Tweede Blad, In de schaduw van den Dood. JBehoorende bij „Haarlem's OagStiasS" van Dinsdag 2 December 1902 Nr. 5960 Het vernielen van brug gen in tijd van oorlog. Het is nog niet zoo heel lang gele den, dat het enkele woord „dyna- mielt" metnig eetrbaar tetaatsburger een koude rilling op zijn lijf joeg en hem een akelig vizioen van het anar chistisch spook voor oogen tooverde. Dat het dynamiet en nog vele andere springstoffen, behalve door enkele gewetenlooze of waanzinnige perso nen voor hunne misdadige doelein den, ook voor militaire doeleinden een ruime toepassing vinden, is alge meen bekend. Voor een dier bijzon- diere toepassingen op militair gebied kom ik nu uwe aandachit vragen. Bij een mogelijken oorlog van ons land met een overmachtigen vijand moet het er om te doen zijn, dezen ieder stuk van ons grondgebied zoo hardnekkig mogelijk te betwisten, ten einde dat deel van ons land,waar wij van plan zijn den beslissende®, strijd aan 'te vangen, di.i. ons polder land, zoo goed mogelijk voor dien strijd voor te bereiden, Ëen middel nu om een voortrukken- den vijand in zijn opmarsch tegen te houden, is o.a. hem daar, waar hij op zijn weg een breede rivier ontmoet den overgang te bemoeilijken. Het zal dus zaak zijn hem het gebruik van de bestaande overgangen te ontzeg gen. Bovendien is het ook van groot belang hem het ruistag gebruik daar van onmogelijk te maken, al mocht het hem, ook gelukken de rivier over te trekken. Daardoor beletten we hem, van de toegangswegen dier bruggen voor den aanvoer van troe pen, levensmiddelen, krijgsbenoo- digdheden, enz. partij te trekken. Het bovenstaande nu kan geschie den op twee manieren, en wel door die bruggen af te sluiten door verde digingswerken, óf door ze te vernie len. Hoofdzakelijk met het oog op de groolte kosten, die gevorderd zouden worden om alle bruggen door verde digingswerken af te sluiten, heeft men bij ons van die wijze afgezien, en stelt men zich tevreden met het vernielen ervan. Wil dit echter op het juiste oogenblik en afdloend kun nen geschieden, dan moeiten deze ver nielingen zoo zorgvuldig mogelijk zijn voorbereid en dit is dan ook bij ons bet geval. Zulk een voorberei ding bestaat uit het op niet te verren afstand aanwezig hebben van een voldoenden voorraad springstof, te vens zorgende, dat men op belt gewil de oogenblik kan beschikken over het noodige personeel, dat mot de behan deling van springstoffen bekend en vertrouwd is. De mogelijkheid tot het uitvoeren van vernielingen op groote schaal in een kort 'tijdsbestek is verkregen door de invoering van d& zoogenaam de brisante springmiddelen, welke hun naam te danken hebben aan hunne groot© vernielende uitwerking Eerst in het laatst van de vorige eeuw is het mogen gelukken zoodani ge te maken, die bij voorzichtige be handeling geen gevaar voor de bruikers opleveren. Die mee sit bekende zijn o. a, dynamiet, schietkatoen en piknnezuur. Hunne hevige uitwer king maakt het mogelijk om met een betrekkelijk geringe hoeveelheid te kunnen volstaan, terwijl de vormen, waarin zij vervaardigd worden, het aanbrengen der ladingen zeer verge makkelijken. Ieder leger voert dan ook een hoe veelheid springstoffen mede en waar nu die vernielingen op groote afsltand! van de eigen hoofdmacht en verras senderwijs moeten kunnen geschie den, is het noodig dat de daarmede belaste troepen zich snel kunnen ver plaatsen en is dus de cavalerie voor die soort van vernieling aangewezen. Zij is dan ook in alle liegers voorzien van springstoffen, bij ons van schiet katoen. Het onbruikbaar maken van brug gen kan nu op twee verschillende wijzen geschieden eÉa wel, óf door 't vernnielen van de ondersteuningen, óf door htt doorslaan van een brug- vak in een bepaalde