Licht m Schaduw.
'Schermutseling.
Een taschje voor een binocle.
Een allerliefst en eigenaardig étui voor
een binocle kan men zelve met weinig
moeite en kosten maken uit verzamelde
sigarenlintjes. Voor een kleine binocle
heeft men 36 lintjes noodig, die twee
aan twee aan de smalle zijden aan elkaar
genaaid worden. De kleine naad moet
goed uitgestreken worden. Daarna naait
mm de 18 dubbele lintjes aan de lange
zijden aan elkaar en wel zoo, dat zij
een stroohalmbreedte op elkaar liggen en
met de naaimachine met zeer los gespan
nen bovendraad met grooten steek ge
stikt worden. De langwerpige rechthoek,
•die men op deze wijze verkregen heeft
wordt nu op iederen naad ingehaald
door aan de onderdraad te trekken zoo
lang. totdat de geheelè lengte nog maar
22 c.M. bedraagt. De inhaaldraden wor
den nu heel stevig vastgemaakt. De
rechthoek wordt gevoerd met zijde van
een of andere uitblinkende kleur. De in-
igehaalde stof doet nu zeer denken aan
de moderne dure zijde-crepon. Ze wordt
in 't midden samengevouwen en aan de
beide lengtezijden tegen elkaar genaaid.
Aan den bovenkant wordt het taschje
nu voorzien van een zoom met een
schuifje, waardoor linten geregen wor
den of koperen stangen met aan weers
zijden kogeltjes, waaraan zijden koor
den bevestigd zijn. De sigarenlintjes
kunnen alle rood of alle geel genomen
worden, maar ook afwisselend rood en
geel, wat naar mijn idéé het effect nog
verhoogt. Ook kunnen bedrukte lintjes
gebruikt worden, maar effen is elegan
ter. Matblauwe sigarenlintjes worden om
hunne zeldzaamheid het meest begeerd
en kunnen ook heel goed tusschen de
roode en gele lintjes gebruikt worden.
Wie het taschje bijzonder elegant wil
maken, maakt boven het schuifje een
kopje aan den zoom en voert dat aan
den binnenkant ook met ingehaalde lint-
jesstof, die bij de stof van het taschje
zelf echter bijzonder afsteken moet, bijv.
hij een geeltaschje rood of blauw of ge
streept en omgekeerd bij een gestreept
taschje, effen wezen moet.
Eigenaardige rangschikking van
vruchten.
Veel vrouwen hebben een aangeboren
gave om een eigenaardigen stempel te
drukken op alles, wat onder haar han
den komt. Zij durven steeds iets nieuws
'aan op 'C gebied van kleedlnig, van hand
werken, van tafels arrangeeren, bloemen
schikken enz., omdat zij bij ondervinding
weten, dat haar hand bestuurd wordt
door aangeboren ;smaak.
Anderen hebben die gave niet of ten
minste minder ontwikkeld; zij hebben
een leiddraad noodig en kunnen dan met
goeden wil en geduid hare meer begun
stigde zusters op zijde streven.
Zoo las ik iets over 't arrangeeren van
schalen met vruchten, misschien doe ik
sommige mijner lezeressen geen on
dienst met daarvan wat over te nemen.
Den bodem van een grooten, ronden
schaal moet met mos bedekt worden, in
't midden wordt een bloempot gezet met
een plant met kleine, mooie blaadjes en
dan wordt om de bloempot weer mos
gelegd, zoodat van den rand van de
schaal tot aan den bovenkant van de
bloempot een langzaam stijgende berg
lijkt. De berg wordt in drie of vier ge
lijke deelen verdeeld en ieder deel met
een andere vruchtensoort belegd, waar
bij men vooral boe moet zien, dat de
kleuren der vruchten een harmonisch
geheel vormen. Openingen, die er over
blijven worden met kleine witte bloemen
aangevuld en de rand van de schaal be
legd met hazelnoten die nog in den dop
zij waaronder klimop-blaren..
