijn rapporten werden de genoemde vier districten bij gou vernementsbesluit van April jl. gesteld onder onmiddellijke bescherming van liet nederlandsch-indisch gouveme' ment. Daartegen verzet de radja van Kloengkoeng zich metterdaad, aange zien hij de districten blijft beschou wen als tot zijn gebied te behooren. Deze radja iieeft zijn residentie op 5 paal afstand van het strand en zal dus niet veel genoegen beleven van de nabijheid der vuurmonden van de Gelderland en Zeeland. Het land is mede doen- den contro leur behoorlijk in kaart gebracht, zoo dat de officieren precies weten waar en line zij den vijand moeten vinden, gesteld de vorst van Kloengkoeng had de dwaasheid van in zijn verzet te volharden. Een Maleiscli Blad. Mannen van betcekenis op koloniaal gebied hebben het <=teeds als hun in nige overtuiging uitgesproken, dat. als dè afstand, die Nederland van de Koloniën scheidt, tot op de helft zou kunnen verminderd wok den t m.a.w. als de heenscher en dé bebeerschte in beter en geregelder contact kwamen, dan nu het geval is, de voordeelen, die daaruit voortspruiten, gunstig zouden werken op de verstandhouding van beide partijen. Wie in Indie is ge weest. weet bij ervaring, dat er aan die verstandhouding nog zeer veel ont breekt. Wat wij in Indië gedaan heb ben is nooit in staat geweest, den in lander aan ons te binden en de uit werking daarvan hebben we dikwijls terdege gevoeld. In den laateten tijd in de laatste tientallen jaren zijn wij op dat punt. wijzer geworden en het was een zeer goed gedachte, toen nu juist een tiental jaren geleden in ons land een Maleiscli geïllustreerd blad verscheen, de Pewarta Boemi, ten doel hebbende de nog zwakke han- delsrela-tiën tusschen Nederland en zijne Koloniën te versterken en uit te breiden, n'iet alleen, maar ook der in- landsche bevolking meerdere bekend heid te geven, omtrent Hollandsch© za ken. personen en toestanden. Wij zijn zoo bar niet als wij schijnen en al is de door ons gevolgde politiek niet de braafste, het grootste gedeelte van ons volk, dat buiten de politiek staat, sym- pathiseert wel degelijk met die bewo ners van het schoone Insulinde. De Pewarta Boemi heeft dat aan hare duizenden lezers verteld en dat het blad in zijne pogingen tot verbroede ring der beide rassen zeer veel goeds beeft verricht, bewijst zijn tienjarig bestaan. Het hoofddoel van uitgevers en redactiede handelsrelatiën tus. sclien de Maleisch sprekende bevol king, waaronder ook de Chineezen. en hc: Moederland te bevorderen, is zoo goed als bereikt, Reedjs veel is verkre- g-m en tot stand gebracht. Grooter wordt het aantal Indische consumen ten. dat op onze markten koopt en Ier- wijl dus het blad aan den eenen kant de belangen van handel en nijverheid bevorderde, wist het en weet het nog, aan den anderen kant. liefde en ach ting aan, te kweeken voor het Moeder land en de Regeering, de inlandsche bevolking de overtuiging te schenken, dat de tijden van Daendcls en de Hol landsch© Compagnie, dagen van ver. drukking en wreedheid, reeds lang tot het verleden behooren. Zóo snijdt het mes van twee kanten en zoo heeft de Pewarta Boemi reed® tweeërlei nut gesticht. Op het gebied van handel en nijverheid werd door het blad, dat zijn lezers tot zelfs in de Straits telt, zeer veel goeds verricht en blijft het den Hollandschen ambtenaren den ze- kersten weg aanwijzen, tot meerdere uitbreiding hunner operatiën. Velen hebben doojr middel der P. B. flinke relatiën gekregen, terwijl in de moeie- lijkheid ten opzichte der vreemde en vaak ingewikkelde correspondentie zeer tegemoet