NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Hfit HÉ MÉT M
Meestgelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken.
20e Jaargang
Dinsdag November 1902.
No. 5936
HAARLEMS DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS
Voor Haarlem per 3 maanden1,20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd ia (kom der gemeente),
per 3 maanden1.30
SYanco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65
Afzonderlijke nummers0.02%
Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37%
de omstreken en franco per poat 0.45
ADVERTENTIËN
Van 15 regel* 50 Ote.; iedere regel meer 10 Cta. Buiten het Arrondissement Haarlem
u a. pnj. to Adrertentiën van 15 regels 0.75, elke regel meer 0J.5.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 30 Cent per regeL
Bnream: Gebouw Het Spsurne, Zuider JSuitenspaarae No.
Telefoonnummer der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122.
Intercommunale aansluiting.
Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantiers. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
en Reclames betreffende Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A, DB T.A MAR Azn. te Amsterdam.
jDit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen
Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale de Publicité Etrangdre Li DAUBE Co. JOHN F. JONES, Succ., Parijs 31Faubourg Montnuxrtre.
Haarlem's Dagblad van i Nov.
bevat o. a.
Chamberlain's reis, Nederlard-
gche Kamer van Koophandel te
New-York, Courses te Woestduin,
Handelsonderwijs, Prov. Staten.
Huiteniandsch Nieuws
Engeland.
Minister Brodrick heeft in het La
gerhuis eenige mededeelingen gedaan
over de huidige- sterkte van het En-
gelsobe leger; volgens de ministerieele
verklaring bedroeg het troepencijfer,
niet meegeteld de officieren en de per
manente generale staf, op '1 October
104,31)0 man militie en 272,957 man vrij
willigers.
Generaal Ben Viljoen besprak in
een interview .dat door den ,,Manch.
Guardian" wordt medegedeeld! de voor
genomen reis van Chamberiain naar
Zuid-Afrika.
Hij betreurt het, dat de minister die
reis niet vroeger had ondernomen, bij
voorbeeld voor het utibreken van den
oorlog. Er zijn in Afrika twee uiterste
partijen en Chamberlain kan moeilijk
verwachten onpartijdige inlichtingen
te krijgen van hen, die tot deze beide
partijen behooren.
De meesning dat het terugbrengen
der Boeren naar Afrika het middel
was om hen tot paupers te maken,
sprak generaal Viljoen beslist tegen,
zocnals Chamberlain zelf zal zien.
Maar als een farmer zijn huis ver
brand en zijn voorraad en vee ver
nietigd vindt, kan hij zonder hulp niets
doen.
Chamberlain zal echter ontwaren,
dat er meer last is met den Rand dan
met de Boeren. De Randmenschen wa
ren ontevreden voordat de oorlog be
gon; tijdens den oorlog waren zij on
tevreden, en thans zijn zij het nog.
Ongelukkig voor het land, wilden
die Randmenschen over alles en ieder
een heerschen, niet alleen financieel,
maar ook politiek. Thans drukken
zij de markt en vei'hinderen de uit
breiding van den mijn-arbeid. Zij be
klagen zich dat zij geen inlandsche ar
beidskrachten kunnen krijgen; maar
die zijn er genoeg zoo zij ze maar heb
ben willen. De oude Transvaalsche
wet, dat de inboorlingen zes maanden
in het jaar moeten werken, of een be
lasting betalen, moet weder van kracht
worden verklaard.
De Regeering moet een wet invoe
ren, waardoor het verplicht gesteld
wordt, dien arbeid in de mijnen te her
vatten. Het gevolg van het gesloten
houden der mijnen is ,d)at duizenden
loop en te verhongeren in' de straten
van Johannesburg, en dat daar moord
en diefstal veel vaker voorkomen dan
ooit te voren.
In Engeland meent men, dat de Afri
kaander Bond maar één doel heeft: de
Engelsche Reveering tegen te werken.
