DE ZATERDAGAVOND GRATIS BIJVOEGSEL VAN „HAARLEM'S DAGBLAD". Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud. Prijsraadsel. Uit de Moppentrommel Rubriek voor Dames. Haarlemmer Halletjes. No. 117. Zaterdag 29 November. 1902. ÏVIeest gelezen Dagblad, in Haarlem en Omstreken, De oplossing van ons vorig prijsraad- is als volgt.: IJSVERMAAK. Bij loting is de prijs ten deel gevallen aan mej. HENRIETTE BROEKMEIJER, Lange Veerstraat 40, Haarlem. Ons nieuwe prijsraadsel luidt nu: Wie geeft het aardigste vers op 't St. Nioolaasfeest. Als prijs loven wij uit: EEN BOEK. ALLERLEI. Nadeel van den eernamen maaltijd. In het bekend geneeskundig week blad ..The Lancet" wordt ons verteld', boe één der redenen, waarom het niet goed is, „dat de mensch alleen zij", wel wezen zal, dat gebrek aan gezel schap bij het middagmaal oorzaak is. dat zijn voedsel hem niet goed bekomt. Er zijn enkele van die bevoorrechte wezens, die zondier gezelschap kunnen dineeren zonder te snel, noch te veel, noch te weinig te eten. Maar met de meerderheid is dat anders. Over het algemeen zal men zijn roman of zijne courant naast zich nemen en mieenen, dat men zijn maaltijd tot op de be hoorlijke lengte zal kunnen rek ken. door tusschen de gerechten in. af en toe iets te lezen Men zal zijn geest juist genoeg inspannen om de spijsver tering te bevorderen ,te weinig om die tegen te werken. Op deze wijze zal men zich dat aangename, geestige ge zelschap verschaffen, dat bij gelukki ger menschen het,gesprek aan een maaltijd verleent. Bit meeint men indend'aad _in zijne eenzaamheid In werkelijkheid echter geraakt men verdiept in zijn lectuur, totdat men plotseling tot de ontdek king komt. diat de karbonade koud is geworden. waarop deze nu in een paar happen wordt verorberd. Of wel men heeft honger, slaat geen acht op zijn boek, dat men ter zijde legt. en eet zoo snel mogelijk af. om zich daarna in zijn leuningstoel te werpen en van zijne lectuur te genie ten. In beide gevallen benadeelt de eenzame rnan zijne spijsvertering. Ter voldoende en gemakkelijke voe ding. moeten de spijzen langzaam ge bruikt worden en de geest behoort ge durende deze bezigheid niet te veel ingespannen te zijn. Iedereen weet. dat te sterke lichaams oefening aanstonds na ÏLet eten slecht is. en geesteliike inspanning eveneens Verstandige menschen laten zich zelfs niet eens gedurende of direct na den! maaltijd met twistgesprekken in, en' als men eens let op discoursen na ta fel, dan zal men overtuigd worden, dat het meerendeel der sprekers zei ven geen ernstige inspanning van den geest verdraagt, noch die opwekt bij zijne hoorders. Inderdaad heeft de ondervinding van tallooze geslachten, van de roode Indianen in de wouden ar, tot de ge rokte gasten eener moderne partij toe. de les vereeuwigd, dat de mensen noch in eenzaamheid moet eten. noch te veel moet denken gedurende dien tijd. maar dat. hij moet. praten en toe gesproken moet worden, terwijl hij zich voedt. De meeste menschen denken niet zwaar terwijl zij praten, en praten is de natuurlijke makker van eten en drinken. Men vertelt ons, dat vrouwen er al even slecht hij varen wanneer zij ge noodzaakt zijn, alleen te eten. Van een man kan men gewoonlijk wel verwach ten, dat hij genoeg, voedsel zal nemen zelfs al is hij alleen; maar eeneVïouw is minder geneigd zoo juist ta bepalen? wat noodig is voor het bestaan, en daarom eet zij dikwijls in het geheel niet, wanneer zij gedoemd is, alleen te eten. Zij krijgt dan spijsverteringsbezwa- ren, omdat de spijsverteringsorganen niet voldoende geoefend worden, ter