Het Mis anfler Ie Zee.
Beroemde pantoffelhelien.
ALLERLEI.
zochten een schuilplaats in de ber
gen.
Bij hen voegden zich gevluchte sla
ven, ontsnapte boosdoeners en derge-
lijJc-ets en zoodoende wies het aantal
roovetrs schrikbarend aan. Wel wist
keizer Augustus, na orde on rudt in
het Romeinsche rijk hersteld te heb-
ben, door doeltreffende maatregelen
de roove s te beteugelen en verschei
dene benden uit te roeien, dloch toen
naderhand die orde en die rust plaats
maakten voor eene onbeschrijfelijke
verwarring, toen de erna keizer den
anderen verdrong, herleefde het roo-
verwezen met nieuwe kracht. Van de
rooverhoofdimannen, die destijdfs Ita
lië onveilig maakten, is het meest
bekend een zekere Felix, die in de
eerste helft dor derde eeuw na Chris
tus onder de regeering van Septimius
Severus leefde, een man, die in 'sitout-
herid en list zelden zijns gelijken on
der zijne opvolgers gevonden heeft.
Felix beschikte over een bende van
ongeveer 'zeshonderd mannen, diei
geen wetten erkenden; zij gehoor
zaamden blindelings hun aanvoerder.
Ooor zijn moed en sluwheid, zijn
vindingrijkheid en doorzicht, had hij
hun vertrouwen gewonnen, door zij
ne onbaatzuchtigheid! bij het verdoe
len van den buit, zijne zelfopoffering
bij het redelen van gevangenen, had
hij zich van hunne trouw en aan-
hankeüjkhedd' verzekerd. Aan heft
hoofd van zulk eene bende, to midden
van ontoegankelijke wildernissen,
was Felix een man, die in het geheeJe
land gevreesd werd. J aren lang maak
te hij Italië onveilig en was die schrik
der rijke Romeinen en der kooplie
den, die langs de Via Appia den door
Appius Claudius aangelegden heir-
weg trolcken. Niets scheen hem on
mogelijk, geen onderneming hemi te
gewaagd; hij vertoonde zich, waar
men hem het minst verwachtte. Alle
vermommingen .Stonden, hem ften
dienste, onder allerlei gedaanten ver
scheen hij te midden van hen, die
hem zochten, of waar hij buit ver
wachtte, en luisterde hunne gesprek
ken af. Niets scheen voor hem ver
borgen, hij wist wie uit Rome ver
trok of daarheen op weg was en wat
bij hen It© halen viel.
Was Felix de schrik der rijken, hij
had ook hoedanigheden, die men hij
hem niet verwachten zou. Arme rei
zigers, die door zijne bend'e overval
len werden, liet hij dikwijls onge
moeid en met een ruime .gift doortrek
ken; handwerkslieden, wier arbeid
hem van nut kon zijn, voerd'e hij voor
eenigen tijd mede naar zijne schuil
plaatsen, betaalde hen rijk voor hun
ne diensten en liet hen dan gaan.
Menigmaal waagde hij zijn leven om
dat zijner mannen (te redden. Zoo
trad hij in het gewaad Van een ma
gistraatspersoon de gevangenis bin
nen, waar twee der zijnen opgesloten
waren en eischte hen op hoog en toon
van den gevangenbewaarder op, tot
het verrichten van werkzaamheden.
Doch onderltusschen zette hij zijn
rooverijen met steeds grootere stout
heid1 voort, en het is begrijpelijk, dat
een groote losprijs op zijn hoofd werd
gesteld. Honderden .soldaten zochten
hem; de keizer zelf, vertoornd, dalt
bet niet gelukte den rooverhoofdiman
te -vangen, gelastte den aanvoerder
niet voor hem te verschijnen eer Fe
lix levend of dood] in zijne macht
was. Doch alle nasporingen waren
ij del door de listen van den gezochten
roover, lang ta/iftte Felix zijne vervol
gers. Zijne kalmte en doodsverach
ting, zijne onbeschroomdheid en te
genwoordigheid van geest redden hem
uit de grootste gevaren; hij was on
uitputtelijk in -middelen, om zijne ver
volgers te verschalken of hen in eene
hinderlaag te doen vallen. Dikwijls
scheen het dat hij niet meer ontsnap
pen kon, doch QP het laatste oogen-
blik was hij verdwenen. Nooit zag
men hem wanneer hij gezien, noch
vond men hem, wanneer hij gevonden
noch had men hem, wanneer hij ge
ver van -dien tijd.