Als Chamberlain in Afrika komt, zal
bij zien dat dit volkomen mis is.
De vrees, diat Chamberlain's leven
in Zuid-Afrika niet veilig zou zijn, als
hij zich onder de Boeren begaf, noemt
generaal Viljoen volkomen denkbeel
dig: ..Ik ben bereid als gijzelaar in
Engeland te blijven", zeide hij. ,.tot-
dat Chamberlain veilig uit Zuid-Afrika
zal zijn teruggekeerd".
De Engelsche „Economist" wijdt
een artikel aan den reis van den heer
Chamberlain naar Zuid-Afrika, en
komt daarin tot de volgende conclusie:
De politieke belangen van Zuid-
Afrika worden op dit oogenblik in
ongewone- miate getemperd do or eco
nomische overwegingen. De Rand
dreigt met opstand en haalt preceden
ten aan uit. de Amerikaansche revolu
tie. maar steeds met het oog op vrij
stelling van belasting voor de mijnen,
In de Kaapkolonie gaat die Bond te
keer tegen de. politiek der progressie
ve partij, maar heeft steeds het oog
op het verkrijgen van schadevergoe
ding voor eigendommen, die geduren
de den oorloie zijn weggenomen. De
progressieven brandmerken sir Gordon
Sprigg als een verrader, maar steeds
met bet oog op een bijdrage van de
regeering ten behoeve van noodlij
dende loyalisten Het schijnt alsof
het eenige wat noodig is om al deze
eischers tevreden te stellen, is hun
zakken te vullen. De heer Chamber
lain zal dit waarschijnlijk niet doen
in die mate dat hij populair wordt in
Zuid-Afrika, maar hij zal toch onver
mijdelijk iets in die richting moeten
doen, als de eenige manier om zijn
zending te doen slagen. Maar het
moet gedaan worden ten koste van den
Britscihen belastingbetaler; diens beurs
zal in allen gevalle- lichter worden, o-n»
verschiilig wie er geholpen wordt.
Het blad zou op dit punt heel wat
geruster zijn. indien sir Michael Hicks
Beach nog kanselier der schatkist wa
re en den minister van koloniën op
diens reis vergezelde.
Oostenrijk-Hongarije.
Een huwelijk wordt aangekon
digd tusschen artshertogin Elisa
beth, dochter des broeders van den
Keizer van Oostenrijk, den overleden
aartshertog Ivarel-Lodewijk en aarts
hertogin Maria There-sia, met prins
Johan van Lichtenstein, den derden
zoon van ptrins Alfred van Lichten
stein, lid van het Oostenrijksche Hee
renhuis. De aartshertoging is vier-eru
twintig en d<> prins negen-en-twintig
jaar; hij is zee-officier bij de Oosten
rijksche marine en daar het Hui§
I ichtenstein een regeerend geslacht is.
bestaat er gelijkheid van rang tus
schen beide geslachten.
Balkan-Staten.
Over de verhouding op het Balkan
schiereiland verneemt men inmiddels
door middel van het „Wiener Tagebl.
en uit Sofia gunstige berichten wat de
verstandhouding betreft tusschen Roe
menië en Bulgarije Bijzonder roos
kleurig zag de politieke hemel er niet
uit wanneer van deze beide rijken
sprake was. maar daarom verheugt
men zich juist zeer over het aanstaan
de bezoek dat de koning van Roeme
nië aan den vorst van Bulgarije gaat
brengen. De officieuse pers in Bulga
rije toont zich zeer ingenomen met dit
bezoek van Koning Karol en zij be
schouwt het als een bewijs dat de ver
houding tusschen beide landen vriend
schappelijk zijn en dat een toenadering
van Roemenië tot Bulgarije aanstaan
de is.
Dnitschland.
