DE ZATERDAGAVOND
GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD".
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Prijsraadsel.
Uit de Moppentrommel
Rubriek voor Dames.
Haarlemmer Halletjes.
No. 117.
Zaterdag 29 November.
1902.
ÏVIeest gelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken,
De oplossing van ons vorig prijsraad-
is als volgt.:
IJSVERMAAK.
Bij loting is de prijs ten deel gevallen
aan mej. HENRIETTE BROEKMEIJER,
Lange Veerstraat 40, Haarlem.
Ons nieuwe prijsraadsel luidt nu:
Wie geeft het aardigste vers op 't St.
Nioolaasfeest.
Als prijs loven wij uit:
EEN BOEK.
ALLERLEI.
Nadeel van den eernamen
maaltijd.
In het bekend geneeskundig week
blad ..The Lancet" wordt ons verteld',
boe één der redenen, waarom het niet
goed is, „dat de mensch alleen zij",
wel wezen zal, dat gebrek aan gezel
schap bij het middagmaal oorzaak is.
dat zijn voedsel hem niet goed bekomt.
Er zijn enkele van die bevoorrechte
wezens, die zondier gezelschap kunnen
dineeren zonder te snel, noch te veel,
noch te weinig te eten. Maar met de
meerderheid is dat anders. Over het
algemeen zal men zijn roman of zijne
courant naast zich nemen en mieenen,
dat men zijn maaltijd tot op de be
hoorlijke lengte zal kunnen rek
ken. door tusschen de gerechten in. af
en toe iets te lezen Men zal zijn geest
juist genoeg inspannen om de spijsver
tering te bevorderen ,te weinig om die
tegen te werken. Op deze wijze zal
men zich dat aangename, geestige ge
zelschap verschaffen, dat bij gelukki
ger menschen het,gesprek aan een
maaltijd verleent.
Bit meeint men indend'aad _in zijne
eenzaamheid In werkelijkheid echter
geraakt men verdiept in zijn lectuur,
totdat men plotseling tot de ontdek
king komt. diat de karbonade koud is
geworden. waarop deze nu in een
paar happen wordt verorberd.
Of wel men heeft honger, slaat geen
acht op zijn boek, dat men ter zijde
legt. en eet zoo snel mogelijk af. om
zich daarna in zijn leuningstoel te
werpen en van zijne lectuur te genie
ten. In beide gevallen benadeelt de
eenzame rnan zijne spijsvertering.
Ter voldoende en gemakkelijke voe
ding. moeten de spijzen langzaam ge
bruikt worden en de geest behoort ge
durende deze bezigheid niet te veel
ingespannen te zijn.
Iedereen weet. dat te sterke lichaams
oefening aanstonds na ÏLet eten slecht
is. en geesteliike inspanning eveneens
Verstandige menschen laten zich zelfs
niet eens gedurende of direct na den!
maaltijd met twistgesprekken in, en'
als men eens let op discoursen na ta
fel, dan zal men overtuigd worden,
dat het meerendeel der sprekers zei
ven geen ernstige inspanning van den
geest verdraagt, noch die opwekt bij
zijne hoorders.
Inderdaad heeft de ondervinding
van tallooze geslachten, van de roode
Indianen in de wouden ar, tot de ge
rokte gasten eener moderne partij toe.
de les vereeuwigd, dat de mensen
noch in eenzaamheid moet eten. noch
te veel moet denken gedurende dien
tijd. maar dat. hij moet. praten en toe
gesproken moet worden, terwijl hij
zich voedt.
De meeste menschen denken niet
zwaar terwijl zij praten, en praten is
de natuurlijke makker van eten en
drinken.
Men vertelt ons, dat vrouwen er al
even slecht hij varen wanneer zij ge
noodzaakt zijn, alleen te eten. Van een
man kan men gewoonlijk wel verwach
ten, dat hij genoeg, voedsel zal nemen
zelfs al is hij alleen; maar eeneVïouw
is minder geneigd zoo juist ta bepalen?
wat noodig is voor het bestaan, en
daarom eet zij dikwijls in het geheel
niet, wanneer zij gedoemd is, alleen
te eten.