vangen was" zeg(t een -geschiedschrij-
Wellicht was het nooit gelukt, den
roover in handen te krijgen, doch ge
lijk Samson viel door Delila, zoo viel
Felix door het verraad eener vrouw.
Terwijl hij- sliep, werd hij overvallen
gevangen genomen en naar Rome
gevoerd. Onbevreesd verscheen hij
voor zijne rechters, de dood wachtte
hem.
Felix werd veroordeeld, om voor
de wilde dieren geworpen te worden.
D u i z enden to esch ouw-ers wo onden de
voltrekking van heft doodvonnis bij.
De Romeinen dier dagen, waren ver
zot. op tooneelen ivan bloed 'enthans
gold het bovendien een man, die zich
door fabelachtige daden berucht had
gemaakt en in het circus zijne loop
baan eindigen zou.
Met den dood1 van Felix waren de
Romeinen van eene groote plaag ver
lost, want melt hem viel ook zijne
bende. De hoofdman was de ziel er
van geweest; nu hij gevallen was,
was het met de eenheid gedaan; wel
dra was de bende, die zooveel schrik
verspreid had, ontbonden.
Het is een karakteristieke eigenaar
digheid in onze wereld, dlat de gees
tigste mannen, de grootste dichters,
die d'e schoonheid bezongen, de mees
ters van het palet, in wier verbeelding
de volmaakste schepselen leven, hun
echtelijk bestaan hebben doorgebracht
ondier d'e heerschappij van de pantoffel
en zich ge-heel lieten beïnvloeden door
vrouwen.
Het is bekend, dat Richard Wagner
tot het gildte der pantoffelhelden be
hoorde, sedert hij zoo gelukkig was,
mevrouw Cosima tot vrouw te heb
ben. Mevrouw Cosima is altijd! een
verstandige vrouw geweest, die haar
taaien wil met onvermoeibaar gedold
immer in woord en da-ad heeft weten
om (e zetten. Den vrouwen kan Cosi
ma Wagner als voorbeeld dienen,
hoe men d'e sterkste geesten regeert,
zonder dat zij de zachte hand bijzonder
voelen. Het -komt namelijk bij het
zwaaien der pantoffel a-an op den tijd
van den zwaai en mevrouw Cosima
heeft dien tijd altijd gelukkig gevon
den.
In het eerste stadium Van het hu
welijk lachte Wagner, zoodra mevrouw
Cosima hem kleine en groote preeken
hield';- hij luisterde er zelfs met ge
spannen aandacht naar, want mevr.
Cosima wa.s geestig; later glimlachte
hij, bleef aan- zijn werk bezig, als bij
er ten minste niet de voorkeur aan gaf,
althans bij mooi weder, zijn hoed te
nemen- en te gaan wandelen. Was het
weder slecht, dan trok de meester zich
op zijn kamer terug. Volgde ook zijn
echtgen-oote hem daarheen, dan be
gon hij geregeld het motief van het
liefdeslied uit Tristaai" op do piano
te spelen. Vroeg niovrouw Cosima, het
spel onderbrekend-, hem iets, dan
speelde Wagner uit „Lohengrin":
,,Nie solist du mic-h befragen", om, als
Cosima het noodig oordeelde, haar re
devoering voort te zetten, een quodli
bet uit zijn gezamenlijke werken te
fantaiseeren, maar zoo snel en hevig,
dat er werkelijk het geduld van een
vrouw toe noodig was, om het aan to
hoeren. Het lawaai was eenvoudig
oorverdloovend. Maar heft hielp: Me
vrouw Cosima verliet met groote
drukte de kamer eu Wagner sloot zich
op. Toch vereerde Wagner zijn vrouw,
respecteerde haar verstand en gaf zich
gaarne en gewillig aan de leiding van
zijn vrouw over. In huis was Richard
Wagner de regeering zijner vrouw
eenvoudig een behoefte.
