Prijsraadsel. Een Fransch-Chineesch huwelijk. Te Parijs is dezer dagen een zeer merkwaardig huwelijk voltrokken. De bruidegom was de heer Charles Hsing- Ling, de tweede zoom van den gezant van China te Parijs, en de bruid was mademoiselle Geneviève Denen, een Fransche dame. Na de gebruikelijke burgerlijke for maliteiten begaven de bruid en de brui degom, die bei< en Katholiek zijn, zic-h naar de kerk van Saint-Philippe du Rou- le voor de kerkelijke plechtigheden. De Chineesche gezant en een groot aantal ambtenaren va.n zijn ambassade waren ia gala-costuuin tegenwoordig en het tooneel in de kerk w,as daardoor buitengewoon schilderachtig. De bruide gom droeg het ambtelijk costuum van „tao-tai", bestaande uit een hemels blauw kleed met roode, koralen knoo- pen. De bruid was gekleed in een wit toilet. Zoowel de Chineesche gezant als de bruidegom teekenden hun naam in het huwelijksregister in Chineesche letters, waarvoor zij gebruik maakten van :een kemelharen borstel en Oostin- dischen inkt. De handteekeningen besloe gen bijna een pagina in het register. vin-dien? Wat een slecht humeur! Doch (toen hij haar aankeek, zag hij dat haan oogen vol tranen ston den. Ontroerd vatte hij haar hand. - Wat scheelt er toch aan, mijn lieveling! Voel je je dan weer niet wel? Haar lang ingehouden -verbittering luchtte zich in een stroom- van tra nen. - Laat ons naar huis gaan! Naar huis! riep zij snikkend. Hij nam haar onder don arm, deed haar neerzitten op -een sofa, zette zich naast haar en streelde teeder haar blanke hand. - Kijk eens, sprak zij, nog altijd zachit snikkend, nu is de winter en straks ook de lente -voorbij, en wij zitten nog altijd hier in dit akelige, vreemde land. En toch is het nu zoo mooi bij ons thuis in het Banaat! On ze tuin isttaat zeker al zoo prachtig! De seringen en d'e kastanjes bloeien nu, en dan volgen de acacia's en de linden! Kijk, ik ben voorloopig nog niet ziek; alleen maar wat ontstemd, en ook heb ik nog een beetje keelpijn. Maar als ik zoo lang hier blijven moet, dan zal ik zeer ernstig ziek worden. Binnenkort "zal weer de wind van de bergen beginnen te waaien, die droge, stoffige, afschuwelijke wind. En dan... Vleiend sloeg zij haar armen om zijn hals. - Nietwaar, maimieltje! Wij gaan naar huis. - Nu, als je er zoo op staat. Ik zal met den dokter spreken. Praat toch niet met dien wind buil, dien kwakzalver, die 's zomers te Berlijn hoest en 's winters hier aan Riviera. Hij heeft zelf maar een halve long en hij zou mij willen cureeren, die er nog (twee heele h'eb. Bespottelijk! Ik ben 'volstrekt niet ziek. Ook mijn keel is al veel beter. Ik kan zelfs al zingen, luister maar! Zij begon een liedje te neuriën, maar baar stem klonk als een gebar sten zilveren scbel. Bezorgd keek hij haar aan. Nu, goed, het zij dan zoo! Ik wil je niet tegen je zin hier houden. Als je er zoo op aandringlt, dan gaan We naar huis. Wanneer? Hoe eer hoe beter dJan maar. Morgen. Zij vertrokken dus. De dokter had den raad gegeven voorzichtig te zijn en vooral zoo dikwijls mogelijk eon poosje rust. te houden. Daarom legde de echtgenoot toet_ er op toe, zijn vrouw telkens in de een of andere stad onderweg een paar dagen Gela ten vertoeven. Doch zij had nergens rust of duur. Met koortsig ongeduld als een verwend kind, verlangde zij steed,9 maar, die reis zoo spoedig mo gelijk voort te zetten. Wddr zij ook kwam, het kon haar nergens beha gen. Geen enkele vreemde plaats onlt- snapte aan haar bittere critiek. Genua! Afschuwelijke stad! Vol maakt het witte skelet van een voor wereldlijk zeegedrocht, door de gol ven op het sttrand geworpen. Die teerlucht beneemt mijn adem! Wat ik je bidden mag, weg van haerT Zij waren nu te Milaan aangeko men, doch zij verklaarde hier niets te wille® gaan bezichtigen, (allerminst den beroemden Duömo. Wat is dat voor een kerk, waar die menschen niet heengaan om -te bidden, maar om te gapen? En wat valt er