Het Mis anfler Ie Zee. Beroemde pantoffelhelien. ALLERLEI. zochten een schuilplaats in de ber gen. Bij hen voegden zich gevluchte sla ven, ontsnapte boosdoeners en derge- lijJc-ets en zoodoende wies het aantal roovetrs schrikbarend aan. Wel wist keizer Augustus, na orde on rudt in het Romeinsche rijk hersteld te heb- ben, door doeltreffende maatregelen de roove s te beteugelen en verschei dene benden uit te roeien, dloch toen naderhand die orde en die rust plaats maakten voor eene onbeschrijfelijke verwarring, toen de erna keizer den anderen verdrong, herleefde het roo- verwezen met nieuwe kracht. Van de rooverhoofdimannen, die destijdfs Ita lië onveilig maakten, is het meest bekend een zekere Felix, die in de eerste helft dor derde eeuw na Chris tus onder de regeering van Septimius Severus leefde, een man, die in 'sitout- herid en list zelden zijns gelijken on der zijne opvolgers gevonden heeft. Felix beschikte over een bende van ongeveer 'zeshonderd mannen, diei geen wetten erkenden; zij gehoor zaamden blindelings hun aanvoerder. Ooor zijn moed en sluwheid, zijn vindingrijkheid en doorzicht, had hij hun vertrouwen gewonnen, door zij ne onbaatzuchtigheid! bij het verdoe len van den buit, zijne zelfopoffering bij het redelen van gevangenen, had hij zich van hunne trouw en aan- hankeüjkhedd' verzekerd. Aan heft hoofd van zulk eene bende, to midden van ontoegankelijke wildernissen, was Felix een man, die in het geheeJe land gevreesd werd. J aren lang maak te hij Italië onveilig en was die schrik der rijke Romeinen en der kooplie den, die langs de Via Appia den door Appius Claudius aangelegden heir- weg trolcken. Niets scheen hem on mogelijk, geen onderneming hemi te gewaagd; hij vertoonde zich, waar men hem het minst verwachtte. Alle vermommingen .Stonden, hem ften dienste, onder allerlei gedaanten ver scheen hij te midden van hen, die hem zochten, of waar hij buit ver wachtte, en luisterde hunne gesprek ken af. Niets scheen voor hem ver borgen, hij wist wie uit Rome ver trok of daarheen op weg was en wat bij hen It© halen viel. Was Felix de schrik der rijken, hij had ook hoedanigheden, die men hij hem niet verwachten zou. Arme rei zigers, die door zijne bend'e overval len werden, liet hij dikwijls onge moeid en met een ruime .gift doortrek ken; handwerkslieden, wier arbeid hem van nut kon zijn, voerd'e hij voor eenigen tijd mede naar zijne schuil plaatsen, betaalde hen rijk voor hun ne diensten en liet hen dan gaan. Menigmaal waagde hij zijn leven om dat zijner mannen (te redden. Zoo trad hij in het gewaad Van een ma gistraatspersoon de gevangenis bin nen, waar twee der zijnen opgesloten waren en eischte hen op hoog en toon van den gevangenbewaarder op, tot het verrichten van werkzaamheden. Doch onderltusschen zette hij zijn rooverijen met steeds grootere stout heid1 voort, en het is begrijpelijk, dat een groote losprijs op zijn hoofd werd gesteld. Honderden .soldaten zochten hem; de keizer zelf, vertoornd, dalt bet niet gelukte den rooverhoofdiman te -vangen, gelastte den aanvoerder niet voor hem te verschijnen eer Fe lix levend of dood] in zijne macht was. Doch alle nasporingen waren ij del door de listen van den gezochten roover, lang ta/iftte Felix zijne vervol gers. Zijne kalmte en doodsverach ting, zijne onbeschroomdheid en te genwoordigheid van geest redden hem uit de grootste gevaren; hij was on uitputtelijk in -middelen, om zijne ver volgers te verschalken of hen in eene hinderlaag te doen vallen. Dikwijls scheen het dat hij niet meer ontsnap pen kon, doch QP het laatste oogen- blik was hij verdwenen. Nooit zag men hem wanneer hij gezien, noch vond men hem, wanneer hij gevonden noch had men hem, wanneer hij ge ver van -dien tijd. vangen was" zeg(t een -geschiedschrij- Wellicht was het nooit gelukt, den roover in handen te krijgen, doch ge lijk Samson