Hetzelfde is het geval meit den
Noorweegsch en. dichter Bjömstjeme
Björnson. De oude, knorrige Björn-
son is zonder zijn vrouw niet denk
baar. Björnson dicht, zijn vrouw
denkt en verliest, waarheen ook Björn-
son's wegen leiden, haar echtgenoot
nieft uit het oog. Zijn vrouw zit bij
hem- in zijn werkkamer, vergezelt hom
op zijn wandelingen, gaat met hem
m©e naar de repetitie van zijn tooneel-
stukken. Wil die dichter een tooneel-
speler een rol uit zijn drama verkla
ren en begint hij den eersten zin, dan
neemt zijn vrouw hem het woordT uit
den mond- en voltooit hem. Galant en
beminnelijk knikt Björnson toestem
mend, zoodfta zijn vrouw klaar is en
meent lachend:
Dat had ik ook willen zeggen.
Uit het huwelijk van Hendrik Ibsen
wordt een vermakelijke pantoffelge
schiedenis verteld. Ibsen is niet de
groote zwijgen* .waarvoor hij doorgaat,
evenmin een vijand van vrouwen. In
tegendeel, hij laat zich gaarne door de
dames bewonderen. Door zijn genie
beheerschft hij alle vrouwen, maar ln
zijn eigen huis moet hij, naar beweerd
wordt, tot d'e grootste pantoffelridders
behooren. Ibsen's uitverkorene des
harten heeft nukke-n. Men beweert,
dat -het vroeger onuitstaanbare nukken
waren, die d-en dichter zelfs dwongen,
herhaaldelijk op reis te gaan. Was
Ibsen echter thuis, dan bedwong hij,
die tegenover zijn betere helft nooit
aan heft woord kon komen, door een
eigenaardige, door hem- uitgevonden
methode zijn vrouw met besliste ze
kerheid1. ja» hij deed haar zwijgen, wat
voor mevrouw Ibsen heel wat zeggen
wil,
Ibsen had een hond. Bill genaamd,
een onuitstaanbaar mormel, waaraan
de schrijver zelf het land had1, doch
dien hij als wapen gebruikte tegen zijn
vrouw.
Op zekeren dag was Ibsen heft huis
uitgeloopen, daar zijn vrouw weer ku
ren had. Op het marktplein van
Christiania trad juist een reizende
troep koorddansers op. Ibsen bleef
staan en had veel schik in het publiek,
dat de kunstverrichtingen met groote
spanning volgde. De haas van den
troep liet juist een hond op het Ku-ord
loopen en to-en het dier midden op het
koord was, keek de dresseur het scherp
aan, waarop de hond jammerlijk be
gon te huilen. Lachend wendde de
baas zich tot het publiek en merkte op:
Bill huilt, al-tijd, als m)en hem
scherp aankijkt; Bill is trouw en goedi
voor iedereen., alleen aan vrouwenrok
ken heeft hij het land. De goede Bill
is een vijand van vrouwen en zoodra
hij voelt ,d-at zich een. vrouw in de
nabijheid bevindt, huilt en blaft hij,
om er gek van te worden.
Ibsen lachte bij deze opmerking en
vroeg na afloop van de voorstelling aan
den eigenaar of hij Bill wilde afstaan.
Hij behoefde niet lang te bieden. Hij
kocht den hond, nam hem mee naar
huis eu sloot hem in zijn werkkamer op.
Bill werd de trouwste vriend van den
schrijver. Zoodra mevr. Ibsen kuren
kreeg en begon te twisten, ging haar
man voor den hond staan en keek hem
scherp aan en Bill begon onmiddellijk
afschuwelijk te huilen. Mevr. Ibsen
werd woedend en begon te schreeuwen,
haar echtgenoot keek den hond nog
scherper aan, Bill begon te huilen, dat
de heele buurt bij elkaar en zijn vrouw
uit de kamer liep.
