Eet Hiis lier fle Zee
Tweede B3ad,
Ben Viljoen's IBoek.
Behoorende bij
„Haarlem's Dagblad'
van
Donderdag 16 October 1902
Nr. 5920
Officieeie Berichten.
NATIONALE MILITIE.
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER van HAAF.
LKM roept bij deze 00 den milicien
verlofganger Wilhelmus Leonardus
Egicl'ius Rooy, no-minerverwisselaar
met Johan Frederilc de Rijk, uit de ge
meente Haarlem, van de lichting
18%, behoorende tol het ~e regiment
Infanterie, om zich op 3 November
aanstaande, des namiddags vóór vier
ure, te bevinden te Amsterdam bij zijn
korps, voorzien van. al de voorwerpen
van kleeding en uitrusting, door hem
■ij zijn vertrek met groot verlof mee
genomen, ten ëinde overeenkomstig
art. 131 der militiewet 1901, voor den
tijd van zes weken in werkelijken
dienst te worden geisteld.
Haarlem, li October 1902.
De Burgemeester voornoemd,
BOREEL.
Het is een lijvig boekdeel van ruim
350 pagina's druks, de herinneringen
van Ben' Viljoen uit den Anglo-Boeren-
oorlog.
De schrijver, die bij zijn gevangenne-
ming beroofd werd van zijne aanteeke-
ningen, moest zijn herinneringen zonder
eenige data ol faoti neerschrijven en al
leen zijn geheugen raadplegen.
Bovendien hij schreef zijn boek tij
dens zijn ballingschap op St. Helena
leefde hij telkens in gevaar dat Kolonel
Price, die daar het bevel had en door
den schrijver met de namen „lafaard"
en „ploert" bestempeld wordt, het, manus
cript zou vinden, en denken dat het in
strijd was met het parool.
De geschiedenis vangt aan bij het he
vel om op te rukken naar het front,
toen de Boeren -aan de Engels clie Regee
ring een ultimatum hadden gesteld. De
drukte, de agitatie, de opgewekte geest
drift waarmede de strijd aanvaard
werd worden geteekend.
Als een doffe weerslag daarop volgt
de beschrijving der nederlaag bij Elands
laagte en de daarop gevolgde mismoe-
dïgdheid en groote lust om „huis toe"
te gaan.
Van de belangrijkste veldslagen volgen
dan beschrijvingen: „ups and downs'
van het soldaten leven, .eenvoudig, le
vendig en naar allen schijn volkomen
naar waarheid beschreven.
Schrijver heeft geen critiek willen oe
fenen doch kan die niet altijd in de. pen
houden en oefent zelfs vrij scherpe cri
tiek uit bij zijn bespreking van het be
leg van, Ladysmith, waarbij bij o. a.
schrijft:
„Alvorens dit hoofdstuk te sluiten
wensch ik nog melding te maken van
eenige gebeurtenissen, die gedurende
het beleg van Ladysmith hebben plaats
gehad.f-Iet is onnoodig een uitvoerige be
schrijving te geven van de vernieling van
Long Tom op Lombardskop of van de
opblazing van een ander kanon ten Wes
ten van Ladysmith, en dat behoorde bij
het Pretoria-commando.
Van Engelsche zijde is daar reeds veel
over geschreven, veel kapitaal daaruit
geslagen en menige D. S. O. en V. C.
zijn er voor uitgereikt. Helaas, ik kan
niets bijbrengen, om de schande van
onzen tijd te dekken. Het opblazen van
Long Tom was in de eerste plaats louter
verraad en in de tweede plaats verre
gaande nalatigheid. Kommandant Weil-
bach, die met zijn gansche Heidelberg-
kommando bet kanon had moeten be
schermen, was zijn natie ontrouw ge
worden en had zich laten verleiden. De
Heidelbergers zelf hebben getoond, dat
zij onder een anderen kommandant en
een beter officier, uitstekende krijgslie
den waren. Majoor Erasmus was de
tweede schuldige. Hij was steeds onder
den invloed van wat men niet aqua
pura kan noemen, zoodat van hem wei
nig goeds kon worden verwacht.
Hij noemt voorts de krijgstaktiek van
Generaal Joubert raadselachtig, een on
verklaarbare veldheerspolitiek.
Aan de beschrijving der daden te velde
zijn onder den titel „Belangrijke bijvoeg
sels" enkele artikelen toegevoegd over
allerlei onderwerpen: het voeden en
kleeden der kommando's; hoe zij
treinen buitmaakten; de Britsche sol
daat en de burger als krijgsman; de Boer-
offlcler; tie burger; over de wapenen in
dezen oorlog gebruikt, en ten laatste een
uitvoerig artikel over de verloren kansen,
dat wij, wegens de belangrijkheid, ge
heel overnemen.
