Tweede Blad,
In de schaduw van den Dood.
JBehoorende bij
„Haarlem's OagStiasS"
van
Dinsdag 2 December 1902
Nr. 5960
Het vernielen van brug
gen in tijd van oorlog.
Het is nog niet zoo heel lang gele
den, dat het enkele woord „dyna-
mielt" metnig eetrbaar tetaatsburger
een koude rilling op zijn lijf joeg en
hem een akelig vizioen van het anar
chistisch spook voor oogen tooverde.
Dat het dynamiet en nog vele andere
springstoffen, behalve door enkele
gewetenlooze of waanzinnige perso
nen voor hunne misdadige doelein
den, ook voor militaire doeleinden
een ruime toepassing vinden, is alge
meen bekend. Voor een dier bijzon-
diere toepassingen op militair gebied
kom ik nu uwe aandachit vragen.
Bij een mogelijken oorlog van ons
land met een overmachtigen vijand
moet het er om te doen zijn, dezen
ieder stuk van ons grondgebied zoo
hardnekkig mogelijk te betwisten,
ten einde dat deel van ons land,waar
wij van plan zijn den beslissende®,
strijd aan 'te vangen, di.i. ons polder
land, zoo goed mogelijk voor dien
strijd voor te bereiden,
Ëen middel nu om een voortrukken-
den vijand in zijn opmarsch tegen te
houden, is o.a. hem daar, waar hij
op zijn weg een breede rivier ontmoet
den overgang te bemoeilijken. Het zal
dus zaak zijn hem het gebruik van
de bestaande overgangen te ontzeg
gen. Bovendien is het ook van groot
belang hem het ruistag gebruik daar
van onmogelijk te maken, al mocht
het hem, ook gelukken de rivier over
te trekken. Daardoor beletten we
hem, van de toegangswegen dier
bruggen voor den aanvoer van troe
pen, levensmiddelen, krijgsbenoo-
digdheden, enz. partij te trekken.
Het bovenstaande nu kan geschie
den op twee manieren, en wel door
die bruggen af te sluiten door verde
digingswerken, óf door ze te vernie
len. Hoofdzakelijk met het oog op de
groolte kosten, die gevorderd zouden
worden om alle bruggen door verde
digingswerken af te sluiten, heeft
men bij ons van die wijze afgezien,
en stelt men zich tevreden met het
vernielen ervan. Wil dit echter op
het juiste oogenblik en afdloend kun
nen geschieden, dan moeiten deze ver
nielingen zoo zorgvuldig mogelijk
zijn voorbereid en dit is dan ook bij
ons bet geval. Zulk een voorberei
ding bestaat uit het op niet te verren
afstand aanwezig hebben van een
voldoenden voorraad springstof, te
vens zorgende, dat men op belt gewil
de oogenblik kan beschikken over het
noodige personeel, dat mot de behan
deling van springstoffen bekend en
vertrouwd is.
De mogelijkheid tot het uitvoeren
van vernielingen op groote schaal in
een kort 'tijdsbestek is verkregen
door de invoering van d& zoogenaam
de brisante springmiddelen, welke
hun naam te danken hebben aan
hunne groot© vernielende uitwerking
Eerst in het laatst van de vorige
eeuw is het mogen gelukken zoodani
ge te maken, die bij voorzichtige be
handeling geen gevaar voor de
bruikers opleveren. Die mee sit bekende
zijn o. a, dynamiet, schietkatoen en
piknnezuur. Hunne hevige uitwer
king maakt het mogelijk om met een
betrekkelijk geringe hoeveelheid te
kunnen volstaan, terwijl de vormen,
waarin zij vervaardigd worden, het
aanbrengen der ladingen zeer verge
makkelijken.
Ieder leger voert dan ook een hoe
veelheid springstoffen mede en waar
nu die vernielingen op groote afsltand!
van de eigen hoofdmacht en verras
senderwijs moeten kunnen geschie
den, is het noodig dat de daarmede
belaste troepen zich snel kunnen ver
plaatsen en is dus de cavalerie voor
die soort van vernieling aangewezen.
Zij is dan ook in alle liegers voorzien
van springstoffen, bij ons van schiet
katoen.