wijl een man die krijgt, omdat- hij dik wijls te veel van die organen vergt Het ongelukkigst van allen is mis- misschien de eenzame keukenmeid.' er aan toe. Op de myriaden van kleine verdiepingen in eeaie groot© stad zijn duizenden vrouwen bezig voor hare heeren en meesteressen. Deze vrou wen, wier eenige bezigheid1 is, voedsel te bereiden vooranderen, kunnen dit onmogelijk zeiven genieten, soms zelfs in het geheel niet gebruiken. Evenals men beweert, dat banketbakkers aan leerlingen de eerste dagen volkomen vrijheid, laten om zich te goed te dioen aan den voorraad uit den winkel, om dat zij weten dat het hun dan later voor goed den trekzalbenemen. Zoo woTden vrouwen, die altijd bezig zijn voedsel te koop en en gereed; te maken, vaak onmachtig het zeiven te gebrui ken. Deze lieden lijden aan slechte spijsvertering welüe weer genezen kan .als iemand anders hare keuken gedurende een week bestuurt en haar dus in staat stelt hare maaltijden te gebruiken, zonder ze zelve klaar te maken. Het xs een treurige waarneid van onze groote steden dus eindigt het artikel dat zij honderden mannen en vrouwen bevatten. die het oevrdag te druk hebben, en "s avoncrs te een zaam zijn. om zich met voordeel te voeden.laat staan met eenig genot. Op de ijsberenjacht. De poolexpeditie van baron Tol], die 1 1/2 jaar geleden met zijn kranig ingerichten ijsbreker „Sarja" van Pe tersburg naar den Nieuw-Siberlschen Archipel vertrok, heeft meermalen ont moetingen met ijsberen gehad. Om trent een daarvan, die hij had1 gedu rende zijn eerste reis met sleden en honden, deelt de zoöloog der expeditie het volgende mede: Den tweeden dag nadat wij de „SarJ ja hadden verlaten, hadden wij een ontmoeting xnet de ijsberen. Plotse-1 ling riep een van onze mannen: „Pastl op, daar komen beren aan!" Dit was waar; op ongeveer een werst af stands, in de rich! ing der kust zagen wij een tweetal beren op ons afkomen een oude met een kleine. Wij vermoedden dat het een© berin met haar jong was die misschien een onzer voor hun ontbijt verlangden. De beren naderden vrij snel en zou den weldra oog in oog tegenover ona staan. Zonder dit tamelijk onaange name oogenblik af te wachten, deden wij da karavaan halt houden plaat sten de honden achter de sleden, op dat zij do beren niet dadelijk zouden zien, en stelden ons zeiven daar ook, met onze buksen gewapena. verdekt op Zoodoende waren wij behoorlijk voorbereid om den aanval af te wach ten. Een en andier was het weik van een paar minuten geweest en de beren waren thans tot op ongeveer 100 pas genaderd. Toen zij tot op 80 schreden genaderd waren, begroetten wij ze met twee schoten. Beide troffen, maar de beren renden voort, en eerst toen 'wii de berin nog twee kogels hadden toegezonden, stortte deze neer. Op dit oogenblik rukte zich een der honden los. stortte zich op het jong en pakte het krachtig van achteren beet. Woe dend van pijn en schrik rende het jong voortdurend trachtend zich den hond van het lijf te houden, op ons toe tot het op vijf passen arstands werd neergelegd. J Nauwelijks hadden wl] met deze be- ren afgehandeld, toen wij "een derden, reusaebtigen beer op ons zagen afko men. Hij bleef eerst staan bij de nog levende, bloedende berin. Deze ont ving hem evenwel allesbehalve vrien delijk en gaf hem zulk een geduchten slag met een har er klauwen, dat hij verschrikt terugsprong en aarzelend, nu eens naar ons dan weer naar de berin keek. Omdat wij bang waren, dat dit kijken naar ons wel eens m een geduchten aanval zou 'Kunnen overgaan, zond' ik hem een paar blau we boonen