doorsnede. Waar zooals bij ons, d'ie ondersteuningen zware, gemetselde pijlers zijn, zal de vernieling daarvan in een kortt tijds verloop niet zoodanig kunnen ge schieden, dat de liggers er af vallen, en geschiedt dit niet, dan is 't moge lijk, de brug spoedig weer berijdbaar te maken. Het is dus veel beter een brugvak door te slaan, waarbij dan rekening moet worden gehouden met heit volgende: Wat de keuze van het vak, dat door geslagen moet worden, betreft, dit moet gelegen zijn boven het bed van de rivier, daar het herstellen van d'e brug te diier plaatse veel lastiger is dan bij een vak boven de uiterwaar den. Het werken boven water is na tuurlijk bezwaarlijker danop het land en de afstand tusscben de pijlers in het rivierbed is gewoonlijk grooter. Bij het bepalen van de plaats, waar men het brugvak zal doorslaan, moet men er rekening mede houden, dat het vernielde brugvak niet moet kun nen dienen tot ondersteuning van een te maken noodbrug. Daarom mag dit niet te dicht bij een pijler geschie den. Het best is op 1/3 a 1/4 van de lengte, daar, al mocht ook bet lange, flauw hellende stuk dikwijls nog een goede ondersteuning voor een nood brug vormen, het korte stuk meestal een wankelen stand zal aannemen, die het voor dat doel ongeschikt maakt, terwijl het tevens het vervaar digen van zoo'n noodbrug bemoeilijkt Is nu de spanwijdte groot, dan kan men volstaan met één vak door Ite slaan; dit is ook gewenscht om die materieele schade zooveel mogelijk ts beperken. Bij een kleine spanwijdte is echter, om de brug afdoende on bruikbaar te maken, het doorslaan van eenige vakken en het vernielen der tusschenliggende pijlers noodig. De beschadiging van de brug moeit voorts zoodanig zijn, dat na het aan brengen daarvan de brug door haar eigen gewicht breekt. Bij niet tijdig voorbereide vernielingen zal men zich echter dikwijls moeiten tevreden stel len met een geringere malte van be schadiging; het herstellen is dan ech ter veel gemakkelijker. Om de grootte van een lading te berekenen, noodig om een plaat door te slaan, be,staan verschillende for mules. In Oostenrijk wordt daarltoe gebezigd L. gelijk 0.01 bd 2 K.G., waarin b en d respectievelijk de breedte en dikte van de plaat in c.M. Voor een plaat van 20 c.M. breed en 3 c.M. dik is dus noodig 0.6 kg. (pl. m. 0.4 d.M.) Het is echter een eisch, dat de la ding zoo diichtmogelijk wordt aange bracht tegen het te vernielen voor werp. Verder mag de lading slechts worden aangebracht tegen één zijde van de plaat, daar deze anders wel samengeperst, maar niet doorgesla gen wordt. De meest gebruikelijke springstof fen komen voor in den vorm van rol letjes van pl.m. 60 tot 80 gram of in blokken van pl.m. 170200 gram. Deze rollen of blokken worden nu tegen het te vernielen voorwerp aan gebracht ©n zoolang verdeeld, dat d'e dikste deelen de grootste lading krij gen. Met stukken plank of lat en touw of ijzerdraad worden zij er ste vig tegen bevestigd. De uitwerking kan aanmerkelijk worden verhoogd door de lading zoogenaamd) op te stoppen, hetgeen bijv. kan geschie den door er zand of zoden tegen aan te brengen. De hevigheid van de uitwerking i; in hooge mate afhankelijk van de manier, waarop de springstof tot ont ploffing wordt gebracht. Dit ge schiedt nu door het aanbrengen van een hevigen stoot, waarvoor meestal wordt gebruikt een z.g. slaghoedje, bestaande uit een roodkoperen, aan een uiteinde gesloten buisj e, dat met 1 of 2 gram slagkwik een spring stof met zeer groote uitwerking, doch waarvan het gebruik in groolte hoe veelheden, wegens het daaraan ver bonden gevaar, onmogelijk is is gevuld. Het slaghoedje moet zich in de lading bevinden. Het wordt tot ontploffing gebracht door een vuur straal. Deze vuurstraal