Het onbruikbaar maken van brug
gen kan nu op twee verschillende
wijzen geschieden eÉa wel, óf door
't vernnielen van de ondersteuningen,
óf door htt doorslaan van een brug-
vak in een bepaalde doorsnede. Waar
zooals bij ons, d'ie ondersteuningen
zware, gemetselde pijlers zijn, zal de
vernieling daarvan in een kortt tijds
verloop niet zoodanig kunnen ge
schieden, dat de liggers er af vallen,
en geschiedt dit niet, dan is 't moge
lijk, de brug spoedig weer berijdbaar
te maken. Het is dus veel beter een
brugvak door te slaan, waarbij dan
rekening moet worden gehouden met
heit volgende:
Wat de keuze van het vak, dat door
geslagen moet worden, betreft, dit
moet gelegen zijn boven het bed van
de rivier, daar het herstellen van d'e
brug te diier plaatse veel lastiger is
dan bij een vak boven de uiterwaar
den. Het werken boven water is na
tuurlijk bezwaarlijker danop het land
en de afstand tusscben de pijlers in
het rivierbed is gewoonlijk grooter.
Bij het bepalen van de plaats, waar
men het brugvak zal doorslaan, moet
men er rekening mede houden, dat
het vernielde brugvak niet moet kun
nen dienen tot ondersteuning van
een te maken noodbrug. Daarom mag
dit niet te dicht bij een pijler geschie
den. Het best is op 1/3 a 1/4 van de
lengte, daar, al mocht ook bet lange,
flauw hellende stuk dikwijls nog een
goede ondersteuning voor een nood
brug vormen, het korte stuk meestal
een wankelen stand zal aannemen,
die het voor dat doel ongeschikt
maakt, terwijl het tevens het vervaar
digen van zoo'n noodbrug bemoeilijkt
Is nu de spanwijdte groot, dan kan
men volstaan met één vak door Ite
slaan; dit is ook gewenscht om die
materieele schade zooveel mogelijk
ts beperken. Bij een kleine spanwijdte
is echter, om de brug afdoende on
bruikbaar te maken, het doorslaan
van eenige vakken en het vernielen
der tusschenliggende pijlers noodig.
De beschadiging van de brug moeit
voorts zoodanig zijn, dat na het aan
brengen daarvan de brug door haar
eigen gewicht breekt. Bij niet tijdig
voorbereide vernielingen zal men zich
echter dikwijls moeiten tevreden stel
len met een geringere malte van be
schadiging; het herstellen is dan ech
ter veel gemakkelijker.
Om de grootte van een lading te
berekenen, noodig om een plaat door
te slaan, be,staan verschillende for
mules. In Oostenrijk wordt daarltoe
gebezigd L. gelijk 0.01 bd 2 K.G.,
waarin b en d respectievelijk de
breedte en dikte van de plaat in c.M.
Voor een plaat van 20 c.M. breed en
3 c.M. dik is dus noodig 0.6 kg. (pl.
m. 0.4 d.M.)
Het is echter een eisch, dat de la
ding zoo diichtmogelijk wordt aange
bracht tegen het te vernielen voor
werp. Verder mag de lading slechts
worden aangebracht tegen één zijde
van de plaat, daar deze anders wel
samengeperst, maar niet doorgesla
gen wordt.
De meest gebruikelijke springstof
fen komen voor in den vorm van rol
letjes van pl.m. 60 tot 80 gram of in
blokken van pl.m. 170200 gram.
Deze rollen of blokken worden nu
tegen het te vernielen voorwerp aan
gebracht ©n zoolang verdeeld, dat d'e
dikste deelen de grootste lading krij
gen. Met stukken plank of lat en
touw of ijzerdraad worden zij er ste
vig tegen bevestigd. De uitwerking
kan aanmerkelijk worden verhoogd
door de lading zoogenaamd) op te
stoppen, hetgeen bijv. kan geschie
den door er zand of zoden tegen aan
te brengen.
De hevigheid van de uitwerking i;
in hooge mate afhankelijk van de
manier, waarop de springstof tot ont
ploffing wordt gebracht. Dit ge
schiedt nu door het aanbrengen van
een hevigen stoot, waarvoor meestal
wordt gebruikt een z.g. slaghoedje,
bestaande uit een roodkoperen, aan
een uiteinde gesloten buisj e, dat met
1 of 2 gram slagkwik een spring
stof met zeer groote uitwerking, doch
waarvan het gebruik in groolte hoe
veelheden, wegens het daaraan ver
bonden gevaar, onmogelijk is is
gevuld. Het slaghoedje moet zich in
de lading bevinden. Het wordt tot
ontploffing gebracht door een vuur
straal.