De feestelijkheden ter gelegenheid
van de inwijding van de nieuwge
bouwde hoogeschooil voior beeldende
kunsten en muziek werden bijge
woond door het Keizerlijk paar. De
Keizer hield een rede, waarin hij her
dacht wat het Koninklijk Huis had
gedaan voor de kunstacademies, en
de stichting van het nieuwe gebouw
door Keizer Friedrich, een warm
kunstbeschermer, evenals zijn fijn
begaafde gade. De Keizer betoogde
verder, hoe hij de bevordering van
de menschenveredelende kunslt be
schouwde als een der voornaamste
heerscbersplichten; hij wilde de leer
aars en leerlingen ook heden verma
nen, zich te spiegelen aan de onbe
reikbare, klassieke voorbeelden, en
in navolging van de groote meesters
van alle latere eenwen de kunstidea
len te leiden in de banen aangewe
zen door 'de overlevering en door de
onveranderlijke wetten van schoon
heid, harmonie en aesthetica. De Kei
zer riep de kunstenaars op, hun be
schavende itaak te vervullen en alle
lagen des volks omhoog te heffen uit
de dagelijkscha .sleur tot de hoogten
der kunst, en het schoonheidsgevoel
eai den zin voor het edele, die bijzon
der eigen zijn aan de Germaansche
stammen, te koesteren en te verster
ken.
Zweden.
In het noordelijk deel van Zweden
is door het mislukken van den oogst
groote nood ontstaan onder de lande
lijke bevolking Vooral in het Tornea-
dal begint de hongersnood een drei
gend karakter aan te nemen. De graan
voorraden zijn uitgeput, en het koren
dat dit jaar op enkele plaatsen nog is
geoogst, is niet geschikt om er brood
van te bakken. Het gevolg van den
hongersnood is. dat in de meeste ge-
meenteln volkomen werkloosheid
heerscht. De menschen moeten hun
vee slachten om zich in het leven te
houden; de kinderen kunnen niet naar
school, daar men geen brood voor hen
heeft.
Door vrijwillige giften uit de andere
deelen van het land wordt zooveel mo
gelijk in den nood voorzien.
Italië.
De justitie, die meende een heel eind
op weg t.e zijn met de onthulling van de
te Bologna op graaf Bonmartini gepleeg
de misdaad, is plotseling het spoor bijs
ter geraakt. Dr. Naldi, dien zij ais den
voornaamsten medeplichtige beschouwde
dreigt haar als zoodanig te ontsnappen.
Naldi toch zegt zijn alibi te kunnen be
wijzen en is daar inderdaad aardig mede
op streek. Hij beweert, dat hij op den
avond van den 28sten, den dag voor den
moord, te Florence in het hotel de Rus-
sie heeft gelogeerd: hij kwam er 's avonds
om 10.45 aan. De secretaris van het ho
tel had eerst niet veel zin hem op te ne
men, omdat hij geen bagage bij zich had
en er uitzag als een anarchist (1). Toen
hij echter eenige aanbevelingsbrieven
vertoonde, werd hij opgenomen.
Blijkens een bij rogatoire commissie
afgenomen getuigenis van het hotelper
soneel stond Naldi den volgenden mor
gen om 7 uur op. liet zich door het ka
mermeisje koffie brengen, betaalde toen
zijn rekening en verliet het hotel te voet.
Hij kwam niet terug en uit. ander getui
genis is gebleken, dat hij van Florence
over Livorno naar Genua spoorde, van
waar hij een paar dagen later naar Bo
logna terugkeerde en zich bij den rech
ter van instructie aanmeldde. Niet tevre
den met het bij rogatoire commissie te
Florence afgenomen verhoor, heeft de
rechter van instructie 't bedoelde kamer
meisje naarBologna laten komen en naar
de gevangenis gebracht. Zij heeft Naldi
pertinent herkend, te gemakkelijker om
dat deze maar één oog heeft. De con
trole in het hotelregister was ook al zeer
eenvoudig: van 129 Augustus stonden
er maar twee namen in; die van Naldi
en die van een Berlijnsch architect, ook
op den 29sten vertrokken.