kan nu onibstaan door een licht ontbrandbaar mengsel, dat zich in een zoogenaamd ontste kingspatroontje bevindt, door een electrischen vonk of een door electri- citeiit tot gloeiing gebrachten draad te ontsteken, of wel door een zooge naamd1 vuurkoord, dat in het alge meen bestaat uit een brandbare kern omgeven door een of ander omhulsel. Al naarmate van zijn bestemming plant het vuur met een geringe (pl.m. 1 c.M. per seconde) of groote snel heid (45—3000 M. per seconde) zich voort. Gedurende de voortplanting van 't vuur staat helt aan vervormin gen bloot,waarom het noodig is, helt stevig aan het slaghoedje en aan de lading te bevestigen, om losrukken te voorkomen. De langzaam branden de vuuTkoorden worden met een lu cifer of iets dergelijks ontstoken, die, welke het vuur snel geleiden, door middel van 'n langzaam brandend en een slaghoedje. Helt is voldoende een lading, hoe groot ook, op één punt tot ontsteking te brengen, ja zelf9 bij meerdere la dingen kan men, mits zij dicht bij elkaar zijn gelegen, volstaan met er slechts één te ontsteken. Het ver dient dan echter aanbeveling in de la dingen die nletdirect ontstoken wor den, een slaghoedje te plaatsen, met de opening gekeerd naar die, welke wel ontstoken wordlt, of er tusschen eenige kleine hulpladingen aan te leggen. Bij pikrinezuur kan de on derlinge afstand 0.51 M. bedragen, en nog veel grooter kan deze worden als men de ladingen onderling door buizen verbindt. Bij grooteren afstand moeten alle ladingen afzonderlijk tot ontslbeking worden gebracht, en opdat de uitvoe ring zoo min mogelijk tijd vordere, is het gewenscht, dat zulks evenals het aanbrengen der ladingen gelijk tijdig geschiedlt. Men verkrijgt dit nu door ze onderling te verbinden door en sn el gel eidend vuurkoord, of door een electrische geleiding. Meestal past men beide methoden gelijktijdig toe, om zeker te zijn van de ontste king. De uitwerking van de ontploffing openbaart zich nu niet alleen in het doorslaan van de plaat, maar ook door een hevige vervorming, omkrul- ling, langs de randen, van het gat, en door het losscheuren van vele groote en kleine stukken, die met de afgeruk te boutpoppen het terrein honderdien meters in den omtrek onveilig maken Het personeel, dat met de uitvoering de.r vernieling is belast, moet dus ge legenheid hebben zich in veiligheid te stellen, hetzij in -een lokaal, beltzij achter een steile grondophooging of iets dergelijks. Bij electrische ont steking geschiedt deze ook daar van daan. Geschiedt zij met een vuur koord, dan moet dolt zijn een lang zaam verbrandend, en van zoodanige lengte, dat het personeel volop tijd heeft, de schuilplaats te bereiken. Alvorens de schuliplaats voorgoed te verlaten, moet men zich overt tui gen, dat alle ladingen werkelijk ont ploft zijn. Is dit niet het geval, dan moet men geruimen tijd wachten, al vorens geltracht wordt de lading op nieuw tot ontsteking te brengen. Dit blijft steeds een hoogst gevaarlijk werk, daar er groote kans is, dat het hout of liouw, waarmede de lading bevestigd is, of de omwinding van 't vuurkoord aan het smeulen is ge gaan en ieder oogenblik kan dit vuur zjich aan de lading mq'dedeelen, waardoor deze ontploft. Uit het bovenstaande blijkt dus, dat wij in die zoo gevreesde springstoffen een krachtigen bondgenoot hebben bij de verdediging van ons vader land. Het is echter slechts ééne van de vele wijzen, waarop zij ons tot dat doel behulpzaam kunnen zijn, en loo- nend is het zeker bij een volgende ge legenheid ook eens andere wijzen van aanwending van naderbij te beschou wen. J. v. R. (in het Zondagsblad van „De Tel.'O vlugger hun besiemmling zouden berei ken dan via Rotterdam. (Telegraaf.) In nood en konde. Met een enkel woord