De .groote Engelsche staatsman Glad
stone zat volkomen onder de pantoffel
zijner wouw. Deze pantoffel was echter
zoo zacht, dat Glad-stone zelf verklaarde:
Mij ontbreekt iets, als mijn vr.ouw
niet over mij waakt, en ik geloof, dat ilt
ook hiernamaals haar gestadig toezicht,
niet zal kunnen ontberen.
In staat saangelegenheden ondernam
hij niets, zonder den raad zijner vrouw
in te winnen en toen hij op zefieren dag
eens een belangrijk onderhoud had met
een collega-minister, verzocht hij dezen
met het antwoord op zijn voorstel zoo
lang geduld te hebben, tot hij de mee
ning zijner vrouw zou hebben gevraagd.
Heeft de koningin uw vrouw daar
tot minister benoemd? vroeg de minister.
Gladstone antwoordde -onmiddellijk:
Meen, maar ik hoop, dat zij het zal
doen, als uw lordschap aftreedt,
Ben andere groote staatsman, Abra
ham Lincoln, eenmaal president der
Vereenigde Staten, was één der grootste
pantoffelhelden vair Amerika. Lincoln
gehoorzaamde zijn vrouw met bijna
slaafsche onderworpenheid, want hij
was bang voor haar booze tong en wilde
rust in huis houden.
Op zekeren dag kwam een man bij
mevrouw Lincoln, om haar te kapitte
len wegens onbeleefdheid jegens zijn
nicht. Zij overlaadde hem met een vloed
van scheldwoorden, zoodat de man ver
schrikt heenging en zich onmiddellijk
naar Lincoln begaf, om zich te bekla
gen.
Het spijt me geducht, dat u dat
overkomen is, antwoordde de president,
maar ik moet u openhartig een vraag
doen: Hebt u niet eenige minuten kun
nen uithouden, wat het noodlot mij se
dert 15 jaar heeft opgelegd te verduren?
Toen men een man ter dood veroor
deelde, omdat hij zijne vrouw, een ech
te Xantippe, vermoord had, zeide Lin
coln tot zijn secretaris, die hem een ver
zoek om gratie voorlegde:
De maar heeft weliswaar een gemee-
nen moord gepleegd, maar de vermoor
de heeft hem door haar duivelachtig
karakter er toe gedwongen-. Overigens
is de man door deze vrouw genoeg ge
straft, De doodstraf zij hem dus kwijt
gescholden.
Ook de beroemde Engelsche veldmaar
schalk, de hertog van Marlborough, de
overwinnaar in veie veldslagen liet zich
door zijrx vrouw op den kop zitten. Tij
dens een veldtocht schreef hij haar:
„Op het oogenblik heb ik 60.000 van
de beste soldaten onder de zon, die dooi
de beste veklheeren van Europa wor
den aangevoerd," tegenover mij, maar
ik ben voor hen niet half zoo bang als
voor jou, lieveling, als je uit je humeur
bent."
De hertogin schreef hem eens:
„Ik verlang, dat je overwinnen zult".
En de maarschalk leidde het bevel tot
den slag bij Walcourt in met de woorden:
„Wij moeten overwinnen en Lodewijk
XIV verslaan, mijn vrouw, mijn lieftal
lige Sarah, verlangt het dus het moet
gebeuren".
James Walt, de ontdekker van de
stoomkracht, moest voor de zindelijk
heidsmanie zijner tweede vrouw, met
zijn instrumenten naar een dakkamer
tje vluchten, waar hij voor haar schoon
maakwoede veilig was. Zelfs haar schoot
hondjes mochten, nooit binnenkomen,
voor zij hun pootjes hadden geveegd,Da
genlang -soms kwam Watt, niet uit zijn
dakkamertje. Hij maakte zelf zijn be
scheiden maaltijden klaar en vergat
hier, te midden van, zijn studieboeken,
de huiselijke ellende.
De walskoning Johann Strauss is drie
maal getrouwd geweest. Zijne tweede
vrouw zat vol kuren en de goede St-rauss
zat spoedig geheel onder de pantoffel.