Dit alles schijnt te bevestigen, wat Nal
di van 't begin af beweerd heeft, nl. dat
hij wel geholpen heeft aan de toebereid
selen voor den moord op Bonmartini,
maar daarna zich uit de voeten maakte
en aan de daad zelf geen deel heeft ge
had, hetgeen trouwens Tullio Murri ook
verklaart. Maar hoe kwam Naldi dan
aan geld? Twee dagen voor den moord
beleende hij nog een of ander voorwerp
van geringe waarde om te eten te krij
gen ;bij zijn terugkeer uit Genua vond
men eenige honderden lires op zijn per
soon. Naldi erkent den 28s.ten nog in ge
zelschap van Murri en een vrouwsper
soon in de woning van Bonmartini te
zijn geweest om alles voor den moord
klaar te maken, maar toen ging hij weg
en dacht er zelfs over den graaf te waar
schuwen. De justitie, die vast overtuigd
was, dat Naldi aan den moord zelf deel
had en via hem tot de andere medeplich
tigen hoopte te komen, heeft zich nu
de vraag gesteld of de misdaad dan niet
op den 28sten kan zijn geschied. Dit zou
de op zich zelf mogelijk kunnen zijn,
want toen het lijk van den graaf gevon
den werd, waren blijkens de ingetreden
ontbinding reeds eenige dagen na den
moord verloopen. Maar daartoe is de tijd
dien Naldi zoude gehad hebben, wel wat
kort. Bonmartini kwam den 28sten te
Bologna aan; dertig veertig minuten
voor het vertrek van den trein naar Flo
rence. In dien tijd zoude hij naar zijn
woning hebben moeten gaan, zouden
zijn moordenaars hem moeten hebben
overrompeld, vermoord en beroofd, en
zoude Naldi zich dan moeten hebben
verkleed en naar 't station zijn geloo-
pen. Dat schijnt niet aannemelijk.
Tullio Murri moet medeplichtigen ge
had hebben. Als Naldi het niet is, wie
kan of kunnen het dan zijn? Ziedaar de
vraag, die justitie en publiek zich stel
len, en die opnieuw dit geheimzinnige
en sensationeele drama tot een onder
werp van alle gesprekken in Italië maakt.
Stadsnieuws.
Haarlem, 3 Nov. 1902.
Het bataljon infanterie,
alhier in garnizoen, vertrok heden
morgen per trein naar Zandvoort, tot
het houden van schietoefeningen aan
het sjtrand aldaar.
Gratificatie. B. en W. stellen
voor, aan den heer O. Gunning een
gratificatie van 1400 te verleenen,
wegens bet waarnemen van de werk
zaamheden van het hoofd van den
dienst der openbare werken, tegelijk
met de vervulling van zijn eigenlij
ken werkkring.
„Hij heeflt," zeggen B. en W., „die
buitengewone inspanning vereischen-
de werkzaamheden verricht op een
wijze, welke onze volle tevredenheid
verdient."
Zeer vleiend voor den heer Gun
ning en, wij twijfelen er niet aan,
zeker ook wel volkomen verdiend. Al
leen zal wellicht de vraag rijzen:
„waarom werd dan deze ambtenaar,
die de volle tevredenheid van B. en
W. verdiende, niet op de voordracht
voor Directeur van Openbare Werken
geplaaltst?"
In raadselen wandelt de mensch
op aard.
Concessie Paardentram.
Het is wel toevallig, dat juist in
zijn laatste Zaterdagavondpraatje Fi-
delio de aandacht vestigde op heit
uitblijven van voorstellen in den
Raad inzake de concessie der Haar-
lemsche paardentram door de E. N.
E. T.
Immers juist heden vernamen wij
dat het rapport van B. en W. over
deze zaak gereed en spoedig te ver
wachten is. Daarbij wordt voorge
speld in deze overgang van de conces
sie te bewilligen.