werd reeds melding gemaakt van het ongeluk, dart de opva renden van de Vrouw Aaltje getroffen had, nu schrijft men aan de „N. R. Ct." van Urk d.d. 21 November. Hedenmorgen kwam de nieuwe post boot Baron Rengers, die van Enkhuizen uit, Urk zou trachten te bereiken, al vroegtijdig in 't gezicht, doch werd, uit den koers stoomende, door den opko menden nevel aan 't oog onttrokken. Waarom die richting gevilgd was, bleek eerst bij aankomst hier. Alras verbreidde zich het treurige nieuws, dat de postboot èn een lijk èn een half bevroren opvarende van een ge zonken tjalk aan boord had. Het bleken te zijn de 76jarige Barends, door de felle vorst doodgevroren en de 23jarige, on gehuwde schipper Albert Foppen van hert te Harderwijk thuisbehoorende tjalk schip De Vrouw Aaltje. Ontzettend is het lijden van beiden geweest. Dinsdajg 1.1. van Lemmer komende, wa ren ze door sterken wind en ijs genood zaakt bij 't Enkhuizerzand te ankeren. Kort daarna sloeg het schip aan den grond, werd lek, en zonk in circa vijf voet water. De opvarenden zochten een toevlucht op de lading turf an weldra door het wassende water op de gaffel, slechts een weinig door het zeil beschut tegen den ijzigen, snerpenden oosten wind. Een etmaal hebben ze samen in dien hangen toestand doorgebracht. Toen be zweek de bejaarde knecht door kou en ontbering. Zijn lijk bleef in een bocht van 't zeil voor wegspoelen bewaard. En eerst Donderdagmorgen werd schip per Foppen uit zijn benarde positie van een anders wissen dood gered. De Ba ron Rengers stoomde door het ijs naar het verongelukte schip, en zette op on geveer 200 M. afstand de vlet overboord. Niet zonder gevaar bereikte men de tjalk en liet den geheel verstijfden Foppen en 't hik in de vlet zakken. Aan boord van de postboot opgenomen, werd de overlevende liefderijk verwarmd en verkwikt in de machinekamer, geen twee dagen had hij, voor zoover zijn geheugen reikt, iets gegeten of Om te beginnen zal het blad wor den toegezonden aan 5000 deftige gezinnen, aan „hen, die Fortuna tot haar liefste kinderen koos", zooals de redactie bloemrijk opmerkt. Het blad bevat veel over de Boeren, dat niet nieuw is, kunstnieuw9, mode- praatje, sportrubriek, feuilleton, en gemengde berichten. De redacteur van de sportrubriek. die zich Bob noemt, is een guit. Hij vraagt wat de lezers liet lefst willen lezen. Hem kan het niet schelen, over welken tak van sport hij schrijft. Overigens laait in hem weinig feu isacré. Hij begint namelijk aldus „Nu ja I Vooruit dan maar. „De Redactie van Pretiosa heeft mij ..nu eenmaal gevraagd een wekelijk. „sche bijdrage te leveren over Sport, ..en aangezien weigeren zoo onbeleefd staat, zal ik er maar toe overgaan. „Vv aarde Redactie hierbij dus mijn „eerste zwakke poging.'' Voorshands voldoet het blad o.i. nog niet aan een behoefte. Maar die kan! er komen de behoefte en derhalve het blad ook Wetenschap. Komen onze sprookjes eu rertel- iingcu uit Indië? „Een rijke onbehouwen boer trouwt met de dochter van een armen ridder. De kinkel, die zich geen illusies maakt over zijn persoonlijke aan trekkelijkheid en jaloersch van aard is. ranselt zijn wederhelft iederen morgen af, ten einde haar onder den duim te houden; als zij thuis zit te huilen, na haar dagelij ksch pak slaag te hebben ontvangen, meent 'hij, zal er geen gelegenheid zijn voor liefdies- avonturen. Het vrouwtje zint op een wraakneming Nu wil het toeval, dat bodten van den koning het land door zoeken om een geneesmeester te vin den. die de dochter van den vorst red den kan. De prinses heeft een graat ingeslikt, die in haar keel is blijven zitten en dreigt haar te stikken. De meest beroemde dloktoren slaagden ex niet in die graat te verwijderen. De boden komen zoo bij