toe. die hem zóó goed trof fen dat bij. na 20 schreden verder te zijn geloopen neerviel en voorgoed bleef liggen. Een 18de eeuwsche Simson. De Pruisische generaal Von Favrat, die in het laatst dei- 18e eeuw Gou verneur was van Glatz, was een zeer sterk man. Men verhaalt allerlei staaltjes van zijne buitengewone lichaamskracht. In den zeven-jarigen oorlog had hij een Oostenrijksch officier, die hem in het nauw bracht, met een geduenten sabelhouw het hoofd tot de schouders toe gespleten. Hii lichtte een paard op met ruiten en al. Een bijzonder zwaar kanon in het tuighuis te Dantzig. dat niemand al leen had1 kunnen optillen dan Koning August de Sterke, tilete Favrat met -root gemak eenige malen omhoog. Een gewone drieponder droeg hij op schouder als een soldaat zijn geweer. IJzere nhoeven en thaierstukken met de vingers verbuigen was kinder spel voor hem. Hij droes- met gemak op elke hand een stevigen man en Het drie men schen schommelen op zijn uitgesto ken been. Dikwijls Tolde hij twee tinnen scho tels ineens, alsof het vellen papier waren. In 1796. toen hij reeds 60 jaren oud! was. gaf hij nog een treffend bewijs van zijne groote lichaamskracht. Hij was toen op reis van Warschau naar Breslau. om den Silezischen minister Graaf Hoym te spreken, en in .eene moerassige streek aan de Silezische grens bleef zijn rijutig tot aan den disselboom in den modder steken. j Drie officieren en zijn secretaris, bedienden en postiljons werkten tever geefs om. het rijtuig er uit te krijgen. Toen beval Favrat de paarden tot trekken gereed te houden, zoodra men zien zou dat het rijtuig bewoog. Daar op ging hij er tegen diuwen en langza merhand kreec hij het uit het moeras. Nog op zijn sterfbed moet de ge neraal een vriend wlen hij zijn nood klaagde over het afnemen van zijne krachten .onverhoeds met stoel en al in de hoogte hebben getild. OOK EEN DRIJFJACHT. Goeie jacht gehad? Veel geschoten? Nogal! Bij de vierhonderd stuks! O, dus een o v e rdrijfjacht! PLAATSGEBREK. Ik wil deze laarzen verkoopen. Waarom? Ze zijn nog zoo goed als nieuw. Wegens plaatsgebrek. Plaatsgebrek? Je huis is toch groot genoeg om die laarzen te bergen! Ja, maar de laarzen zijn niet groot genoeg om mijne voeten te bergen. MAAR. Vreemdeling (een tiental baldadige kin deren beschouwende tot een dorpeling). Zijn die kinderen allen van u? Dorpeling. Goddank neen, mijnheer. Acht maar ervan! Ik ben zieer tevreden over den onder wijzer, die mijn zoon privaatles heeft gegeven. En de jongen is bij 't examen ge zakt! Jawel; maar de onderwijzer heeft mijn oudste dochter ten huwelijk ge vraagd; ik had nooit gedacht, dat ik nog van haar af zou komen. VERSCHILLENDE STUDIE. Ik hoor, je zoon studeert in- Leiden. Och kom, hij studeert,neen, ik studeer waar ik het geld vandaan zal halen wat zijn studeesren kost! UIT EEN SCHOONMAAKSTERSROMAN. Toen hij zich voor zijn ongelukkig offer bevond, liet de ellendeling zich onmiddellijk een baard staan om niet herkend te worden. Ter kennismaking werd mij toege zonden een boek. vertaald uit het Du'itsch van Louise Koppen, door Ma rie Honig. Het geheel is getiteld De Kinderen van het Kasteel, een verhaal voor meisjes. Mij dunkt, dat boek moet voor meis jös tusschen tien en veertien jaar groo te aantrekkelijkheid hebben. F.r ademt een gezonde, frissche geest uit, die de kinderen niet als halve heiligen voor stelt maar als jeugdige menschjes, met onbeteugelde ondeugden en deugden, die echter dikwijls alleen het gevolg zijn van onnadenkendheid. Sterk treedt op den voorgrond, hoe een gevoelig hart de grootste aantrek