Licht en Schaduw.
Een Romeinsch roo-
verhoofdman.
Rubriek voor Dames.
lapje in, wringt het weer uit en strijkt
daarmee over het reeds gestreken lin
nengoed. Dat moet zeer gelijkelijk ge
beuren, anders komen er strepen in het
goed. Daarop wordt er met een heet
ijzer nog eens over heen gestreken en
een onberispelijke glans ligt over het
linnengoed. Het goed is dan weer als
nieuw en neemt bovendien niet zoo spoe
dig weer vuil op, zoodat het langer
schoon blijft.
HUISHOUDELIJKE WENKEN.
I. De beste manier om afgescheurde
stukjes van de pagina weer in een boek,
vast te maken, is om ze vast te plakken
met een stukje vloeipapier; het gedrukte
schijnt door 't vloeipapier heen.
II. Velen hebben er tegen om vergif
te gebruiken als middel om muizen te
weren. In plaats van vergif kan men
even goed' pepermunt-olie gebruiken.
Een beetje van die olie bij hun holen
en gaten jaagt die lastige dieren op de
vlucht.
De Indringster.
(Nanr het Duiisch).
De avondwind krulde de golfjes op
van den langzamen stroom en streek
daarna langs de gevels der oude stad,
wier steenen versierselen door den glans
der dalende zon werden verguld. De
straten waren reeds donker in de neve
lige schaduw. Men kon alleen nog de
kinderen zien die .elkaar naliepen, stil
schuifelendi of luid lachend.
Maar aan de rivier was 't nog licht en
vroolïjk was het daar op den steiger
waaraan vele bootjes lagen, met glan
zende .riemen en een wapperende vlag
op het roer. Dames in kleurige toilet
ten spraken druk te midden van stillere
heeren in roeicostuum, die haar behulp
zaam waren bij hert instappen.
En allerlei uitroepen, uitdagingen,
plagerijen, weddenschappen maakten
duidelijk, wat reedis kon worden ver
moed, dat het roeiseizoen op dien laten
zomeravond zou besloten worden met
een ouderlingen wedstrijd.
Kapitein kom, sprak opeens luid
een coquette vrouwestem tot oen groo-
ten officier die ernstig in de verte staar
de. Hij schrok op.
O, gravin Etha.
Ja, ik ben het, kom gauw, we moe
ten weg en ik weet, dat gij sterk zijt, ik
stuur goed, dus winnen we het.
Maar voordat hij in de boot had kun
nen stappen, waarvan zij de roeikoor
den reeds in handen had, was een an
der hem voor, en greep de riemen. En
toch win ik het, riep de gravin op ee-
nLgszins spijtigen toon, dan zonder u.
Kapitein Von Stein scheen het zich
weinig aan te trekken, dat hij niet met
de gravin kon varen, maar hij bespeur
de, dat er nog slechts een bootje leeg
kwam en hij dus nu toch aan de beurt
was. Er w.as ook nog slechts ééne dame
op den steiger, en zonder haar goed
aan te zien zei hij half nog in gedach
ten:
Mag ik de eer hebben..."
Beiden zagen elkaar verschrikt aan.
Ada.
Yon Stein.
Verder zeiden ze niets, ze stapten in
bet bootje en roeiden -de anderen na.
Ik ben, begon de kapitein schuch
ter, ik ben hier toevallig.
Zoo; j.a, dat dacht ik al1..."
Weer w.as er een poos stilzwijgen.
Maar uit de andere bootjes klonk helder
lachen en druk gepraat al® een zachte
muziek over 't water.
We zuilen den prijs wel niet beha
len. Ach juffrouw Hallier, ik ben wat
moe.
Zij knikte eu zag hem niet aan. Zij
staarde over de roodgele golfjes naar
den stillen oever, waar riet zijn pluimen
wuifde, zwart tegen de geel-blauwe
lucht.