Misschien, zegt de schrijver, zal
er gezegd worden dat het on-
onbiilijk is op dit tijdstip, nu men de
fouten van beide zijdén duidelijk kan
zien, critiek uit te brengen. Dit is ook
eigenlijk niet mijn bedoeling. Ik wensch
geen critiek te geven, maar alleen eenige
feiten aan te halen om aan te toonen,
hoe zoowel Brit als Boer kansen hebben
laten voorbijgaan die, indien op het
juiste oogenblik te baat genomen, mis
schien een heel andere wending aan
den loop van dezen oorog zouden heb
ben gegeven.
Nadat de vijand den SOsten October
1899 te Dundee feitelijk verslagen was,
liet nu wijlen generaal Joubert toe dat
hij in gedemoraliseerden en verwarden
toestand met al zijn kanonnen naar La
dysmith ontvluchtte; terwijl hij, Joubert,
tien duizend bereden burgers in gereed
heid had in de omgeving van Glencoe
en Buffelsrivier met goede paarden en
vol geestdrift en ijver.
Toen Sir George White den 30en Oc
tober 1899, te Ladysmith werd' verslagen,
meer dan 1600 man aan dooden. gewon
den en gevangenen verloor, en hij met
zijn leger Ladysmith invluchtte, welke
plaats toen nog maar zwak gefortifi-
ceerd was, bleef generaal Joubert in ge
breke te doen wat elke bekwame bevel
voerder zou gedaan hebben; namelijk,
toen de vijand hem zijn hielen toonde
en terugvluchtte, om hem flink en met
macht op te volgen en Ladysmith te ne
men. Endit kon gedaan zijn, toen alles
in het dorp in opwinding en wanorde
was en eer generaal White zijn troepen
weer slagvaardig had kunnen maken.
Niet alleen werd dit niet gedaan, maar
zelfs werd de spoorweg van Ladysmith
naar M.arïitzburg eerst dagen, nadat. La
dysmith feitelijk was ingesloten, opge
blazen en de communicatie gestoord.
Deze nalatigheid van onzen kant gaf den
vijand kans zijn scheepskanonnen in La
dysmith te brengen, die ons later zoo
veel last en ellende hebben gegeven.
Maar het bevel van generaal Joubert,
dat wij va n Estcourt en Mooi rivier moes
ten terugkeeren, toen de weg naar Ma-
ritzburg bijkans voor ons openlag, over
trof zelfs het hiervoor genoemde ver
zuim. Ik heb hierover elders meer ge
zegd.
Toen generaal Buller te Colenso werd
teruggeslagen met verlies van eilf kanon
nen en zoowat 1250 man, werd hij niet
opgevolgd, en werd er geen gebruik ge
maakt van deze gelegenheid, waar wij
succes hfilden kunnen behalen.
Ik stem toe dat te Spioenkop en te
Vaalkrans onze burgers te afgemat wa
ren oui den vijand met kans op welsla
gen te vervolgen.
Het niet-nemen van Mafeking door
Cronjé is een van de flaters die men
evenmin kan vergeven als het niet-in-
nemen van Kimberley. Er behoeft zelfs
geen sprake te zijn van de kans op suc
ces. Beide pielde en konden met weinig
verlies door een flinke bestorming geno
men worden. Wat het idee was van onze
bevelvoerders om met zooveel spoed op
te trekken tot een eind in de Kaapkolo
nie en dan zich plotseling vast te gra
ven bij de Stormbergen en Colesberg is
een van de raadselen die ik niet kon
oplossen. Toen men nu eenmaal vijands
grenzen was overgetrokken, kon het geen
verschil meer maken of men eenige mij
len meer of minder ver doordrong. Onze
hoofdaanvoerders hadden de geschiede
nis van den Amerikaanschen Burger
oorlog en zoovele andere oorlogen aJs
leiddraad moeten nemen, hoe men bij
een inval moet handelen. Zij hadden
slechts behoeven te letten op den Jame-
son-inval om te leeren dat het welsla
gen van invasie afhangt van de vlugge
en flinke beweging van den invaller;
want wij waren niet in staat geweest
hem met zijn 800 man te stuiten, vöor
hij reeds langer dan een week in de re
publiek was en reeds tot Krugersdorp
was doorgedrongen. Waren de onzen,
toen zij de Kaapkolonie binnendrongen,
met allen mogelijken spoed langs den
spoorweg opgerukt; terwijl links en
rechts kommando's zich even snel had
den bewogen, dan hadden zij ongetwij
feld Kaapstad bereikt of ten minste bet
Hexgebergte, eer Lord Ronerts in staat
was geweest voldoende troepen te Kaap
stad te landen om onze kommando's te
stuiten; want de troepen destijds be
schikbaar, waren niet in staat geweest
eenigen gedetermineerden inval der Boe
ren te beletten: de troepen zouden in pa
niek teruggevlucht zijn.. De kommando's
hadden zelfs geen gevaar geloopen af
gesneden te worden of aan voedsel ge
brek te krijgen, zooals Napoleon bij zijn
inval in Rusland, toen mj te Moskou
wegens gebrek aan voedsel moest terug
keeren en zijn gansche leger bijkan® van
honger bezweek; wam de Koloniale Afri
kaners waren aan ons door banden van
bloed en vriendschap gebonden.
