NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Efii bis oMer de Zee Meestgelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken. 20e Jaargang Dinsdag 18 November 1902. No. 5948 HAAKLElfS DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Yoor Haarlem per 3 maanden1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden1.65 Afzonderlijke nummers0.02^ Geïllustreerd Zondagsblad, voor Haarlem, per 3 maanden0.37 de omstreken en franco per post0.45 A TI VER TENTTEN Van 1—5 regel* 50 Gis,; iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem ii de prijs dar Advertentiën van 15 regels 0.75, elke regel meer 0.15. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 30 Cent per regeL Bureaux: Gebouw Het Spaarae, jZtlider BuiteilSpaame No. Telefoonnummer der Redactie 600. Telefoonnummer der Administratie 122. Intercommunale aansluiting. Uitgave der Vennootschap Lourens Coster. Directeur: J. C. PEEREBOOM. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze Agenten en door alle Boekbandelaren en Courantiers. Met uitzondering van bet Arrondissement Haarlem is bet uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën en Reclames betreffende Handel, Nqverbeid en Geldwezen, opgedragen aan het Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. JDit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Emfdagenten voor het Buitenland: Qwüp&gme Générale de Publicité Etrangère L. LAÜBE Co. JOHN F. JONES, Suca, Parijs 3P»* Faubourg HonancajTQ, iïaariem'8 Digfila-i v»n 18 JNov. bevat o. a, Anarchistische aanslag op Ko ning Leopold, Krnger's gedenk schriften, De moorden iudeCzaar Peterstraat te Amsterdam en Frans Rosier. UHicueie Heric iiten. Burgemeester en Wethouders van Haarlem- maken bekend, dat J .Boo gaard alhier bij Koninklijk besluit van 11 October jl. no. 19, is verklaard Dieitnontvankelijk te zijn in zijn beroep tegen hiet besluit van Burgemeester en Wethouders voornoemd van 28 Febru ari jl., waarbij hem vergunning is ge weigerd tot oprichting van een be waarplaats voor lompen en beenderen op den zolder van het perceel aan Ge Raamsteeg no. 3. Haarlem ,15 Nov. 1902. Burgemeester en Wethouders voor noemd!, DE HAAN HUGENHOLTZ, L.-B. De Secretaris. PIJNACKER. Buitenlandsch Nieuws ZuM-Afrika. Kruger's Gedenkschrij ten De „Times" bevat opnieuw uittrek sels uit Kruger's boek; in het eerste deel worden de omstandigheden ver haald, die de Britsche annexatie van Transvaal in 1877 voorafgingen. Kru- ger beschrijft de annexatie als een vol komen onrechtmatige daad. Kruger zeide tot Shepstone, dat hij nooit in de annexatie zou toestemmen, tenzij de Volksraad hem ontsloeg van zijn eed. In plaats van den Volksraad bijeen te te roepen, stelde president Burgers voor een commissie te benoemen om een protest aan Engeland op te stel len; doch Burgers geloofde nooit dat dit resultaat zou hebben. Het perfide Albion brak zijn belofte, zooals altijd, en zooals het altoos zal voortgaan te doen, indien het strekt om zijn bedoe lingen te dienen. De oorlog van 1900 had gedeeltelijk le annexatie van 1877 door Shepstone •tot oorzaak, maar de hoofdoorzaak was de ontdekking der goudvelden, en een andere een zucht om wraak te ne men voor Majoeba. Doch zonder de annexatie van Shepstone zou er gi Maj-oeba zijn geweest Kruger verhaalt dan de verschillen de gebeurtenissen uit den oorlog van 1880 en '81. In het tweede gedeelte beschrijft hij den slag bij Bronkhorst- spruit en ze.gt: Toen een Britsch regi ment op weg was van Lijdenburg naar Pretoria zonden de Boerenbevelliebbers Frans Jöubert met 150 man uit. om den Engelschen commandant te verzoo- ken naar Lijdenburg terug te keeren; alsdan zou het niet noodig zijn te vechten. De Engelschen wilden toch hun toent naar Pretoria doorzetten, zoodat Jou- bert geen andere keuze had dan de Engelschen aan te vallen. Hij versloeg hen, hun commandant werd gewond en zeide, voordat hij stierf, dat hij in een eerlijken strijd overwonnen was. Kruger