viel door Delila, zoo viel Felix door het verraad eener vrouw. Terwijl hij- sliep, werd hij overvallen gevangen genomen en naar Rome gevoerd. Onbevreesd verscheen hij voor zijne rechters, de dood wachtte hem. Felix werd veroordeeld, om voor de wilde dieren geworpen te worden. D u i z enden to esch ouw-ers wo onden de voltrekking van heft doodvonnis bij. De Romeinen dier dagen, waren ver zot. op tooneelen ivan bloed 'enthans gold het bovendien een man, die zich door fabelachtige daden berucht had gemaakt en in het circus zijne loop baan eindigen zou. Met den dood1 van Felix waren de Romeinen van eene groote plaag ver lost, want melt hem viel ook zijne bende. De hoofdman was de ziel er van geweest; nu hij gevallen was, was het met de eenheid gedaan; wel dra was de bende, die zooveel schrik verspreid had, ontbonden. Het is een karakteristieke eigenaar digheid in onze wereld, dlat de gees tigste mannen, de grootste dichters, die d'e schoonheid bezongen, de mees ters van het palet, in wier verbeelding de volmaakste schepselen leven, hun echtelijk bestaan hebben doorgebracht ondier d'e heerschappij van de pantoffel en zich ge-heel lieten beïnvloeden door vrouwen. Het is bekend, dat Richard Wagner tot het gildte der pantoffelhelden be hoorde, sedert hij zoo gelukkig was, mevrouw Cosima tot vrouw te heb ben. Mevrouw Cosima is altijd! een verstandige vrouw geweest, die haar taaien wil met onvermoeibaar gedold immer in woord en da-ad heeft weten om (e zetten. Den vrouwen kan Cosi ma Wagner als voorbeeld dienen, hoe men d'e sterkste geesten regeert, zonder dat zij de zachte hand bijzonder voelen. Het -komt namelijk bij het zwaaien der pantoffel a-an op den tijd van den zwaai en mevrouw Cosima heeft dien tijd altijd gelukkig gevon den. In het eerste stadium Van het hu welijk lachte Wagner, zoodra mevrouw Cosima hem kleine en groote preeken hield';- hij luisterde er zelfs met ge spannen aandacht naar, want mevr. Cosima wa.s geestig; later glimlachte hij, bleef aan- zijn werk bezig, als bij er ten minste niet de voorkeur aan gaf, althans bij mooi weder, zijn hoed te nemen- en te gaan wandelen. Was het weder slecht, dan trok de meester zich op zijn kamer terug. Volgde ook zijn echtgen-oote hem daarheen, dan be gon hij geregeld het motief van het liefdeslied uit Tristaai" op do piano te spelen. Vroeg niovrouw Cosima, het spel onderbrekend-, hem iets, dan speelde Wagner uit „Lohengrin": ,,Nie solist du mic-h befragen", om, als Cosima het noodig oordeelde, haar re devoering voort te zetten, een quodli bet uit zijn gezamenlijke werken te fantaiseeren, maar zoo snel en hevig, dat er werkelijk het geduld van een vrouw toe noodig was, om het aan to hoeren. Het lawaai was eenvoudig oorverdloovend. Maar heft hielp: Me vrouw Cosima verliet met groote drukte de kamer eu Wagner sloot zich op. Toch vereerde Wagner zijn vrouw, respecteerde haar verstand en gaf zich gaarne en gewillig aan de leiding van zijn vrouw over. In huis was Richard Wagner de regeering zijner vrouw eenvoudig een behoefte. Hetzelfde is het geval meit den Noorweegsch en. dichter Bjömstjeme Björnson. De oude, knorrige Björn- son is zonder zijn vrouw niet denk baar. Björnson dicht, zijn vrouw denkt en verliest, waarheen ook Björn- son's wegen leiden, haar echtgenoot nieft uit het oog. Zijn vrouw zit bij hem- in zijn werkkamer, vergezelt hom op zijn wandelingen, gaat met hem m©e naar de repetitie van zijn tooneel- stukken. Wil die dichter een tooneel- speler een rol uit zijn drama verkla ren en begint hij den eersten zin, dan neemt zijn vrouw hem het woordT uit den mond- en voltooit hem. Galant en beminnelijk knikt Björnson toestem mend, zoodfta zijn vrouw klaar is en meent lachend: Dat had ik ook willen zeggen. Uit het huwelijk van Hendrik Ibsen wordt een vermakelijke pantoffelge schiedenis verteld. Ibsen is niet