Waarom kommandant Olivier, nadat
hij generaal Gatacre te Stormberg ver
slagen had, hem niet opvolgde, heb ik
nooit vernomen of begrepen.
Waarom generaal Schoeman te Coles
berg met een groot leger bleef zitten
wals, omdat, hij zijn land en volk verra
den had, beruchte lafaard die hij was.
Al deze grove fouten schrijf ik toe
en ik hoop dat ik niet onbillijk ben
aan de volgende feiten:
'le. Omdat wijlen generaal Joubert niet
de man was om zulk een groote onder
neming te regelen en te leiden, daar hij
nog te veel vastkleefde aan oude zeden
en gebruiken en hij niet genoeg ijver en
doortastendheid bezat;
2e. omdat bij het uitbreken van den
oorlog generaals werden aangesteld
door den Uitvoerenden Raad en niet
door het departement van oorlog. Zoo
werden bv. drie leden van den Uitvoe
renden Raad door dat lichaam zelf tot
generaals benoemd, En wat was het ge
volg?
Ten slotte, omdat bij bet uitbreken van
den oorlog in de meeste gevallen niet de
gewensehte officieren aan het hoofd
stonden. Als bewijs hiervan kan men niet
beter doen dan verwijzen naar hetgeen
er gebeurd is na de inname van Bloem
fontein en Pretoria.
Het Britsche leger liet, zooals ik elders
getracht heb aan te toonen, in Natal
een schoone gelegenheid voorbijgaan
om ons te verlammen, toen wij in wan
orde van de Tugela en Ladysmith te
rugtrokken, en later weer bij onzen te
rugtocht van de Biggarsbergen naar
Laingsnek. Lord Roberts liet een mooie
kans glippen, toen de groote kommando's
die in de oostelijke deelen der Kaapko
lonie onder generaals Lemmer, Grobler
en Olivier warén, met bijkans duizend
wagens uit de kolonie naar de Z. A. R.
terugtrokken. Ook na de slagen van
Donkerpoort, en Berg-en-Dal had de- vij
and een mooie kans gehad ons groot
verlies toe te brengen, waarvan hij geen
gebruik heeft gemaakt; terwijl hij de
•beste kans liet voorbijgaan .in September
1900, toen wij het treinspoor te Heetor-
spruit verlieten. Hierover heb ik meer
gezegd in mijn beschrijving van den
tocht door het Bosehveld."
Het boek van Ben Viljoen is alleszins
lezenswaardig.
Koloniën.
Djarabi.
Aan een telegram, cloor de regeering
van den resident van Palemba.ng on
der dagiteekening van den 15en Sept.
ontvangen, wordt het volgende ont
leend:
Eene coilonne, sterk 150 bajonetten
rukte den 4den dezer van Limbo er
(Marangin) uit en bereikte via Poe-
loe Djabil en Doesoen Moedo (Batin
IX) Moeara Mesoemet; deze plaaits
bleek verlaten, ook de tegenover lig
gende doesoen Banko (Batin IX). Van
den vijand werd weinig overlast on
dervonden.
Bij Soengei-Kandis, nabij Moeara
Mesoemei, verraste de spits der co
lonne eene pl.m. 25 man sterke ben
de, die vluchtte met achterlating van
13 gesneuvêlldien, zeven voorlaadge-
weren, een revolver, blanke wapens
en munitie, waaronder veel gecom
primeerd buskruit; aan onze zijde
werd geen verlies geleden.
De opvoer van vivres geschiedde te
water door de bevolking. De gezind
heid der hoofden en bevolking van
Poeloe Djahil en Doesoen Moedo liet
niets te wenschen over.
Het machtsvertoon te Kloeng-
Koeng.