Zij krijgt dan spijsverteringsbezwa-
ren, omdat de spijsverteringsorganen
niet voldoende geoefend worden, ter
wijl een man die krijgt, omdat- hij dik
wijls te veel van die organen vergt
Het ongelukkigst van allen is mis-
misschien de eenzame keukenmeid.' er
aan toe. Op de myriaden van kleine
verdiepingen in eeaie groot© stad zijn
duizenden vrouwen bezig voor hare
heeren en meesteressen. Deze vrou
wen, wier eenige bezigheid1 is, voedsel
te bereiden vooranderen, kunnen dit
onmogelijk zeiven genieten, soms zelfs
in het geheel niet gebruiken. Evenals
men beweert, dat banketbakkers aan
leerlingen de eerste dagen volkomen
vrijheid, laten om zich te goed te dioen
aan den voorraad uit den winkel, om
dat zij weten dat het hun dan later
voor goed den trekzalbenemen. Zoo
woTden vrouwen, die altijd bezig zijn
voedsel te koop en en gereed; te maken,
vaak onmachtig het zeiven te gebrui
ken. Deze lieden lijden aan slechte
spijsvertering welüe weer genezen
kan .als iemand anders hare keuken
gedurende een week bestuurt en haar
dus in staat stelt hare maaltijden te
gebruiken, zonder ze zelve klaar te
maken.
Het xs een treurige waarneid van
onze groote steden dus eindigt het
artikel dat zij honderden mannen
en vrouwen bevatten. die het oevrdag
te druk hebben, en "s avoncrs te een
zaam zijn. om zich met voordeel te
voeden.laat staan met eenig genot.
Op de ijsberenjacht.
De poolexpeditie van baron Tol], die
1 1/2 jaar geleden met zijn kranig
ingerichten ijsbreker „Sarja" van Pe
tersburg naar den Nieuw-Siberlschen
Archipel vertrok, heeft meermalen ont
moetingen met ijsberen gehad. Om
trent een daarvan, die hij had1 gedu
rende zijn eerste reis met sleden en
honden, deelt de zoöloog der expeditie
het volgende mede:
Den tweeden dag nadat wij de „SarJ
ja hadden verlaten, hadden wij een
ontmoeting xnet de ijsberen. Plotse-1
ling riep een van onze mannen: „Pastl
op, daar komen beren aan!"
Dit was waar; op ongeveer een
werst af stands, in de rich! ing der kust
zagen wij een tweetal beren op ons
afkomen een oude met een kleine.
Wij vermoedden dat het een© berin
met haar jong was die misschien een
onzer voor hun ontbijt verlangden.
De beren naderden vrij snel en zou
den weldra oog in oog tegenover ona
staan. Zonder dit tamelijk onaange
name oogenblik af te wachten, deden
wij da karavaan halt houden plaat
sten de honden achter de sleden, op
dat zij do beren niet dadelijk zouden
zien, en stelden ons zeiven daar ook,
met onze buksen gewapena. verdekt
op Zoodoende waren wij behoorlijk
voorbereid om den aanval af te wach
ten. Een en andier was het weik van
een paar minuten geweest en de beren
waren thans tot op ongeveer 100 pas
genaderd. Toen zij tot op 80 schreden
genaderd waren, begroetten wij ze
met twee schoten. Beide troffen, maar
de beren renden voort, en eerst toen
'wii de berin nog twee kogels hadden
toegezonden, stortte deze neer. Op dit
oogenblik rukte zich een der honden
los. stortte zich op het jong en pakte
het krachtig van achteren beet. Woe
dend van pijn en schrik rende het
jong voortdurend trachtend zich den
hond van het lijf te houden, op ons
toe tot het op vijf passen arstands
werd neergelegd.
J Nauwelijks hadden wl] met deze be-
ren afgehandeld, toen wij "een derden,
reusaebtigen beer op ons zagen afko
men. Hij bleef eerst staan bij de nog
levende, bloedende berin. Deze ont
ving hem evenwel allesbehalve vrien
delijk en gaf hem zulk een geduchten
slag met een har er klauwen, dat hij
verschrikt terugsprong en aarzelend,
nu eens naar ons dan weer naar de
berin keek. Omdat wij bang waren,
dat dit kijken naar ons wel eens m
een geduchten aanval zou 'Kunnen
overgaan, zond' ik hem een paar blau
we boonen toe. die hem zóó goed trof
fen dat bij. na 20 schreden verder te
zijn geloopen neerviel en voorgoed
bleef liggen.