het vrouwtje aankloppen; deze maakt hun wijs. dat haar man een wonderdokter is, maar zijn gaven eerst bekent, na een flink pak slaag te hebben ontvangen. De raad' wordt opgevolgd, en de aldus tot arts gepromoveerde hoer, ondanks dronken. Wèl stak er brood en spek in zijn tegenspartelen, naar het hof ge- zijn jas, maar het vermogen om het in j bracht. Het moeielijke van zijn po- den mond te brengen, had ontbroken. Door de felle vorst zijn handen en bee- nen bevroren. Thans wordt hij op 't ei land zorgvol verpleegd. Een woord van lof komt der beman ning van de postboot toe, die al herhaal de malen met groote moeite schipbreu kelingen op de Zuiderzee heeft gered. Het aantal geredden is door deze kloeke daad tot 57 igeklommen, waarbij helaas, voor de eerste maal een do ode. Onderwijs. Academische exameus. Amsterdam. Bevorderd tot doctor in de geneeskunde op proefschriftOver het verloop en de behandeling van Car cinoma Uteri tijdens zwangerschap en baring" de heer S. Winkel, arts, gebo ren te 's-Gravenhage. Legden. Geslaagd als arts de heer H. Mees. Bevorderd tot doctor in de klassieke letteren de heer W. Werff, geb. te Kampen, op proefschrift „Enniana", daarna tot doctor in de geneeskunde de heer A. L. Erkelens, geb. te Klaas waal, op proefschrift „Retentio den- tium.'' Sport en Wedstrijden Binnenland. Naar wij vernemen, bestaat bij de H.IJ.S.M. het plan om bij opening van de Stoomtramverbinding Rotterdam BrielleHellevoetsluis een ferry-dienst te openen tusschen Schiedam en Per- nis met' een omnibusdaenst Per nis Hoogvliet, waardoor reizigers naar den Haag en verder gelegen plaatsen vee] Paardeu. liet proces van den Jockey Reiff, dat te Parijs zou behandeld wor den, voor de coirec.tioueele rechtbank aldaar, is tot 17 Dec. a.s. verdaagd. Letteren en Knust. Naar het „N. v. N. verneemt, zal binnenkort bij de „Ned. Tooneelveree- niging" opgevoerd worden een oor spronkelijk tooneelwerk van mevr. Ida BeudierBakker, getiteld Verleden, „Pretiosa Onder dezen eigenaardigen titel (wij meenden, dat het woord Preciosa ge speld wordt) verschijnt een nieuw blad in den Haag. Redacteur is de heer J. H. Altona en directeur de heer A. A. Stroink. sitie brengt den domoor op een ge niaal denkbeeld. In tegenwoordigheid zijner patiënte neemt hij zulk een dwaze houding aan en doet zulke dwaze dinger dat de koningsdochter uitbarst in een lachbui, die 'de graat uit haar keel dioet vliegen. De „ge dwongen dokter" wordt nu heinde en ver beroemd en verricht nog andere kuren". Met dit verhaaltje, hetzelfde thema als van Molière's „Médecin malgré lui", vangt G. Busken Huet een artikel aan in de Gids (Oct. 1902) om tot be spreking dier vraag te komen, waar diergelijke verhaaltjes hun oorsprong hebben. Het bedoelde thema toch komt ook reeds voor in een „fabliau"; de Nederlanders van dien tijd zouden ge zegd1 hebben „een boerde" van de 13e eeuw. Het vaderland van die sprookjes wordt veielal gezocht in Indië. Het is we lopmerkelijk dat deze theorie ontstaan is in een tijd toen het Oos ten, en bepaaldelijk Indië. vaak gold voor een soort van wonderland, waar men dien oorsprong meende te vinden i van alles, waarvan de herkomst nietj dadelijk kon opgehelderd worden. Ook thans nog. nu men zich bewust wordt I van de originaliteit der Westersche: beschaving vindt de theorie, dat de sprookjes hun oorsprong danken aan indie, geleerde verdedigers. Het waren de onderzoekingen van Silvestre de Sacy, Wilson en A. W. Schlegel. die deze leer voorbereid hacL dien, welke het eerst door Loiseleur- Desiiongchamps ongeveer 1838 meer al gemeen werd ontwikkeld, en twintig jaren later door Theod. Benfey met meer geleerdheid en logica in een sys teem werd gebracht. D© verspreiding dezer verhalen uit