Het is zes jaar geleden, niet waar7
vroeg hij, met een uiterste poging om
een gesprek te beginnen', hij die in alle
gezelschappen geliefd was wegens zijn
onuitputtelijk talent als causeur.
Juist, zes jaar. Zij keek ov.er den
rand van het vaartuig voorover bukkend,
I als wilde zij staren in de- diepte.
Herinnert u zich nogvervolgde
hij... neen ik kan niet ,,u" zeggen, hier'
vooral niet... Ada, weet je nog, dat we
hier over ditzelfde water elkaar v.oor 't
eerst zagen. Ik roeide 'hier en jij liep
daar aan den kant en het was rozentijd
en de kinderen daar zongen... stil.
Blanke meisjesstemmen deden over 't
water golven een zoet-w.eemoedige me
lodie.
Daar is het weer.
Ja, dat is het.
En zij zwegen, langzaam drijvend met
den stroom, die donkerder zich kleurde,
naarmate de zon dieper daalde, alleen
op de groote glanzende vlakte, want de
anderen waren ver vooruit, ze dreven,
luisterend naar het lied dat wegstierf..,
O, Ada, wat was die tijd mooi.
Welite tijd?
Die tijd, toen ik je leerde kennen
en... liefhebben, 't Laatste woord zei hij
zacht, zoodat zij 't bijna niet kon ver
staan, maar zij schrikte op en zag hem
strak aan.
Dat woord mag je niet zeggen, jij
bent Freiherr von Stein, ik ben een arme
onderwijzeres.
Dat had je niet behoeven te blijven.
Neen, maar dan had ik je carrière
in den weg gestaan.
Hij dacht na, over die carrière, glan
zend nu ja, maar ook leeg. Hoe zou 't
anders zijn geweest mèt haar en dan
zonder
De aimo,sfeer, waarin gij leeft, de
atmosfeer van bloemen en parfumerieën
is ,een andere dan waarin ik verkeer, van
kinderen, velen verwaarloosd, vuil, naar
de jonge ziel bedorven ook sommigen
al
Alsof, hij lachte luid, met bitteren
klank, alsof in die groote salons geen
bedorven zielen zijn.
De groote brand te Rotterdam. Gezicht op de kistenmakerij en
kuiperij, Thorbeckenstraat.
Het was mijn plicht ,,neen" te zeg
gen, hernam zij nu op vasten toon. Lk
hob je niet vergeten, ik heb je brieven
geschreven, honderd, duizend en dan
heb ik ze gelezen en verscheurd om
goed te weten, wat mijn. plicht gebood.
Ada, was dat wel plicht?
Ja, dat was plicht, en datis plicht,
roei voort, het droomen moet uit zijn,
ik zal weer werken en ouder worden,
eiken dag ouder en eens. zal ik zijn ver
laten en vergeten, maar dan zal mijn
geweten mij troosten en uw geluk, uw
toekomst zal mijn levensavond uit de
verte vergulden als de zon.
Ada,
Roei nu voort, wij zijn er haast.
Aan den oever stonden de anderen
reeds en lachten, en praatten en gravin
Etha riep: „Verloren, heelemaal verlo
ren, kapitein', zie je wel, dat je 't zonder
mij niet winnen kunt. Maar wat hebt
u toch voor iemand aam 't roer gehad? O,
juffrouw Haller, is u ook genoodigd? D.at
'wist ik niet.
Misschien is 't een vergissing, gra
vin
Ja, dat kan. wel zijn.
Toen de kapitein even later Ada, zijn
eenige. liefde, nogmaals do hand wilde
drukken, was zij weg.
Wie zoekt ge kapitein? Dat school-
juffertjé? O, die heb ik weggestuurd, dat
soort menschen dringt zich overal in...
