NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Hfit HÉ MÉT M Meestgelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken. 20e Jaargang Dinsdag November 1902. No. 5936 HAARLEMS DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS Voor Haarlem per 3 maanden1,20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd ia (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 SYanco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummers0.02% Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37% de omstreken en franco per poat 0.45 ADVERTENTIËN Van 15 regel* 50 Ote.; iedere regel meer 10 Cta. Buiten het Arrondissement Haarlem u a. pnj. to Adrertentiën van 15 regels 0.75, elke regel meer 0J.5. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 30 Cent per regeL Bnream: Gebouw Het Spsurne, Zuider JSuitenspaarae No. Telefoonnummer der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122. Intercommunale aansluiting. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A, DB T.A MAR Azn. te Amsterdam. jDit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangdre Li DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31Faubourg Montnuxrtre. Haarlem's Dagblad van i Nov. bevat o. a. Chamberlain's reis, Nederlard- gche Kamer van Koophandel te New-York, Courses te Woestduin, Handelsonderwijs, Prov. Staten. Huiteniandsch Nieuws Engeland. Minister Brodrick heeft in het La gerhuis eenige mededeelingen gedaan over de huidige- sterkte van het En- gelsobe leger; volgens de ministerieele verklaring bedroeg het troepencijfer, niet meegeteld de officieren en de per manente generale staf, op '1 October 104,31)0 man militie en 272,957 man vrij willigers. Generaal Ben Viljoen besprak in een interview .dat door den ,,Manch. Guardian" wordt medegedeeld! de voor genomen reis van Chamberiain naar Zuid-Afrika. Hij betreurt het, dat de minister die reis niet vroeger had ondernomen, bij voorbeeld voor het utibreken van den oorlog. Er zijn in Afrika twee uiterste partijen en Chamberlain kan moeilijk verwachten onpartijdige inlichtingen te krijgen van hen, die tot deze beide partijen behooren. De meesning dat het terugbrengen der Boeren naar Afrika het middel was om hen tot paupers te maken, sprak generaal Viljoen beslist tegen, zocnals Chamberlain zelf zal zien. Maar als een farmer zijn huis ver brand en zijn voorraad en vee ver nietigd vindt, kan hij zonder hulp niets doen. Chamberlain zal echter ontwaren, dat er meer last is met den Rand dan met de Boeren. De Randmenschen wa ren ontevreden voordat de oorlog be gon; tijdens den oorlog waren zij on tevreden, en thans zijn zij het nog. Ongelukkig voor het land, wilden die Randmenschen over alles en ieder een heerschen, niet alleen financieel, maar ook politiek. Thans drukken zij de markt en vei'hinderen de uit breiding van den mijn-arbeid. Zij be klagen zich dat zij geen inlandsche ar beidskrachten kunnen krijgen; maar die zijn er genoeg zoo zij ze maar heb ben willen. De oude Transvaalsche wet, dat de inboorlingen zes maanden in het jaar moeten werken, of een be lasting betalen, moet weder van kracht worden verklaard. De Regeering moet een wet invoe ren, waardoor het verplicht gesteld wordt, dien arbeid in de mijnen te her vatten. Het gevolg van het gesloten houden der mijnen is ,d)at duizenden loop en te verhongeren in' de straten van Johannesburg, en dat daar moord en diefstal veel vaker voorkomen dan ooit te voren. In Engeland meent men, dat de Afri kaander Bond maar één doel heeft: de Engelsche Reveering tegen te werken. Als Chamberlain in Afrika komt, zal bij zien dat dit volkomen mis is. De vrees, diat Chamberlain's leven in Zuid-Afrika niet veilig zou zijn, als hij zich onder de Boeren begaf, noemt generaal Viljoen volkomen denkbeel dig: ..Ik ben bereid als gijzelaar in Engeland te blijven", zeide hij. ,.tot- dat