Een ander eigenaardig effect kan men
krijgen, door een mandenschip, dat te
genwoordig in alle mandenwinkels te
krijgen is, met vruchten op te vullen. De
masten en touwen van den vorm wor
den met groen omwonden, waartusschen
men bijv. wilde bessen, kleine tomaten
en rozenbottels kan vast maken. Het
binnenste van het schip wordt eerst
dicht met klimopblaren en ranken be
legd, vóór in het schip legt men een uit
geholde meloen, die met kleurige linten
omwonden wordt, waarvan de uiteinden
over den rand hangen. De meloen wordt
met bloemen gevuld. In het overige ge
deelte van het schip worden in bevallige
wanorde eenige vruchten opgestapeld,
waartusschen weer de klimopranken.
Een kleine bonte wimpel van zijde wordt
aan den achterkant van het schip vastge
maakt.
Om de romp van 't schip wordt weer
een rand van klimopranken gelegd en
het geheel omgeven door helderblauw of
zeegroen gaas.
Op eén feestdisch maakt zoo'n versie
ring een alleraardigsten indruk.
HUISHOUDELIJKE WENKEN.
I. Onder 't strijken is het verstandig een
schoon e, witte steen bij zich te hebben
en daarop de bout neer te zetten, als
men het goed wil verleggen. De bout zal
dan langer heet blijven.
II. Vlekken op verf kunnen het best
weggemaakt worden door ze eerst met
citroensap in te wrijven, daarna met wit
kalk en eindelijk af te wasschen met wa
ter en zeep.
Vrouwelijke
worstelaars.
(Dij de Dlau'n.)
In de Royal .Music Hall te Londen
is dezer dagen tusschen twee ..dames"
Yiule; Bradford en Adelina Levey, een
wcrstelmateh gehouden om een inzet
van 200 pond sterling, (2400 gulden) en
den titel van wereldkampioen. Het
ging volgens Grieksch Romeinsche me
thode in drie renden, welke ieder ten
hoogste tien minuten mochten duren.
De strijd bleef onbeslist, nadat ook
nog een vierde ronde van vijf minu
ten was toegevoegd. Binnenkort zal
de. match herhaald worden in vijf
ronden, ieder van iien minuten.
De plaatjes geven de verschillende
s'anden uit den strijd te zien.
Een dnel.
Klets!
Twee klappen worden gewisseld in
een café, waar een aantal menschen
d i courant zitten-te lezen.
Tengevolge van een langdurige dis
cussie over onzen politieleen toestand,
heeft de heer Goedbloed een slag in
zijn hol aangezicht gekregen.
Twee vrienden voegen zich bij hem.
De kaartjes moeten gewisseM wor
den.
O. gij behoeft me uw kaartje
niet te geven, zegt meneer Goedbloed
tol zijn tegenstander; want ik ben al
meer dan zesmaal bij je aan huis
geweest om die vijftig gulden, die ik
nog altijd van je hebben moet.
Daar zijn ze; ik wil u creen mi
nuut langer iets schuldig zijn.
Mooi dat heb ik er toch meê ge
wonnen! zei de heer Goedbloed.
Wij zijn bereid u tot getuigen te
dienen, verklaarden de vrienden ge
dienstig.
YVat, ik heb een klap gekre
gen en moet ik bovendien nog
mijn leven wagen?
Uwe eer is aangerand; gij moet
den beleed'iger uitdagen. Welk wapen
kiest gij?
Als men beleedigd is, zooals ik,
dan ken ik maar ééne manier van
vechten: w;: zullen het pistool ne
men, Een der beide pistolen zal ge
laden zijn.
Sacrebleu, wat vat je die zaak
ernstig op! En dan zal er geloot wor
den?
Neen ik houd d© geladen pis
tool. omdat ik den eersten klap ont
vangen heb.
Dat is onmogelijk. Wij zullen
den degen kiezen.
Op veertig pas.
't, Is nu geen tijd van schertsen.
De beleediging is te ernstig!
Maar ik heb nog nooit zoo'n ding
in de hand gehad.
Dan moet je maar les in 't scher
men nemen. Wij zullen de ontmoeting
oen paar dagen later doen plaats heb
ben!
In vredesnaam dan!
Ga m,et ons mee; wij zullen je
bii een bekwaam schermmeester bren
gen.
Hij begeeft zich naar Jonathan
Praatman. meester op degen, sabel
en stok.
Meneer, zei hij. ik heb een duel
ei 'k wou den ander doodsteken.