Italië ig altijd het land' dier roovers
geweest, een gevolg zoowel van de
gesteldheid van het schiereiland, als
van den politieken toestand. Onop
houdelijk is het land ter prooi ge
weest aan woelingen en opstanden,
die echter dikwijls weer met geweld
onderdrukt werden; velen moesten
v/Iuchten voor staatkundige misdrij
ven, anderen weken uit om aan de
verdrukking te ontkomen en vooral
denzulken stond het roovershandwerk
open. Daarbij waren ze in de woeste
bergstreken 'veilig; bijna onmogelijk
was het, hen te vervolgen temidden
dier ontelbare holen en spelonken,
bergpaden en afgronden, waarvan zij
al de geheimen kenden. Dikwijls
maakten de landlieden, hetzij uit
vrees, hetzij orn andere redlenen ge-
meene za.ak met de roovers en brach
ten hunne vervolgers op een dwaal
spoor. Yoeg daarbij hef. groote aan
tal reizigers, die telken jare de
schoonheden van Italië kwamen be
wonderen, de vele pelgrims, die, dik
wijls van rijke offers voorzien, naar
de Heilige plaatsen trokken en een
rijken buit beloofden en het is begrij
pelijk, dat heit aantal bandieten groot
moest zijn. Zelfs in den tegenwoor-
digen tijd, nu de roovers meer en
meer lot de geschiedenis beginnen te
behooren, zijn zij in Italië nog verre
van uitgeroeid, en het tegenwoordige
gouvernement, daJt zooveel beloofde,
heeft in plaats van het rooverwezen
te vernietigen, dit schrikbarend doen
toenemen. Meermalen toch leest men
in de bladen van stoute ontvoeringen
en aanrandingen, van brutale aan
slagen, van gevechten tusschen roo
ver.s en karabiniers.
Vele schrijvers hebbetn 'in hunnq
romans de daden der Italia arische
roovers geschetst, ontelbare drama's
spelen in die Abruzzen of in de wou
den van Campanië, een Salvator
Rosa heeft er de stof gevonden voor
zijne beroemde doeken. Walt wij in
die romans lezen, moge belachelijk
zijn door de overdrijving en onna
tuurlijkheid, d'e rooverdrama's mo
gen tegenwoordig enkel opgeld doen
in een Amsterdamsche achterbuurt
of in eene platteland'S-tooneelVoorstel-
l'ing, zeker is het, dat velen dier roo-
verhoofdmannen daden verricht heb
ben, die aan helt ongeloofelijke gren
zen, en. verscheidenen hunner heb
ben een gewichtige rol gespeeld in
d© geschiedenis van hun tijd
Het rooverswezen in Italië dagtee-
kent reeds uit den tijd der Romeinen
Bloedige burgeroorlogen, teisterden
som® de republiek; duizenden moes
ten. vluchten om (te ontsnappen aan
de wraak hunner tegenstandera en
De brand te Rotterdam. Het thans afgebrande pakhuis gezien vanaf de Prins Hendrikkade.
De fraaie architectuur was een ontwerp van den architect, den heer J. P. Stolk te
Rotterdam. De afbeelding is overgenomen uit Architectura.
In Engeland zijn. tegenwoordig ver
schillende vrouwelijke uitvinders of uit
vindsters. Mrs. Harrison heeft een pa
tent genomen op het ontzwavelen van
een zeker soort erts.
Mrs. Ames Lyede heeft uitgebreide
werkplaatsen in Tornham., Norfolk,
waar de mooie poorten van San dring
ham gebouwd warden; zij houdt niet al
leen het opzicht over dien arbeid, maar
ontwerpt alle onderdeel-en zelf.
Zij heeft veel eigenaardige en oor
spronkelijke modellen uitgevonden, be
nevens verschillende procedées om de
deelen in elkaar te zetten, waaruit haar
werken van kunstwaarde bestaan. Haar
naam is al zoo bekend, dat zij voor het
koninklijke paviljoen op de Parijsche
wereldtentoonstelling in 1900 een op
dracht kreeg.
Eene andere uitvindster is Mrs. Cole-
brooke. Zij is bekend om haar beeld-
houtsnijwerk en heeft zich aan het tim
mermansvak gewijd. Iedere week houdt
zij een cursus voor vrouwen en meisjes
uit haaT landstreek in Abington in han
denarbeid en v.n. timmeren.