Deze vuurstraal kan nu onibstaan
door een licht ontbrandbaar mengsel,
dat zich in een zoogenaamd ontste
kingspatroontje bevindt, door een
electrischen vonk of een door electri-
citeiit tot gloeiing gebrachten draad te
ontsteken, of wel door een zooge
naamd1 vuurkoord, dat in het alge
meen bestaat uit een brandbare kern
omgeven door een of ander omhulsel.
Al naarmate van zijn bestemming
plant het vuur met een geringe (pl.m.
1 c.M. per seconde) of groote snel
heid (45—3000 M. per seconde) zich
voort. Gedurende de voortplanting
van 't vuur staat helt aan vervormin
gen bloot,waarom het noodig is, helt
stevig aan het slaghoedje en aan de
lading te bevestigen, om losrukken te
voorkomen. De langzaam branden
de vuuTkoorden worden met een lu
cifer of iets dergelijks ontstoken, die,
welke het vuur snel geleiden, door
middel van 'n langzaam brandend en
een slaghoedje.
Helt is voldoende een lading, hoe
groot ook, op één punt tot ontsteking
te brengen, ja zelf9 bij meerdere la
dingen kan men, mits zij dicht bij
elkaar zijn gelegen, volstaan met er
slechts één te ontsteken. Het ver
dient dan echter aanbeveling in de la
dingen die nletdirect ontstoken wor
den, een slaghoedje te plaatsen, met
de opening gekeerd naar die, welke
wel ontstoken wordlt, of er tusschen
eenige kleine hulpladingen aan te
leggen. Bij pikrinezuur kan de on
derlinge afstand 0.51 M. bedragen,
en nog veel grooter kan deze worden
als men de ladingen onderling door
buizen verbindt.
Bij grooteren afstand moeten alle
ladingen afzonderlijk tot ontslbeking
worden gebracht, en opdat de uitvoe
ring zoo min mogelijk tijd vordere,
is het gewenscht, dat zulks evenals
het aanbrengen der ladingen gelijk
tijdig geschiedlt. Men verkrijgt dit nu
door ze onderling te verbinden door
en sn el gel eidend vuurkoord, of door
een electrische geleiding. Meestal
past men beide methoden gelijktijdig
toe, om zeker te zijn van de ontste
king.
De uitwerking van de ontploffing
openbaart zich nu niet alleen in het
doorslaan van de plaat, maar ook
door een hevige vervorming, omkrul-
ling, langs de randen, van het gat, en
door het losscheuren van vele groote
en kleine stukken, die met de afgeruk
te boutpoppen het terrein honderdien
meters in den omtrek onveilig maken
Het personeel, dat met de uitvoering
de.r vernieling is belast, moet dus ge
legenheid hebben zich in veiligheid te
stellen, hetzij in -een lokaal, beltzij
achter een steile grondophooging of
iets dergelijks. Bij electrische ont
steking geschiedt deze ook daar van
daan. Geschiedt zij met een vuur
koord, dan moet dolt zijn een lang
zaam verbrandend, en van zoodanige
lengte, dat het personeel volop tijd
heeft, de schuilplaats te bereiken.
Alvorens de schuliplaats voorgoed
te verlaten, moet men zich overt tui
gen, dat alle ladingen werkelijk ont
ploft zijn. Is dit niet het geval, dan
moet men geruimen tijd wachten, al
vorens geltracht wordt de lading op
nieuw tot ontsteking te brengen. Dit
blijft steeds een hoogst gevaarlijk
werk, daar er groote kans is, dat het
hout of liouw, waarmede de lading
bevestigd is, of de omwinding van 't
vuurkoord aan het smeulen is ge
gaan en ieder oogenblik kan dit vuur
zjich aan de lading mq'dedeelen,
waardoor deze ontploft.
Uit het bovenstaande blijkt dus, dat
wij in die zoo gevreesde springstoffen
een krachtigen bondgenoot hebben
bij de verdediging van ons vader
land.
Het is echter slechts ééne van de
vele wijzen, waarop zij ons tot dat
doel behulpzaam kunnen zijn, en loo-
nend is het zeker bij een volgende ge
legenheid ook eens andere wijzen van
aanwending van naderbij te beschou
wen.
J. v. R.
(in het Zondagsblad van „De Tel.'O
vlugger hun besiemmling zouden berei
ken dan via Rotterdam.
(Telegraaf.)
In nood en konde.
Met een enkel woord werd reeds melding
gemaakt van het ongeluk, dart de opva
renden van de Vrouw Aaltje getroffen
had, nu schrijft men aan de „N. R. Ct."
van Urk d.d. 21 November.