gekomen wordt door dé gratis-vertaling der brieven, als anders zins. Getrouw aan de belofte, reeds bij den eersten jaargang gedaan, zijn redactie en ulitgevers steeds bereid hun steun te verteenen in zooveel nioeielijk- heden. die elk handelaar bij ervaring kent, zoowel door het geven van raad als door het. verschaffen van adressen en inlichtingen enz. Ofschoon liet Maleische blad genoegzaam bekend is, zullen velen onzer lezers er misschien prijs op stellen te weten, dat het te Amsterdam verschijnt bij de heeren Pyttersen en Nieuwenliuizen, Raad huisstraat 3 en onder hoofdredactie aat van den heer N. W. Schuurmans journalist. Moge deze korte mededee- ling velen, voornamelijk hen. die op indie handel drijven, aansporen, met le Pewarta Boemi een kennismaking aan te knoopen. nis, die zich bij nader onderzoek ont popte in een beruchten strooper, die het geestelijk gewaad had aangetrok ken om den boschwachter te mislei den. \X etenschap. Schadelijk loodhoudend servies voor koffie en theebereiding. Wij onderzochten, schrijft het Mbid. t. il. Verv., theepotten, melkkannen en waterketels, uit den handel, welke aan de binnenzijde groote hoeveelheden lood inhielden Het behoeft geen betoog, dat derge lijk servies ten strengste afgekeurd be hoort te worden. Het is immers een door proefnemingen bewezen feit, dat deze dranken in zulke potten gereed gemaakt, looddaelen opnemen en daardoor aanleiding geven tot lood- vergiftigingen. Dergelijke theepotten, melkkannen enz. worden in groote hoeveelheden in den handel gebracht en iu tal van huishoudingen gebruikt. I-Iet bedoelde iservies is van buiten vernikkeld en gelijkt op een ander fa brikaat, het zoogenaamde alboïd-me- taal, dat geen lood bevat, en geschikt 'is voor koffie- en theebereiding. Het blad acht het noodzakelijk, met liet oog op veler gezondheid, het pu bliek aan te raden, bij hun leverancier na te gaan of een schadelijk loodhou dend artikel gekocht is geworden, en zich in dat geval serviezen aan te schaffen, o.a. uit alboïd- of ander me taal vervaardigd, welks onschadelijk heid voor het bewuste doel bij herhaald onderzoek gebleken is. Dringend blijkt wederom uit een en ander, de noodzakelijkheid van wet telijke bepalingen in deze zoo gewich tige aangelegenheid. Gemengd Nieuws. Opnemen en uitlaten van spoor wegreizigers zonder stoppen, De te Belfast wonende ingenieur Brown heeft in de jaarvergadering van de Britsche Vereeniging tot bevordering der wetenschap een uitvinding gede monstreerd, die hierop neerkomt., dat sneltreinen aan alle stations reizigers op nemen en uitlaten kunnen, zonder dat de snelheid verminderd wordt. Wij merken hierbij op, dat het Nieuws blad eenige maanden geleden reeds een artikel met platen publiceerde, waarbij een inrichting van dien aard, in Ame rika uitgevonden, uitvoerig werd be schreven. Brown heeft, zijn uitvinding toegelicht door een klein model, dat bestond uit een spoorweg met een electrischen trein er op. Aan ieder station wordt een zich achteraan den trein bevindenden wag gon afgehaakt, waarin te voren alle rei zigers voor dat station hebben plaats ge nomen, alles in volle vaart. Dan neemt de trein van voren een anderen waggon óp, waarin alle reizigers van het betrok ken station hebben plaats genomen. De ze waggon heeft te voren door een elec tromotor een bepaalde snelheid gekre gen, zoodat hij zonder schok met de ove rige wagens samenkomt. Door een au tomatische koppeling wordt, hij dan met deze verbonden. Een slimme strooper. Een aardige stroopeirsg.eschiedenis is voorgevallen in bet nabij Parijs gelegen