de groote zwijgen* .waarvoor hij doorgaat, evenmin een vijand van vrouwen. In tegendeel, hij laat zich gaarne door de dames bewonderen. Door zijn genie beheerschft hij alle vrouwen, maar ln zijn eigen huis moet hij, naar beweerd wordt, tot d'e grootste pantoffelridders behooren. Ibsen's uitverkorene des harten heeft nukke-n. Men beweert, dat -het vroeger onuitstaanbare nukken waren, die d-en dichter zelfs dwongen, herhaaldelijk op reis te gaan. Was Ibsen echter thuis, dan bedwong hij, die tegenover zijn betere helft nooit aan heft woord kon komen, door een eigenaardige, door hem- uitgevonden methode zijn vrouw met besliste ze kerheid1. ja» hij deed haar zwijgen, wat voor mevrouw Ibsen heel wat zeggen wil, Ibsen had een hond. Bill genaamd, een onuitstaanbaar mormel, waaraan de schrijver zelf het land had1, doch dien hij als wapen gebruikte tegen zijn vrouw. Op zekeren dag was Ibsen heft huis uitgeloopen, daar zijn vrouw weer ku ren had. Op het marktplein van Christiania trad juist een reizende troep koorddansers op. Ibsen bleef staan en had veel schik in het publiek, dat de kunstverrichtingen met groote spanning volgde. De haas van den troep liet juist een hond op het Ku-ord loopen en to-en het dier midden op het koord was, keek de dresseur het scherp aan, waarop de hond jammerlijk be gon te huilen. Lachend wendde de baas zich tot het publiek en merkte op: Bill huilt, al-tijd, als m)en hem scherp aankijkt; Bill is trouw en goedi voor iedereen., alleen aan vrouwenrok ken heeft hij het land. De goede Bill is een vijand van vrouwen en zoodra hij voelt ,d-at zich een. vrouw in de nabijheid bevindt, huilt en blaft hij, om er gek van te worden. Ibsen lachte bij deze opmerking en vroeg na afloop van de voorstelling aan den eigenaar of hij Bill wilde afstaan. Hij behoefde niet lang te bieden. Hij kocht den hond, nam hem mee naar huis eu sloot hem in zijn werkkamer op. Bill werd de trouwste vriend van den schrijver. Zoodra mevr. Ibsen kuren kreeg en begon te twisten, ging haar man voor den hond staan en keek hem scherp aan en Bill begon onmiddellijk afschuwelijk te huilen. Mevr. Ibsen werd woedend en begon te schreeuwen, haar echtgenoot keek den hond nog scherper aan, Bill begon te huilen, dat de heele buurt bij elkaar en zijn vrouw uit de kamer liep. De .groote Engelsche staatsman Glad stone zat volkomen onder de pantoffel zijner wouw. Deze pantoffel was echter zoo zacht, dat Glad-stone zelf verklaarde: Mij ontbreekt iets, als mijn vr.ouw niet over mij waakt, en ik geloof, dat ilt ook hiernamaals haar gestadig toezicht, niet zal kunnen ontberen. In staat saangelegenheden ondernam hij niets, zonder den raad zijner vrouw in te winnen en toen hij op zefieren dag eens een belangrijk onderhoud had met een collega-minister, verzocht hij dezen met het antwoord op zijn voorstel zoo lang geduld te hebben, tot hij de mee ning zijner vrouw zou hebben gevraagd. Heeft de koningin uw vrouw daar tot minister benoemd? vroeg de minister. Gladstone antwoordde -onmiddellijk: Meen, maar ik hoop, dat zij het zal doen, als uw lordschap aftreedt, Ben andere groote staatsman, Abra ham Lincoln, eenmaal president der Vereenigde Staten, was één der grootste pantoffelhelden vair Amerika. Lincoln gehoorzaamde zijn vrouw met bijna slaafsche onderworpenheid, want hij was bang voor haar booze tong en wilde rust in huis houden. Op zekeren dag kwam een man bij mevrouw Lincoln, om haar te kapitte len wegens onbeleefdheid jegens zijn nicht. Zij overlaadde hem met een vloed van scheldwoorden, zoodat de man ver schrikt heenging en zich onmiddellijk naar Lincoln begaf, om zich te bekla gen. Het spijt me geducht, dat u dat overkomen is, antwoordde de president, maar ik moet u openhartig een vraag doen: Hebt u niet eenige minuten kun nen uithouden, wat het noodlot mij se dert 15 jaar heeft opgelegd te