vestigt hierop de aandacht, omdat Lo-rd Ro berts in een telegram van Bronkhorst- spruit. tijdens den laatsten oorlog, de leugenachtige beschuldiging herhaald heeft, dat de Engelschen op verrader lijke wijze werden aangevallen. Kru ger voegt er bij, dat dit alleen toont wat een echte Engelschman Lord Ro berts is. In het verhaal van zijn 'eerste Pre sidentschap geeft Kruger een over zicht van zijn bezoek aan Engeland en van de onderhandelingen met Lord' Derby in 1883. In den loop dier onderhandelingen drong ik er op aan. dat enkele hoe ven, die vroeger tot de Republiek nad- den behoord, aan haar zouden women teruggegeven. Sir Hercules Robin son fluisterde Lord Derby in het oor, oor dat dit een leugen wa,s. waarop ik opsprong gereed om Sir Hercules aan te vallen. Lord Derby trad tus- schenbeid'e, en zeide: „Gij moet niet gaan vechten". Ik antwoordde dat Sir Hercules mij beleedigd had'; Sir Hercules Robinson vroeg verschooning en wij werden goe de vrienden. D& ontdekking der goudmijnen had een groot-en toevloed' van Engelschen in de Republiek ten gevolge; dit zou van weinig belang ziju geweest, want hoe veelvuldig hunne klachten bij de Engelsche regeering ook waren, deze zou geen vinger hebben uitgestoken om hen te verdedigen, indien zij niet in de verzoeking was geleid door den rijkdom van het land. De kiesreent- puaestie, die in werkelijkheid den vreemdelingen geen last veroorzaakte, werd door intriganten gébruikt om hunne plannen te bevorderen. Kruger haalt hier de woorden van generaal Joubert aan. die zeide. dat het goud de oorzaak wezen zou dat. het land met bloed' gedrenkt zou worden. Daarna bespreekt Kruger de ge beurtenissen tijdens zijn der-de pre sidentschap. Den Jameson-inval be handelend zegt hij, dat Chamberlain volkomen bekend was met de plannen van Rhodés. Hij haalt de bekende en herhaaldelijk gepubliceerde tele grammen aan. die tusschen miss Flo ra Shaw en Rhodes werden gewisseld! Hij beschrijft dan de overgave van Jameson, en weidt breedvoerig uit over de opgewondenheid1 der burgers, die dreigden naar Johannesburg ie zullen gaan en dat dan te zullen platschie ten met alle opstandelingen erin. Kruger kon hen slechts met moeite weerhouden. Kort na Steijn's verkie zing tot president van den Vrijstaat kwam de stoot tot een nadere aaneen sluiting der beide Republieken. Deze werd vooral veroorzaakt door den Ja meson-inval. en als gevolg van een daaft-toe gehouden conferentie werd besloten een verbond aan te gaan. In verband hiermede herinnert Kru ger aan de manieren van de Jingo- pers, die de woorden: „Zij is een kwaai vrouw" door hem op Koningin Victoria toegepast, als een beleediging van II. M. deed voorkomen. In het verhaal over zijn vierde pre sidentschap beschrijft Kruger de ge beurtenissen, die geleid hebben tot den oorlog: de intriges der South- African League" te Johannesburg, het dooden van Edgar door den politie agent Jones enz. Hij zegt dat na de overwinning der Afrikaandters bij de verkiezingen in de Kaapkolonie Mil- ner openlijk de zijde der Jingo's in de Kaap en Transvaal koos. Kruger's hou ding gedurende de crisis was toege vend en meegaand. (Wordt vervolgd). Eugeland. De Engelschen -gaan weer een expe ditie aan de N. W. grens van Indiè on dernemen. Het zijn nu de Kabul Kbel Waziri's, die getuchtigd moeten wor den. Zij schijnen zich aan den vrede, zoo plechtig gesloten, niet te storen. Er gaan Maandag vier colonnes, elk van zeven- of achthonderd man, van ver schillende kanten tegen hen uit. Gene raal Egerton voert het opperbevel. Aan gezien de geheele stam slechts twee- of drieduizend man sterk is, hoopt men ze klein te krijgen. Rusland Er duiken opnieuw geruchten op over den slechten gezondheidstoestand van den Russischen troonsopvolger. Het heet, dat zijn borstaandoening zoo ernstig is geworden, dat zijn dokters alle hoop hebben opgegeven. De dood van grootvorst Michael zou de een zware slag wezen, voor alle Rus sen, die naar hervormingen streven, want hij gaat door voor een liberaal man. Tn zijn plaats 'zoude dan troons- opvolger worden grootvorst Wladimir, die heel wat minder populair is. België. Anarchistische aanslag op koning Leopold. Weer heeft men een anarchistïschen aanslag op een gekroond hoofd te boek staven op de bladzijden der wereldge schiedenis. Weer heeft een krankzinnige, een ver dwaasde öf aan zijn algemeenen levens haat, willen uiting geven, öf het onzin nige denkbeeld gekoesterd, dat door het dooden van vorsten het geluk der menschheid bevorderd zal worden. 