kelijkheid voor een meisje is als die gevoeligheid nieif ontaardt in sentimen taliteit. Het plaatje dat naast het titelblad staat is alles behalve gelukkig. Het boek is uitgegeven (loer Schillenians en v. Belkum te Zutphen. De vertaling is u'itstekend. Ieder meisje kan een deel van het huishoudelijk werk, dat haar moeder dikwijls geheel in beslag neemt, over nemen, maar helaas, zijn er vele, die wachten tot haar kleine handreikingen gevraagd worden het geheim zit juist daarin steeds een open oog te hebben voor kleine diensten, die zij zouden kunnen bewijzen. F.en kamer, waar stof afgenomen moet worden, de bloe men, die opnieuw geschikt moeten, 't j'ongenspak, waaraan een knoop ont breekt, de canapé, waarvan een kwast af is, dat alles moet het jonge meisje zien en zonder een woord te zeggen, in orde maken. Zij moet dat niet ai- leen herstellen maar dal ook doen met een vroolijk gezicht zonder eenigszins de martelares uit te hangen. Zoo'n meisje wordt gemjist bij afwezigheid, zij zal nooit te klagen hebben over ge mis aan hartelijkheid van haar huis- genooten. Zij brengt door haar wel willendheid altijd het zonnetje mee en daarmee verheldert ze zelfs de meest pessimistische onder haar huisgenoo- ten. Mrs. Jozef Hocking, vrouw van een novelleuschrijver, die tegelijk predi kant as, heeft verleid wat het zeggen wil, domineesvrouw te zijn. Mrs. Hocking noemt het een zeer moeilijke positie. „Om een ideale dominee's- vrouw te zijn, zegt ze, bef eekexit zoo veel als alle hoofddeugden te bezitten, en nog een paar. waarvan geen enkel boek spreekt. Zoo moet bijv. de do mineesvrouw den stand van haar man ophouden gewoonlijk met veel minder geld dan de vrouwen van andere amb tenaren. Als zij goed gekleed gaat, wordt ze afgehaald als te wereldsch gezind, als zij haar kleereu jaar in jaar uit dienst laat doen, wordt zij een sloofje ge noemd. Mrs. Hocking verklaart, dat ats een domineesvrouw gelukkig wil zijn, zij ernstig moet besluiten, derge lijke kritiek ongevoplig over zich te laten heengaan. Het is een zegen, zich n'iet te storen, aan hetgeen ,.men' zegt. Zoo is het in Engeland. Het frap peerde mij, ik heb er geen ondervin ding van, maar mij dacht zoo Zou een Hollandsche predikantsvrouw niet tot een Engelsche kunnen zeggen Reich mir die Hand, uiein Leben." Het Kanaal scheidt ons, maar wij domineesvrouwen merken daar biets van, wij nebben hetzelfde lot. Eenige gulden ,regels om vrede in het huwelijk te bewaren, en een aan genaam tehuis te maken. 1. Vertel huiselijke tweedracht nooit aan een huurman. 2. Maak huishoudelijke uitgaven evenredig aan het inkomen. 3. Tracht altijd opgewekt in den om gang te zijn. 4. Verdraag de gebreken van uwe huisgenooten, zij moeten ook de uwe ondervinden. 5. Wees even vriendelijk voor uwen echtgenoot, als vroeger voor uw min naar. 6. Onthoud dat ge getrouwd zijt in de overtuiging, voorspoed en tegen spoed te zamen te deelen. 7. Denk om allerlei kleinigheden, die in den tijd van de verloving nooit wer den vergeten. 8. Wees nooit buitenshuis vriendelijk en daarbinnen mopperig. 