De quaestie van exploitatie door de
gemeente is daarbij door B. en W.
overwogen, maar het College vindt
geen aanleiding, daartoe voorstellen
te doen.
K e g e 1 w e d s t r ij d. De 3e onderlinge
kegelwedstrijd, uitgeschreven door den
Haarlemschen Kegelbond werd Zondag
op de banen van café Brinkmann gehou
den De wedstrijd was verdeeld in den
personeelen- en den korpswedstrijd.
In den eersten wedstrijd waTen 10
fraaie kunstvoorwerpen als prijzen uit
geloofd. Zij werden gewonnen met 69,
64, 62, 60, 59 etc. houten in de 10 worpen.
De hoogste prijs in den korpswedstrijd
ging weg met 269 houten in de 50 wor
pen.
In het laatst van deze maand vangen
de jaarlijksche kampioenwedstrijden aan.
Zanggenot. De liedertafel Haar
lem's Zanggenot, directeur de heer N.
H. Andriessen, geeft Dinsdag 11 Novem
ber een concert in de groote zaal der
Sociëteit Vereeniging.
Als solisten werken mede mej. Hermina
Scholte (mezzo sopraan), Haarlem; de
heer P. C. Heemskerk (violoncel), leeraar
aan de Muziekschool te Nijmegen en mej.
Maria Stakman (piano-begeleiding),
Haarlem.
Bezoek Minister Kuyper.
Op verzoek van de firma Joh. Ensche
dé Zonen hebben wij tegengesproken
het bericht, als zou Minister Kuijper een
dezer dagen de drukkerij van die firma
bezoeken en daarna bij een der firman
ten het middagmaal gebruiken.
Nader vernemen wij dan ook, dat het
bericht maar half waar wel en wel wat
aangaat de tweede helft. De Minister
kwam Zaterdagavond te half zeven hier
aan en dineerde daarop als eere-voorzit-
ter van den Nederl. Journalistenkring bij
den vice-voorzilter, den heer Mr. H. J. D.
D. Enschedé. Veertien gasten waren aan-
tafel. De menu was, naar wij vernemen,
versierd met afbeeldingen van de cou
ranten waaraan de gasten als journa
listen werkzaam zijn.
Weer straat schandalen.
Zondagavond omstreeks elf uur
werden eenige rusitige wandelaars in
de Groote Houtstraat door een «troep
opgeschoten kwajongens lastig ge
vallen; een woedende kloppartij met
stokken was er het gevolg van. Een
der aangevallenen beliep hierbij een
bloedende hoofdwonde. Op het ge
roep „Politie" namen de aanvallers
de vlucht, hoewel er in de versite ver
te nog geen politie te zien was. Toen
alles weer rustig was kwam er een
polities-agent opdagen.
We kunnen nu zoo langzamerhand
wel een rubriek openen „Kroniek der
Zondagavond-schadalen", in elk ge
val we zullen niet nalaten steeds en
altijd die schandalen, die nu reeds
een treurige vermaardheid hebben
verkregen, te vermelden. Aljtijd door
zullen we op dit aambeeld blijven
hameren, totdat er een betere toe
stand is ingetreden.
Het is in één woord het werd in
dit blad reeds meermalen uitgespro
ken een schandaal, zooals kwade
rekels Zondagsavonds in Haarlem's
hoofdstraten huishouden.
Van tweeën één: óf er surveilleert
niet genoeg politie in die straten en
dan wordt het hoog tijd dat er voor
een betere organisatie wordt zorg ge
dragen; óf de surveilleerende poliltie
doet haar plicht niet.
Natuurlijk kè.n het voorkomen dat
een vechtpartij of relletje toevallig
eens plaats grijpt waar geen politie
in de buurlt is, maar dat dit nu in
onze hoofdstraten regel is Zon
dagsavonds, gaat toch alle perken te
buiten. Wanneer een voldoende po
litiemacht bij den uitgang der voor
naamste uitsparmingslokalen post
vat en dan een politieman ziet
dit gauw genoeg troepjes waar
van men ongeregeldheden kan ver
wachten, volgt, zou mogelijk reeds
veel verbetering in den toestand ko
men.