Uitstekend. Hebt u wel eens ge
trokken?
Getrokken? Waaraan?
Ik bedoel: geschermd. Zoo noe
men we dat.
Geschermd? In een wind an
ders niet, fluisterde een der secon
danten ,zich verwijderende en Goed
bloed Esq. aan de goede zorgen van
Jonathan Praatman overlatende
Dus geheel onbekend mot de wa
pens?
Om u te dienen.
Zoo zijn ze allemaal; eerst als d<
nood aan den man komt, gaan ze on:
opzoeken Ga daar voor mij staan.
Moot ik geen masker voor doen?
Wij zullen niet. eens een fleuret
nemen. Ik zal. u leeren rompeere-n.
zooals dat in onze kunst genoemd
wordt. Steek de hand uit; beenen een
weinig gebogen. Zoo, dat is de hou
ding. Op het commando: Rompez!
gaat men een stap achteruit, stampt
hoorbaar met den rechtervoet op den
grond, en neemt dan de vorige positie
weer aan. Nu attentie s. v. p Rom-
Schetsen van DEKA.
O kI'. - I c men-angst.
Zwiep!, daar sloeg de wind weer een
vlaag regen togen do ruiten. Het was na
jaar en een regendag. Koosje, juffrouw
Koosje huiverde onwillekeurig, terwijl
ze even naar de kachel liep om het vuur
wat, op te poken, 't Wilde vandaag maar
niet warm worden in de kamer zou
de wind od den schoorsteen staan of de
pijp vuil zijn. Honderdmaal had zij zich
zelf dio vraag al gesteld, zonder er ech-
ter een antwoord op te kunnen geven. De
turven bleven maar rooken en smoken,
ze vatten geen vlam.
Weer zat ze in de vensterbank, half en
half achter de horretjes, en keek met de
oude, bijziende oogen, over de bril, de
straat af. odder en damp, damp en mod
der Die man daar aan de overzijde, voor
den boekhandel van Zwart, zou nou toch
ook wel nat zijn! Wat Üep die arme ke
rel daar al een tijd! Zeker moest hij op
iemand wachten. Maar waarom ging hij
niet zoolang ergens schuilen.
Do man zag er niet heel vriendelijk uit,
alles door de nattigheid. Hij had een
ouden, versleten bontmuts over z'n ooren
getrokken, maar dat dinig was zóo door
weekt dat het meer had van een verdron
ken kat dan van een kleedingstuk. Het
haar was overal geplet door het vocht,
behalve op sommige plaatsen waar het
met des te grooter nijdigheid omhoog
piekte. Evenmin was de duffelsche jas
naar de laatste mode, noch beantwoord
de aan eenig schoonheidsbegrip. Vet, ge
sleten en druipend hing ze om den man
z'n leden, met geen andere pretenties
dan van een oude buffelhuid die een
kaffer siert.
De drager van al deze schoonheden
scheen wel een vaste post betrokken te
hebben. Na eerst eenigen tijd roerloos te
hebben gekeken naar de bellen die de
regen in do plassen maakte, begon hij
heen en weer te loopen, al maar af en
aan, regelmatii? als de slinger van een
klok. 1-Iij begon of hij eindigde, net als
je wil, bij den kruidenierswinkel van
Maas, liep dan langs den boekhandel van
Zwart, tot an mat de bakkerij van Bol,
en keerde vervolgens op z'n schreden
terug. Al maar heen en weer.
Nou is er niets wat een zenuwachtig
mensch zenuwachtiger maakt dan een
telkens wederkeerende beweging.
Juffrouw Koosje had, zoo waarachtig
als ze daar zat, eerst totaal geen gezicht
op den man. Ze had heele andere dingen
aan haar hoofd Koos zat te breien.
MaaT dat heen en weer gezanik maakte
haar „tuureluurs". Juist zon zij er op,
even ter verstrooiing naar de keuken 'e
gaan, om de aardappelen te beproeven,
toen de vent en wat een naar type was
hij van dichte bij plotseling de straat
over stak en bij haar naar binnen keek.
Nou moet u weten dat Koos al wat van
het raam was igaan afzitten, om dat ge-
wiebel van dien vent niet voor oogen i
te hebben. Hij kón dus vermoeden dat
zij weg was. en als hij daarom naar bin
nenkeek, dan wist Koos nu ook waarom
hij zoo lang aan de overzijde geschilderd
had.