verduren? Toen men een man ter dood veroor deelde, omdat hij zijne vrouw, een ech te Xantippe, vermoord had, zeide Lin coln tot zijn secretaris, die hem een ver zoek om gratie voorlegde: De maar heeft weliswaar een gemee- nen moord gepleegd, maar de vermoor de heeft hem door haar duivelachtig karakter er toe gedwongen-. Overigens is de man door deze vrouw genoeg ge straft, De doodstraf zij hem dus kwijt gescholden. Ook de beroemde Engelsche veldmaar schalk, de hertog van Marlborough, de overwinnaar in veie veldslagen liet zich door zijrx vrouw op den kop zitten. Tij dens een veldtocht schreef hij haar: „Op het oogenblik heb ik 60.000 van de beste soldaten onder de zon, die dooi de beste veklheeren van Europa wor den aangevoerd," tegenover mij, maar ik ben voor hen niet half zoo bang als voor jou, lieveling, als je uit je humeur bent." De hertogin schreef hem eens: „Ik verlang, dat je overwinnen zult". En de maarschalk leidde het bevel tot den slag bij Walcourt in met de woorden: „Wij moeten overwinnen en Lodewijk XIV verslaan, mijn vrouw, mijn lieftal lige Sarah, verlangt het dus het moet gebeuren". James Walt, de ontdekker van de stoomkracht, moest voor de zindelijk heidsmanie zijner tweede vrouw, met zijn instrumenten naar een dakkamer tje vluchten, waar hij voor haar schoon maakwoede veilig was. Zelfs haar schoot hondjes mochten, nooit binnenkomen, voor zij hun pootjes hadden geveegd,Da genlang -soms kwam Watt, niet uit zijn dakkamertje. Hij maakte zelf zijn be scheiden maaltijden klaar en vergat hier, te midden van, zijn studieboeken, de huiselijke ellende. De walskoning Johann Strauss is drie maal getrouwd geweest. Zijne tweede vrouw zat vol kuren en de goede St-rauss zat spoedig geheel onder de pantoffel. In de laatste jaren van. haar leven nam de zenuwachtigheid zijner vrouw der mate toe, dat hij, om zijn geduld niet ie verliezen, zich een recept voorschreef tegen haar bedsermoenen. Hij begon zijn vrouw terwijl zij sprak, strak aan ie zien, alsof hij haar wilde hypnotisee- ren. De uitwerking was verrassend. Mid den in de redevoering zweeg zij, zonk vermoeid op een stoel en S-trauss damp te uit zijn meerschuimen pijp groote wolken in het rond. De Weener operettencomponist Franz von Suppé, een krachtige, sterke man, za-t zóó onder de pantoffel, dat hij bood schappen voor zijn vrouw deed en keu- kenrecepten vooir haar overschreef. Hij verafgoodde haar. Een grooie pantoffelheld was Titiaan, de beroemde schilder. Zijne vrouw Cae- cilia moet een heerschzuchii-ge dame ge weest zijn, wie hij dagelijks rekening en verantwoording van het gebruik van zijn zakgeld moest doen. De kunstenaar moest, tot allerlei listen zijn toevlucht nemen, als hij in gezelschap van goede vrienden eens een glaasje wijn wilde drinken. Insecten als voedingsmiddel. „Mag ik u een glaasje insectenli keur geven, of wilt gij liever insec- tenbrooid?" die vraag kan een reizi ger in Mexico of in Midden-Azië me nigmaal hooren, wanneer hij met in landers in aanraking komt. Maar veel dichter bij, in Zweden, vindt men een insectendrank in ge bruik, namelijk „mierenazijn", wel ke daar met goedkoopen brandewijn wordt vermengd om den smaak daar van löe verbeteren. De oude Grieken waren groote lief hebbers van krekels. Die werden bij groote hoeveelheden op d'e markten te Athene gebracht, waar zij altijd veel afnermers vonden. De Romeinen hi/elden veel van Cossus-krekels. Die dieren worden, vóór men ze doodt, dagen lang met meel vet gemest. Op de tafel van een aanzienlijk man ontbrak nooit dat krekelgerechit en men kon een gast niet beter eeren, dan door hem/ v. en volle schaal daarvan voor te zet ten. In Wesl-Indië wordtt de Gru-Gru- krekel, die dikwijls veel schade doet aan de palmen, miet groote graagte gegeten. De inboorlingen van Nieuw-Zuid- Wallis ontzien moeite noch gevaren om den Bugong-vlinder