Hedenmorgen kwam de nieuwe post
boot Baron Rengers, die van Enkhuizen
uit, Urk zou trachten te bereiken, al
vroegtijdig in 't gezicht, doch werd, uit
den koers stoomende, door den opko
menden nevel aan 't oog onttrokken.
Waarom die richting gevilgd was, bleek
eerst bij aankomst hier.
Alras verbreidde zich het treurige
nieuws, dat de postboot èn een lijk èn
een half bevroren opvarende van een ge
zonken tjalk aan boord had. Het bleken
te zijn de 76jarige Barends, door de felle
vorst doodgevroren en de 23jarige, on
gehuwde schipper Albert Foppen van hert
te Harderwijk thuisbehoorende tjalk
schip De Vrouw Aaltje. Ontzettend is het
lijden van beiden geweest.
Dinsdajg 1.1. van Lemmer komende, wa
ren ze door sterken wind en ijs genood
zaakt bij 't Enkhuizerzand te ankeren.
Kort daarna sloeg het schip aan den
grond, werd lek, en zonk in circa vijf
voet water. De opvarenden zochten een
toevlucht op de lading turf an weldra
door het wassende water op de gaffel,
slechts een weinig door het zeil beschut
tegen den ijzigen, snerpenden oosten
wind.
Een etmaal hebben ze samen in dien
hangen toestand doorgebracht. Toen be
zweek de bejaarde knecht door kou en
ontbering. Zijn lijk bleef in een bocht
van 't zeil voor wegspoelen bewaard.
En eerst Donderdagmorgen werd schip
per Foppen uit zijn benarde positie van
een anders wissen dood gered. De Ba
ron Rengers stoomde door het ijs naar
het verongelukte schip, en zette op on
geveer 200 M. afstand de vlet overboord.
Niet zonder gevaar bereikte men de tjalk
en liet den geheel verstijfden Foppen en
't hik in de vlet zakken.
Aan boord van de postboot opgenomen,
werd de overlevende liefderijk verwarmd
en verkwikt in de machinekamer,
geen twee dagen had hij, voor zoover
zijn geheugen reikt, iets gegeten of
Om te beginnen zal het blad wor
den toegezonden aan 5000 deftige
gezinnen, aan „hen, die Fortuna tot
haar liefste kinderen koos", zooals de
redactie bloemrijk opmerkt.
Het blad bevat veel over de Boeren,
dat niet nieuw is, kunstnieuw9, mode-
praatje, sportrubriek, feuilleton, en
gemengde berichten. De redacteur van
de sportrubriek. die zich Bob noemt,
is een guit. Hij vraagt wat de lezers
liet lefst willen lezen. Hem kan het
niet schelen, over welken tak van sport
hij schrijft.
Overigens laait in hem weinig feu
isacré. Hij begint namelijk aldus
„Nu ja I Vooruit dan maar.
„De Redactie van Pretiosa heeft mij
..nu eenmaal gevraagd een wekelijk.
„sche bijdrage te leveren over Sport,
..en aangezien weigeren zoo onbeleefd
staat, zal ik er maar toe overgaan.
„Vv aarde Redactie hierbij dus mijn
„eerste zwakke poging.''
Voorshands voldoet het blad o.i. nog
niet aan een behoefte. Maar die kan!
er komen de behoefte en derhalve het
blad ook
Wetenschap.
Komen onze sprookjes eu rertel-
iingcu uit Indië?
„Een rijke onbehouwen boer trouwt
met de dochter van een armen ridder.
De kinkel, die zich geen illusies
maakt over zijn persoonlijke aan
trekkelijkheid en jaloersch van aard
is. ranselt zijn wederhelft iederen
morgen af, ten einde haar onder den
duim te houden; als zij thuis zit te
huilen, na haar dagelij ksch pak slaag
te hebben ontvangen, meent 'hij, zal
er geen gelegenheid zijn voor liefdies-
avonturen. Het vrouwtje zint op een
wraakneming Nu wil het toeval, dat
bodten van den koning het land door
zoeken om een geneesmeester te vin
den. die de dochter van den vorst red
den kan. De prinses heeft een graat
ingeslikt, die in haar keel is blijven
zitten en dreigt haar te stikken. De
meest beroemde dloktoren slaagden ex
niet in die graat te verwijderen. De
boden komen zoo bij het vrouwtje
aankloppen; deze maakt hun wijs.
dat haar man een wonderdokter is,
maar zijn gaven eerst bekent, na een
flink pak slaag te hebben ontvangen.