Goeie God, 'twas toch meer gebeurd,
dat oiule dames die geld hadden, ze
had wel is waar niet veel maar die schur
ken doen 'n moord voor een dubbeltje!,
eenvoudig maar van kant werden ge
maakt, soms met slagersmessen waar je
een hak mee kreeg, of anders met 'n
gloeiende breinaald die ze in je hart sta
ken. Nou en dan was je natuurlijk hart
stikken dood, en je kon niks meer naver
tellen dat was met opzet, vanwege de
getuigenis voor de rechtbank vat u.
Denk echter niet dat Koos zich maar
zoo eventjes uit het veld liet slaan door
dat brutale, grimmige gezicht Dat schrij
ven ze wel in romans, als ze oude da
mes belachelijk willen maken of het ver
haal gauw uit moet zijn. O, neen. Ken-
nors van vrouwenzielen zullen me toe
geven, dat een vrouw op zoo'n oogenblik
nog meer durft optreden dan menig baar
dig man. Juffrouw Koos bracht dan ook
haar wat ontzet gezicht naar voren en
keek den man pardoes ook aan. En toen
had ze het bewijs! Want als hij alleen
maar brutaal was geweest dan was hij
blijven kijken. Maar hij trok zich schie
lijk onthutst terug misschien al een
ontdekking, met .en benevens politie
bureau, terechtzitting en gevangenis
vreezende. Het geval leidde er dus toe
een dief of moordenaar stond voor d«
deur.
Nou kón, nou moeht it niet naar de
Verdediging.
Goed zoo. Telkens nu, als uw te
genstander een uitval wil doen, dan
Rompezeen pas achteruit, en een
flink appèl, want men moet niet den
ken dat ge bang zijn. Het eerste be
ginsel is, de tegenpartij af te matten,
en als die dan uitgeput is, doet ge een
krachtigen uitval, begrepen?
Uitstekend'. Vergun mij u de hand
te drukken. Ik beschouw u als mijn
redder.
Nu, ik wensch je een goeden uit
slag.
Hoeveel ben ik u schuldig?
Ik geef in dergelijke gevallen geen
les minder dan 15 gulden. En dan
moet ge ook dit boekje koopen. ..Les
sen op Degen, Sabel en Stok."
Ik zal mijn best doen om dit boek
je van buiten te leeren, voordat ik
naar de noodlottige plek ga.
't Is maar f2.50.
Ik zal me die niet beklagen, wan
neer ik er goed afkom.
Geen twijfel aan denk maar aan 't
geen ik u gezegd heb.
Een paar uur later komt bij denzelf
den schermmeester een man die eruit
ziet als wit krijt.
U hebt zeker een leeüjk gevalletje
aan de hand, voert moester Jonathan
Praatman hem te gemoet.
Hoe raadt je dat zoo
Dat zien we met een oogopslag.
Ja, ik moet vechten met een heer,
dien ik een klap om de ooren gegeven
heb. Ik ben wel wat driftig geweest,
dat moet ik erkennen maar ik had
n et gedacht, dat hij daar zoo'n drukte
van maken zou.
Dus u hebt het er niet erg op be
grepen
Neen, want ik heb nog nooit zoo'n
wapen in de hand gehad.
Dat dacht ik wel.
Laat ons geen tijd verliezen.
Hij doet zijn jas uit en wil een fleu
ret nemen.
Kunt ge quarte pareeren
Neen.
Zoudt ge soms niet een coup dé-1
gagé kunnen maken
Ik begrijp niets van al die woor
den
Dat zijn kunsttermen, mijnheer i
Fendez-vous.
Wat blief?
Fendez vous
Dat zal geld kosten denkt de an.
der, zooveel geleerdheid
Ga nu staan zooals ik
Mooi. Is 't goedl zoo
Telkens als uw tegenstander naar:
u toe komt, dan rompeeren, dat ist
achteruitgaan, aldus Rompez
Maar als hij blijft vooruitgaan
Er zal een oogenblik komen, dat j
hij vermoeid is. Dan doet ge een uitval.
Dat laat zich hooren. Best. En
nu verder?