eigenlijk aan te bewonderen? Het ding ziet er uit als een meester stuk van suikerbakkerskunst; of als of het met de schaar uit wit karton geknipt was! Laat ons liever doorrei zen naar Venetië. Doch te Venetië hinderde haar de vischlucht der Lagunen, en de d'ood- sche stilte maakte haar treurig e® benauwde haar. Wat zoeken wij hier? Als wij dagdieven en duiven willen zien, be hoeven we waarlijk zoo ver nieft te reizen. En om de lucht van gronderig kanaalwater te ruiken, hebben we wel plekjes dichterbij dan de Rialto- brug. Ik begrijp niet wat de men schen hier eigenlijk voor bijzonders vinden. Zij kwamen te Weenen. Zij sloot zich op in haar hotelkamer en was niet te bewegen om de straalt op te gaan. Ik heb een hekel aan die Wee- ners! De huurkoetsiers -op de fiacres gelijken tot op een prik op de heeren en de heeren gedragen zich zoo als elders d'e huurkoetsiers! Van dat eeuwige gerij en lawaai krijg ik hoofdpijn. Des avonds kwamen zij in Boeda pest aan. Den volgenden m-orgen, heel vroeg, was mevrouw Olga al kant en klaar, ten volle reisvaardig. Toe, toe, haast je walt! riep zij haar man toe. Over een uur gaat de sneltrein! Laat ons oppassen, dat wij hem niet missen. Hij stribbelde niet meer tegen. Haar ongeduld had ook op hem aansteke lijk gewerkt. Ook hij verlangde nu naar huis. Hijgend en proesltend rolde de snel trein door de groote vlakte. Mevrouw Olga maakte het zich in een hoekje van een coupé gemakkelijk en sliep den ganschen dag lang. Slechts hier en daar deed het fluiten van de loco motief of het luiden van d'e bel op een station haar opschrikken. Met een dommelig glimlachje kee(k zij dan even haar man in de oogen. Heit begon reeds te schemeren, toen de trein d'e grens van het Banaat overschreed. Schunnige baanwach tershuisjes, voor welke plompe, .grof geklelede Rumeensche boelren die® trein aanstaarden; armzalige dorpen, verzamelingen van bouwvallige stróo- hutten; op de verwaarloosde, hobbe lende wegen knarsende vrachtkarren door magere afgebeulde paarden voortgetrokken, in de moerassige venen, kwalijk riekende waterplas sen... Olga's man dacblt terug aan de zonnige, rijke, tooverachtig schoone Riviera, -en hij vond, dat d'e Voorzie nigheid zijn vaderland wel uiterst stiefmoederlijk had bedeeld Zij stopten aan een klein station. Het was reeds donker geworden en Itegen het venster van dein coupé klet terde een raalsche lenteregen. In die naburige poelen kwaakten duizenden kikvorschen. Mijlen in het rond was hun eentonige muziek hoorbaar. Daar schrok Olga eensklaps uit baar droomen op, keek verbijsterd rond, stak haar hoóïd uit het venster, en luisterde naar het kikkerconceht- Om haar lippen speelde nu een ge lukkig lachje. Milde tranen vloeiden haar over de wangen en met trillen de stem wendde zij zich tot hem, die naast haar stond: Nu zijn wij thuis! Hoor je wel! De kikvorschen! Uit de Moppentrommel, Papa, waarom geleid men een be zoeker tot aan de deur Om te zien of hij wel werkelijk weggaat. In een klein plaatsje komt de be trekking van courantredacteur vrij. De uitgever van het lokale blaadje doet daarin eene oproeping met de bijvoeging: Wie zijn eigen schaar meebrengt, heeft de voorkeur. Hebt u echte panamahoeden? vroeg de klant. Neen, mijnheer, antwoordde c winkelier, een zeer eerlijk man, maar ik heb wel hoeden die even leelijk zijn. Vind je dat niet vies een wegge worpen eind sigaar te rooken Rooken Ik pruim het maar al-, leen. Zie toch eens, wat die oude man een meewarig gezicht zet; die man moet vreeselijk ongelukkig zijn. O, volstrekt niet, de man is ziels vergenoegd; maar hij was vijftig jaar aanspreker, en nu is zijn gezicht zoo blijven staan. Ik heb opgemerkt, dat u als wijnhandelaar nooit er naar infor meert waar de wijn groeit. Wel, hoe hangt dat dan samen met mijne zaken Ja, mijnheer, 't is brandwijn; maar de dokter heeft het mij voorge schreven. En wie is de dokter ik genees mijzelf altijd, mijn heer Twee landbouwers wier hoeven aan eikaar grenzen, ontmoetten elkaar. Zeg .eens, zei die een. de kraaien, dlie bij jou in de boomen nestelen, komen iederen morgen op mijn veld en doen mij heel wat schade. 