Chamberlain veilig uit Zuid-Afrika zal zijn teruggekeerd". De Engelsche „Economist" wijdt een artikel aan den reis van den heer Chamberlain naar Zuid-Afrika, en komt daarin tot de volgende conclusie: De politieke belangen van Zuid- Afrika worden op dit oogenblik in ongewone- miate getemperd do or eco nomische overwegingen. De Rand dreigt met opstand en haalt preceden ten aan uit. de Amerikaansche revolu tie. maar steeds met het oog op vrij stelling van belasting voor de mijnen, In de Kaapkolonie gaat die Bond te keer tegen de. politiek der progressie ve partij, maar heeft steeds het oog op het verkrijgen van schadevergoe ding voor eigendommen, die geduren de den oorloie zijn weggenomen. De progressieven brandmerken sir Gordon Sprigg als een verrader, maar steeds met bet oog op een bijdrage van de regeering ten behoeve van noodlij dende loyalisten Het schijnt alsof het eenige wat noodig is om al deze eischers tevreden te stellen, is hun zakken te vullen. De heer Chamber lain zal dit waarschijnlijk niet doen in die mate dat hij populair wordt in Zuid-Afrika, maar hij zal toch onver mijdelijk iets in die richting moeten doen, als de eenige manier om zijn zending te doen slagen. Maar het moet gedaan worden ten koste van den Britscihen belastingbetaler; diens beurs zal in allen gevalle- lichter worden, o-n» verschiilig wie er geholpen wordt. Het blad zou op dit punt heel wat geruster zijn. indien sir Michael Hicks Beach nog kanselier der schatkist wa re en den minister van koloniën op diens reis vergezelde. Oostenrijk-Hongarije. Een huwelijk wordt aangekon digd tusschen artshertogin Elisa beth, dochter des broeders van den Keizer van Oostenrijk, den overleden aartshertog Ivarel-Lodewijk en aarts hertogin Maria There-sia, met prins Johan van Lichtenstein, den derden zoon van ptrins Alfred van Lichten stein, lid van het Oostenrijksche Hee renhuis. De aartshertoging is vier-eru twintig en d<> prins negen-en-twintig jaar; hij is zee-officier bij de Oosten rijksche marine en daar het Hui§ I ichtenstein een regeerend geslacht is. bestaat er gelijkheid van rang tus schen beide geslachten. Balkan-Staten. Over de verhouding op het Balkan schiereiland verneemt men inmiddels door middel van het „Wiener Tagebl. en uit Sofia gunstige berichten wat de verstandhouding betreft tusschen Roe menië en Bulgarije Bijzonder roos kleurig zag de politieke hemel er niet uit wanneer van deze beide rijken sprake was. maar daarom verheugt men zich juist zeer over het aanstaan de bezoek dat de koning van Roeme nië aan den vorst van Bulgarije gaat brengen. De officieuse pers in Bulga rije toont zich zeer ingenomen met dit bezoek van Koning Karol en zij be schouwt het als een bewijs dat de ver houding tusschen beide landen vriend schappelijk zijn en dat een toenadering van Roemenië tot Bulgarije aanstaan de is. Dnitschland. De feestelijkheden ter gelegenheid van de inwijding van de nieuwge bouwde hoogeschooil voior beeldende kunsten en muziek werden bijge woond door het Keizerlijk paar. De Keizer hield een rede, waarin hij her dacht wat het Koninklijk Huis had gedaan voor de kunstacademies, en de stichting van het nieuwe gebouw door Keizer Friedrich, een warm kunstbeschermer, evenals zijn fijn begaafde gade. De Keizer betoogde verder, hoe hij de bevordering van de menschenveredelende kunslt be schouwde als een der voornaamste heerscbersplichten; hij wilde de leer aars en leerlingen ook heden verma nen, zich te spiegelen aan de onbe reikbare, klassieke voorbeelden, en in navolging van de groote meesters van alle latere eenwen de kunstidea len te leiden in de banen aangewe zen door 'de overlevering en door de onveranderlijke wetten van schoon heid, harmonie en aesthetica. De Kei zer riep de kunstenaars op, hun be schavende itaak te vervullen en alle lagen des volks omhoog te heffen uit de dagelijkscha .sleur