Oise-departement. Een bosch wachter van een particulier jachtter rein hoorde dezer dagen een .schot vallen. Hij liep haastig in de rich ting, vanwaar het geluid kwam en zag een eerwaardigen geestelijke op het mos zitten en ijverig in zijn ge bedenboek lezen. Pardon, eerwaarde, hebt u niet een schot gehoord? vroeg de bosch wachter. Neen, mijn zoon, antwoordde de geestelijke op waardigen toon, ik was te zeer in mijn gebed verdiept. Mis schien heeflt men geschoten, zonder dat ik het bemerkt heb. De boschwachter ging daarop heen, doch. daar de zaak hem niet duide lijk was, stelde hij zich achter kreu pelhout in de nabijheid om den vro men geestelijke in het oog te houden. Deze ging een goed half uur voorlt met lezen, keek toen naar alle zijden rond en raapte ten slotte een geweer op, dat dicht bij hem lag. Tegelijker tijd stak hij een prachtigen fazanft- haan onder zijn ruim kleed. De boschwachter nam daarop on middellijk den geestelijke in hechte- Een slachtoffer van de moderne wetenschap. In de -stad Cleveland, in den Atn.9- rikaanschen siaat Ohio, werd een rijks aannemer, Buttner genaamd, Dinsdag morgen wakker met keelpijn, en daar iiij zijn valsche landen miste, dacht hij dat liij ze had ingeslikt. Er werd een dokter gehaald, die hem naar een zie kenhuis liet brengen en hem niet X- stralen onderzocht. Men meende, dat het gebit in de maag zat en de dokto ren begonnen Buttner te openreeren. Terwijl zij daarmee druk bezig waren, vond Buttner's zuster het gebit onder het bed. Zij snelde naar liet zieken huis, waar (ie doktoren juist bezig wa ren, na vergeefs zoeken de operatie- wind dicht to naaien. Buttner is twee dagen later aan de gevolgen der operatic- gestorven. De Taal. Jamiie heeft een grif tegen verschei den, overigens verdienstelijke, Afri- kaanders in het Parlement. Maar daar is iets, waaroor ek wil 'n Appeltji niet julle ski 1 Hoekom wil julle ni kordaat Jul die moedertaal meer praat? Wat is dit tog. dat julle vrees Wanneer Jul een petisi lees lliokoni gebruik juL ni di reg, Wanneer jul slegs 'n vragi doet? Hoekom gebruik jul dii ni reg, Waarvoor jul het so Hoekom laat jul dit lijk daarnaar Sulk 'n vooraam© voorreg vaar? As nianis so's julle so bekend Sulk voorbeeld sit in Parlement, Wie durf die jong geslagblanieer As die niet hulle taal waardee? En segis clit gin gawc taal Waarmee jul hoorders t,e onthaal? Kom sij vir jul ni fraaier voor, Dan eenig ander wat jul hoor Is sij ni net so rein als jij Klink sij ni lief? Klink sij niet sag? Is sij niet net so rein. as jij Op aarde ooit hi spraak sal krij Nee, vrindekom, wees ook loyaal, An jul afsonde-rlike taal. Laat tog di treffenste ni blij. Wat ons van ander onderskea 1 Hoe sukkel Walllis om haar spraak. Steeds op te lei en sterk te maak Hoe streef di Ier van vooraf nou Sijn eie taal weer op te bou En hier, hier in jul land, bestaat 'n Spreektaal van di eerste graad. D'is julle-s'nGebruik di tog Batten en muizen verjagende planten. Men noemt o. a. lo. Het peperboompje (Daptine) waarvan de stengels en blaad jes geschikt zijn om de ratten te verja gen, doch het effect daarvan is niet van langen duur. 2o. Het bllzenkruid. Dit is een vergif tige jaarplant even als de hiervóór ge noemde en is daarom minder aan te be velen, om toe te passen in graanschu ren, provisiekelders of op hooizolders, omdat ze verdrogende, gaat verstuiven en zich dus licht met het veevoeder of de provisie zou vermengen. 3o. Hondstong waaraan men een groo te kracht toeschrijft. Daar deze pLant niet vergiftig is, zoo kan ze overal ge bruikt worden, zonder gevaar voor mensch of huisdier op te everen. 