't Was Zaterdag na den plechtigen rouwdienst in de St. Gudule. Koning Leopold had dien dienst bij gewoond met prinses Clementine, den graaf en de gravin van Vlaanderen en prins Albert en prinses Elizabeth van België. De koninklijke familie en de hofdig- nitarissen stapten na afloop van den dienst in de gereedstaande hofrijtuigen, de koning, niet zooals gewoonlijk in het derde, doch ditmaal juist in. het eerste rijtuig. Bij het passeeren der Rue Royale trad plotseling een man te voorschijn, die twee schoten op het derde rijtuig, waar in nu graaf d'Oultremont gezeten was, afvuurde. Het portierraam sprong stuk en de graaf werd licht gewond. Een storm van verontwaardiging brak los; de kreten ,,Leve de Koning" werden overstelpt door die van ,,a mort". De gendarmen hadden hem onmid dellijk beet en moesten hem met veel moeite tegen de volkswoede beschermen. In een huurrijtuig werd hij weggereden. Dit rijtuig werd letterlijk vernield door messteken en knuppelslagen. Men vond op hem een legitimatiebe wijs, benevens eenige andere stukken, waaruit zijn. identiteit kon worden- vast- Cynïsch verklaarde hij: Ik heet Gen- nar o Rubino dl Rnbini, in het Fransch spreekt men het ec-hter anders uit dan in het Italiaansch. De revolver is niet gevonden en was door hem weggeworpen. Een onbeschrijfelijk gedrang en ge schreeuw ontstond, toen de moordenaar in een huurrijtuig werd geduwd en, door de gendarmen geescorteerd, naar het bureau van politie in. de Rue de ia Re- gen.ee, werd gebracht, alwaar de heer Nagel, procureur van den Koning, hem vervolgens in verhoor nam. Hier verklaarde hij: Ik ben 43 jaar oud, ben geruimen tijd zonder werk en heb, ondanks al mijne in het werk ge stelde pogingen, niets kunnen vinden. „Ik ben naar den Italiaanschen gezant gegaan, wien ik geld heb gevraagd om naar mijn land terug te keeren". De con sul van Italië heeft hem geholpen en hem geraden naar zijn familie in Italië te schrijven. Waarom hij eigenlijk den aanslag heeft gepleegd, daarvoor kan hij geen reden opgeven. Op het oogeniblik, dat de gendarmen hem uit de handen van het volk haal den, moet hij, volgens het „Handelsblad van Antwerpen" geroepen hebben: „Ilc was ongelukkig, toen ik zooveel rijkdom zag voorbij- rijden Gennera Rubino is in 1859 geboren te Binardo, bij Napels. Hij is gehuwd en vader van een kind van vier jaar, dat te Londen is. Bij zijn verhoor verklaarde Rubino dat hij van Londen kwam, waar hij te vergeefs werk had gezocht. Hij was door een gezantschap met geld geholpen en had zich vervolgens door de Italiaan- echo Regeering laten aanstellen om de anarchisten na te gaan. Hij werd even wel ontslagen, omdat hij in de kaart der anarchisten speelde. Te Brussel vond hij geen werk en besloot daarom een groote,n. -slag te slaan. Hij bevestigde dat bij hedenochtend naar de kerk St. Gudule was gegaan met het voornemen op den koning te schieten, maar liep uit de kerk weg, om dat hij bang was bij het schieten solda ten te zullen raken. Daarop stelde hij zich op in de Rue Royale om het voorbij trekken van den vorstelijken stoet af te wachten. Toen hij zich gereed maak te om te schieten, gingen de rijtuigen juist in den draf over, ten gevolge waar van hij slechts op het derde rijtuig schoot. De man bekende anarchist te zijn en zeide dat een ander beter zou slagen dan hij. Hij betreurt zijn daad niet en ver klaarde geschoten te zuilen- hebben op eiken