Uit Boeleleng wordt onder den da
tum van 11 September aan de ,,Soer,
Ct." geschreven
Heden zijn I-Ir. Ms. „Gelderland" en
„Zeeland" van Ampenan en de resi
dent van Bali en Lombok met den
controleur Schwartz per gouverne
ment sstoom er „Zwaluw" van Boele
leng vertrokken naar Kloenkoeng, dat
getuchtigd moet worden.
De aanleiding tot deze expeditie is
de volgende
Sedert vele jaren heeft een bïnnen-
landsche oorlog geheerscht, tusschen
het rijkje-Mangwi aan de eene zijde, en
Kloengkoeng, gesteund door Badoeng,
aan de ander© zijde, waarvan het nood
zakelijke gevolg was. dat Mangwi werd
overwonnen en opgelost.
De vier districten' van dat rijkje, nl.
Tjaring. Sari. Blaldio Grano en Abiani
Semal, kwamen onder Kloengkoeng,
doch de bewoners hadden zulk een
duldeloos leven, dat zij zich herhaal
delijk met klachten over de uitzuiging
en mishandeling tot het gouvernement
van Ned.-Indiè wendden.
Nu drie jaar geleden werd aan den
controleur Schwartz voor het eerst op
gedragen de toestanden te onderzoeken
en hij heeft dit op een wijze gedaan,
boven allen lof verheven.
Uitnemend kenner van de taal heeft
hij persoonlijk zich kunnen overtui
gen, dat de klachten gegrond waren,
Op grond van zijn rapporten werden
de genoemde vier districten bij gou
vernementsbesluit van April jl. gesteld
onder onmiddellijke bescherming van
liet nederlandsch-indisch gouveme'
ment.
Daartegen verzet de radja van
Kloengkoeng zich metterdaad, aange
zien hij de districten blijft beschou
wen als tot zijn gebied te behooren.
Deze radja iieeft zijn residentie op
5 paal afstand van het strand en zal
dus niet veel genoegen beleven van de
nabijheid der vuurmonden van de
Gelderland en Zeeland.
Het land is mede doen- den contro
leur behoorlijk in kaart gebracht, zoo
dat de officieren precies weten waar
en line zij den vijand moeten vinden,
gesteld de vorst van Kloengkoeng had
de dwaasheid van in zijn verzet te
volharden.
Een Maleiscli Blad.
Mannen van betcekenis op koloniaal
gebied hebben het <=teeds als hun in
nige overtuiging uitgesproken, dat.
als dè afstand, die Nederland van de
Koloniën scheidt, tot op de helft zou
kunnen verminderd wok den t m.a.w.
als de heenscher en dé bebeerschte in
beter en geregelder contact kwamen,
dan nu het geval is, de voordeelen, die
daaruit voortspruiten, gunstig zouden
werken op de verstandhouding van
beide partijen. Wie in Indie is ge
weest. weet bij ervaring, dat er aan
die verstandhouding nog zeer veel ont
breekt. Wat wij in Indië gedaan heb
ben is nooit in staat geweest, den in
lander aan ons te binden en de uit
werking daarvan hebben we dikwijls
terdege gevoeld. In den laateten tijd
in de laatste tientallen jaren
zijn wij op dat punt. wijzer geworden
en het was een zeer goed gedachte,
toen nu juist een tiental jaren geleden
in ons land een Maleiscli geïllustreerd
blad verscheen, de Pewarta Boemi, ten
doel hebbende de nog zwakke han-
delsrela-tiën tusschen Nederland en
zijne Koloniën te versterken en uit te
breiden, n'iet alleen, maar ook der in-
landsche bevolking meerdere bekend
heid te geven, omtrent Hollandsch© za
ken. personen en toestanden. Wij zijn
zoo bar niet als wij schijnen en al is
de door ons gevolgde politiek niet de
braafste, het grootste gedeelte van ons
volk, dat buiten de politiek staat, sym-
pathiseert wel degelijk met die bewo
ners van het schoone Insulinde. De
Pewarta Boemi heeft dat aan hare
duizenden lezers verteld en dat het
blad in zijne pogingen tot verbroede
ring der beide rassen zeer veel goeds
beeft verricht, bewijst zijn tienjarig
bestaan. Het hoofddoel van uitgevers
en redactiede handelsrelatiën tus.