'Wel. antwoordde de buurman, ik geef ze cFr bed, licht dat jij ze <tf ontbijt geeft. BILLIJKE VERONTWAARDIGING. Bruid Als je gedacht had, dat ik geld had, dan moet ik je vandaag eindelijk eens verklaren, dat ik zoo arm ben als een kerkrat. Bruidegom (na een poosje toonloos): Emma, hoe heb je zoo met mijn bel ligste gevoelens kunnen spelen? Professor iin de natuurkunde (verkla rende. waarom de proef niet gelukt is): Zooals u ziet, mijne heeren, ziet u nog niets waarom u niets ziet, zult u di rect zien. CONTROLE. Kleine Jaan zit in een boek van haar moeder' te lezen, over de opvoeding van kinderen. Wat doe jij nu met zoo'n boek ui de hand, vraagt mama. Ik wil eenls zien of ik wel goed opgevoed ben, is het veelbelovend antwoord. TIJDEN, O, TIJDEN O Mevrouw Peperman Hoor eens, lieve man, ge moet voortaan beter in je geheugen prenten dat meiden te genwoordig zeeij schaarsch zijn, en dan nog moeilijk te houden. Ge ver geet je zelf, als je tegen de keuken meid spreekt op een wijze of je mij iets vraagt, of beter gezegd beveelt ja ja, je toon is autoritair en dat tegen de meid Zal je dat voortaan zorg vuldig vermijden, beste vent! AD REM. Aangeschoten student. Hé, waarom maakt u zoo'n omweg, lieve juffrouw, ik val u toch niet aan? Jonge dame Neen niet aan, maar wel om. De oplossing van ons vorig prijsraad sel bleek te zijn: HAARLEM's DAGBLAD. Na loting werd den prijs toegekend a Mej. M. H. MEIJERINK—QUINT, JailS- straat 62, Haarlem. die haar prijs aan ons bureau kan af" halen. Ons nieuwe prijsraadsel luidt als volgt Het .geheel bestaat uit 10 letters brengt soms heel wat gemoederen ln ba- weging. 4, 5, 6, 7, 2, 9 vindt men in de mond. 7, 3, 8, 9, 10 is een cirkel. 1 is een letter. Als prijs loven wij uit: EEN KOP EN SCHOTEL. caansche markten bij litersvol koo- pen. Om de mede te verkrijgen wor den de mieren in een vijzel fijnge stampt, daarna door een fijne stof gezift en vervolgens zoo lang op een geschikte plaats bewaard, tot er gis ting in komt De vindingrijke geest der Mexica nen heeft ook ontdekt, dat uit den tijgertoever een sterke, bedwelmende drank kan worden, bereid. Daartoe moet men slechts die kevers een be hoorlijken tijd laten koken en de al dus verkregen vloeistof twee of drie dagen lalten gisten. Zijn eerste Patiënte. Met de beenen uitgestrekt onder zijn schrijfbureau, een sigaret tus- scben de saamgeknepen lippen, wacht te de dokter zijn eerste patienie af. Er werd geklopt, erg haastig en hard, en voordat de jonge dokter den tijd had, ..binnen" te roepen, stond er een opzichtige juffer in de kamer, die ze nuwachtig deed en hem hijgend een ..goeien morgen, menheer" wenschte. Een zenuwlijderes. dacht dokter en, om haar te kalmeeren. verzocht hij zijn patienie plaats te nemen tegenóver hem en eens heel op haar gemak te vertellen wat er aan scheelde. O, 't is verschrikkelijk, meneer, niet meer om uit te houden klaagde de vrouw. Het- mensch plaagt me ook bij elke gelegenheid, maar vanmorgen liep het de spuigaten uit. Ik had geen rust meer, en daarom ben ik naar u toe gekomen. Nog erger dan een zenuwlijderes, dacht dokter, waarschijnlijk een on-1 gelukkige, die aan vervolgingswaanzin lijdt. Zoo, zeide hij ernstig. Nou, daar heb je goed aan gedaan. Wees maar gerust, hoor, hier heb je niemendal te vreezen. We zuilen nu eens kalmpjes onderzoeken hc.e "t er mee staat. Wil u je hoed even afzetten M'n hoed V O. weet u 't dan al Nee', maar u moet dien bobbel hier eens voelen. Wijsgeerig betastte de dokter den 6chedel. Hm, ja, buitengewoon groot En laat me nu uw oogen eens zien. De verbazing der vrouw nam hand over hand toe. Het is meneer zeker al verteld Ja ja, ik weet err alles van. Para lyse van den oculomotorius en O. 