1 mensch of huisdier op te leveren, ten onverd rage lijk zijn, die dan ook wel dra verdwijnen, ongelukkig echter, om zich in de naastbij gelegen woningen te gaan vestigen. Men verhaalt van een kapitein eenei Hamburger boot, die deze plant in zijn schip ove.r verspreid had waar maar rat ten te vinden waren', met het gevolg, dat de ratten door de voor hen onuit staanbare lucht in bet water werden ge dreven. De bewoners van zekere streken de deugd dezer plant kennende, plukken ze bloeiend, om ze uit te strooien op plaat sen waar zich ratten ophouden. Om te strooien wordt aanbevolen, de plant fijn te hakken. •4. Bloeiende toorts heeft ook de naam zeer afdoend te werken. Daar deze twee planten in het wild groeien, is het niet kostbaar daarmede een proef te nemen. Daar waar ze niel voorkomen, zou men ze kunnen zaaien, ïteHilteton. door MAX PEMBERTON. Er waren o ogenblikken d'at een wer velwind van vreeselijlce geluiden ons scheen te omringen. Wij zeiden te^ gen elkaar, dat de bungalow niet staan, de kon blijven. Dat was een leelijke prophelie. maar de vervulling kwam spoediger en ze kerder dian een van ons had kunnen voorzien. Waarlijk, George Venn was nauwelijks op de been, en de slaap pas uit Seth Barkers oogen, toen de ka mer. waarin wij stonden, eensklaps ■gevuidi werd met een gevaarlijk kar mozijnkleurig licht, en een wervel wind' van vuur over ons heen joeg, om naar het scheen alles wat op zijn weg kwam te verschroeien en te ver branden, onze ledematen verzengend. Hierop volgde een overweldigende stank van zwavel, en krakende gelui den als hout dat in splinters vliegt en brandt. Re ben zeker, dat niemand onder ons dl© beteekenis van die gelui den begreep of wat hij er tegen dóen moest. De bungalow was getroffen; wij konden ons leven redden in eren d'o ode lijken damp, wij hacldon twee manieren om te sterven. Het huis brandt het brandt, bij den Hemel! riep Seth Barker, woest naar de deur rennend', en Duncan Gray voegde er bij, luid schreeuwend: Redlden wij ons leven! Hij slo-eg een doek om- zijn mond en rende uit dé brandende bungalow. De geheels westelijke vleugel van het huis was nu verlicht. Groote roode vuurwolken dwarrelden door de op stijgende mist; zij verlichtten de tui nen geheel als wel duizencl heldere lampen. Verstikkende rook, brandende takken, spattende vonken, flikkerende vuurtongen deden ons voortsnellen. Men hoorde schreeuwen, de een riep om een haven, eenander gilde om het strand, een derde antwoordde met een vloek, weer een ander misschien met een smeekbede; maar niemand' hield zijn verstand bij elkaar of nam den goeden weg. Ik zou niet kunnen zeg gen wat er gebeurde met dien hangen den damp en de zwavelachtige lucht die wij inademden, maar die natuur deed ons volhouden, en hijgend en uitgeput, kwamen wij in de iiosschen, •en wat nu te doen. De zee! riep Peter Bligh moede loos (iets wat zeldzaam voor hem was) wijs mij die zee of ik sterf. Waarop Seth Barker antwoordde: Als er lucht is, dan is 't zeker op den heuvel; hier zullen wij zeker sterven! En de kleine George zeide: Ik kan ceen stap meer loopen, mijnheer, ik ben op doodop! Wat mij betreft, ik had geen woor den voor hen het bleef aan Dr. Gray over om verder te leiden. Ik zal u den weg wijzen, riep bij, als gij dien nemen wilt? En waarom niet? vroeg ik hem. Waarom niet, doctor? Omdat .antwoordde liij heel lang zaam, het de weg naai- Edinond Czer- ny's huis is HOOFDSTUK XIV. Wij moeten een derde mijl van het strand geweest zijn toen de doctor sprak, en driehonderd ©1 misschien van de poel in de