tot de hoogten der kunst, en het schoonheidsgevoel eai den zin voor het edele, die bijzon der eigen zijn aan de Germaansche stammen, te koesteren en te verster ken. Zweden. In het noordelijk deel van Zweden is door het mislukken van den oogst groote nood ontstaan onder de lande lijke bevolking Vooral in het Tornea- dal begint de hongersnood een drei gend karakter aan te nemen. De graan voorraden zijn uitgeput, en het koren dat dit jaar op enkele plaatsen nog is geoogst, is niet geschikt om er brood van te bakken. Het gevolg van den hongersnood is. dat in de meeste ge- meenteln volkomen werkloosheid heerscht. De menschen moeten hun vee slachten om zich in het leven te houden; de kinderen kunnen niet naar school, daar men geen brood voor hen heeft. Door vrijwillige giften uit de andere deelen van het land wordt zooveel mo gelijk in den nood voorzien. Italië. De justitie, die meende een heel eind op weg t.e zijn met de onthulling van de te Bologna op graaf Bonmartini gepleeg de misdaad, is plotseling het spoor bijs ter geraakt. Dr. Naldi, dien zij ais den voornaamsten medeplichtige beschouwde dreigt haar als zoodanig te ontsnappen. Naldi toch zegt zijn alibi te kunnen be wijzen en is daar inderdaad aardig mede op streek. Hij beweert, dat hij op den avond van den 28sten, den dag voor den moord, te Florence in het hotel de Rus- sie heeft gelogeerd: hij kwam er 's avonds om 10.45 aan. De secretaris van het ho tel had eerst niet veel zin hem op te ne men, omdat hij geen bagage bij zich had en er uitzag als een anarchist (1). Toen hij echter eenige aanbevelingsbrieven vertoonde, werd hij opgenomen. Blijkens een bij rogatoire commissie afgenomen getuigenis van het hotelper soneel stond Naldi den volgenden mor gen om 7 uur op. liet zich door het ka mermeisje koffie brengen, betaalde toen zijn rekening en verliet het hotel te voet. Hij kwam niet terug en uit. ander getui genis is gebleken, dat hij van Florence over Livorno naar Genua spoorde, van waar hij een paar dagen later naar Bo logna terugkeerde en zich bij den rech ter van instructie aanmeldde. Niet tevre den met het bij rogatoire commissie te Florence afgenomen verhoor, heeft de rechter van instructie 't bedoelde kamer meisje naarBologna laten komen en naar de gevangenis gebracht. Zij heeft Naldi pertinent herkend, te gemakkelijker om dat deze maar één oog heeft. De con trole in het hotelregister was ook al zeer eenvoudig: van 129 Augustus stonden er maar twee namen in; die van Naldi en die van een Berlijnsch architect, ook op den 29sten vertrokken. Dit alles schijnt te bevestigen, wat Nal di van 't begin af beweerd heeft, nl. dat hij wel geholpen heeft aan de toebereid selen voor den moord op Bonmartini, maar daarna zich uit de voeten maakte en aan de daad zelf geen deel heeft ge had, hetgeen trouwens Tullio Murri ook verklaart. Maar hoe kwam Naldi dan aan geld? Twee dagen voor den moord beleende hij nog een of ander voorwerp van geringe waarde om te eten te krij gen ;bij zijn terugkeer uit Genua vond men eenige honderden lires op zijn per soon. Naldi erkent den 28s.ten nog in ge zelschap van Murri en een vrouwsper soon in de woning van Bonmartini te zijn geweest om alles voor den moord klaar te maken, maar toen ging hij weg en dacht er zelfs over den graaf te waar schuwen. De justitie, die vast overtuigd was, dat Naldi aan den moord zelf deel had en via hem tot de andere medeplich tigen hoopte te komen, heeft zich nu de vraag gesteld of de misdaad dan niet op den 28sten kan zijn geschied. Dit zou de op zich zelf mogelijk kunnen zijn, want toen het lijk van den graaf gevon den werd, waren blijkens de ingetreden ontbinding reeds eenige dagen na den moord verloopen. Maar daartoe is de tijd dien Naldi zoude gehad hebben, wel wat kort. Bonmartini kwam den 28sten te Bologna aan; dertig veertig minuten voor het vertrek