Indië over Europa zou vooral sedert de tiende eeuw on zer jaartelling hebben plaats gehad, en voornamelijk door tusschenkomst eerst der Mohammedaansch© volken, later door die der tot het Buddhisme bekeerde Mongolen. De Buddhisten zijn, volgens Benfey. niet alleen de dragers, maar ook de uitvinders ge weest der Indische sprookjes- en no vellen-litteratuur Door hun inner lijke voortreffelijkheid schijnen de In dische sprookjes bijna alles, wat op ditzelfde gebied bij verschillende vol ken bestaan kan hebben, te hebben verdrongen. Zelfs de weinige sprook jes. die men tot nog toe niet van In dië kon afleiden, zouden als navolge- lingen van Indische modellen be schouwd moeten worden Die ..Indionistische' 'theorie vond; i allengs meer tegenstanders, vooral ook door de overdrijving harer aan hangers. En de vraag naar de wor ding dezer produkten van de fantasie I heeft een uitgebreider beteekenis er- ilangd. zij is niet tot don kring der belangstelling van de vakgeleerden be perkt gebleven, maar maakt deel uit van de vraagstukken, die op de ge schiedenis van den menschelijken geest en het menschelijk gemoed be trekking hebben. Zoo is de vraag op gekomen: heeft de massa vertellingen, die litterarisch bewerkt in omloop zijn of in het volksgeheugen voort leven, een algemeene beteekenis voor de ont- wikkelings-geschiedenis van den men schelijken geest bepaaldelijk, wat de sprookjes betreft voor de mythologie, of zijn die verhalen slechts produkten van de individueele phantasie der In dische Asceten? D© geleerden, die min of meer tegen de school van Benfey krijg voeren, zijn dus vooral mythologen. hetzij tot hen, welke behooren tot de school, die aan natuurmythen gelooft, of tot de nieuwere anthro po logisch© richting van A. Lang en Gaidoz, welke in de mythen, en ook in de sprookjes over blijfselen ziet van vroegere sociale en intellectueel© toestanden. Beide rich tingen dóen het mogelijke, om het srvrookje voor hun studiën te redden. Doch nieuw was de poging van Bé dier. die. buiten mythologische stel sels om. de theorie van Benfey aan tastte. vooral op het gebied der realis tische vertelling waar men meende, d.at de Indische oorsprong het duide lijkst uit sprak. Benfey en zijn school leerde, dat de aanwezigheid van Indisch© en be paald Buddhistische denkbeelden ln onze Westersche sprookjes en vertel lingen is aan te wijzen. Bédier nu heeft aangetoond dat dit beweren op zwakke gronden berust. Senart en Kern durfden twijfelen aan d© oor- spronkelijkheid van het Buddhisme, en toonden aan. dat wat mier vroeger eigenaardig Buddhistisch oordeelde, ale-emeen Indisch is. Barth toonde aan. dat maar een gering deel der In dische novellen- en sprookjes-littera- tuur met zekerheid! aan de Buddhis ten kan worden toegeschreven. Het eigenaardig Buddhistische is ver te zoeken. Wel wordt aangevoerd, dat de in vele sprookjes voorkomende j episode der door bewezen weldaden dankbare dieren, aan Indische eu be- paldelijk aan Buddhistisch© dierenbe scherming zou herinneren, maar dat argument kan ais afgedaan beschouwd worden, sedert A. Mars een vrij dikke verhandeling schreei over verhalen ivan deze soort, aangetroffen in de j klassieke Grieksche letterkunde. De oorsprong der sprookjes in In- die moet alduc zeer betwijfeld worden. En dat kan ook niet anders Om een algemeen succes te hebben.om zich j naar Oost en West. Noord en Zuid te verspreidten. moet een vertelling, op zeldzame uitzonderingen na. een alge meen menschelijk karakter bezitten Zoodra een verhaal te nauw aan ae leer van een bepaalde religie is vast gehecht. te veel samenhangt met zeer eigenaardige zedelijke opvattingen, kan het bij andersdenkenden bezwaarlijk I opgang maken. Een verhaal, uiige- i®0^..001 een