bergpassen. Het is waar, dat d'e, storm de lucht scheen op te helderen, maar hij bracht niet zoo als wij verwacht hadden, koelte. Er was een heete wind, die op 't gezicht brandde, maar hij bracht geen koelte op het eiland.en de mist rolde zich tot grijze banken en vuile wolken samen. Terwijl men het eene oogenblik het woud groen en grasrijk in de scheme ring zag liggen, kon men iets later nauwelijks ziin buurman of zijn voet stappen onderscheiden. Mij scheen het, alsof het eiland met de eene hand leven en met de andere dood uitdeel de; eerst werd iemand verrukt, omdat hij weder kon adem halen, dan snakte liii weer naar lucht, voorovergebogen op de aarde over al zijn leden rillend >601 toch verschroeiend. Ieder oord, zei ik, zou een paradijs zijn, integenstel- liug met dit. Zelfs slaap, de slaap van het eiland kon niet erger zijn, dan de angst, die wij leden. Doctor, riep ik, terwijl ik hem achterna rende, naai- Edmond Czer- ny's huis of eon ander wijs ons hiel den weg! Wij kunnen niel slechter va ren dan nu, dat weet ge. Leid' ons, en wij volgen, waar ook naar toe. De anderen stemden in: Ja, ja, ga verder en wij volgen. Zij waren nu wanhopig, in dollemans haast: zij vochten om lucht, adem. licht en le ven. Wij begonnen dóór het woud naar een plek te rennen, waar de mist lichter lag en bijna, opgetrokken was. Wonderlijke tafreelen vertoonden zich aan ons oogja, vreemder dan mijn woorden :t u kunnen schilderen. In d'e lucht dwarrelden duizelwekkend zwermen vogels, hoewel de geheele he mel één vuur was Steeds rondom vlie gend', verduisterden zij de lucht als een groot draaiend wiel, terwijl voort durend een der dieren zijn vleugels sloot en dood neerviel op het bedauw de gras. Andere dieren, verschrikt vee, wilde honden, beesten uit de ber gen en dalen, spoedden zich allen door een met hun angstige, steeds droeviger kreten ,die ons steeds in de ooren klon ken. De boomen waren verschroeid en verkoold door den storm, de berg paden zoo zwart als de nacht, de he mel boven ons, één bank van vurige wolken em witte damp Ik verwachtte niets anders dan den dood! toen Duncan Gray zeia'e, dat hij ons naar Czerny's buis wilde brengen. Ik dacht wel zeker, dat liij geen boot bezat; ook kon hij niet meenen. dat wij zouden zwemmen, want niemand kon in die branding roncrom de riffen drijven. Ook richtten zijn schreden zich niet naar de haven, maar naar die vreeselijke poel in den afgrond, waarin een man verdronken, was, der nacht, dat wij op Ken's Eiland kwa men. Ik zag deze poel weder, toen wi; naai- de bergen renden, en het leek zoc stil en rustig zulk een aardig meertje op de heuvels ,dat niemand het vree selijke in heb water daar beneden hac kunnen denken of het geheim noe men. Niettemin riep het mtj onzer eersten nachtelijken tocht te binnen en hoe weinie- wij op iemand' konder hopen in Czerny's huis; dit had ik ir mijn gedachten toen de doctor ter laatste halt hield voor die opening var een afgrond aan den voet van he' reusachtige hoogland. Hij hijgde var het loopen. en het zweet droop hen: als water van het voorhoofd. Dez( plaats was d'e ontzagwekkendste, di< ik ooit gezien had. Aan iederen kan' stonden reusachtige rotswanden, zo< nauw bij elkander, dat men ze met uitgestrekte armen kon aanraken. Eer zwart© afgrond lag voor ons; de mis en de verzensrendle wind hadden wi; achter ons. Hier was alles stil d< ontzaglijke stilte van den nacht en tl< eenzaamheid'. Geen oog kon de diep ten peilen of de hoogten meten. Wat ginds lag, wist ik niet. De doctor hac

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5