Ik heb u niets meer te leeren.
Hoeveel ben ik u schuldig?
Ik geef geen les minder dan 15
guldeh, wanneer het een duel betreft,
tevens moet ik u aanraden dit boekje
te koopen.
Hoeveel kost het?
Slechts 12.50.
Goed En kan ik er dus zeker van
zijn, dat. ik den ander raken zal'?
Daar twijfel ik niet aan als ten
minste de ander niet bij toeval een
meester is. Hoe heet hij
Meneer Goedbloed.
Een kort dik mannetje?
Ja.
Verduiveld!
Kent u hem?
Neen.
En u zegt: verduiveld.
Dat ls omdat tic van. morgen een.
steek met 'n fleuret gekregen heb, dien
ik no® voel.
Den volgenden morgen heeft de ont
moeting plaats.
Een der beide getuigen kruist de degens.
Heeren, ge kunt beginnen, zegt hij.
Zij blijven onbeweeglijk.
Nu, schreeuwt de getuige ongedul
dig, blijft ge daar als steenen gasten
staan?
Hm, die kerel heeft me geleerd,
wat ik doen moet als hij vooruitgaat of
wil uitvallen, maar hij verroert geen
vin, denkt de heer Goedbloed.
Dezelfde gedachte doorkruist het brein
van den ander.
De aandacht, waarmee zij in de positie
blijven staan, met gebogen arm, vermoeit
hen beiden. Zweetdroppels parelen op
hun voorhoofd; zij vragen tien minuten
pauze.
Wonderlijke lui, zeggen de getuigen,
die benieuwd zijn hoe dat zal afloopen.
- Weldra staan de strijdlustigen weer
tegenover elkaar.
Wacht, denkt de heer Goedbloed, ik
zal maar gaan rompeeren; dan zal hij
wel avanceeren, en dat zal hem mis
schien meer afmatten dan mij; want voor
dien tijd kan ik niets doen.
De ander komt, zijn les indachtig, tot
hetzelfde resultaat en, met statige stap
pen achterwaarts, gaan ze van elkander
af, tot toenemende verbazing van de ge
tuigen, die ze hun ganig laten gaan.
De strijders houden niet op met hun
marsch achterwaarts.
Achter ieder hunner bevindt zich een
droge sloot, die hun gespannen aandacht
ontgaat en zij vallen er in.
Goedbloed breekt zijn linkerarm en de
ander verstuikt zich den voet.
Onmogelijk om het gevecht verder voort
te zetten.
De getuigen beraadslagen en verklaren
dat aan de eer voldaan is.
Men begeeft zich naar het logement,
waar onder een goed dejeuner de vrede
weder hersteld wordt.
En de heer Goedbloed droeg zes we
ken lang zijn arm in een doek, en ieder
die hem zag, voorbij komen en niet de
détails wist, zei:
Dat is er ten minste nog een, die
durft.
Een brlllante
Tusschen een en twee uur van dien-
zelfden noodlottigen Vrijdag. 21 Oc
tober, waarop generaal Meyer gedwon
gen werd oiri tot over de Buffelsrivier
terug te trekken, vond er ccn korte,
maar brillante schermutseling plaats
die een apart hoofdstuk waard is.
Zoowat tweehonderd Engelschen ,.ziji
waren van de King's Royal Rifles en
de 18de Hussars" kwamen heel onver
wachts op ons af. Zij werden tus
sehen de kolenmijnen in den Impati-
berg d^or een patrouille onder der
wakkeren Kapitein Daniël Theron
(Hoofd van het wielrijderscorps) aan
getroffen en, evenals een troep spring
bekken, kwamen zij wild in onze rich
ting aangejaagd, met Theron's pa
trouille op hun hielen Zij waren ver
dwaald, dachten wij toen maar latei4
vernamen wij, dat zij deel uitmaakt ei
van een grootere macht, die Meyer's
commando trachtte om te trekken en
er deerlijk gehavend van af kwam
Mogelijk wilden zij Dundee van het
noorden weer binnen rijden, niet we
tende, dat de Boeren reeds dien weg
hadden afgesneden. Iiee het ook zij
daar komen ze aan. Door het mistig
weer is 't ons in den beginne twijfel
achtig, of het Engelschen zijn. Schiet
schreeuwt er een, maar er wordt geen
bevel daartoe gegeven en eer wij van
onze verbazing bekomen zijn, zwenken
de ruiters rechts en snellen in vollen
galop aar de Iinbalian.