Een 18de eeuwsche Simson.
De Pruisische generaal Von Favrat,
die in het laatst dei- 18e eeuw Gou
verneur was van Glatz, was een zeer
sterk man.
Men verhaalt allerlei staaltjes van
zijne buitengewone lichaamskracht.
In den zeven-jarigen oorlog had hij
een Oostenrijksch officier, die hem in
het nauw bracht, met een geduenten
sabelhouw het hoofd tot de schouders
toe gespleten.
Hii lichtte een paard op met ruiten
en al.
Een bijzonder zwaar kanon in het
tuighuis te Dantzig. dat niemand al
leen had1 kunnen optillen dan Koning
August de Sterke, tilete Favrat met
-root gemak eenige malen omhoog.
Een gewone drieponder droeg hij op
schouder als een soldaat zijn geweer.
IJzere nhoeven en thaierstukken
met de vingers verbuigen was kinder
spel voor hem.
Hij droes- met gemak op elke hand
een stevigen man en Het drie men
schen schommelen op zijn uitgesto
ken been.
Dikwijls Tolde hij twee tinnen scho
tels ineens, alsof het vellen papier
waren.
In 1796. toen hij reeds 60 jaren oud!
was. gaf hij nog een treffend bewijs
van zijne groote lichaamskracht. Hij
was toen op reis van Warschau naar
Breslau. om den Silezischen minister
Graaf Hoym te spreken, en in .eene
moerassige streek aan de Silezische
grens bleef zijn rijutig tot aan den
disselboom in den modder steken. j
Drie officieren en zijn secretaris,
bedienden en postiljons werkten tever
geefs om. het rijtuig er uit te krijgen.
Toen beval Favrat de paarden tot
trekken gereed te houden, zoodra men
zien zou dat het rijtuig bewoog. Daar
op ging hij er tegen diuwen en langza
merhand kreec hij het uit het moeras.
Nog op zijn sterfbed moet de ge
neraal een vriend wlen hij zijn nood
klaagde over het afnemen van zijne
krachten .onverhoeds met stoel en al
in de hoogte hebben getild.
OOK EEN DRIJFJACHT.
Goeie jacht gehad? Veel geschoten?
Nogal! Bij de vierhonderd stuks!
O, dus een o v e rdrijfjacht!
PLAATSGEBREK.
Ik wil deze laarzen verkoopen.
Waarom? Ze zijn nog zoo goed als
nieuw.
Wegens plaatsgebrek.
Plaatsgebrek? Je huis is toch groot
genoeg om die laarzen te bergen!
Ja, maar de laarzen zijn niet groot
genoeg om mijne voeten te bergen.
MAAR.
Vreemdeling (een tiental baldadige kin
deren beschouwende tot een dorpeling).
Zijn die kinderen allen van u?
Dorpeling. Goddank neen, mijnheer.
Acht maar ervan!
Ik ben zieer tevreden over den onder
wijzer, die mijn zoon privaatles heeft
gegeven.
En de jongen is bij 't examen ge
zakt!
Jawel; maar de onderwijzer heeft
mijn oudste dochter ten huwelijk ge
vraagd; ik had nooit gedacht, dat ik nog
van haar af zou komen.
VERSCHILLENDE STUDIE.
Ik hoor, je zoon studeert in- Leiden.
Och kom, hij studeert,neen,
ik studeer waar ik het geld vandaan zal
halen wat zijn studeesren kost!
UIT EEN SCHOONMAAKSTERSROMAN.
Toen hij zich voor zijn ongelukkig
offer bevond, liet de ellendeling zich
onmiddellijk een baard staan om niet
herkend te worden.
Ter kennismaking werd mij toege
zonden een boek. vertaald uit het
Du'itsch van Louise Koppen, door Ma
rie Honig.
Het geheel is getiteld De Kinderen
van het Kasteel, een verhaal voor
meisjes.
Mij dunkt, dat boek moet voor meis
jös tusschen tien en veertien jaar groo
te aantrekkelijkheid hebben. F.r ademt
een gezonde, frissche geest uit, die de
kinderen niet als halve heiligen voor
stelt maar als jeugdige menschjes, met
onbeteugelde ondeugden en deugden,
die echter dikwijls alleen het gevolg
zijn van onnadenkendheid.