In de laatste jaren van. haar leven nam
de zenuwachtigheid zijner vrouw der
mate toe, dat hij, om zijn geduld niet
ie verliezen, zich een recept voorschreef
tegen haar bedsermoenen. Hij begon
zijn vrouw terwijl zij sprak, strak aan
ie zien, alsof hij haar wilde hypnotisee-
ren. De uitwerking was verrassend. Mid
den in de redevoering zweeg zij, zonk
vermoeid op een stoel en S-trauss damp
te uit zijn meerschuimen pijp groote
wolken in het rond.
De Weener operettencomponist Franz
von Suppé, een krachtige, sterke man,
za-t zóó onder de pantoffel, dat hij bood
schappen voor zijn vrouw deed en keu-
kenrecepten vooir haar overschreef. Hij
verafgoodde haar.
Een grooie pantoffelheld was Titiaan,
de beroemde schilder. Zijne vrouw Cae-
cilia moet een heerschzuchii-ge dame ge
weest zijn, wie hij dagelijks rekening
en verantwoording van het gebruik van
zijn zakgeld moest doen. De kunstenaar
moest, tot allerlei listen zijn toevlucht
nemen, als hij in gezelschap van goede
vrienden eens een glaasje wijn wilde
drinken.
Insecten als voedingsmiddel.
„Mag ik u een glaasje insectenli
keur geven, of wilt gij liever insec-
tenbrooid?" die vraag kan een reizi
ger in Mexico of in Midden-Azië me
nigmaal hooren, wanneer hij met in
landers in aanraking komt.
Maar veel dichter bij, in Zweden,
vindt men een insectendrank in ge
bruik, namelijk „mierenazijn", wel
ke daar met goedkoopen brandewijn
wordt vermengd om den smaak daar
van löe verbeteren.
De oude Grieken waren groote lief
hebbers van krekels. Die werden bij
groote hoeveelheden op d'e markten
te Athene gebracht, waar zij altijd
veel afnermers vonden.
De Romeinen hi/elden veel van
Cossus-krekels. Die dieren worden,
vóór men ze doodt, dagen lang met
meel vet gemest. Op de tafel van
een aanzienlijk man ontbrak nooit
dat krekelgerechit en men kon een
gast niet beter eeren, dan door hem/
v. en volle schaal daarvan voor te zet
ten.
In Wesl-Indië wordtt de Gru-Gru-
krekel, die dikwijls veel schade doet
aan de palmen, miet groote graagte
gegeten.
De inboorlingen van Nieuw-Zuid-
Wallis ontzien moeite noch gevaren
om den Bugong-vlinder te vangen.
Als zij een zwerm van die vlinders
hebben ontdekt, maken zij rondom
een vuur, om die diertjes Ite verstik
ken. De asch wordt later wegge
ruimd en zorgvuldig doorgeharkt.om
de pooten, vleju-g'el en voelhorens
der vlinders af te zonderen. De lijf
jes worden in een houten trog ge
worpen em tot een brij gdstampt,
waaruift kleine broodjes worden ge
bakken.
Sprinkhanen hebben sinds overoUf
de tijiclen den meoisch tot voedsel ge
diend. Johannes dó Dooper heeft
ook, gelijk men weet, geruimen tijd
in de woestijn zich daarmede gevoed.
De Hottentot eet sprinkhanen ge
lijk wij bijv. krabben eiten, en uit
hunne eieren bereidt hij een glanzig
bruine soep.
Ook d'e Mooren zijn groote liefheb
bers van sprinhanen, welke in Noord-
Afrika in ontzaglijke zwermen voor
komen. De Europenanen eten ze in
den vorm van specerijensoep.
Ook sprinkhanenpasteïen vinden
in Algerië veel liefhebbers. .Het re-
c eptxlaarvoor luidt als -volgtt,: Sprink
hanen a la Benoiton. Neem da
sprinkhanen één voor één voorzich
tig usschen dluim en wijsvinger der
linker hand, snijdt, ze in tweeën, be
giet ze met rum en laat ze eenige da
gen staan.