souverein, welke ook. In zijn zak werden gevonden prent briefkaarten- met afbeeldingen van den Koning en de leden van het vorstelijk huis. De man- beweerde geen medeplich tige te hebben. Bij een huiszoeking ten zijnent werden ook enkele anarchisti sche bladen gevonden. Gedurende de ondervraging op het politiebureau in de Rue Régence was Rubino zeer kalm: hij bekende op den koning te hebben willen schieten en voegt er bij, dat hij handelde in over eenstemming met zijn anarchistische principes. De Koning vernam slechts van1 den aanslag toen hij op zijn paleis te Brus sel aankwam en vroeg onmiddellijk of niemand geraakt was. Baron Gaffinet gaf den Koning, die van geen zichtbare ontroering blijk gaf, alle bijzonderheden. Na het dejeuner be gaf de Koning zich, vergezeld door een kamerheer, per automobiel naar het Luxemburg station, van waar hij den trein naar Groenendael bij Brussel nam. De secretaris des Konings bevestigde, dat de revolver wel degelijk met kogels geladen was. Graal d'Oultremont, opperhofmaar schalk verklaarde: „Ik bevond mij in het derde rijtuig met graaf Assche en den adjudant van dienst. Plotseling sprong het rechterportierraam, waarbij ik gezeten was In stukken en werd ik in het gelaat getroffen dooa- enkele glasscherven, die geen wonde veroor zaakten." Op een vraag naar den indruk door den aanslag op dien Koning gemaakt, antwoordde de graaf: „De Koning heeft, evenmin als eenig lid van de vorstelijke familie, den knal van de ontbranding gehoord en vernam eerst na den terugkeer in het paleis dat er een aanslag was gepleegd. De Koning liet toen ongerust vragen of er iemand gewond was. Na het ontkennend ant woord werd over de zaak niet meer ge sproken. „Ook aan het dejeuner werd over de zaak niet meer gerept: de gravin van Vlaanderen en de prinsessen Clementine en Albert hadden niets bemerkt van de schoten en- waren geheel gerustgesteld, toen zij wisten dat niemand geraakt was. Graaf d'Oultremont was zeer kalm, ondanks het gevaar dat hij geloopen heeft. Het bericht van den aanslag verspreid de zich -snel door de stad en veroorzaak te een levendige ontroering -en diepe verontwaardiging. Het publiek rukt el kaar de speciale- -edities der dagbladen uit de handen, welke alle hun veront waardiging uitspreken over den krank zinnigen aan-slag. Volgens de „Ind-, Beige" beweren ver schillende personen die in- Rubino's na bijheid stonden, dat deze nog een indi vidu hij zich had, die in de menigte ver dwenen zou zijn. Waarschijnlijk heeft deze d-e revolver medegenomen, die nog niet teruggevonden ife. Onmiddellijk na den aanslag begaf de minister-president zich naar het paleis om den Koning uit naam van het mi nisterie zijn verontwaardiging te betui gen en .namens het geheele land geluk te wensch-en met zijn ontsnapping. In de „Petit Bleu" vinden wij een paar nog niet vermelde bijzonderheden om trent den aanslag op koning Leopold. Rubino, de dader, was des morgens op bet bureau van de „Peuple" komen vra gen waar hij den Koning het best zou kunnen zien; een redacteur had hem daarop gekscherend geantwoord, dat de koning alleen te zien is in Parijs of in Luchon. Bij zijn verhoor zeide Rubino geweten te hebben, dat de Koning in het eerste rijtuig zat. Toen bij het naderen' van den stoet Rubino zijn revolver wilde trekken om te schieten, zat deze met den haan in de voering van de jas vast, en in den korten tijd die noodig was om het wapen, los te maken, reden de beide eerste rijtuigen voorbij. Op de vraag of hij ook medeplichti gen had, antwoordde Rubino: Neen, als anarchist, ben ik van opinie dat een in dividueels actie meer waar is dan een collectieve actie. Niettemin heeft de po litie een onderzoek ingesteld bij een- te Brussel wonend anarchist, met wien Rubino zeide bekend te zijn. Het is in de 37 jaren van de regeering des konings die eerste maal dat een aan slag op hem gepleegd is. Bij art. 101 van den Code Pénal is op deze misdaad de doodstraf gesteld: indien d-e