Ceullleton.
door
MAX PEMBERTON.
39J
De twaalf mannen waren omgekomen
maar de vluchtelingen waren gered.
Wij stonden daar, vervuld met diep
ontzag, en zagen Gods hand in deze
bevrijdingdéze waarheid gaf ons
nieuwen moed in 't hart. Niet langer
achtervolgd, bereikten zij het eiland.
Vroolijke stemmen riepen ons toe, de
bleeke mannen stonden op om ons de
handen te drukkenwij tilden een
vrouw op de rots wij liepen hierheen
en daarheen om hen te helpen en te
troosten. Alle negen waren zij onze
prijs, onze schat van brave menschen-
levenis. En wij vertelden hen van dat
schurkenvolk, en voortaan wilden zij
naast ons staan, schouder aan schou
der, totdat de dag kwam. dat we
overwonnen of verloren, Ken's Eiland
zijn geheimen ontnomen werd, of wij
samen dien laatsten grooten slaaptijd
gingen slapen, waaruit geen ontwa
ken is.
HOOFDSTEK XXII.
Het was bijna middag op een Za
terdag, dat wij het arme volk van het
eiland redden, en des Maandags na
middernacht stegen onze moeilijkhe
den ten top. Ik noem dezen tijd 't
liefst „de zestig uren', en wat ik er
van geschreven heb, is precies, zooals
't gebeurd is, van wacht tot wacht,
zoo vlug geschiedde dat alles. Ik zal
trachten er eeu dagboek van te ma
ken, opdat gij mij beter volgen kunt.
Zaterdag 27 Mei. 'snamiddags.
Er zijn negen man van het schip
bevrijd, waarvan éen een meisje is,
Isabel, de dochter van kapitein Ne-
peen van de Amerikaansche vloot.
Haar vader is bij haar, een groote.
statige man, erg vlug, maar ordelijk,
steeds gereed zijn plicht te doen. Wat
de anderen betreft, de meesten zijn
Amerikaansche zeelieden, want het
was een zeeschip. Silver Bell genaamd,
dat van Amerikaansche havens naar
Yokohama voer. Allen zijn zeer ver
wonderd over de dingen, die zij ge
zien en gehoord hebben in dit huis en
op Ken'is Eilandmaar zij zijn te ziek
om daaraan veel te denken, en de
jonge dame ligt nog in een bedwel
ming. Doctor Gray zegt. dat hij haar
redden zalmaar iemand, die er min
der van af weet, Zou denken dat ze
dood was.
Dezelfde dag. Om vier uur.
Juist riepen zij mij wakker, om
mij te vertellen, dat de mannen in de
kelders beneden op* de ijzeren gang
deuren sloegen, en hun weg naar ons
verblijf in het huis met kracht sche
nen te zoeken. Kaptein Nepeen bracht
mij zelf het nieuws, en sprak lang met
mij. Ik vond hem een beschaafd man,
een, die de dingen spoediger aanpakte,
dan ik verwacht had.
Mijnheer Begg, sprak hij, het is
duidelijk, Jat wij in handen van een
groote ischurkenitroep gevallen zijn. Ik
kan mij niet verbeelden, hoe knap die
schurk moet zijn, die van zulk een
buitengewone plaats heeft gebruik ge
maakt, maar ik kan het doel duidelijk
gissen. Gij en ik kunnen u daarop
wel antwoorden. Wij moeten dadelijk
beginnen te handelen, zonder tijd te
verliezen, kaptein, zeide hij.
Ik antwoordde hem, misschien wat
scherp, niet erg tevreden, dat hij het
geen ik reeds gedaan had zoo licht
telde.