't is nu niet erg meer, 't is hcelemaal blauw geweest. Maar m'n arm, meneer. Daar is 't nog goed aan te zien. Uw arm? Wacht eens. Hierbo- veraan, hè? Ja. dan zou 't wellicht dat zijn. Och, hoe kon ik ook zoo dwalen. *Dat gezicht had me alles moeten zeggen, 't Is duidelijkafge zonderde werking van den supinator longus en den biceps, periphere facïa- lisparalyse, anasthesieën Wat? vroeg de patiente verbaasd. Maar, ik begrijp niet wat al die ge leerdheid daarmee te maken heeft O, niets. Ik dacht eigenlijk maar hardop. Voelt u niets aan uw voet Ja, m'n eksteroogen steken. Ver leden week heeft ze er nog een stam per op laten vallen Wie Wel, m'n lieve buurvrouw. Daar hebben we 't toch over Uw buurvrouw Daar hebben we nu niets mee te maken. Wij hebben het over uw toestand, anders niet O, wat dat betreft, maak u daar maar niet bezorgd over. Ik kwam in Hoofdzaak voor haar. Het moest nu toch maar eens uit wezen,, dacht ik. Er gaat geen dag voorbij, dat zij -me met op een vrt'cselijke manier plaagt, Maar, zooals >k u gezegd heb, liep 't vanmorgen toch de spuigaten uit. We kregen als gewoonlijk ruzie, en wal deed nu dat \el Ze sloeg me met een pook op nvn hoofd. Daar is die bobbel van, die u gevoeld hebt. Ik hoop, dat u voortaan een agent op het hofje een oogje in 't zeil zal laten houden O, maar dan kan 'ik u niet hel pen, dan moet u bij den commissaris van politie wezen, twee huizen verder. Ik ben dokter. Zonder spreken stoof dokter's eerste patiënte de kamer uit. Verspreiding: van ziekten door kleeding. De waag is zeker van het hoogste belang, of besmettelijke ziekten ver spreid kunnen worden door de klee ding. Men bedenke bijvoorbeeld dat een arts dagelijks met patiënten, die aan besmettelijke ziekten lijden, in aanraking komt en op een volgend oogenblik een woning binnenkomt, Waarin hij de ziektekiemen binnen zou kunnen brengen, wanneer zijn klee ding daarvan de overdraagster zou zijn. Oppervlakkig bezien zou men dat toch we mogelijk achten. Een geruststelling intusschen levert het feit, dat zelden den verspreiding van besmettelijke ziekten door de doktoren voorkomt; de Ideederen, aldus ver klaart een Duitsch bacterioloog, spe len in de verspreiding van ziektekie men een betrekkelijk geringe rol. Voortdurend is d'e kleeding in aanra king met de lucht en bet licht, en de ziektekiemen, die er zich in genesteld mochten hebben, gaan daardoor snel ie gronde. Wanneer zoo over kleeding gespro ken wordt, bedenke men intusschen dat zulk een gunstig oordeel in geen geval betrekking heeft op onzindelijke kleeding-stukken. Naar Huls De schoone zieke vrouw stond daar in den erker van een salon in hetEn- gelscbe hotel en tuurde met een be drukt gezicht naar den wandelweg, die zich langs den strandzoom kron kelde. Haar man zat in een schom melstoel en keek verstrooid naar d)e .donkere rookstreep aan den horizon, door de naar Genua zich spoedende stoomboot achtergelaten. Van verre hoorde men muziek."In het park van de „Villa Zirio" speelde de militaire kapel ter eere van een der voornaam ste gasten, Was ik maar een man! viel eens klaps mevrouw Olga uit Was ik maai- een man! Dan zou ik dien En- gelschen lord daar een draai om de ooren geven! Op een bank, dicht bij het hötel. zat een Engelschman met een witten hoogen hoed op, ijverig in de „Mor ning Post" te studeere®. Maar, lieve Olga, hoe kan je zoo iets zeggen? riep haai* echtgenoot verwijtend. Waft heeft die arme lord je in den weg gelegd? Hij is ook geen lord, maar de een of andere kleermaker uit Col chester, hernam mevrouw Olga schamper. Een echten lord kan ik nog uitstaan. Maar zóó een!... Die hangt hier den gentleman uit met zijn witten hoed en zijn „Morning. Post"! Maar in zijn eigen land han teert hij den ellestok en meet lap pen! De man keek zijn vrouw hoofd schuddend aam. Je bent vandaag weer ontzet tend nerveus, zeide hij. Wat scheelt er toch aan? Wat er aan scheelt! Alle®, wat