aanslag echter geen verwonding of ziekte ten gevolge heeft, wordt de dader gestraft met levenslangen dwangarbeid. Te Brussel is iedereen verheugd dat de dader van dezen laffen aanslag geen Belg is. Opmerkelijk mag het genoemd worden, dat het al weer een Italiaan is, evenals Caserio die president Camot vermoordde, evenals Luccheni die kei zerin Elisabeth van Oostenrijk vermoord de, en evenals Bresci, de moordenaar van koning Umberto van Italië. Rubino werd geconfronteerd met den anarchist Mesdag, dien hij te Brussel had ontmoet, en met wien hij een ge sprek had, dat zeer compromitteerend voor hem was, en waaruit bleek, dat hij' den aanslag met voorbedachten rade heeft gepleegd. Een ander Italiaan, Bracci genaamd, dien hij te Londen had gekend en met wien hij eveneens geconfronteerd werd, beschuldigde hem, dat hij te Londen een spion was en dat hij verscheiden revolutïonnairen had ver raden. Rubino wilde, toen- hij te Londen was, Edward VII dooden. Hij gaf dit voornemen op en besloot tot den moord op den Koning van Italië, maar het was hem onmogelijk reisgeld te krijgen, en hij kwam toen naar België. Stadsnieuw s. Haarlem, 17 Nov. 1902. Natuurhistorische Veree- n i g i n g. Zaterdagavond had in de bovenzaal der Sociëteit „Verefentgïng" eene ver gadering plaats der afdeeling Haar lem van bovengenoemde Vereenïging onder voorzitterschap van den heer dr, TI. J. Calkoen. Bij opening der veragdering heette de voorzitter allen hartelijk welkom, in 't bijzonder den heer Jeswiet. die voor de eerste maal als bestuurder zitting nam. Spreker hoopte, dat de nieuwbe noemde langen tijd met genoegen zijn functie van 2den secretaris zal mogen waarnemen. Ook bracht spr. dank aan den heer door MAX PJfiMBERTON. 51) Water had ik niet te geven; onze eigen toestand! was waarlijk wei- nie- heter- dan die van die ongelukkige schepsels in die booten om mij. De zee stroomde in het huis ondier ons; het groote vuur gloeide niet langer; onze vrouwen waren samen boven aan de trap s-ehurkt en zochten lucht en licht; de mist hing zwaar over Ken's Eiland; geen zeil aan de horizon gaf ons eenige hoop. Wat zou ik dan zeggen aan de muiters, hoe hun te antwoorden? Ik kon slechts als rede opgeven: Wij zijn even ellendig; wij moeten den dood samen voor oogen houden. Ik heb u verteld! dat die groote en do kleine poort van Czerny's huis bei den in rotskloven waren uitgehou wen, en boven den hoogsten vloed stonden, en dat dlaar ruimte voor een ankerplaats was; maar ge moet niet denken dat dlit de eenigste plekken wa ren op de rif. die in zee uitkwamen. Want er waren nog andere rondom omringd van door de zee overstroom de rotsen, verradelijke, woeste klippen, hellende zandvlakten, bedekt met laag water. De sloepen draaiden naar die vreemde plaatsen toe. toen wij niets met hen te maken wilden hebben. Overtuigd, dat onze toestand misschien niet beter was. dan de hunne, landden zij hier, en elkander volgend, zooals een schaap zijn herder doet, klommen 7'ï allen op de ruwe rotsen en lagen daar geheel terneergeslagen hun lot af te wachten. Wij hadden geen hart, ons op hen te werpen en hen weg te jagen. De nieuwe dag bracht ons weinig van wat wij zoo hevig verlangd hadden. De donkere hemel boven de zwarte woedende zee, spotte met onze hoop. Nog een paar uur en-de nacht zou weer komen. Wat nu weer? Wij durfden het antwoord niet aan de vrouwen te vertellen omdat zij de waarheid niet behoefden te weten. Ik zeg dat de mannen op de over stroomde rotsen liepen en daar kwam God- gerechtigheid over Hen. Het schouwspel was zoo vreeselijk, dat ik spoedig voor oogen kreeg, dat ik nu nog met aarzeling de pen opneem om t neer te schrijven, en terwijl ik schrijf, plaatst er zich een schim voor mij. en schijnt te zeggen: Daarover kunt gij niet spreken! Dat behoort tot het verleden, 't is vergeten! En wer kelijk, wanneer ik het u duidelijk kon maken, hoe Czerny's mannen voor immer van de poort van het huis.dat Czerny gebouwd