te vangen. Als zij een zwerm van die vlinders hebben ontdekt, maken zij rondom een vuur, om die diertjes Ite verstik ken. De asch wordt later wegge ruimd en zorgvuldig doorgeharkt.om de pooten, vleju-g'el en voelhorens der vlinders af te zonderen. De lijf jes worden in een houten trog ge worpen em tot een brij gdstampt, waaruift kleine broodjes worden ge bakken. Sprinkhanen hebben sinds overoUf de tijiclen den meoisch tot voedsel ge diend. Johannes dó Dooper heeft ook, gelijk men weet, geruimen tijd in de woestijn zich daarmede gevoed. De Hottentot eet sprinkhanen ge lijk wij bijv. krabben eiten, en uit hunne eieren bereidt hij een glanzig bruine soep. Ook d'e Mooren zijn groote liefheb bers van sprinhanen, welke in Noord- Afrika in ontzaglijke zwermen voor komen. De Europenanen eten ze in den vorm van specerijensoep. Ook sprinkhanenpasteïen vinden in Algerië veel liefhebbers. .Het re- c eptxlaarvoor luidt als -volgtt,: Sprink hanen a la Benoiton. Neem da sprinkhanen één voor één voorzich tig usschen dluim en wijsvinger der linker hand, snijdt, ze in tweeën, be giet ze met rum en laat ze eenige da gen staan. Daarna worden ze m'eft meelbeslag overdekt en gebakken. Ten slotte be strooit men de pastei miet suiker, maakt eene kleine opening en giet daarin een groote hoeveelheid Bour- gogn-eiwijn. Termiten of witte mieren zijn ook een lekkernij voor vele smulpapen. Zij komen in elk land mat eenigszins warm kli-maaft bij- malli-oenen voor en worden verwerkt tot een dikke brij, welke naar zoete amandelen smaakt In Mexico bereidt men mee uit d'e zoogenaamde] .honingpot-mier". Zulke mieren kan men op de Mexi- De groote brand te Rotterdam. De brand gezien van de Boompjes. De groote brand te Rotterdam. liet instorten van een muur aan de Prins Hendrikkade. Feuilleton. DOOR MAX PEMBERTON. 50. Dat moet hij gedaan hebben. Pe ter. sprak ik, hij moet een heelen boel goed hebben gedaan, naar wat ik jou over hem hoor zeggen, 't Is jammer, dat de oude man hier vandaag nieft Is om zijn vriendelijkheid! aan gind.sche kerels te betuigen. Zij schijnen oeu vriendenhand noodig te hebben, wer kelijk. Peter lachte, maar 't wias een feit dat hij waarheid sprak, en ik begreep even goed als hij het gewaagde em met de schipbreukelingen te spreien, hoewel zij niet vijandig tegen ons schenen iets wat Clair-de-Lune het eerst opmerkte. Zij vuren vanmorgen niet, zeide de oude man. Allen sterven van hon ger. Czerny is weg. Waarvoor zullen ze vechten? Zij zijn niet krijgszuchtig. Beteekent dat, dat zij geen kwa de bedoelingen hebben? vroeg Doctor Gray op zijn manier. Dat geloof ik ook niet. Zij hadden verleden nacht een karig maal, en zij hebben van morgen nog niets gehad. Ik zou niet bang voor hen zijn, als ik u was. ka pitein. Dat ben ilc nooit geweest, zei ik er bot op; nooit, doctor. Ik heb daar voor niet genoeg op mijn geweten. Maar ik geloof, dat gij waarheid spreekt. Vrijen is hun liever dan wachten, men kan eiken dag vrijen, maar niet vechten. Vraag dat maar aan George Venn, te oordeelen naar wat ik van hem en da kleine Rosa- munda heneden zag-, is hij een autori teit op dat punt. Wel. George, jon gen, zei ik tot hem, gij zou-dlt wel iede- ren dag kunnen vrijen, is 't niet? De knaap bloosde over zijn geheele gezicht bij dezen aanval, en Peter Bligh zeide iels over: Elkander lief hebben wil zeggen een paar worden en niet alleen blijven. En zoo met lach en scherts, bereikten wij samen den waterkant, en zonder eenige voor zorgsmaatregel praaiden wij" de sloe pen en hoorden hun verhaal. Aho daar! Naar welke haven denkt ge te gaan? riep Peter Bligh met een st.em, dft-e heft water in beroering kou brengen. Zij antwoordden hem, rechtop in de boot staande, en hun verbrande, ha rige arm-etn naar ons uitstrekkend: Water! water, maat, in 's Hemels naam. En hoe weet je, -riep Peter hun terug, hoe