sclien de Maleisch sprekende bevol
king, waaronder ook de Chineezen. en
hc: Moederland te bevorderen, is zoo
goed als bereikt, Reedjs veel is verkre-
g-m en tot stand gebracht. Grooter
wordt het aantal Indische consumen
ten. dat op onze markten koopt en Ier-
wijl dus het blad aan den eenen kant
de belangen van handel en nijverheid
bevorderde, wist het en weet het nog,
aan den anderen kant. liefde en ach
ting aan, te kweeken voor het Moeder
land en de Regeering, de inlandsche
bevolking de overtuiging te schenken,
dat de tijden van Daendcls en de Hol
landsch© Compagnie, dagen van ver.
drukking en wreedheid, reeds lang tot
het verleden behooren. Zóo snijdt het
mes van twee kanten en zoo heeft de
Pewarta Boemi reed® tweeërlei nut
gesticht. Op het gebied van handel en
nijverheid werd door het blad, dat
zijn lezers tot zelfs in de Straits telt,
zeer veel goeds verricht en blijft het
den Hollandschen ambtenaren den ze-
kersten weg aanwijzen, tot meerdere
uitbreiding hunner operatiën. Velen
hebben doojr middel der P. B. flinke
relatiën gekregen, terwijl in de moeie-
lijkheid ten opzichte der vreemde en
vaak ingewikkelde correspondentie
zeer tegemoet gekomen wordt door dé
gratis-vertaling der brieven, als anders
zins. Getrouw aan de belofte, reeds
bij den eersten jaargang gedaan, zijn
redactie en ulitgevers steeds bereid hun
steun te verteenen in zooveel nioeielijk-
heden. die elk handelaar bij ervaring
kent, zoowel door het geven van raad
als door het. verschaffen van adressen
en inlichtingen enz. Ofschoon liet
Maleische blad genoegzaam bekend is,
zullen velen onzer lezers er misschien
prijs op stellen te weten, dat het te
Amsterdam verschijnt bij de heeren
Pyttersen en Nieuwenliuizen, Raad
huisstraat 3 en onder hoofdredactie
aat van den heer N. W. Schuurmans
journalist. Moge deze korte mededee-
ling velen, voornamelijk hen. die op
indie handel drijven, aansporen, met
le Pewarta Boemi een kennismaking
aan te knoopen.
nis, die zich bij nader onderzoek ont
popte in een beruchten strooper, die
het geestelijk gewaad had aangetrok
ken om den boschwachter te mislei
den.
\X etenschap.
Schadelijk loodhoudend servies
voor koffie en theebereiding.
Wij onderzochten, schrijft het Mbid.
t. il. Verv., theepotten, melkkannen en
waterketels, uit den handel, welke aan
de binnenzijde groote hoeveelheden
lood inhielden
Het behoeft geen betoog, dat derge
lijk servies ten strengste afgekeurd be
hoort te worden. Het is immers een
door proefnemingen bewezen feit, dat
deze dranken in zulke potten gereed
gemaakt, looddaelen opnemen en
daardoor aanleiding geven tot lood-
vergiftigingen. Dergelijke theepotten,
melkkannen enz. worden in groote
hoeveelheden in den handel gebracht
en iu tal van huishoudingen gebruikt.
I-Iet bedoelde iservies is van buiten
vernikkeld en gelijkt op een ander fa
brikaat, het zoogenaamde alboïd-me-
taal, dat geen lood bevat, en geschikt
'is voor koffie- en theebereiding.
Het blad acht het noodzakelijk, met
liet oog op veler gezondheid, het pu
bliek aan te raden, bij hun leverancier
na te gaan of een schadelijk loodhou
dend artikel gekocht is geworden, en
zich in dat geval serviezen aan te
schaffen, o.a. uit alboïd- of ander me
taal vervaardigd, welks onschadelijk
heid voor het bewuste doel bij herhaald
onderzoek gebleken is.
Dringend blijkt wederom uit een en
ander, de noodzakelijkheid van wet
telijke bepalingen in deze zoo gewich
tige aangelegenheid.
Gemengd Nieuws.
Opnemen en uitlaten van spoor
wegreizigers zonder stoppen,
De te Belfast wonende ingenieur
Brown heeft in de jaarvergadering van
de Britsche Vereeniging tot bevordering
der wetenschap een uitvinding gede
monstreerd, die hierop neerkomt., dat
sneltreinen aan alle stations reizigers op
nemen en uitlaten kunnen, zonder dat
de snelheid verminderd wordt.
Wij merken hierbij op, dat het Nieuws
blad eenige maanden geleden reeds een
artikel met platen publiceerde, waarbij
een inrichting van dien aard, in Ame
rika uitgevonden, uitvoerig werd be
schreven.