bepaalde leer van het iBuddinsnua te veraanschouwelijken leveren alleen Buddhisten. en heeft le6\ )Va.nf. a^e®n te blijven leven in de Ruddnistische letterkunde Dit neemt niet weg. dat het een reit is, dat voor een groot aantal on zer vertellingen Indië de oudste schrif telijke redactie bezit, die wij kunnen aanwijzen. Doch dit bewijst nog geenszins, dat het. verhaal op IndL 'Schen bodtem ontstaan is. En dit bewijs moet nog geleverd worden. Nu heeft het onderzoek der taal- vorsching geleerd), dat bij de volken der klassieke oudheid en ook bij de Oostersche volken. die aan ae Urieksck-Romeinsche beschaving voor af gingen, sprookjes en fabliaux in novellen t© vinden waren. De schrij- ver toont dit met een groot aantal voorbeelden aan. Als laatste haalt ae schrijver aan de geschiedenis van Jortunatus met zijn wonderhoed, van Aladdin met zijn wonderlamp en van Gyges met zijn onzichtbaar ma- I kenden ring die van den armen her- dersjongen een koning van Lydië maakte. Zeer waarschijnlijk hebben wij hier met een oud volkssprookje te doen dat vastgehecht werd aan de geschiedenis van een Klein-Aziatisch koningshuis, door de Grieken overver. teerd!*1 Plato geëxpioi- Nu was het toch nog mogelijk, dat deze sprookjes en novellen van Indi- schen oorsprong waren, omdat zij daar 't eerst opgeteekend werden. Doch dit bewijst nog niets; verhalen kunnen eeuwen ergens in den volks mond' bestaan hebben, zonder dat iemand ze opteekende. Doch daaren boven ,in sommige gevallen kan wor den aangetoond, dat de moderne, in het Westen levende traditie er beter, oorspronkelijker uitziet dan de Oud- Indische opteekening. Het westersche volksverhaal, door voorbeelden wordt Feuilleton. Uit het Engelsch van E. W. HORNUNG. 11* Men zegt, dat zij totaal geen vrienden in Engeland heeft, ging hij voort, met onverholen bezorgdheid. Dat is ongeloofelijk; en toch, als er eens iets van waar is, wat een ramp zalige toestand! Ik vrees, dat niet iedereen uw overtuiging en laat ik er bijvoegen die van mijzelve zal deelen Als ik mijn oordeel mag zeggen over hetgeen ik gehoord en gezienheb om mij heen, dan is deze uitspraak een persoonlijke teleurstelling geweest voor het altijd bloeddorstige gepeu pel. In dat geval zij God der arme vrouw genadig als het haar in 't oog krijgt! He hoop maar, dat zij het daarom niet de gelegenheid zal ge ven. En nu wist Rachel niet alleen dat hij wist, maar ook dat hij haar wenscht© op de hoogte te stellen van zijn weten zonder het haar in zooveel woorden duidelijk te verklaren. Deze haar volkomen onbekende man wenschte haar du,s die verlegenheid te besparen, en zou haar helpen als hij konl Bovendien zij zag heit aan zijn ge zicht en hoorde het in zijn stem; en terwijl zij langzaemerhand vatbaar wcjrd voor zijn wensch om te helpen, evenals zij instinctmatig overtuigd werd van zijn macht, besloot zij rondi te vragen aan iemand wieng goeden wil en groote tact duidelijk gebleken waren. Geheimzinnig was haar ontmoeting met dezen man; iets zij haar, dat die ontmoeting van zijn kant niet toeval lig was; zij begon zich met verwon dering af te vragen of zij hem nim mer te voren gezien kon hebben, en intusschen kwam hij vlak tegenover haar ziltten en sprak op zachten toon, terwijl zijn donkere oogen haar strak aankeken: Als Mrs. Min chin een vriend noodig heeft en hedenavond ben ik overtuigd, dat zij er behoefte aan heeft als zij ooit een vriend noo dig heeft dan zou ik die vriend wil len zijn als zij mij zou kunnen vertrouwen! De laatste woorden werden heel zacht gezegd; en de toon waarop ze gesproken werden doortrilde Rachel met aandoening, terwijl de donkere oogen haar bekoorden. Zij begon be rouw te krijgen en toch ook weer trok de vreemdeling haar aan. Maar haar