Een in Twickenham wonende vrouw
heeft patent aangevraagd voor een kin
derwagen-hangmat. Dat is een> voorwerp,
dat evengoed als kinderwagen dan als
hangmat dienst kan doen, het neemt
Wieinig plaats in voorkomt alle ratelen
en schudden en is zoo samengesteld,
dat het in de hangmat liggende kind
volkomen tegen koude luc'ht en tocht
beschermd is.
Miss S. Murphy heeft een volkomen
schotvrij alnminiumschild uitgevonden.
Zekere regeering heeft bij deze vrouw,
die zooveel belangstelling toont in oor
logszaken, reeds een groot aantal van
die borstschilden besteld.
Zekere Mrs. Wertham vond een nieuw
procédé voor valdeuren uit en een an
dere vrouw nam patent op een tent van
ongemeen, bijzonder practische bouw
wijze.
De vereeniging „Madchengymnasium" j
in Keulen heeft toestemming gekregen
een meisjes-gymnasium op te richten
onder den naam van „Gymnasialeklas
sen für Madchen". Het leerplan zal een
zesjarige leerstof bevatten en geheel
hetzelfde doel hebben als het gymnasium
voor jongens.
Iemand heeft eens gezegd, dat de helft
van menschelijke ellende, zoo niet meer,
zijn oorzaak vond in de onbekwaamheid
der menschen om ieder jaar de twee
einden behoorlijk aan elkaar te knoo-
pen.
En toch hoe onnoodig is het zenuw
achtig jagen naar een schijn van groot
heid die hoven het inkomen gaat. Hoe
dwaas en hoe vermoeiend. Als de om
standigheden meebrengen, dat een fami
lie met geringe middelen omgang heeft
met kennissen van veel vermogen, laat
de eerste familie dan eenvoudig het feit
constateeren, dat ze geen middelen heeft.
Airs aannemen werkt verslappend ap
het gevoel van eigenwaarde. Doe nooit
uw best om het kleine van uw huis te
verbergen of het gemis van veel dienst
boden. Zoek daarvoor geen voorwend
sels maarerken zonder ijverzucht de re
den. Doe u zelve voor, zooals ge zijt.
Als wij bedenken hoe weinig er noodig
is om te leven en hoe wij allen betrek
kelijk weelde hebben, dan is eenvoudig
het verschil wat meer of wat minder ge
legen en is dat een reden om onwaar
•te zijn?
Als wij vrouwen ons er voor spannen
om ae levensstandaard zoo te houden
als mogelijk is om rond te komen, dan
kunnen wij wonderen verrichten, geloof
ik.
Eene huisvrouw, die strijken kan, kan
op de volgende wijze haar boorden,
manchetten en fronts onberispelijk laten
glanzen. L. zuiver water, L. goede
spiritus, 20 gram koolzure kali en 80 gr.
stearine laat men in een steenen pan
onder voortdurend op de plaat van het
fornuis warm worden; onder het Toeren
voegt men er nog If L. water bij. Dan
giet men dit mengsel in flesschen, die
goed gekurkt worden en zet ze tot de
tijd van gebruiken komt, op zij.
Het linnengoed wordt nu op de ge
wone wijze gestreken, en ten slotte giet
men wat van bet beschreven vocht op
een diep bord, steekt daar een schoon
Schetsen van DEKA.
Eet sprookje van: te laat.
Zijn ziekte had hen beidien zachter
gemaakt, zachter en ook beter. De
harde strijd) van het leven scheen wel
gebannen buiten de ziekenkamer,
waar de dood heel nabij was. De
groote levensvraag verdrong vooreen
oogenblik den strijd van dag tot dag,
en er was toenadering Itusschen hen
gekomen.