ik hier zie, ergert mij! Dit land hangt mij de keel uit, het verveelt mij! De eentonige, eeuwig blauwe hemel; die verslappende milde lucht, die ci- troengeur. O, wat een wereld is het hier! Zoo laf als limonade! Overal citroenen en palmen. Ik zou nu wel eens een behoorlijken acacia of een gewonen pruimenboom) willen zien. Zoodra wij weer thuis zijn, laat ik alles, wat naar palmen zweemt, uit onze serre gooien! Maar d'e zee! Kijk dan toch een® naar de zee! Die is toch heerlijk, ma jestueus! Loop heen met je zee! Moet dat een zee heeten? Er is niet eens een behoorlijke vloed en ebbe! Neen, dan zie ik nog liever onzen Donau. Die stroomt tenminste flink... En dan de menschen...! Wat heb je toch tegen de men schen? Wat dóen in 's hemelsnaam de menschen voor kwaad? Kijk! Daar komft die Italiaansche scheepskapitein weer aan! Die kwast! Een heel beleefde man Je zult toch zijn groet wel beantwoorden? Goeden morgen, ouwe gek. Maar Olga, wat ga je nu begin nen? Zij lachte nerveus. Och, wat! Hij verstaat hdt im mers toch niet! Kijk maar eens hoe gelukkig hij grijnst en zijn tanden laat zien. Die oude ezel! In deze hitte draagt hij zijn uniform tot aan d'e kin vastgeknoopt. Hij laat zich fri seeren als een kappersbediende en zijn snor verft hij. 's Morgens kos tumeert hij zich als een houtvester en klautert in laurierboomen om nach tegalen en leeuwerikken te schieten. Ik heb hem eens verteld dat ook bij ons de heeren wel op de jacht gaan, maar dan op de beren- of wilde zwij nenjacht. Het heeft niets gebaat! Hij blijft zijn heldenmoed koelen aan de zangvogeltjes! Nu goed en wel; maar er zijn hier toch ook nog wel andere men schen. Ja, al die heeren met het roode lintje van het Legioen van Eer in hun knoopsgat. Dat zijn allemaal Val- sche spelers. Mijn hemel, hoe weet je dat zoo? Dat heeft mijn Fransche kamer meisje mij verzekerd. Die is van alles hier volkomen op de hoogfte... Kijk, daar nu weer dien Russische® vorst! Hij heeft zich voor de vacantie een witte pet opgezet, die boer! Nu weer die Russische vorst! Wat heb je tegen hem voor grietoen? Die Moskovieten zijn mij het antipathiekste mannenslag van de wereld! Nooit kunnen zij de dienst meisjes met rust laten! Haar man wierp wrevelig zijn .siga ret weg. Je bent onuitstaanbaar, Olga! riep hij. Kan er dan nietg meer in de gansche wereld! genade in je oogen Zooals bekehd is werd in Duitsch- land geld bijeengebracht voor de oprich ting van een ged enkteek en. ter herinne ring aan den zoogenaamden Volkeren- slag, in October 1813., door de verbonden legers, bestaande uit alle Europeesche nationaliteiten, geleverd tegen Napole on in de nabijheid van Leipzig, welke slag, naar bekend is, eindigde met de nederlaag der Franschen. Hoewel de bijdragen in Duitschland voor dit ge- denkteeken, dat enorme sommen zal kosten, niet zoo ruim toevloeien, als men zou wemschen, is toch reeds begon nen met den bouw, of liever met den aanleg, naar de plannen van den beeld houwer professor Schmitz. Op het door de stad Leipzig welwillend afgestane terrein; waar de slag geleverd is, op de plaats, waar Napoleon den 18en October 1813 den slag leidde en ten slotte bevel gaf tot den aftocht, verheffen zich nu reeds de fundamenten, die 90 bij 60 meter meten. Het eigenlijke gedenktee- ken, een kolossaal bouwwerk, dat 90 me ter 'hoog moet worden, zal aan drie zij den omgeven worden door een 25 meter hoogen aardheuvel, die zich naar voren aan twee zijden als een wal voortzet. De heuvel zoowel als de wallen zullen met boomen beplant worden. Aldus zal een voorhof ontstaan, die geheel afge sloten is van de buitenwereld, waardoor een stille, plechtige ernst over het ge heel zal komen te liggen. De wanden van het gedenkteeken worden versierd met heldhaftige voorstellingen uit de geschiedenis van bet Duitsche volk. Het volkerenslag-gedenkteeken nabij Leipzig.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 10