van den trein naar Flo rence. In dien tijd zoude hij naar zijn woning hebben moeten gaan, zouden zijn moordenaars hem moeten hebben overrompeld, vermoord en beroofd, en zoude Naldi zich dan moeten hebben verkleed en naar 't station zijn geloo- pen. Dat schijnt niet aannemelijk. Tullio Murri moet medeplichtigen ge had hebben. Als Naldi het niet is, wie kan of kunnen het dan zijn? Ziedaar de vraag, die justitie en publiek zich stel len, en die opnieuw dit geheimzinnige en sensationeele drama tot een onder werp van alle gesprekken in Italië maakt. Stadsnieuws. Haarlem, 3 Nov. 1902. Het bataljon infanterie, alhier in garnizoen, vertrok heden morgen per trein naar Zandvoort, tot het houden van schietoefeningen aan het sjtrand aldaar. Gratificatie. B. en W. stellen voor, aan den heer O. Gunning een gratificatie van 1400 te verleenen, wegens bet waarnemen van de werk zaamheden van het hoofd van den dienst der openbare werken, tegelijk met de vervulling van zijn eigenlij ken werkkring. „Hij heeflt," zeggen B. en W., „die buitengewone inspanning vereischen- de werkzaamheden verricht op een wijze, welke onze volle tevredenheid verdient." Zeer vleiend voor den heer Gun ning en, wij twijfelen er niet aan, zeker ook wel volkomen verdiend. Al leen zal wellicht de vraag rijzen: „waarom werd dan deze ambtenaar, die de volle tevredenheid van B. en W. verdiende, niet op de voordracht voor Directeur van Openbare Werken geplaaltst?" In raadselen wandelt de mensch op aard. Concessie Paardentram. Het is wel toevallig, dat juist in zijn laatste Zaterdagavondpraatje Fi- delio de aandacht vestigde op heit uitblijven van voorstellen in den Raad inzake de concessie der Haar- lemsche paardentram door de E. N. E. T. Immers juist heden vernamen wij dat het rapport van B. en W. over deze zaak gereed en spoedig te ver wachten is. Daarbij wordt voorge speld in deze overgang van de conces sie te bewilligen. De quaestie van exploitatie door de gemeente is daarbij door B. en W. overwogen, maar het College vindt geen aanleiding, daartoe voorstellen te doen. K e g e 1 w e d s t r ij d. De 3e onderlinge kegelwedstrijd, uitgeschreven door den Haarlemschen Kegelbond werd Zondag op de banen van café Brinkmann gehou den De wedstrijd was verdeeld in den personeelen- en den korpswedstrijd. In den eersten wedstrijd waTen 10 fraaie kunstvoorwerpen als prijzen uit geloofd. Zij werden gewonnen met 69, 64, 62, 60, 59 etc. houten in de 10 worpen. De hoogste prijs in den korpswedstrijd ging weg met 269 houten in de 50 wor pen. In het laatst van deze maand vangen de jaarlijksche kampioenwedstrijden aan. Zanggenot. De liedertafel Haar lem's Zanggenot, directeur de heer N. H. Andriessen, geeft Dinsdag 11 Novem ber een concert in de groote zaal der Sociëteit Vereeniging. Als solisten werken mede mej. Hermina Scholte (mezzo sopraan), Haarlem; de heer P. C. Heemskerk (violoncel), leeraar aan de Muziekschool te Nijmegen en mej. Maria Stakman (piano-begeleiding), Haarlem. Bezoek Minister Kuyper. Op verzoek van de firma Joh. Ensche dé Zonen hebben wij tegengesproken het bericht, als zou Minister Kuijper een dezer dagen de drukkerij van die firma bezoeken en daarna bij een der firman ten het middagmaal gebruiken. Nader vernemen wij dan ook, dat het bericht maar half waar wel en wel wat aangaat de tweede helft. De Minister kwam Zaterdagavond te half zeven hier aan en dineerde daarop als eere-voorzit- ter van den Nederl. Journalistenkring bij den vice-voorzilter, den heer Mr. H. J. D. D. Enschedé. Veertien gasten waren aan- tafel. De menu was, naar wij vernemen, versierd met afbeeldingen van de cou ranten waaraan de gasten als journa listen werkzaam zijn. Weer straat schandalen. Zondagavond omstreeks elf uur werden eenige rusitige wandelaars in de Groote Houtstraat door een «troep opgeschoten kwajongens lastig ge vallen; een