Sterk treedt op den voorgrond, hoe
een gevoelig hart de grootste aantrek
kelijkheid voor een meisje is als die
gevoeligheid nieif ontaardt in sentimen
taliteit.
Het plaatje dat naast het titelblad
staat is alles behalve gelukkig. Het
boek is uitgegeven (loer Schillenians
en v. Belkum te Zutphen. De vertaling
is u'itstekend.
Ieder meisje kan een deel van het
huishoudelijk werk, dat haar moeder
dikwijls geheel in beslag neemt, over
nemen, maar helaas, zijn er vele, die
wachten tot haar kleine handreikingen
gevraagd worden het geheim zit juist
daarin steeds een open oog te hebben
voor kleine diensten, die zij zouden
kunnen bewijzen. F.en kamer, waar
stof afgenomen moet worden, de bloe
men, die opnieuw geschikt moeten, 't
j'ongenspak, waaraan een knoop ont
breekt, de canapé, waarvan een kwast
af is, dat alles moet het jonge meisje
zien en zonder een woord te zeggen,
in orde maken. Zij moet dat niet ai-
leen herstellen maar dal ook doen met
een vroolijk gezicht zonder eenigszins
de martelares uit te hangen. Zoo'n
meisje wordt gemjist bij afwezigheid,
zij zal nooit te klagen hebben over ge
mis aan hartelijkheid van haar huis-
genooten. Zij brengt door haar wel
willendheid altijd het zonnetje mee en
daarmee verheldert ze zelfs de meest
pessimistische onder haar huisgenoo-
ten.
Mrs. Jozef Hocking, vrouw van een
novelleuschrijver, die tegelijk predi
kant as, heeft verleid wat het zeggen
wil, domineesvrouw te zijn. Mrs.
Hocking noemt het een zeer moeilijke
positie. „Om een ideale dominee's-
vrouw te zijn, zegt ze, bef eekexit zoo
veel als alle hoofddeugden te bezitten,
en nog een paar. waarvan geen enkel
boek spreekt. Zoo moet bijv. de do
mineesvrouw den stand van haar man
ophouden gewoonlijk met veel minder
geld dan de vrouwen van andere amb
tenaren.
Als zij goed gekleed gaat, wordt ze
afgehaald als te wereldsch gezind, als
zij haar kleereu jaar in jaar uit dienst
laat doen, wordt zij een sloofje ge
noemd. Mrs. Hocking verklaart, dat
ats een domineesvrouw gelukkig wil
zijn, zij ernstig moet besluiten, derge
lijke kritiek ongevoplig over zich te
laten heengaan. Het is een zegen,
zich n'iet te storen, aan hetgeen ,.men'
zegt.
Zoo is het in Engeland. Het frap
peerde mij, ik heb er geen ondervin
ding van, maar mij dacht zoo Zou
een Hollandsche predikantsvrouw niet
tot een Engelsche kunnen zeggen
Reich mir die Hand, uiein Leben."
Het Kanaal scheidt ons, maar wij
domineesvrouwen merken daar biets
van, wij nebben hetzelfde lot.
Eenige gulden ,regels om vrede in
het huwelijk te bewaren, en een aan
genaam tehuis te maken.
1. Vertel huiselijke tweedracht nooit
aan een huurman.
2. Maak huishoudelijke uitgaven
evenredig aan het inkomen.
3. Tracht altijd opgewekt in den om
gang te zijn.
4. Verdraag de gebreken van uwe
huisgenooten, zij moeten ook de uwe
ondervinden.
5. Wees even vriendelijk voor uwen
echtgenoot, als vroeger voor uw min
naar.
6. Onthoud dat ge getrouwd zijt in
de overtuiging, voorspoed en tegen
spoed te zamen te deelen.
7. Denk om allerlei kleinigheden, die
in den tijd van de verloving nooit wer
den vergeten.
8. Wees nooit buitenshuis vriendelijk
en daarbinnen mopperig.
9. Laat de man zich herinneren, dat
de vrouw niet altijd kan glimlachen.