Want zij waren een tijdlang geeste
lijk gescheiden geweest. Zij was een
mooi, onbezorgd poppetje, dochter
van een klein ambtenaartje, en alzoo
vrij onbezorgd dóór het leven gaan
de, zij het dan ook in bescheiden om
geving.
Toen wag hij tot haar gekomen mdfc
groote toekomstdroomen. Hij zou
zijn kleine zaakje opwerken tot een
die groeide en bloeide. Hij wist dat
hij daar de kracht toe had, maar zij
moest hem de bezieling geven. Als zij
beiden samenwerkten zouden zij ze
ker overwinnen.
Zij had aanvankelijk geglimlacht
over de kracht die van haar zou uit
gaan, maar eindelijk geloofde zij er
zelf aan, en toen de zaak al meer en
meer achteruitging, zijn eerst© po
gingen niet gelukten, verweet zij hem
zijn niet-slagen, zonder to begrijpen
dat juist in dezen (tijd van moedeloos
heid haar kracht en bezieling naar
hem moesten uitgaan. En hij, hij
voelde zich in haar bedrogen, las
hardheidi in den trek van teleurstel
ling die het mooie poppengezichtje
versneed) tot een koud proza-gelaat,
en helt zich achteruit drijven door
het lot zonder één ernstige poging
tot weerstand te bieden.
Dat was de korte geschiedenis, en
het was nóch verder achteruitgegaan
alg nie.t de ziekte tusschenbeidlen was
gekomen, de zware ziekte, die hier
een weldoende tusschenkomst gaf.
Was er direct gevaar? vroeg zij
angstig aan den doktor. Deze schudde
twijfelend het hoofd. Neen, dat ge
loofde hij niet, maar het was een
vreemd geval. Het bleef zoo hangen
tusschen dood en leven, en alg dat
lang diuurde, zou de dood het zeker
winnen; daar was geen enkel lichaam
tegen bestand.
Zij verpleegde hem trouw en gedul
dig, met sympathie in woord en daad.
Maar hun vroegere verhouding vij
andschap haast was nimmer ter
sprake gekomen. Zij had een gordijn
geschoven voor het verleden, maar
met het scherpe en gevoelige oog van
den zieke, haast stervende, zag hij
daar doorheen. Helt was hem niet
voldoende. Hij wist wat zijn levens
elixer slechts kon zijn hédr verze
kering dat zij weer in hem geloofde,
de belofte dat zij aan zijn zijde zou
staan in het volgend aUe-dagsleven,
als er Weer aardsche strijd begon,
maai- het woord bleef uit en hij
vroeg er niet om.
Op een nacht kwam de Hood bin
nen en zeffcte zich aan het bed, jüist
tusschen het echtpaar in.
Hij sluimerde, afgemat van pijn en
nadenken; zij sliep ook half en half,
vermoeid van den drukken dag.
Toen begon de dood te vertellen.
Hij herinnerde aan hun jongen
tijd, toen zij elkander trouw en liefde
zworen.
'n Glimlach van kalme zaligheid
gleed over de gezichten der sl apen-
den. Zij voelden zich als toen, nog
niet wetend wat de toekomst zou
brengen. Zij lachte weer om zijn ge
loof iin haaT kracblt, en dacht aan
haar mooi gezichtje en de fraaie klee
deren die zij zou aantrekken, als
spoedig de welvaart kwam. Hij voel
de het trotsche, krachtige bloed weer
in zich bruischen. Ha, klinkende da
den zou hij verrichten, hij zou het
geluk dwingen.
Toen vertelde de dood, van de te
leurstelling, dio vreugde had kunnen
worden. Hoe juist de strijd de trou
we vriendschap maakt, de hechtste
liefde tusschen tw.ee echtelieden. Als
staal moet die liefde in het vuur wor
den beproefd.