De raad' wordt opgevolgd, en de aldus
tot arts gepromoveerde hoer, ondanks
dronken. Wèl stak er brood en spek in zijn tegenspartelen, naar het hof ge-
zijn jas, maar het vermogen om het in j bracht. Het moeielijke van zijn po-
den mond te brengen, had ontbroken.
Door de felle vorst zijn handen en bee-
nen bevroren. Thans wordt hij op 't ei
land zorgvol verpleegd.
Een woord van lof komt der beman
ning van de postboot toe, die al herhaal
de malen met groote moeite schipbreu
kelingen op de Zuiderzee heeft gered.
Het aantal geredden is door deze kloeke
daad tot 57 igeklommen, waarbij helaas,
voor de eerste maal een do ode.
Onderwijs.
Academische exameus.
Amsterdam. Bevorderd tot doctor in
de geneeskunde op proefschriftOver
het verloop en de behandeling van Car
cinoma Uteri tijdens zwangerschap en
baring" de heer S. Winkel, arts, gebo
ren te 's-Gravenhage.
Legden. Geslaagd als arts de heer
H. Mees.
Bevorderd tot doctor in de klassieke
letteren de heer W. Werff, geb. te
Kampen, op proefschrift „Enniana",
daarna tot doctor in de geneeskunde
de heer A. L. Erkelens, geb. te Klaas
waal, op proefschrift „Retentio den-
tium.''
Sport en Wedstrijden
Binnenland.
Naar wij vernemen, bestaat bij de
H.IJ.S.M. het plan om bij opening van
de Stoomtramverbinding Rotterdam
BrielleHellevoetsluis een ferry-dienst
te openen tusschen Schiedam en Per-
nis met' een omnibusdaenst Per nis
Hoogvliet, waardoor reizigers naar den
Haag en verder gelegen plaatsen vee]
Paardeu.
liet proces van den Jockey Reiff,
dat te Parijs zou behandeld wor
den, voor de coirec.tioueele rechtbank
aldaar, is tot 17 Dec. a.s. verdaagd.
Letteren en Knust.
Naar het „N. v. N. verneemt, zal
binnenkort bij de „Ned. Tooneelveree-
niging" opgevoerd worden een oor
spronkelijk tooneelwerk van mevr. Ida
BeudierBakker, getiteld Verleden,
„Pretiosa
Onder dezen eigenaardigen titel (wij
meenden, dat het woord Preciosa ge
speld wordt) verschijnt een nieuw blad
in den Haag. Redacteur is de heer J.
H. Altona en directeur de heer A. A.
Stroink.
sitie brengt den domoor op een ge
niaal denkbeeld. In tegenwoordigheid
zijner patiënte neemt hij zulk een
dwaze houding aan en doet zulke
dwaze dinger dat de koningsdochter
uitbarst in een lachbui, die 'de graat
uit haar keel dioet vliegen. De „ge
dwongen dokter" wordt nu heinde en
ver beroemd en verricht nog andere
kuren".
Met dit verhaaltje, hetzelfde thema
als van Molière's „Médecin malgré
lui", vangt G. Busken Huet een artikel
aan in de Gids (Oct. 1902) om tot be
spreking dier vraag te komen, waar
diergelijke verhaaltjes hun oorsprong
hebben. Het bedoelde thema toch komt
ook reeds voor in een „fabliau"; de
Nederlanders van dien tijd zouden ge
zegd1 hebben „een boerde" van de 13e
eeuw.
Het vaderland van die sprookjes
wordt veielal gezocht in Indië. Het
is we lopmerkelijk dat deze theorie
ontstaan is in een tijd toen het Oos
ten, en bepaaldelijk Indië. vaak gold
voor een soort van wonderland, waar
men dien oorsprong meende te vinden i
van alles, waarvan de herkomst nietj
dadelijk kon opgehelderd worden. Ook
thans nog. nu men zich bewust wordt I
van de originaliteit der Westersche:
beschaving vindt de theorie, dat de
sprookjes hun oorsprong danken aan
indie, geleerde verdedigers.
Het waren de onderzoekingen van
Silvestre de Sacy, Wilson en A. W.