Zij moet voor t eten zorgen, dikwijls
eenige keeren naar de bel loopen, be
zoeken afwachten, een zieke baby te1
hulp komen, den vinger verbinden van
een tweejarige, het speelgoed bijeen
zoeken voor een vierjarige, een zesja
rige vertroosten omciat hij van de trap
gevallen is, een achtjarige Klaarma
ken om naar school te gaan, om nog
maar ni?t te spreken van stoffen,
poetsen, wrijven en andere huishou
delijke werkjes. Een huisvrouw, die
zooveel aan haar hoofd heeft en bo
vendien den halven dag kinderrumoer
om zich heen heeft, kan zich dikwijls
heel vermoeid gevoelen en een enkel
woord van sympathie bij de thuiskomst
van haar man kan dan wonderen van
genez'ing uitwerken. Hetzelfde geldt
natuurlijk omgekeerd een man kan
ook door duizenderlei kleinigheden ge
kweld worden de vrouw is er dan om
door een opgewekt gezicht hem dat te
doen vergeten.
Huishoudelijke wenken.
I. Tong, ham of biefstuk, dat ga-
kookt is, en men rouw wil eten, moet
altijd in iiet water blijven afkoelen,
waarin het gekookt is.
II. Als het een of ander extract in
een pudding of taart is vergeten, en
men dus den geur zou missen, is aan
te bevelen, het verlangde extract over
de pudding te strijken direct nadat ze
van de kachel genomen is.
Hoe de treurspeler Ho -
ratio Adams, Amerika's
beroemdste komiek
werd.
(Naar het Engelsch).
Een Zaterdagavondpraatje.
Er zijn zeker weinig dingen zoo on
gewoon, als een Raadsdiscussie over
de kermis in de maand November.
Nu was het wel geen eigenlijke dis
cussie, maar toch werd in den Raad
Woensdag de kermis ter sprake ge
bracht. De Commissie voor den Hout
en de Plantsoenen, die tqt dusver
zich meer in he't bijzonder aan het
boomen vellen heeft gewijd, kwam
tot de conclusie, dat zij voor de ver
andering er ook wel eens kon gaan
aanplanten. Alle wereldsch streven
wordt op den duur eentonig, ook
zelfs het boomen omhakken. Was het
dan wonder, dat de burgemeester, de
heeren van Lennep en Winkler tot el
kaar zeien: ,,Weet je wat, laten we
nou ook eens wat boomen gaan plan
ten! Gut ja, dat konden we wel eens
gaan doen."
Ik wil wel erkennen, dat ik al in
mijn schik was, toen ik las dat de
Commissie met dat voorstel kwam.
Aan overmaat van boomen sukkelen
we in de Stad nog niet. Maar zie,
daar bleek dat mijn genoegen getem
perd diende te worden.
„Bestendig pret en nooit verdriet,
Dat lot vindt men op aarde niet".
Want wat gebeurt er! Daar komt
zoowaar de heer Van de Kamp er de
aandacht op vestigen, dat wanneer
hier en daar nieuwe boomen worden
geplant, er voor de kermis geen vol
doende ruimte meer overblijven zal.
En met opgeheven vinger (of was hij
niet opgeheven, dan had hij toch op
geheven kunnen zijn) met opgeheven
vinger dan maar, wees de heer Van de
Kamp op de tienduizend gulden van
de kermispacht.
I-Ieelemaal ongelijk had' hij niét.
Van de zes plaatsen waar de com
missie nieuwe boomen aanplanten
wil, zijn er drie die regelmatig ge
bruikt worden voor staanplaatsen van
de kermis, de Raaks, de Gedempte
Oude Gracht tusschen de Zijlstraat
en het Verwulft en de Groote Markt.
Wanneer daar nu boomen komen te
staan, dan is er allicht kans van on-
eenigheid tusschen kramen en boo
men. In de eerste jaren, wanneer de
boompjes nog klein zijn, zal de victo
rie allicht aan de kermisgebouwen
verblijven. Naderhand andersom.
Tenminste wanneer de boomen dat
oogenblik beleven.
Was het een middel om de kermis
weg te krijgen? De vrager keek, itoen
hij deze mogelijkheid opperde, naar
den. heer Winkler, die nu juist, niet
bekend staat als een vriend of bezoe
ker van Consael of Tewe. De heer
Winkler zette een gezicht zoo onbe
wegelijk als een boom, maar de heer
De Haan Hugenhoïtz stelde den heer
Van de Kamp gerust met de mede-
deeling, dat de boomen niet als
'stormwapen tegen de kermis zouden
worden gebruikt.