9. Laat de man zich herinneren, dat de vrouw niet altijd kan glimlachen. Zij moet voor t eten zorgen, dikwijls eenige keeren naar de bel loopen, be zoeken afwachten, een zieke baby te1 hulp komen, den vinger verbinden van een tweejarige, het speelgoed bijeen zoeken voor een vierjarige, een zesja rige vertroosten omciat hij van de trap gevallen is, een achtjarige Klaarma ken om naar school te gaan, om nog maar ni?t te spreken van stoffen, poetsen, wrijven en andere huishou delijke werkjes. Een huisvrouw, die zooveel aan haar hoofd heeft en bo vendien den halven dag kinderrumoer om zich heen heeft, kan zich dikwijls heel vermoeid gevoelen en een enkel woord van sympathie bij de thuiskomst van haar man kan dan wonderen van genez'ing uitwerken. Hetzelfde geldt natuurlijk omgekeerd een man kan ook door duizenderlei kleinigheden ge kweld worden de vrouw is er dan om door een opgewekt gezicht hem dat te doen vergeten. Huishoudelijke wenken. I. Tong, ham of biefstuk, dat ga- kookt is, en men rouw wil eten, moet altijd in iiet water blijven afkoelen, waarin het gekookt is. II. Als het een of ander extract in een pudding of taart is vergeten, en men dus den geur zou missen, is aan te bevelen, het verlangde extract over de pudding te strijken direct nadat ze van de kachel genomen is. Hoe de treurspeler Ho - ratio Adams, Amerika's beroemdste komiek werd. (Naar het Engelsch). Een Zaterdagavondpraatje. Er zijn zeker weinig dingen zoo on gewoon, als een Raadsdiscussie over de kermis in de maand November. Nu was het wel geen eigenlijke dis cussie, maar toch werd in den Raad Woensdag de kermis ter sprake ge bracht. De Commissie voor den Hout en de Plantsoenen, die tqt dusver zich meer in he't bijzonder aan het boomen vellen heeft gewijd, kwam tot de conclusie, dat zij voor de ver andering er ook wel eens kon gaan aanplanten. Alle wereldsch streven wordt op den duur eentonig, ook zelfs het boomen omhakken. Was het dan wonder, dat de burgemeester, de heeren van Lennep en Winkler tot el kaar zeien: ,,Weet je wat, laten we nou ook eens wat boomen gaan plan ten! Gut ja, dat konden we wel eens gaan doen." Ik wil wel erkennen, dat ik al in mijn schik was, toen ik las dat de Commissie met dat voorstel kwam. Aan overmaat van boomen sukkelen we in de Stad nog niet. Maar zie, daar bleek dat mijn genoegen getem perd diende te worden. „Bestendig pret en nooit verdriet, Dat lot vindt men op aarde niet". Want wat gebeurt er! Daar komt zoowaar de heer Van de Kamp er de aandacht op vestigen, dat wanneer hier en daar nieuwe boomen worden geplant, er voor de kermis geen vol doende ruimte meer overblijven zal. En met opgeheven vinger (of was hij niet opgeheven, dan had hij toch op geheven kunnen zijn) met opgeheven vinger dan maar, wees de heer Van de Kamp op de tienduizend gulden van de kermispacht. I-Ieelemaal ongelijk had' hij niét. Van de zes plaatsen waar de com missie nieuwe boomen aanplanten wil, zijn er drie die regelmatig ge bruikt worden voor staanplaatsen van de kermis, de Raaks, de Gedempte Oude Gracht tusschen de Zijlstraat en het Verwulft en de Groote Markt. Wanneer daar nu boomen komen te staan, dan is er allicht kans van on- eenigheid tusschen kramen en boo men. In de eerste jaren, wanneer de boompjes nog klein zijn, zal de victo rie allicht aan de kermisgebouwen verblijven. Naderhand andersom. Tenminste wanneer de boomen dat oogenblik beleven. Was het een middel om de kermis weg te krijgen? De vrager keek, itoen hij deze mogelijkheid opperde, naar den. heer Winkler, die nu juist, niet bekend staat als een vriend of bezoe ker van Consael of Tewe. De heer Winkler zette een gezicht zoo onbe wegelijk als een boom, maar de heer De Haan Hugenhoïtz stelde den heer Van de Kamp gerust met de mede- deeling, dat de boomen niet als 'stormwapen tegen de kermis zouden worden gebruikt. Deze geruststellende verklaring was verre van overbodig. Er werd zoo al gemompeld om een andere plaats voor die kermis te gaan zoeken. Het schijnt (maar ik stavoor de waarheid niet in) dat de bewoners van het Ke