gevoel van onafhankelijkheid behaalde de overwinning te eerder, omdat het volgend station dat van haar bestemming was. Denklt ge, dat ze mij zou ver trouwen? fluisterde hij bijna zich tot haar vooroverbuigende. Denkt ge niet, dat zij mij gerust vertrouwen kan? Terwijl Rachel aarzelde, begon de trein te remmen en haar aarzeling was uit. Nu was zij ook melt haar voorwendsel klaar. Zij zat nu recht op in haar hoekje, haar schouders wat naar voren gebogen en onder de sluier, die zij had weggeslagen om de courant te lezen, zag men de oogen, waarop moeilijkheden haar stempel hadden gedrukt. Ik verbeteld mij u vroeger al een9 gezien te hebben, zei Rachel, uiterlijk koel, maar innerlijk bran dend heet. Dat komlt- mij heel waarschijn lijk voor. Waart ge bij het verhoor? Van 't begin tot het einde! De pauze, die volgde, werd verbro ken door het naderen van de lichten bij Sloane Square station. Ge kent mij, zei Rachel haasltig. Ik zie dat aan u. Mag ik vragen of ge Mr. Steel zijt? Ja. De Mr. Steel, die mij zijn kaart je zond na afloop van het verhoor! Steel boog. Volkomen als vreemdeling? Ja, volkomen als vreemdeling, die u een gehe>ele week lang in de rechtzaal heeft gadegeslagen. Rachel wist niet welke moeilijkhe den daaraan verbonden waren. En omdalt ik u niet wenschte te zietn, mn Steied, zijt ge mij gevolgd! en dringt u zelf nu aan mij op! De trein stopte en Rachel stond op. Ge zult mijn motieven begrijpen als u zich ons gesprek in herinne ring brengt, merkte Steel op; en hij opende dte deur voor haar. Maar al vorens tiift te stappen keerde Racheil zich tot hem. Mr. Steel, zei ze. Ik ben zeker, dat gij het goed en vriendelijk meent en dat ik boven iedere ander© vrouw u bijzonder dankbaar moet zijn; maar toch denk ik, dat ge onrecht vaardig zijt /tegenover het gepeupel! Stel het dan op de proef, zei Steel op kouden toon. Dat verkies ik ook, zei Rachel, terwijl ze de trein verliet; en duide lijk wag de bedoeling van de intona tie van het werkwoord; en Mr. Sited bleef achter glimlachend en trouw hartig in zich zelf knikkend. HOOFDSTUK V. Het gepeupel. Terwijl Rachel geslaagd "was in het verbergen of ten minste het on derdrukken van haar verwarring bij dit eigenaardige onderhoud, overviel die verwarring haar nu des te hefti ger. Men mag zijn adem inhouden zonder een spier t© verroeren, later halen d'ie spieren het wel in en zoo ging het Rachel etti haar zenuwen; zij waren haar voor 't oogenblik hee- lemaal de baas. Ondertusschen weerklonk daarbui ten in de heldere avondlucht uit schorre kelen en las men op fladde rende aanplakbiljetten de woorden van den dag: „Verhoor en Uitspraak" of. „Sensationeele uitspraak van de Old Bailey", door de geheele stad heen. Maar Rachel dachlt op het oogen blik alleen aan dien geheimzinnigen Mr. Steel; aan zijn onbegrijpelijk ge drag tegenover haar en aan haar eigen houding jegens hem. Zou zij zijn gedrag nog zoo onbegrijpelijk vinden als alles gezegd was, of als zij zich alles kon, heminneren, wat hij gezegd had? Rachel was niet ont bloot van ijd'elhedd, ofschoon zij dien nacht met een tiende deel van haar gewone aantrekkelijkheid waarschijn lijk minder bekoorlijk was dan de meeste vrouwen; en toch wanneer zij goed nadacht kon zij maar één uit legging vinden voor een dergelijk ge drag bij een anderen man. Hoe ouder hoe gekker, merkte Rachel bij zichzelve op en het was merkwaardig dat zij tot op dit oogen blik in het geheel niet aan Mr. Steel gedacht had als aan een oudere, laat staan een ouden man. Zijn oogen waren jong; zijn sltem was jong; zij hoorde en zag hem nog, i klaarblijkelijk kwam de sterke im pressie dus niet alleen van éénen kant, evenmin als de bekoring. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 5