Deze geruststellende verklaring was
verre van overbodig. Er werd zoo al
gemompeld om een andere plaats voor
die kermis te gaan zoeken. Het
schijnt (maar ik stavoor de waarheid
niet in) dat de bewoners van het Ke
naupark, Frederikspark en Florapark
rondgaan met het plan om aan den
Raad te vragen, of zij ook eens de
poffer-, speelgoed- en galanterielcra-
men voor hun deur mogen hebben.
Zij vinden het onbillijk, dat de be
woners van de Ged. Oude Gracht, het
Verwulft en de groote Markt maar
altijd door van dat voorrecht genie
ten. Vooral voor schommelinrichtin
gen en draaimolens moet groote lief
hebberij wezen.
Hoe dit ook wezen mag, de heer
Winkler moge geen booze bedoelingen
hebben jegens de kermis, ik heb hem1
wel op een zonde jegens de neder-
la.nd.sche taal betrapt. Hij zei name
lijk, sprekend van de plek. waar de
boomen op de Groote Markt zouden
komen te staan: „drie meter van af
den muur". Van af! O, mijnheer
Winkler! Heeft vader Jacob van Len
nep. onze vaderlandsche roman
schrijver niet, al gezegd, dat. wie de
uitdrukking '„van af" gebruikt, ook
moet spreken van „tot toe". Zou de
heer Winkler durven zeggen: „vanaf
den muur tot toe het standbeeld!" Ik
ben bereid hem veel moed toe te ken
nen, maar zooveel courage heeft hij
niet. En zonder hem kwaad toe te
wenschen. hoop ik. dat zijn buurman
de heer G. L. van Lennep. door een
flink en ribbertoot zijn voorvader op
den heer Winkler gewroken heeft.
Ja, je hoort soms verrassende din
gen in onzen gemeenteraad. Daar
werd, van die zelfde Raaks sprekende,
maar zoo klakkeloos gezeid, dat het
nog lang niet zeker is, wanneer de
„Imperial" haar fabriek zal afbreken
Je zou zoo denken, niet waar, dat als
de concessie om is, ook de gebouwen
moeten worden afgebroken. Het ge
zond verstand zou dat zoo voorschrij
ven, maar het contract van 1876 met
de gasfabriek niet. De ez... de edel-
achtbaren'bedoel ik die in die dagen
aan het roer zaten, hebben dat niet
voorzien. De toestand is zoo: Bin
nen een jaar tijds moeten de gebou
wen, die op gemeentegrond staan,
worden afgebroken. Die gemeente
grond loopt van de Zuiderstraat naar
den kant van de Wilhelminastraat,
dus naar het Zuiden. De gehouwen
evenwel, die op haar eigen terrein
•staan, kunnen blijven staan zoolang 't
de ..Imperial" behaagt. Die eigen ter
reinen strekken zich van de Raaks tot
aan de Zuiderstraat uit, derhalve
over een flinke oppervlakte.
Nu moet ik er bij zeggen, dat ik
niet kan gelooven, dat de gasmaat
schappij de plagerigheid zou hebben,
om ons die leelijke zwarte gebouwen
een jaar of wat voor den neus te laten
staan. Daarvoor is de Engelschman
ook te practisch en zal niet licht zijn
terrein zoo maar renteloos laten lig
gen. Toen ik informatie nam bij
een officieel man, bleek mij dat de
inlichtingen op een gegeven oogen
blik hokten, een bewijs denk ik, dat
er over die quaestie al onderhande
lingen loopen tusschen het Stadhuis
en de „Imperial". En wanneer dat
zoo is, zal de zaak ook wel gauw in
orde komen.
Van de gasfabriek gesproken, het
oogenblik nadert nu waarop zij aan
de burgerij zal gaan leveren. Het is
een merkwaardig verschijnsel, dat de
aanvragen om aanleg in den Iaalfcsten
tijd verbazend toenemen. Zoo is het
gegaan in vele gemeenten, waar de
gasleverantie van een particulier over
ging in handen van de gemeente. En
de adviseur Van der Hordt, die an
ders om zijn lage raming van kosten
heelwat moest hooren, heeft di't wel
juist voorspeld.