naupark, Frederikspark en Florapark rondgaan met het plan om aan den Raad te vragen, of zij ook eens de poffer-, speelgoed- en galanterielcra- men voor hun deur mogen hebben. Zij vinden het onbillijk, dat de be woners van de Ged. Oude Gracht, het Verwulft en de groote Markt maar altijd door van dat voorrecht genie ten. Vooral voor schommelinrichtin gen en draaimolens moet groote lief hebberij wezen. Hoe dit ook wezen mag, de heer Winkler moge geen booze bedoelingen hebben jegens de kermis, ik heb hem1 wel op een zonde jegens de neder- la.nd.sche taal betrapt. Hij zei name lijk, sprekend van de plek. waar de boomen op de Groote Markt zouden komen te staan: „drie meter van af den muur". Van af! O, mijnheer Winkler! Heeft vader Jacob van Len nep. onze vaderlandsche roman schrijver niet, al gezegd, dat. wie de uitdrukking '„van af" gebruikt, ook moet spreken van „tot toe". Zou de heer Winkler durven zeggen: „vanaf den muur tot toe het standbeeld!" Ik ben bereid hem veel moed toe te ken nen, maar zooveel courage heeft hij niet. En zonder hem kwaad toe te wenschen. hoop ik. dat zijn buurman de heer G. L. van Lennep. door een flink en ribbertoot zijn voorvader op den heer Winkler gewroken heeft. Ja, je hoort soms verrassende din gen in onzen gemeenteraad. Daar werd, van die zelfde Raaks sprekende, maar zoo klakkeloos gezeid, dat het nog lang niet zeker is, wanneer de „Imperial" haar fabriek zal afbreken Je zou zoo denken, niet waar, dat als de concessie om is, ook de gebouwen moeten worden afgebroken. Het ge zond verstand zou dat zoo voorschrij ven, maar het contract van 1876 met de gasfabriek niet. De ez... de edel- achtbaren'bedoel ik die in die dagen aan het roer zaten, hebben dat niet voorzien. De toestand is zoo: Bin nen een jaar tijds moeten de gebou wen, die op gemeentegrond staan, worden afgebroken. Die gemeente grond loopt van de Zuiderstraat naar den kant van de Wilhelminastraat, dus naar het Zuiden. De gehouwen evenwel, die op haar eigen terrein •staan, kunnen blijven staan zoolang 't de ..Imperial" behaagt. Die eigen ter reinen strekken zich van de Raaks tot aan de Zuiderstraat uit, derhalve over een flinke oppervlakte. Nu moet ik er bij zeggen, dat ik niet kan gelooven, dat de gasmaat schappij de plagerigheid zou hebben, om ons die leelijke zwarte gebouwen een jaar of wat voor den neus te laten staan. Daarvoor is de Engelschman ook te practisch en zal niet licht zijn terrein zoo maar renteloos laten lig gen. Toen ik informatie nam bij een officieel man, bleek mij dat de inlichtingen op een gegeven oogen blik hokten, een bewijs denk ik, dat er over die quaestie al onderhande lingen loopen tusschen het Stadhuis en de „Imperial". En wanneer dat zoo is, zal de zaak ook wel gauw in orde komen. Van de gasfabriek gesproken, het oogenblik nadert nu waarop zij aan de burgerij zal gaan leveren. Het is een merkwaardig verschijnsel, dat de aanvragen om aanleg in den Iaalfcsten tijd verbazend toenemen. Zoo is het gegaan in vele gemeenten, waar de gasleverantie van een particulier over ging in handen van de gemeente. En de adviseur Van der Hordt, die an ders om zijn lage raming van kosten heelwat moest hooren, heeft di't wel juist voorspeld. Dit geeft den burger moed! Wat de electrische fabriek aangaat, daarover hoorde ik onlangs een opmerking maken, die de moeite van het over vertellen wel waard is. Wanneer iemand een installatie maken wil, dan laat hij die zooals vanzelf spreekt, graag zoo mooi en uitgebreid mogelijk maken. Maar nu zou het kunnen gebeuren dat de gebruiker op den duur zijn