Schlegel. die deze leer voorbereid hacL
dien, welke het eerst door Loiseleur-
Desiiongchamps ongeveer 1838 meer al
gemeen werd ontwikkeld, en twintig
jaren later door Theod. Benfey met
meer geleerdheid en logica in een sys
teem werd gebracht. D© verspreiding
dezer verhalen uit Indië over Europa
zou vooral sedert de tiende eeuw on
zer jaartelling hebben plaats gehad,
en voornamelijk door tusschenkomst
eerst der Mohammedaansch© volken,
later door die der tot het Buddhisme
bekeerde Mongolen. De Buddhisten
zijn, volgens Benfey. niet alleen de
dragers, maar ook de uitvinders ge
weest der Indische sprookjes- en no
vellen-litteratuur Door hun inner
lijke voortreffelijkheid schijnen de In
dische sprookjes bijna alles, wat op
ditzelfde gebied bij verschillende vol
ken bestaan kan hebben, te hebben
verdrongen. Zelfs de weinige sprook
jes. die men tot nog toe niet van In
dië kon afleiden, zouden als navolge-
lingen van Indische modellen be
schouwd moeten worden
Die ..Indionistische' 'theorie vond;
i allengs meer tegenstanders, vooral
ook door de overdrijving harer aan
hangers. En de vraag naar de wor
ding dezer produkten van de fantasie
I heeft een uitgebreider beteekenis er-
ilangd. zij is niet tot don kring der
belangstelling van de vakgeleerden be
perkt gebleven, maar maakt deel uit
van de vraagstukken, die op de ge
schiedenis van den menschelijken
geest en het menschelijk gemoed be
trekking hebben. Zoo is de vraag op
gekomen: heeft de massa vertellingen,
die litterarisch bewerkt in omloop zijn
of in het volksgeheugen voort leven,
een algemeene beteekenis voor de ont-
wikkelings-geschiedenis van den men
schelijken geest bepaaldelijk, wat de
sprookjes betreft voor de mythologie,
of zijn die verhalen slechts produkten
van de individueele phantasie der In
dische Asceten?
D© geleerden, die min of meer tegen
de school van Benfey krijg voeren,
zijn dus vooral mythologen. hetzij tot
hen, welke behooren tot de school,
die aan natuurmythen gelooft, of tot
de nieuwere anthro po logisch© richting
van A. Lang en Gaidoz, welke in de
mythen, en ook in de sprookjes over
blijfselen ziet van vroegere sociale en
intellectueel© toestanden. Beide rich
tingen dóen het mogelijke, om het
srvrookje voor hun studiën te redden.
Doch nieuw was de poging van Bé
dier. die. buiten mythologische stel
sels om. de theorie van Benfey aan
tastte. vooral op het gebied der realis
tische vertelling waar men meende,
d.at de Indische oorsprong het duide
lijkst uit sprak.
Benfey en zijn school leerde, dat de
aanwezigheid van Indisch© en be
paald Buddhistische denkbeelden ln
onze Westersche sprookjes en vertel
lingen is aan te wijzen. Bédier nu
heeft aangetoond dat dit beweren op
zwakke gronden berust. Senart en
Kern durfden twijfelen aan d© oor-
spronkelijkheid van het Buddhisme,
en toonden aan. dat wat mier vroeger
eigenaardig Buddhistisch oordeelde,
ale-emeen Indisch is. Barth toonde
aan. dat maar een gering deel der In
dische novellen- en sprookjes-littera-
tuur met zekerheid! aan de Buddhis
ten kan worden toegeschreven.
Het eigenaardig Buddhistische is
ver te zoeken. Wel wordt aangevoerd,
dat de in vele sprookjes voorkomende
j episode der door bewezen weldaden
dankbare dieren, aan Indische eu be-
paldelijk aan Buddhistisch© dierenbe
scherming zou herinneren, maar dat
argument kan ais afgedaan beschouwd
worden, sedert A. Mars een vrij dikke
verhandeling schreei over verhalen
ivan deze soort, aangetroffen in de
j klassieke Grieksche letterkunde.
De oorsprong der sprookjes in In-
die moet alduc zeer betwijfeld worden.
En dat kan ook niet anders Om een
algemeen succes te hebben.om zich
j naar Oost en West. Noord en Zuid te
verspreidten. moet een vertelling, op
zeldzame uitzonderingen na. een alge
meen menschelijk karakter bezitten
Zoodra een verhaal te nauw aan ae
leer van een bepaalde religie is vast
gehecht. te veel samenhangt met zeer
eigenaardige zedelijke opvattingen, kan
het bij andersdenkenden bezwaarlijk
I opgang maken. Een verhaal, uiige-
i®0^..001 een bepaalde leer van het
iBuddinsnua te veraanschouwelijken
leveren alleen Buddhisten. en heeft
le6\ )Va.nf. a^e®n te blijven leven in de
Ruddnistische letterkunde
Dit neemt niet weg. dat het een
reit is, dat voor een groot aantal on
zer vertellingen Indië de oudste schrif
telijke redactie bezit, die wij kunnen
aanwijzen. Doch dit bewijst nog
geenszins, dat het. verhaal op IndL
'Schen bodtem ontstaan is. En dit
bewijs moet nog geleverd worden.