Brown heeft, zijn uitvinding toegelicht
door een klein model, dat bestond uit
een spoorweg met een electrischen trein
er op. Aan ieder station wordt een zich
achteraan den trein bevindenden wag
gon afgehaakt, waarin te voren alle rei
zigers voor dat station hebben plaats ge
nomen, alles in volle vaart. Dan neemt
de trein van voren een anderen waggon
óp, waarin alle reizigers van het betrok
ken station hebben plaats genomen. De
ze waggon heeft te voren door een elec
tromotor een bepaalde snelheid gekre
gen, zoodat hij zonder schok met de ove
rige wagens samenkomt. Door een au
tomatische koppeling wordt, hij dan met
deze verbonden.
Een slimme strooper.
Een aardige stroopeirsg.eschiedenis
is voorgevallen in bet nabij Parijs
gelegen Oise-departement. Een bosch
wachter van een particulier jachtter
rein hoorde dezer dagen een .schot
vallen. Hij liep haastig in de rich
ting, vanwaar het geluid kwam en
zag een eerwaardigen geestelijke op
het mos zitten en ijverig in zijn ge
bedenboek lezen.
Pardon, eerwaarde, hebt u niet
een schot gehoord? vroeg de bosch
wachter.
Neen, mijn zoon, antwoordde de
geestelijke op waardigen toon, ik was
te zeer in mijn gebed verdiept. Mis
schien heeflt men geschoten, zonder
dat ik het bemerkt heb.
De boschwachter ging daarop heen,
doch. daar de zaak hem niet duide
lijk was, stelde hij zich achter kreu
pelhout in de nabijheid om den vro
men geestelijke in het oog te houden.
Deze ging een goed half uur voorlt
met lezen, keek toen naar alle zijden
rond en raapte ten slotte een geweer
op, dat dicht bij hem lag. Tegelijker
tijd stak hij een prachtigen fazanft-
haan onder zijn ruim kleed.
De boschwachter nam daarop on
middellijk den geestelijke in hechte-
Een slachtoffer van de moderne
wetenschap.
In de -stad Cleveland, in den Atn.9-
rikaanschen siaat Ohio, werd een rijks
aannemer, Buttner genaamd, Dinsdag
morgen wakker met keelpijn, en daar
iiij zijn valsche landen miste, dacht hij
dat liij ze had ingeslikt. Er werd een
dokter gehaald, die hem naar een zie
kenhuis liet brengen en hem niet X-
stralen onderzocht. Men meende, dat
het gebit in de maag zat en de dokto
ren begonnen Buttner te openreeren.
Terwijl zij daarmee druk bezig waren,
vond Buttner's zuster het gebit onder
het bed. Zij snelde naar liet zieken
huis, waar (ie doktoren juist bezig wa
ren, na vergeefs zoeken de operatie-
wind dicht to naaien.
Buttner is twee dagen later aan de
gevolgen der operatic- gestorven.
De Taal.
Jamiie heeft een grif tegen verschei
den, overigens verdienstelijke, Afri-
kaanders in het Parlement.
Maar daar is iets, waaroor ek wil
'n Appeltji niet julle ski 1
Hoekom wil julle ni kordaat
Jul die moedertaal meer praat?
Wat is dit tog. dat julle vrees
Wanneer Jul een petisi lees
lliokoni gebruik juL ni di reg,
Wanneer jul slegs 'n vragi doet?
Hoekom gebruik jul dii ni reg,
Waarvoor jul het so
Hoekom laat jul dit lijk daarnaar
Sulk 'n vooraam© voorreg vaar?
As nianis so's julle so bekend
Sulk voorbeeld sit in Parlement,
Wie durf die jong geslagblanieer
As die niet hulle taal waardee?
En segis clit gin gawc taal
Waarmee jul hoorders t,e onthaal?
Kom sij vir jul ni fraaier voor,
Dan eenig ander wat jul hoor
Is sij ni net so rein als jij
Klink sij ni lief? Klink sij niet sag?
Is sij niet net so rein. as jij
Op aarde ooit hi spraak sal krij
Nee, vrindekom, wees ook loyaal,
An jul afsonde-rlike taal.
Laat tog di treffenste ni blij.
Wat ons van ander onderskea 1
Hoe sukkel Walllis om haar spraak.
Steeds op te lei en sterk te maak
Hoe streef di Ier van vooraf nou
Sijn eie taal weer op te bou
En hier, hier in jul land, bestaat
'n Spreektaal van di eerste graad.
D'is julle-s'nGebruik di tog
Batten en muizen verjagende
planten.
Men noemt o. a. lo. Het peperboompje
(Daptine) waarvan de stengels en blaad
jes geschikt zijn om de ratten te verja
gen, doch het effect daarvan is niet van
langen duur.