had, verdreven wer den, als ik 't u kon doen begrijpen, zonder er over te spreken, dan zou ik dat veel liever doen. Maar dat einde was niet mijn streven; in alle gerust heid kan ik zeggen, d&t als 't in mijn macht geweest was, ik die ongelukki ge schepsels geholpen zou hebben, hen uit medelijden naar het strand had gedragen; maar het was anders schreven; een Hoogere Macht bepaal de het; wij konden slechts bevend en hulpeloos zijn voor die verschrikkelijke gerechtigheid. Zij klommen met hun veertigen of vijftigen op de rotsen, en allen in hun geheele lengte uitgestrekt, of met houdingen neerliggend, sommigen hun armen in den bruisenden vloed, anderen bij elkaar gehurkt als om warmte te zoeken, schenen zij zich aan 't onvermijdelijke over te geven, en het ergste af te wachten. Toen rees' plotseling het eerste achtarmige mon ster uit de zee voor hen op, en een groote voelarm over de rots slierend, trok hij een deel der gillende muiters naar de diepte. In een oogenblik wa ren zij allen gek van schrik. Samen opspringend', uitten zij doordringende kreten, liepen in hun angst over el kaar heen en wierpen zich in zee om de booten weer te bereiken. O, hoe weinigen bereikten ze. De geheele zee om het rif was nu beroerd door die duivelsvisschen; wel honderd armen beukten, zogen, veeg den over de harde rotsen, en trokken slachtoffers mee ten onder. Sommigen waren zoo dicht bij ons. dat ik hun starre oogen kon zien en hun wringen de ledematen met hun knellenden greep; en de ongelukkïgen werden naar de gapende muilen getrokken of tegen de glibberige massa aangedrukt, die hen verslinden zou. De zee rees en spatte alsof ze ontzet was door dezen vreeselijken aanval; het schuim spatte ons op de voeten; glinsterende stralen spoten in de lucht; puilende dieroogen keken uit het groene water op; groote monsters worstelden en vochten, gaven elkaar aan bedekten het geheele rif met hun vuil slijm, spoten water naar de hooge kloven, of zonken, wanneer zij hun prooi gevangen hadden, naar de zwarte diepten, waar geen oog hen volgen kon. Wat een kreten van pijn. wat een luide gillen vulden de lucht in die angstige minuten! Ik trok er een sluier voor. Voor al het goud dat de zee eiken dag in Czerny's huis brengt, zou ik zulk een worsteling niet weer zien willen. Want er is een dood waarvan niemand spreken kan. Om twaalf uur brak een omweder los; de regen viel op de wassende zee. De damp hing nog dik over Ken's Eiland, maar de wind verdreef ze eD zij rolde als mistwolken weg. west waarts naar de duistere horizon. Ik ging naar beneden naar d'e klei ne Ruth, en vertelde haar in gebro ken woorden mijn geheele verhaal. Kleine Ruth, de nacht is voorbij, de dag breekt aan! O, kleine Ruth! Zij viel snikkende in mijn armen. Waarlijk, de slaaptijci was over; het uur onzer bevrijding nabil'. HOOFDSTUK XXV. Ik heb u de geschiedenis van Ken' Eiland verteld, maar sommige dingen moet ge nog weten- En eerst zal ik aanstippen, dat wij het lichaam van Edmond Czerny koud eu dood terugvonden bij die vijver in de bosschen, waar zoo menigeen de doodsslaap gevonden heeft. Clair-de- Lune struikelde er over. toen wij op geruimd door het zonnige kreupel- bosch gingen en plotseling stilhou dend1. werd mijn oog eveneens naar de plek getrokken. En toen zag ik het en wist dat hier Gods rechtvaardigheid in woorden was neergeschreven, waar in niemand1 zich vergissen kon. Langen tijd bleven wij daar, op dien afzichteïijken man in zijn blade- renbed starend, en sloegen de open oogen gade, die den helderen hemel zochten, welker warmte hij nooit meer voelen zou. Evenals bij 't le ven, droeg zijn knap gezicht ook in d'en dood het brandmerk zijner on deugd ,en sprak van de ongetemde hartstochten, waarop zijn genie zoo wonderlijk gestrand was. Er zijn weinigen geweest zooals Edmond'Czer ny. sinds de wereld werd' geschapen; er zullen in de toekomst weinig zul- ken komen. Slot volgt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 1