installatie wat duur vond door het stroomverbruik. Dan gaat. hij natuurlijk klagen; komt een van de vrienden of kennissen om voorlichting en raad, dan zal hij heel gauw zeggen: „die electrische verlichting? o neen, begin er niet aan raad het niemand aan!" En ziedaar dat kost zoo ontzaglijk veel geld! Ik dan de electrische centrale de kwade pier, niet ten voordeele van de ge meente en allerminst van de installa- tie-bureaux. De opmerking, die ik bedoel, was nu deze: Waarom gaat iemand, die over electrisch licht denkt, niet voor af eens praten met den heer Bellaar Spruyt, den leider van onze electri sche centrale? Hij is een aangenaam man. die graag inlichtingen geeft, zóó zelfs, dat wie ze bij hem komt vragen, een gewaarwording heeft als of hij daarme den heer Spruyt een persoonlijk genoegen doet. Nu is bij dezen deskundige een van de eerste vragen: „hoeveel wil u jaarlijks be steden?" en wanneer hij dat weet, maakt hij een plan en eerst dan komt het installatiebureau aan de beurt. Valt dan later de rekening van het stroomverbruik tegen, dan zou daar van de directie van de centrale een verwijt kunnen gemaakt worden. En daar de heer Bellaar Spruyt een voor zichtig man is, zal hij zich daar ze In zijn klein, stoffig, donker kan toortje was Morris Abramson, de dik ke theater-directeur, voor zijn sme rige lessenaar bezig met het ttellen van vuile dollarnoten. Er werd aan de deur geklopt. Binnen! *riep Abramson. Niemand kwam. Binnen! brulde hij nog eens, en nu verscheen een jonge magere pian, met een bleek, melancholiek gezicht, omlijst door lange zwarte haren, daarbij een spitsen zonderling ge- vormden neus en bruine, holstaande oogen. Wat verlangt u? vroeg de direc teur, steeds doortellende. Miju naam is Fred Weber, als acteur echter Horatio Adams, treur speler. Ik heb hier een brief voor u van mijnheer Charles Boyton, u zeker wel bekend. De directeur nam den brief en wees zijn bezoeker een stoel aan, deze zét te zich, doch lag in een oogwenk met den stoel op den grond, deze had maar drie pooten. Neem me niet kwalijk, hernam de directeur. Ik vergat... neem dien ker niet aan wagen. Wie dus electri- citeit voor licht of kracht wil gebruiken kan zich door een advies van den heer Spruyt assureeren tegen to hooge kosten, met een polis, die niets kost Zoover zijn we met onze brandver zekering nog wel niet, maar het be gint er langzamerhand op te gaan lijken. De traditioneele prentten van een gulden en meer per mille, zijn be halve voor bijzonder gevaarlijke pan den, vrijwel in de groene doos aan geland en komen er allerwaarschijn lijkst nooit, weer uit. Veertig, vijftig zestig cent zijn schering en inslag En er is, dunkt mij, geen enkele re den, waarom het einde van de pre miedal mg bereikt zou zijn. Vooral niet omdat w© in het rapport van de Commissie dezer dagen hebben kun nen lezen, dat er eigenlijk geen en kele wetenschappelijke grondslag be staat voor de berekening van de pre mie van een brand-assurantie-maat- scliappij en dat de kracht voorname lijk gebaseerd is op den omvang van de reserve. Intusschen zou verlaging van de prentten toch op den duur n;et wel mogelijk wezen, wanneer niet het aantal branden afnemende was. Dat is dunkt mij een vrij wat gezonder motief, dan de onderlinge concurren tie van de maatschappijen en de vraag hoe groot de in vroeger, rijke dagen, gemaakte spaarpot is. En daarom mogen we e,r ook naar ver langen, dat de prentten nóg meer da len. Het zal een bewijs zijn, dat de branden statistiek gunstiger wordt FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 7