2o. Het bllzenkruid. Dit is een vergif
tige jaarplant even als de hiervóór ge
noemde en is daarom minder aan te be
velen, om toe te passen in graanschu
ren, provisiekelders of op hooizolders,
omdat ze verdrogende, gaat verstuiven
en zich dus licht met het veevoeder of
de provisie zou vermengen.
3o. Hondstong waaraan men een groo
te kracht toeschrijft. Daar deze pLant
niet vergiftig is, zoo kan ze overal ge
bruikt worden, zonder gevaar voor
mensch of huisdier op te everen. 1
mensch of huisdier op te leveren,
ten onverd rage lijk zijn, die dan ook wel
dra verdwijnen, ongelukkig echter, om
zich in de naastbij gelegen woningen te
gaan vestigen.
Men verhaalt van een kapitein eenei
Hamburger boot, die deze plant in zijn
schip ove.r verspreid had waar maar rat
ten te vinden waren', met het gevolg,
dat de ratten door de voor hen onuit
staanbare lucht in bet water werden ge
dreven.
De bewoners van zekere streken de
deugd dezer plant kennende, plukken ze
bloeiend, om ze uit te strooien op plaat
sen waar zich ratten ophouden. Om te
strooien wordt aanbevolen, de plant fijn
te hakken.
•4. Bloeiende toorts heeft ook de naam
zeer afdoend te werken.
Daar deze twee planten in het wild
groeien, is het niet kostbaar daarmede
een proef te nemen. Daar waar ze niel
voorkomen, zou men ze kunnen zaaien,
ïteHilteton.
door
MAX PEMBERTON.
Er waren o ogenblikken d'at een wer
velwind van vreeselijlce geluiden ons
scheen te omringen. Wij zeiden te^
gen elkaar, dat de bungalow niet staan,
de kon blijven.
Dat was een leelijke prophelie. maar
de vervulling kwam spoediger en ze
kerder dian een van ons had kunnen
voorzien. Waarlijk, George Venn was
nauwelijks op de been, en de slaap pas
uit Seth Barkers oogen, toen de ka
mer. waarin wij stonden, eensklaps
■gevuidi werd met een gevaarlijk kar
mozijnkleurig licht, en een wervel
wind' van vuur over ons heen joeg,
om naar het scheen alles wat op zijn
weg kwam te verschroeien en te ver
branden, onze ledematen verzengend.
Hierop volgde een overweldigende
stank van zwavel, en krakende gelui
den als hout dat in splinters vliegt en
brandt. Re ben zeker, dat niemand
onder ons dl© beteekenis van die gelui
den begreep of wat hij er tegen dóen
moest. De bungalow was getroffen;
wij konden ons leven redden in eren
d'o ode lijken damp, wij hacldon twee
manieren om te sterven.
Het huis brandt het brandt, bij
den Hemel! riep Seth Barker, woest
naar de deur rennend', en Duncan
Gray voegde er bij, luid schreeuwend:
Redlden wij ons leven!
Hij slo-eg een doek om- zijn mond en
rende uit dé brandende bungalow. De
geheels westelijke vleugel van het
huis was nu verlicht. Groote roode
vuurwolken dwarrelden door de op
stijgende mist; zij verlichtten de tui
nen geheel als wel duizencl heldere
lampen. Verstikkende rook, brandende
takken, spattende vonken, flikkerende
vuurtongen deden ons voortsnellen.
Men hoorde schreeuwen, de een riep
om een haven, eenander gilde om het
strand, een derde antwoordde met een
vloek, weer een ander misschien met
een smeekbede; maar niemand' hield
zijn verstand bij elkaar of nam den
goeden weg. Ik zou niet kunnen zeg
gen wat er gebeurde met dien hangen
den damp en de zwavelachtige lucht
die wij inademden, maar die natuur
deed ons volhouden, en hijgend en
uitgeput, kwamen wij in de iiosschen,
•en wat nu te doen.
De zee! riep Peter Bligh moede
loos (iets wat zeldzaam voor hem was)
wijs mij die zee of ik sterf.
Waarop Seth Barker antwoordde:
Als er lucht is, dan is 't zeker
op den heuvel; hier zullen wij zeker
sterven!
En de kleine George zeide:
Ik kan ceen stap meer loopen,
mijnheer, ik ben op doodop!
Wat mij betreft, ik had geen woor
den voor hen het bleef aan Dr. Gray
over om verder te leiden.
Ik zal u den weg wijzen, riep bij,
als gij dien nemen wilt?