Nu heeft het onderzoek der taal-
vorsching geleerd), dat bij de volken
der klassieke oudheid en ook bij de
Oostersche volken. die aan ae
Urieksck-Romeinsche beschaving voor
af gingen, sprookjes en fabliaux in
novellen t© vinden waren. De schrij-
ver toont dit met een groot aantal
voorbeelden aan. Als laatste haalt
ae schrijver aan de geschiedenis van
Jortunatus met zijn wonderhoed,
van Aladdin met zijn wonderlamp en
van Gyges met zijn onzichtbaar ma-
I kenden ring die van den armen her-
dersjongen een koning van Lydië
maakte. Zeer waarschijnlijk hebben
wij hier met een oud volkssprookje te
doen dat vastgehecht werd aan de
geschiedenis van een Klein-Aziatisch
koningshuis, door de Grieken overver.
teerd!*1 Plato geëxpioi-
Nu was het toch nog mogelijk, dat
deze sprookjes en novellen van Indi-
schen oorsprong waren, omdat zij
daar 't eerst opgeteekend werden.
Doch dit bewijst nog niets; verhalen
kunnen eeuwen ergens in den volks
mond' bestaan hebben, zonder dat
iemand ze opteekende. Doch daaren
boven ,in sommige gevallen kan wor
den aangetoond, dat de moderne, in
het Westen levende traditie er beter,
oorspronkelijker uitziet dan de Oud-
Indische opteekening. Het westersche
volksverhaal, door voorbeelden wordt
Feuilleton.
Uit het Engelsch
van
E. W. HORNUNG.
11*
Men zegt, dat zij totaal geen
vrienden in Engeland heeft, ging hij
voort, met onverholen bezorgdheid.
Dat is ongeloofelijk; en toch, als er
eens iets van waar is, wat een ramp
zalige toestand! Ik vrees, dat niet
iedereen uw overtuiging en laat ik er
bijvoegen die van mijzelve zal deelen
Als ik mijn oordeel mag zeggen over
hetgeen ik gehoord en gezienheb om
mij heen, dan is deze uitspraak een
persoonlijke teleurstelling geweest
voor het altijd bloeddorstige gepeu
pel. In dat geval zij God der arme
vrouw genadig als het haar in 't oog
krijgt! He hoop maar, dat zij het
daarom niet de gelegenheid zal ge
ven.
En nu wist Rachel niet alleen dat
hij wist, maar ook dat hij haar
wenscht© op de hoogte te stellen van
zijn weten zonder het haar in zooveel
woorden duidelijk te verklaren. Deze
haar volkomen onbekende man
wenschte haar du,s die verlegenheid
te besparen, en zou haar helpen als
hij konl
Bovendien zij zag heit aan zijn ge
zicht en hoorde het in zijn stem; en
terwijl zij langzaemerhand vatbaar
wcjrd voor zijn wensch om te helpen,
evenals zij instinctmatig overtuigd
werd van zijn macht, besloot zij rondi
te vragen aan iemand wieng goeden
wil en groote tact duidelijk gebleken
waren.
Geheimzinnig was haar ontmoeting
met dezen man; iets zij haar, dat die
ontmoeting van zijn kant niet toeval
lig was; zij begon zich met verwon
dering af te vragen of zij hem nim
mer te voren gezien kon hebben, en
intusschen kwam hij vlak tegenover
haar ziltten en sprak op zachten toon,
terwijl zijn donkere oogen haar strak
aankeken:
Als Mrs. Min chin een vriend
noodig heeft en hedenavond ben
ik overtuigd, dat zij er behoefte aan
heeft als zij ooit een vriend noo
dig heeft dan zou ik die vriend wil
len zijn als zij mij zou kunnen
vertrouwen!
De laatste woorden werden heel
zacht gezegd; en de toon waarop ze
gesproken werden doortrilde Rachel
met aandoening, terwijl de donkere
oogen haar bekoorden. Zij begon be
rouw te krijgen en toch ook weer
trok de vreemdeling haar aan. Maar
haar gevoel van onafhankelijkheid
behaalde de overwinning te eerder,
omdat het volgend station dat van
haar bestemming was.