Daarna worden ze m'eft meelbeslag
overdekt en gebakken. Ten slotte be
strooit men de pastei miet suiker,
maakt eene kleine opening en giet
daarin een groote hoeveelheid Bour-
gogn-eiwijn.
Termiten of witte mieren zijn ook
een lekkernij voor vele smulpapen.
Zij komen in elk land mat eenigszins
warm kli-maaft bij- malli-oenen voor en
worden verwerkt tot een dikke brij,
welke naar zoete amandelen smaakt
In Mexico bereidt men mee uit d'e
zoogenaamde] .honingpot-mier".
Zulke mieren kan men op de Mexi-
De groote brand te Rotterdam. De brand gezien van de Boompjes.
De groote brand te Rotterdam. liet instorten van een muur aan de
Prins Hendrikkade.
Feuilleton.
DOOR
MAX PEMBERTON.
50.
Dat moet hij gedaan hebben. Pe
ter. sprak ik, hij moet een heelen boel
goed hebben gedaan, naar wat ik jou
over hem hoor zeggen, 't Is jammer,
dat de oude man hier vandaag nieft Is
om zijn vriendelijkheid! aan gind.sche
kerels te betuigen. Zij schijnen oeu
vriendenhand noodig te hebben, wer
kelijk.
Peter lachte, maar 't wias een feit
dat hij waarheid sprak, en ik begreep
even goed als hij het gewaagde em
met de schipbreukelingen te spreien,
hoewel zij niet vijandig tegen ons
schenen iets wat Clair-de-Lune het
eerst opmerkte.
Zij vuren vanmorgen niet, zeide
de oude man. Allen sterven van hon
ger. Czerny is weg. Waarvoor zullen
ze vechten? Zij zijn niet krijgszuchtig.
Beteekent dat, dat zij geen kwa
de bedoelingen hebben? vroeg Doctor
Gray op zijn manier. Dat geloof ik
ook niet. Zij hadden verleden nacht
een karig maal, en zij hebben van
morgen nog niets gehad. Ik zou niet
bang voor hen zijn, als ik u was. ka
pitein.
Dat ben ilc nooit geweest, zei ik
er bot op; nooit, doctor. Ik heb daar
voor niet genoeg op mijn geweten.
Maar ik geloof, dat gij waarheid
spreekt. Vrijen is hun liever dan
wachten, men kan eiken dag vrijen,
maar niet vechten. Vraag dat maar
aan George Venn, te oordeelen naar
wat ik van hem en da kleine Rosa-
munda heneden zag-, is hij een autori
teit op dat punt. Wel. George, jon
gen, zei ik tot hem, gij zou-dlt wel iede-
ren dag kunnen vrijen, is 't niet?
De knaap bloosde over zijn geheele
gezicht bij dezen aanval, en Peter
Bligh zeide iels over: Elkander lief
hebben wil zeggen een paar worden
en niet alleen blijven. En zoo met
lach en scherts, bereikten wij samen
den waterkant, en zonder eenige voor
zorgsmaatregel praaiden wij" de sloe
pen en hoorden hun verhaal.
Aho daar! Naar welke haven
denkt ge te gaan? riep Peter Bligh met
een st.em, dft-e heft water in beroering
kou brengen.
Zij antwoordden hem, rechtop in de
boot staande, en hun verbrande, ha
rige arm-etn naar ons uitstrekkend:
Water! water, maat, in 's Hemels
naam.
En hoe weet je, -riep Peter hun
terug, hoe weet je of wij water voor
ons zelf hebben?
Omdat Barebones het zeide, zeide
er een, waarmee zij zonder twijfel
Czerny bedoelden. Barebones zei, dat
w" het hier kriigen konden.
Barebones is weg, sprak een an
der. vervloekt zij hij! En een ander
zeidfe:
Ik wou dat ik zijn zwart hoofd
nu onder mijn boot had'! Mijn mond is
als zand', en mijn keel uitgedroogd! O,
maat. gij zult mij helpen dat staat
ia d'e Schrift geschreven.