En waarom niet? vroeg ik hem.
Waarom niet, doctor?
Omdat .antwoordde liij heel lang
zaam, het de weg naai- Edinond Czer-
ny's huis is
HOOFDSTUK XIV.
Wij moeten een derde mijl van het
strand geweest zijn toen de doctor
sprak, en driehonderd ©1 misschien
van de poel in de bergpassen. Het is
waar, dat d'e, storm de lucht scheen op
te helderen, maar hij bracht niet zoo
als wij verwacht hadden, koelte. Er
was een heete wind, die op 't gezicht
brandde, maar hij bracht geen koelte
op het eiland.en de mist rolde zich tot
grijze banken en vuile wolken samen.
Terwijl men het eene oogenblik het
woud groen en grasrijk in de scheme
ring zag liggen, kon men iets later
nauwelijks ziin buurman of zijn voet
stappen onderscheiden. Mij scheen het,
alsof het eiland met de eene hand
leven en met de andere dood uitdeel
de; eerst werd iemand verrukt, omdat
hij weder kon adem halen, dan snakte
liii weer naar lucht, voorovergebogen
op de aarde over al zijn leden rillend
>601 toch verschroeiend. Ieder oord, zei
ik, zou een paradijs zijn, integenstel-
liug met dit. Zelfs slaap, de slaap
van het eiland kon niet erger zijn, dan
de angst, die wij leden.
Doctor, riep ik, terwijl ik hem
achterna rende, naai- Edmond Czer-
ny's huis of eon ander wijs ons hiel
den weg! Wij kunnen niel slechter va
ren dan nu, dat weet ge. Leid' ons, en
wij volgen, waar ook naar toe.
De anderen stemden in: Ja, ja, ga
verder en wij volgen. Zij waren nu
wanhopig, in dollemans haast: zij
vochten om lucht, adem. licht en le
ven.
Wij begonnen dóór het woud naar
een plek te rennen, waar de mist
lichter lag en bijna, opgetrokken was.
Wonderlijke tafreelen vertoonden zich
aan ons oogja, vreemder dan mijn
woorden :t u kunnen schilderen. In
d'e lucht dwarrelden duizelwekkend
zwermen vogels, hoewel de geheele he
mel één vuur was Steeds rondom vlie
gend', verduisterden zij de lucht als
een groot draaiend wiel, terwijl voort
durend een der dieren zijn vleugels
sloot en dood neerviel op het bedauw
de gras. Andere dieren, verschrikt
vee, wilde honden, beesten uit de ber
gen en dalen, spoedden zich allen door
een met hun angstige, steeds droeviger
kreten ,die ons steeds in de ooren klon
ken. De boomen waren verschroeid
en verkoold door den storm, de berg
paden zoo zwart als de nacht, de he
mel boven ons, één bank van vurige
wolken em witte damp
Ik verwachtte niets anders dan den
dood! toen Duncan Gray zeia'e, dat hij
ons naar Czerny's buis wilde brengen.
Ik dacht wel zeker, dat liij geen boot
bezat; ook kon hij niet meenen. dat
wij zouden zwemmen, want niemand
kon in die branding roncrom de riffen
drijven. Ook richtten zijn schreden
zich niet naar de haven, maar naar
die vreeselijke poel in den afgrond,
waarin een man verdronken, was, der
nacht, dat wij op Ken's Eiland kwa
men. Ik zag deze poel weder, toen wi;
naai- de bergen renden, en het leek zoc
stil en rustig zulk een aardig meertje
op de heuvels ,dat niemand het vree
selijke in heb water daar beneden hac
kunnen denken of het geheim noe
men. Niettemin riep het mtj onzer
eersten nachtelijken tocht te binnen
en hoe weinie- wij op iemand' konder
hopen in Czerny's huis; dit had ik ir
mijn gedachten toen de doctor ter
laatste halt hield voor die opening var
een afgrond aan den voet van he'
reusachtige hoogland. Hij hijgde var
het loopen. en het zweet droop hen:
als water van het voorhoofd. Dez(
plaats was d'e ontzagwekkendste, di<
ik ooit gezien had. Aan iederen kan'
stonden reusachtige rotswanden, zo<
nauw bij elkander, dat men ze met
uitgestrekte armen kon aanraken. Eer
zwart© afgrond lag voor ons; de mis
en de verzensrendle wind hadden wi;
achter ons. Hier was alles stil d<
ontzaglijke stilte van den nacht en tl<
eenzaamheid'. Geen oog kon de diep
ten peilen of de hoogten meten. Wat
ginds lag, wist ik niet. De doctor hac