Denklt ge, dat ze mij zou ver
trouwen? fluisterde hij bijna zich tot
haar vooroverbuigende. Denkt ge
niet, dat zij mij gerust vertrouwen
kan?
Terwijl Rachel aarzelde, begon de
trein te remmen en haar aarzeling
was uit. Nu was zij ook melt haar
voorwendsel klaar. Zij zat nu recht
op in haar hoekje, haar schouders
wat naar voren gebogen en onder de
sluier, die zij had weggeslagen om
de courant te lezen, zag men de
oogen, waarop moeilijkheden haar
stempel hadden gedrukt.
Ik verbeteld mij u vroeger al
een9 gezien te hebben, zei Rachel,
uiterlijk koel, maar innerlijk bran
dend heet.
Dat komlt- mij heel waarschijn
lijk voor.
Waart ge bij het verhoor?
Van 't begin tot het einde!
De pauze, die volgde, werd verbro
ken door het naderen van de lichten
bij Sloane Square station.
Ge kent mij, zei Rachel haasltig.
Ik zie dat aan u. Mag ik vragen of
ge Mr. Steel zijt?
Ja.
De Mr. Steel, die mij zijn kaart
je zond na afloop van het verhoor!
Steel boog.
Volkomen als vreemdeling?
Ja, volkomen als vreemdeling,
die u een gehe>ele week lang in de
rechtzaal heeft gadegeslagen.
Rachel wist niet welke moeilijkhe
den daaraan verbonden waren.
En omdalt ik u niet wenschte te
zietn, mn Steied, zijt ge mij gevolgd!
en dringt u zelf nu aan mij op!
De trein stopte en Rachel stond op.
Ge zult mijn motieven begrijpen
als u zich ons gesprek in herinne
ring brengt, merkte Steel op; en hij
opende dte deur voor haar. Maar al
vorens tiift te stappen keerde Racheil
zich tot hem.
Mr. Steel, zei ze. Ik ben zeker,
dat gij het goed en vriendelijk meent
en dat ik boven iedere ander© vrouw
u bijzonder dankbaar moet zijn;
maar toch denk ik, dat ge onrecht
vaardig zijt /tegenover het gepeupel!
Stel het dan op de proef, zei
Steel op kouden toon.
Dat verkies ik ook, zei Rachel,
terwijl ze de trein verliet; en duide
lijk wag de bedoeling van de intona
tie van het werkwoord; en Mr. Sited
bleef achter glimlachend en trouw
hartig in zich zelf knikkend.
HOOFDSTUK V.
Het gepeupel.
Terwijl Rachel geslaagd "was in
het verbergen of ten minste het on
derdrukken van haar verwarring bij
dit eigenaardige onderhoud, overviel
die verwarring haar nu des te hefti
ger. Men mag zijn adem inhouden
zonder een spier t© verroeren, later
halen d'ie spieren het wel in en zoo
ging het Rachel etti haar zenuwen;
zij waren haar voor 't oogenblik hee-
lemaal de baas.
Ondertusschen weerklonk daarbui
ten in de heldere avondlucht uit
schorre kelen en las men op fladde
rende aanplakbiljetten de woorden
van den dag: „Verhoor en Uitspraak"
of. „Sensationeele uitspraak van de
Old Bailey", door de geheele stad
heen.
Maar Rachel dachlt op het oogen
blik alleen aan dien geheimzinnigen
Mr. Steel; aan zijn onbegrijpelijk ge
drag tegenover haar en aan haar
eigen houding jegens hem. Zou zij
zijn gedrag nog zoo onbegrijpelijk
vinden als alles gezegd was, of als zij
zich alles kon, heminneren, wat hij
gezegd had? Rachel was niet ont
bloot van ijd'elhedd, ofschoon zij dien
nacht met een tiende deel van haar
gewone aantrekkelijkheid waarschijn
lijk minder bekoorlijk was dan de
meeste vrouwen; en toch wanneer zij
goed nadacht kon zij maar één uit
legging vinden voor een dergelijk ge
drag bij een anderen man.
Hoe ouder hoe gekker, merkte
Rachel bij zichzelve op en het was
merkwaardig dat zij tot op dit oogen
blik in het geheel niet aan Mr. Steel
gedacht had als aan een oudere,
laat staan een ouden man. Zijn
oogen waren jong; zijn sltem was
jong; zij hoorde en zag hem nog,
i klaarblijkelijk kwam de sterke im
pressie dus niet alleen van éénen
kant, evenmin als de bekoring.
(Wordt vervolgd).