woedende kloppartij met stokken was er het gevolg van. Een der aangevallenen beliep hierbij een bloedende hoofdwonde. Op het ge roep „Politie" namen de aanvallers de vlucht, hoewel er in de versite ver te nog geen politie te zien was. Toen alles weer rustig was kwam er een polities-agent opdagen. We kunnen nu zoo langzamerhand wel een rubriek openen „Kroniek der Zondagavond-schadalen", in elk ge val we zullen niet nalaten steeds en altijd die schandalen, die nu reeds een treurige vermaardheid hebben verkregen, te vermelden. Aljtijd door zullen we op dit aambeeld blijven hameren, totdat er een betere toe stand is ingetreden. Het is in één woord het werd in dit blad reeds meermalen uitgespro ken een schandaal, zooals kwade rekels Zondagsavonds in Haarlem's hoofdstraten huishouden. Van tweeën één: óf er surveilleert niet genoeg politie in die straten en dan wordt het hoog tijd dat er voor een betere organisatie wordt zorg ge dragen; óf de surveilleerende poliltie doet haar plicht niet. Natuurlijk kè.n het voorkomen dat een vechtpartij of relletje toevallig eens plaats grijpt waar geen politie in de buurlt is, maar dat dit nu in onze hoofdstraten regel is Zon dagsavonds, gaat toch alle perken te buiten. Wanneer een voldoende po litiemacht bij den uitgang der voor naamste uitsparmingslokalen post vat en dan een politieman ziet dit gauw genoeg troepjes waar van men ongeregeldheden kan ver wachten, volgt, zou mogelijk reeds veel verbetering in den toestand ko men. Ceullleton. door MAX PEMBERTON. 39J De twaalf mannen waren omgekomen maar de vluchtelingen waren gered. Wij stonden daar, vervuld met diep ontzag, en zagen Gods hand in deze bevrijdingdéze waarheid gaf ons nieuwen moed in 't hart. Niet langer achtervolgd, bereikten zij het eiland. Vroolijke stemmen riepen ons toe, de bleeke mannen stonden op om ons de handen te drukkenwij tilden een vrouw op de rots wij liepen hierheen en daarheen om hen te helpen en te troosten. Alle negen waren zij onze prijs, onze schat van brave menschen- levenis. En wij vertelden hen van dat schurkenvolk, en voortaan wilden zij naast ons staan, schouder aan schou der, totdat de dag kwam. dat we overwonnen of verloren, Ken's Eiland zijn geheimen ontnomen werd, of wij samen dien laatsten grooten slaaptijd gingen slapen, waaruit geen ontwa ken is. HOOFDSTEK XXII. Het was bijna middag op een Za terdag, dat wij het arme volk van het eiland redden, en des Maandags na middernacht stegen onze moeilijkhe den ten top. Ik noem dezen tijd 't liefst „de zestig uren', en wat ik er van geschreven heb, is precies, zooals 't gebeurd is, van wacht tot wacht, zoo vlug geschiedde dat alles. Ik zal trachten er eeu dagboek van te ma ken, opdat gij mij beter volgen kunt. Zaterdag 27 Mei. 'snamiddags. Er zijn negen man van het schip bevrijd, waarvan éen een meisje is, Isabel, de dochter van kapitein Ne- peen van de Amerikaansche vloot. Haar vader is bij haar, een groote. statige man, erg vlug, maar ordelijk, steeds gereed zijn plicht te doen. Wat de anderen betreft, de meesten zijn Amerikaansche zeelieden, want het was een zeeschip. Silver Bell genaamd, dat van Amerikaansche havens naar Yokohama voer. Allen zijn zeer ver wonderd over de dingen, die zij ge zien en gehoord hebben in dit huis en op Ken'is Eilandmaar zij zijn te ziek om daaraan veel te denken, en de jonge dame ligt nog in een bedwel ming. Doctor Gray zegt. dat hij haar redden zalmaar iemand, die er min der van af weet, Zou denken dat ze dood was. Dezelfde dag. Om vier uur. Juist riepen zij mij wakker, om mij te vertellen, dat de mannen in de kelders beneden op* de ijzeren gang deuren sloegen, en hun weg naar ons verblijf in het huis met kracht sche nen te zoeken. Kaptein Nepeen bracht mij zelf het nieuws, en sprak lang met mij. Ik vond hem een beschaafd man, een, die de dingen spoediger aanpakte, dan ik