Mijnheer, antwoordde ik, wat een
zeeman kan doen, heb ik reeds ge
daan, anders zoudt gij hier niet staan,
Doch laat dat voorbij wezen. Het
nieuws dat gij brengt, zal niet op ant
woord behoeven te wachten. Het zal
u duidelijk zijn, Jat als wij een be
leg in dit huis krijgen, wij iedere
poort moeten behouden. Er zijn man
nen in de gangen daar benedende
Hemel weet hoeveel. ïk zou dat eerst
willen weten en de rest laten volgen.
Hij was nu geheel veranderd en
naastte zich zijn dankbaarheid te be.
tuigen.
Waarlijk, zeide hij warm, wij
hebben ons leven aan u te danken,
zooals menig zeeman 't u te danken
zal hebben in de dagen die nog ko
men. Ik moest daar eerst van gespro
ken hebben. Maar de wonderen van
deze plaats doen iemands gedachten
ec-n andere richting nemen. Wij waren
half dood, toen wij uw signaal zagen,
kaptein. Wat er van mijn passagiers
en het overige volk geworden is, mag
de Hemel weten. Zij zetten ons aan
wal nadat, het schip den vorigen nacht
genomen was en zooals ge ziet. ver
tellen negen van ons de geschiedenis.
Ilc heb van de Japanneezen de overle
vering van Iven's Eiland gehoord,
maar ik geloofde er vóór gisteren niet
een woord van. Nu weet ik, dat het
waar is. Mijn passagiers zijn daar,
dood' of stervend, en bij zonsondergang
zal ik zeker aan land gaan, om wat ik
kan voor hen te doen.
Ge zijt een braaf man, kaptein Ne
peen. zei ikeen dapper man. Waar
gij gaat, volg ik u. Wij kunnen die
arme zeelui niet in gevaar laten, het
moge kosten wat het wil. Toch wil
ik voor u niet verhelen, dat het een
zware taak is, en dat hij, die van
nacht naar Ken's Eiland, gaat wel
licht nooit meer terug zal keeren. Wij
zijn nu met ons veertienen in dit huis
en onze eerste plicht is, om het te be
houden voor haar, die 't ons toever
trouwde. Met uw hulp, kaptein, Ne
peen, zullen wij echter het schuim
daar beneden wel temmen.
Hij stemde van harte in, en begon
over de wapenc-n te spreken, die wij
hadden en over de manier om ze te
gebruiken. Zijn mannen, hoorde ik.
waren in de groote gang gebivakkeerd
en dezen maakte hij eerst wakker,
terwijl ik mij de slaap uit de oogen
wreef en mijzelf afvroeg Wat nu?
Het vertrek, waarin ik lag, was Czer-
ny's eigen kamer, nu speelde bij
het daglicht de zee koel en groen bo
ven de ramen, Welk een booze ziel
had op de-ze plaats geademd Wat
voor verlangen naair de eenzaamheid
had dit groote misdadigersverstand
hier naar den afgrond der Stille Zuid
zee gezonden, waair hij deze onbe
kende geheimen kon nagaan en wacht
houden bij hei stille,, groene water,
alleen met duivelsgestalten. Hoe kon
hij de vriend zijn van die vreeselijke
schepsels, de zeedieren, die boven de
vensters zwommen of naar de hoeken
kropen, vaak onderling vechtend?
Hoe benard onze toestand ook was, ik
moest toch een oogenblik stilstaan bij
de kristallen ruiten, en naar dat af
wisselende schouwspel van de wonde
ren der zee kijken. Het water was zoo
dichtbij dat ik meende slechts mijne
hand te hoeven uitstrekken om het te
raken. De tooverachtige, wilde din
gen, die over de rotsen bewogen zou
den zeker zoo dadeli jk deze kamer bin
nenkomen. En Czerny kon hier leven,
onder vier oogen met die beangstigen
de monsters? Weer zeide ik mijzelf,
dat men weinig van dezen man af
wist, van zijn goede en slechte hoe
danigheden.
(Wordt vervolgd)