weet je of wij water voor ons zelf hebben? Omdat Barebones het zeide, zeide er een, waarmee zij zonder twijfel Czerny bedoelden. Barebones zei, dat w" het hier kriigen konden. Barebones is weg, sprak een an der. vervloekt zij hij! En een ander zeidfe: Ik wou dat ik zijn zwart hoofd nu onder mijn boot had'! Mijn mond is als zand', en mijn keel uitgedroogd! O, maat. gij zult mij helpen dat staat ia d'e Schrift geschreven. Er werden allerlei verzoeken ge daan; sommigen spraken Fransch, het meerendeel Duitsch. Van de booten die achtergebleven waren, ro-eideu twee naar de lage poort maar vijf dreven om onze rots, en kwamen zoo dichtbij, dat wij hen een beschuit kon den toegooien. Nooit had ik terug stootender gezichten gezien of zulke ruwe mannen. IJzersterke menschen, dikke Duitschers. slanke Franschen, Grieken, negers, sommigen met gewe ren gewapend, anderen met groote; messen; allen hurkten- zij samen in de open lucht, en brulden om erbarming en spraken van overgave. Toen was ik voor 't eerst in staat te zien hoe "wreed Czerny's kanon hen geteisterd had in den donkeren nacht. Het was vreeselïjk d'e gescheurde ledematen te zien, de open wonden, het verwarde haar, d'e magere gezichten van die schepsels. De booten zelf waren ver splinterd en verminkt aslof zware bij len er op geslagen hadden. Ik Icon mij er niet langer over verwonderen dat zij om vrede riepen, en toch, wat moest ik doen? Als zij een voet zetten op 't pla teau, zouden wij, een handvol man nen. wellicht als vliegen van een wand', in zee geworpen worden. Ik zeide dat ik ten einde raad' was. Ied'er barmhartig gevoel drong mij hun wa ter te geven; elke voorzichtige stem. riep: Houd hen weg- Gij kunt hen geen water geven, kapitein, zei Peter Bligh, want gij hebt niet veel te geven. Clair-de-Lune ,die dieper nadacht was niettemin toch voor een strenge weigering. Houdt hen op een afstand, kapi tein. dat is mijn raad, sprak hij. Het zijn wanhopige. gevaarlijke mannen. Zij drinken eerst water en snijden je dan de hals af. Blijf doof en zeg dat de waterbak leeg is. Dan d'enken zij, dat gij sterven zult, en zullen wachten maar komen zij aan boord, dan is het uit met ons. Ik wist, dat dit waar was. en stapte naar den oever. Ik zou je wel water "willen geven, mannen riep ik als gij mij zegt. waar ik 't kan vindien. maar wij kun nen niet geven, wat we niet hebben, dat is duidelijk- Wij zijn hier ook droog van keel. Het. weerglas voor spelt regen, ging ilc verder, wij zullen e rsa/men op wachten. Zij hoorden mij tot 't einde toe aan; maar misschien begrepen ze mij niet. en zij gingen voort met: Water, water! te schreeuwen, en toen ik herhaalde, dat wij geen van allen water hadden, sprongen zij op in de boot en vuur den op ons. Gelukkig werd niemand raakt. Ik geloof, dat 't volk er zelf ver baasdl over was. Ik kon getuigen, dat zij ons allen hadden kunnen neerschieten waar wij stonden, maar daaraan dachten zij Goddank niet. en op hun eigen makker aanvallend, rukten zij hem zijn geweer uit do handien, en hem met een geweerslag neervellend, gooiden zij hem hals over kon in de zee. Gij kunt getuigen, dat wij er geen d-eel aan hebben gehad, brulden zij. Jakc Bilbow deed het, hij is altijd'zoo'n gemeene schurk! Gij kunt vijftig man niet ten kwade duiden, wat er één deed. Ten onder met die wapenen, maats, wij hebben ze niet noodig. Wij hoorden hen verbaasd aan. Uit do booten zelfs wierpen de woestaarda hun geweren verward' in zee. Ik had nooit dit eind verwacht. Zij wierpen hun buksen in zee en roeiden onge wapend om ons heen. Ik geloof dat zij eigenlijk erg bang waren voor het kanon. Het was een snelle ommekeer; mij scheen 't toe alsof de dag dit wonder had gewrocht. Niettemin bleef mijn twijfel bestaan, of kon ik onder deze nieuwe omstandigheden een keuze doen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 9