Dit geeft den burger moed! Wat de
electrische fabriek aangaat, daarover
hoorde ik onlangs een opmerking
maken, die de moeite van het over
vertellen wel waard is. Wanneer
iemand een installatie maken wil,
dan laat hij die zooals vanzelf
spreekt, graag zoo mooi en uitgebreid
mogelijk maken. Maar nu zou het
kunnen gebeuren dat de gebruiker op
den duur zijn installatie wat duur
vond door het stroomverbruik. Dan
gaat. hij natuurlijk klagen; komt een
van de vrienden of kennissen om
voorlichting en raad, dan zal hij
heel gauw zeggen: „die electrische
verlichting? o neen, begin er niet aan
raad het niemand aan!" En ziedaar
dat kost zoo ontzaglijk veel geld! Ik
dan de electrische centrale de kwade
pier, niet ten voordeele van de ge
meente en allerminst van de installa-
tie-bureaux.
De opmerking, die ik bedoel, was
nu deze: Waarom gaat iemand, die
over electrisch licht denkt, niet voor
af eens praten met den heer Bellaar
Spruyt, den leider van onze electri
sche centrale? Hij is een aangenaam
man. die graag inlichtingen geeft,
zóó zelfs, dat wie ze bij hem komt
vragen, een gewaarwording heeft als
of hij daarme den heer Spruyt een
persoonlijk genoegen doet. Nu is bij
dezen deskundige een van de eerste
vragen: „hoeveel wil u jaarlijks be
steden?" en wanneer hij dat weet,
maakt hij een plan en eerst dan komt
het installatiebureau aan de beurt.
Valt dan later de rekening van het
stroomverbruik tegen, dan zou daar
van de directie van de centrale een
verwijt kunnen gemaakt worden. En
daar de heer Bellaar Spruyt een voor
zichtig man is, zal hij zich daar ze
In zijn klein, stoffig, donker kan
toortje was Morris Abramson, de dik
ke theater-directeur, voor zijn sme
rige lessenaar bezig met het ttellen
van vuile dollarnoten.
Er werd aan de deur geklopt.
Binnen! *riep Abramson.
Niemand kwam.
Binnen! brulde hij nog eens, en
nu verscheen een jonge magere pian,
met een bleek, melancholiek gezicht,
omlijst door lange zwarte haren,
daarbij een spitsen zonderling ge-
vormden neus en bruine, holstaande
oogen.
Wat verlangt u? vroeg de direc
teur, steeds doortellende.
Miju naam is Fred Weber, als
acteur echter Horatio Adams, treur
speler. Ik heb hier een brief voor u
van mijnheer Charles Boyton, u zeker
wel bekend.
De directeur nam den brief en wees
zijn bezoeker een stoel aan, deze zét
te zich, doch lag in een oogwenk met
den stoel op den grond, deze had
maar drie pooten.
Neem me niet kwalijk, hernam
de directeur. Ik vergat... neem dien
ker niet aan wagen. Wie dus electri-
citeit voor licht of kracht wil gebruiken
kan zich door een advies van den
heer Spruyt assureeren tegen to hooge
kosten, met een polis, die niets kost
Zoover zijn we met onze brandver
zekering nog wel niet, maar het be
gint er langzamerhand op te gaan
lijken. De traditioneele prentten van
een gulden en meer per mille, zijn be
halve voor bijzonder gevaarlijke pan
den, vrijwel in de groene doos aan
geland en komen er allerwaarschijn
lijkst nooit, weer uit. Veertig, vijftig
zestig cent zijn schering en inslag
En er is, dunkt mij, geen enkele re
den, waarom het einde van de pre
miedal mg bereikt zou zijn. Vooral
niet omdat w© in het rapport van de
Commissie dezer dagen hebben kun
nen lezen, dat er eigenlijk geen en
kele wetenschappelijke grondslag be
staat voor de berekening van de pre
mie van een brand-assurantie-maat-
scliappij en dat de kracht voorname
lijk gebaseerd is op den omvang van
de reserve.
Intusschen zou verlaging van de
prentten toch op den duur n;et wel
mogelijk wezen, wanneer niet het
aantal branden afnemende was. Dat
is dunkt mij een vrij wat gezonder
motief, dan de onderlinge concurren
tie van de maatschappijen en de
vraag hoe groot de in vroeger, rijke
dagen, gemaakte spaarpot is. En
daarom mogen we e,r ook naar ver
langen, dat de prentten nóg meer da
len. Het zal een bewijs zijn, dat de
branden statistiek gunstiger wordt
FIDELIO.