Er werden allerlei verzoeken ge
daan; sommigen spraken Fransch, het
meerendeel Duitsch. Van de booten
die achtergebleven waren, ro-eideu
twee naar de lage poort maar vijf
dreven om onze rots, en kwamen zoo
dichtbij, dat wij hen een beschuit kon
den toegooien. Nooit had ik terug
stootender gezichten gezien of zulke
ruwe mannen. IJzersterke menschen,
dikke Duitschers. slanke Franschen,
Grieken, negers, sommigen met gewe
ren gewapend, anderen met groote;
messen; allen hurkten- zij samen in de
open lucht, en brulden om erbarming
en spraken van overgave. Toen was
ik voor 't eerst in staat te zien hoe
"wreed Czerny's kanon hen geteisterd
had in den donkeren nacht. Het was
vreeselïjk d'e gescheurde ledematen te
zien, de open wonden, het verwarde
haar, d'e magere gezichten van die
schepsels. De booten zelf waren ver
splinterd en verminkt aslof zware bij
len er op geslagen hadden. Ik Icon mij
er niet langer over verwonderen dat zij
om vrede riepen, en toch, wat moest ik
doen? Als zij een voet zetten op 't pla
teau, zouden wij, een handvol man
nen. wellicht als vliegen van een
wand', in zee geworpen worden. Ik
zeide dat ik ten einde raad' was. Ied'er
barmhartig gevoel drong mij hun wa
ter te geven; elke voorzichtige stem.
riep: Houd hen weg-
Gij kunt hen geen water geven,
kapitein, zei Peter Bligh, want gij
hebt niet veel te geven.
Clair-de-Lune ,die dieper nadacht
was niettemin toch voor een strenge
weigering.
Houdt hen op een afstand, kapi
tein. dat is mijn raad, sprak hij. Het
zijn wanhopige. gevaarlijke mannen.
Zij drinken eerst water en snijden je
dan de hals af. Blijf doof en zeg dat
de waterbak leeg is. Dan d'enken zij,
dat gij sterven zult, en zullen wachten
maar komen zij aan boord, dan is het
uit met ons.
Ik wist, dat dit waar was. en stapte
naar den oever.
Ik zou je wel water "willen geven,
mannen riep ik als gij mij zegt.
waar ik 't kan vindien. maar wij kun
nen niet geven, wat we niet hebben,
dat is duidelijk- Wij zijn hier ook
droog van keel. Het. weerglas voor
spelt regen, ging ilc verder, wij zullen
e rsa/men op wachten.
Zij hoorden mij tot 't einde toe aan;
maar misschien begrepen ze mij niet.
en zij gingen voort met: Water, water!
te schreeuwen, en toen ik herhaalde,
dat wij geen van allen water hadden,
sprongen zij op in de boot en vuur
den op ons. Gelukkig werd niemand
raakt.
Ik geloof, dat 't volk er zelf ver
baasdl over was. Ik kon getuigen,
dat zij ons allen hadden kunnen
neerschieten waar wij stonden, maar
daaraan dachten zij Goddank niet. en
op hun eigen makker aanvallend,
rukten zij hem zijn geweer uit do
handien, en hem met een geweerslag
neervellend, gooiden zij hem hals over
kon in de zee.
Gij kunt getuigen, dat wij er geen
d-eel aan hebben gehad, brulden zij.
Jakc Bilbow deed het, hij is altijd'zoo'n
gemeene schurk! Gij kunt vijftig man
niet ten kwade duiden, wat er één
deed. Ten onder met die wapenen,
maats, wij hebben ze niet noodig.
Wij hoorden hen verbaasd aan. Uit
do booten zelfs wierpen de woestaarda
hun geweren verward' in zee. Ik had
nooit dit eind verwacht. Zij wierpen
hun buksen in zee en roeiden onge
wapend om ons heen. Ik geloof dat
zij eigenlijk erg bang waren voor het
kanon.
Het was een snelle ommekeer; mij
scheen 't toe alsof de dag dit wonder
had gewrocht. Niettemin bleef mijn
twijfel bestaan, of kon ik onder deze
nieuwe omstandigheden een keuze
doen.
(Wordt vervolgd).