Zóó wil ik zijn, riep de jonge
vrouw angstig. Zóó wil ik zijn! Ik
zal zijn hulp en steun zijn 'in de
moeilijke oogenblikken. Nu weet ik
wat waarlijk een man van zijn
vrouw verwachten kan. Maar de jon
ge man viel haar aanstonds in de
rede, zeggend: En al had je het niet
begrepen, lieve, dan zou ik het je
door mijn waarachtige liefd'e hebben
^duidelijk gemaakt. Ik zou je
geleid hebben tot je plicht, miét vrien-
deltjke maar vaste hand.
Maar de Dood sprak ernstig en
weemoedig: Gij deedt het niet. Gij
voeldet u beiden aanstonds teleurge
steld, dacht nielt aan het heilig ver
bond, op leven en sterven gesloten.
Zelfg toen .gij zaagt dlat uw geluk
daarmee vernield werd, volhardet gij
nog in uwe houding. Ik zond u de
ziekte, mijn trouwsten dienstknecht,
,om u tot inkeer te brengen. En wel ver
zachtte hij uw bitter gemoed, maar
gij bleeft zwijgen. Geen uwer wilde
het moeilijke woord over de lippen,
geen wilde zij het dan ook in lief
de of ten onrechte, d'e minste zijn.
Hij wist dat hij sterven, zou zonder
uw öteun, gij voeldet hetzelfde. Toch'
kwaamt gij niet tot elkaar...
O, maar nu, nu willen wij nog,
riepen smartelijk man en. vrouw.
En zij strekten smeekend de armen
naar elkaar uit. Maar de Dood, die
ze scheidde, sloeg de armen neer, en
hield' ze vast op hun plaatsen. Te
laat het is te laait, gromde hij"! Gij
kwaamt te vallen door het onrecht u
door uw vrouw aangedaan. "Want zij
had! in u moeten gelooven. Daarom
schenk ik u de vergetelheid, al moet
gij het grootste geluk, n.l. herstel van
fouten, op de aa|rdle achterlaten.
Maar gij vrouw, gij zult op aardie
blij ven leven, met de wroeging in het
hart, omdat gij hebt verzaakt uw
hooger plicht, uw man (te begeesteren
door uw geest en liefde.
De jonge vrouw slaakte een jam
merkreet en 9tormde op het ziekbed
af. Maar de dood hield haar tegen
met ijzige hand, die haar het hart
bijna deden verkillen, terwijl hij met
de andere den zwakken zieke op zijn
spondie terugdrukte. Zwaar bonkte de
beenige vuist haar op het gezicht, dat
hij geheel en al de vroegere schoon
heid ontnam, hij geeselde haar lijf
tot armzalige magerheid, hij boog
haar rug krom, maar zij liet niét af.
Steeds weer vernieuwde zij haar aan
val, en eindelijk, eindelijk drong
zij door tot haar man, en drukkend
haar mond op den zijne, gaf zij hem
nieuwe levenskracht op het oogen
blik dat de laatste adem dreigde te
vervliegen.
Zoo bleven zij dicht bijeen
Tot de morgen aanbrak.
Want het was weliswaar een
schrikkelijke droom geweest, maar
toen d-e eerste grauwe stralen van
den nieuwen dag in het armelijk ver
trek doordrongen, benedien op #raat
het leven weer zijn dagtaak begon af
te draaien, ontwaakten zij in eikaars
armen.
En bevend vroeg hij, vaag voor zich
heen: „Was het dan slechts een
droom?"
Goddank, ja, zei ze, in tranen uit
barstend. Ja het was slechts een
benauwde, kwade droom, dait misver
stand: tusschen ons. Ik zal dencDood
onzer liefde overwinnen, zooals ik in
mijn droom den dood des lichaama
heb verslagen. Zij zal weer bloeien
en vruchten dragen, omdat ik nu heb'
begrepen, wat mijn taak is. O, mijn
man, ik weet dat ik weer volkomen
in je kan gelooven, maar kan je het
nog in mij?
Hij antwoordde niet, maar streek
met zijn magere hand zachlt langs
haar bleeke wangen, en sluimerde in
tot gezondheid) en kracht.