verwacht had. Mijnheer Begg, sprak hij, het is duidelijk, Jat wij in handen van een groote ischurkenitroep gevallen zijn. Ik kan mij niet verbeelden, hoe knap die schurk moet zijn, die van zulk een buitengewone plaats heeft gebruik ge maakt, maar ik kan het doel duidelijk gissen. Gij en ik kunnen u daarop wel antwoorden. Wij moeten dadelijk beginnen te handelen, zonder tijd te verliezen, kaptein, zeide hij. Ik antwoordde hem, misschien wat scherp, niet erg tevreden, dat hij het geen ik reeds gedaan had zoo licht telde. Mijnheer, antwoordde ik, wat een zeeman kan doen, heb ik reeds ge daan, anders zoudt gij hier niet staan, Doch laat dat voorbij wezen. Het nieuws dat gij brengt, zal niet op ant woord behoeven te wachten. Het zal u duidelijk zijn, Jat als wij een be leg in dit huis krijgen, wij iedere poort moeten behouden. Er zijn man nen in de gangen daar benedende Hemel weet hoeveel. ïk zou dat eerst willen weten en de rest laten volgen. Hij was nu geheel veranderd en naastte zich zijn dankbaarheid te be. tuigen. Waarlijk, zeide hij warm, wij hebben ons leven aan u te danken, zooals menig zeeman 't u te danken zal hebben in de dagen die nog ko men. Ik moest daar eerst van gespro ken hebben. Maar de wonderen van deze plaats doen iemands gedachten ec-n andere richting nemen. Wij waren half dood, toen wij uw signaal zagen, kaptein. Wat er van mijn passagiers en het overige volk geworden is, mag de Hemel weten. Zij zetten ons aan wal nadat, het schip den vorigen nacht genomen was en zooals ge ziet. ver tellen negen van ons de geschiedenis. Ilc heb van de Japanneezen de overle vering van Iven's Eiland gehoord, maar ik geloofde er vóór gisteren niet een woord van. Nu weet ik, dat het waar is. Mijn passagiers zijn daar, dood' of stervend, en bij zonsondergang zal ik zeker aan land gaan, om wat ik kan voor hen te doen. Ge zijt een braaf man, kaptein Ne peen. zei ikeen dapper man. Waar gij gaat, volg ik u. Wij kunnen die arme zeelui niet in gevaar laten, het moge kosten wat het wil. Toch wil ik voor u niet verhelen, dat het een zware taak is, en dat hij, die van nacht naar Ken's Eiland, gaat wel licht nooit meer terug zal keeren. Wij zijn nu met ons veertienen in dit huis en onze eerste plicht is, om het te be houden voor haar, die 't ons toever trouwde. Met uw hulp, kaptein, Ne peen, zullen wij echter het schuim daar beneden wel temmen. Hij stemde van harte in, en begon over de wapenc-n te spreken, die wij hadden en over de manier om ze te gebruiken. Zijn mannen, hoorde ik. waren in de groote gang gebivakkeerd en dezen maakte hij eerst wakker, terwijl ik mij de slaap uit de oogen wreef en mijzelf afvroeg Wat nu? Het vertrek, waarin ik lag, was Czer- ny's eigen kamer, nu speelde bij het daglicht de zee koel en groen bo ven de ramen, Welk een booze ziel had op de-ze plaats geademd Wat voor verlangen naair de eenzaamheid had dit groote misdadigersverstand hier naar den afgrond der Stille Zuid zee gezonden, waair hij deze onbe kende geheimen kon nagaan en wacht houden bij hei stille,, groene water, alleen met duivelsgestalten. Hoe kon hij de vriend zijn van die vreeselijke schepsels, de zeedieren, die boven de vensters zwommen of naar de hoeken kropen, vaak onderling vechtend? Hoe benard onze toestand ook was, ik moest toch een oogenblik stilstaan bij de kristallen ruiten, en naar dat af wisselende schouwspel van de wonde ren der zee kijken. Het water was zoo dichtbij dat ik meende slechts mijne hand te hoeven uitstrekken om het te raken. De tooverachtige, wilde din gen, die over de rotsen bewogen zou den zeker zoo dadeli jk deze kamer bin nenkomen. En Czerny kon hier leven, onder vier oogen met die beangstigen de monsters? Weer zeide ik mijzelf, dat men weinig van dezen man af wist, van zijn goede en slechte hoe danigheden. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 1