Toen volgde er een merkwaardig
schouwspel. De tweehonderd man
werden in t begin door zoc vat vijf
tien man nagezet. De schrik was ech
ter zoo groot, dat zij er niet aan dach
ten, om hun achtervolgers te beschie
ten. Zij zoeken slechts veiligheid in
een haastige vlucht. Daar snellen zij
heen. 't Is een wedren, zooals ik er
nog nooit een heb bijgewoond. Zullen
zij vrijkomen Het lijkt er wel naar,
want zij tellen veel meer dan hunne
achtervolgers en zijn ze ver vooruit
Doch zietWat is er gaande aan
mijn linkerhand? Veld/cornet Ernst
van F.rmelo is er als een pijl uit den
hoog met een twaalftal waaghalzen,
zooals hij zelf is van de Mijnen uitge
schoten. Ha die mannen kunnen rij
den Hun paarden zijn versch en steTk
en zij geven ze den vrijen teugel, 't Is
een ..race" naar het hart van den Boer,
die dikwijls op zijn plaats het gewond
wild zoo achterna zet, of ook met
nieuwjaarsdag voor de pret mijn vrien
den te paard wedijvert. Het terrein is
hun onbekend, en daarbij erg gebro
ken c-ri lastig, maar paard en man
zijn aan zulke dingen gewoon. Sa!
mijn flinke jongens! Jaagt, dat bet
zweet je aftapt, maar breek toch je
nekken niet
Het gelukt nun, de Engelschen voor-
bijtesinjden, ze voorte keeren, ze den
aftocht onmogelijk te maken. Bravo
dat's flink gedaan. Dat kleine klompje
heeft de Engelschen in de grootste ver
legenheid gebracht. Zonder eenig be.
keuken gaan, dat voelde juffrouw Koos.
Vandaag moest ze dan maar geen aard
appelen of wat anders eten. Dood of le
vend, het zou haar toch niet smaken.
Haar plicht was hier te blijven, hier in
het gezicht van den vijand.
De avond viel snel in, zooaJs dat te
genwoordig tusschen herfst en winter
meer en meer gebruikelijk is. Geen lamp
op, geen luiken dicht. Dan kon zij hem
heelemaal niet meer in de gaten houden.
Alleen het theelichtje flikkerde dus
eenigszins mysterieus achter in de ka
mer, vlak bij het tuinraam. Ook van daar
dus weinig of geen bijlichting, want het
trage daglicht werd nog half onderschept
door zware overgordijnen.
Nou was de man 74 maal voorbijgeko
men, waarvan 10 maal brutaal inkijkend.
Juffrouw Koosje bespiedde hem angstig,
maar voorzichtiiglijk, veilig geborgen in
de schaduw van een grooten armstoel, in
den hoek van de kamer. De kerel scheen
met de duisternis al maar stouter te
worden soms ging hij op de venster
bank zitten, zoo ongegeneerd mogelijk,
en gaapte luidruchtig. Blijkbaar verveelde
dat wachten op de duisternis hem. Voor
hem kwam de avond nog niet gauw ge
noeg hij geleek een vreeselijk roofdier,
wachtend op z'n prooi. Eenmaal, ja een
maal vooral, liep het koude water der
vreeze, juffrouw Koos mot straaltjes
langs de magere schouders; eenmaal dan
zette hij zich op z'n gemak zoodanig in
liet kozijn dat zijn neus haast tegen de
ruiten'gedrukt was, en arglistig en roof
zuchtig loerde hij naar binnen, juist
naar de plek waar juffrouw Koos haast
dood in haar stoel lag.
Zij kreeg geen tijd om tot haar zelf te
komen. Want plotseling maakte de zwar
te figuur buiten een heftige beweging,
hij klopte en bonsde tegen de ruiten,
rommelde aan de voordeur en liet de
bel door het huis rinkelen.
Juffrouw Koosje vloog met een rauwe
kreet op, viel over een stoof zoodat het
sterretjes voor haar oogen vonkte, rende
de gang in en passant do strook van
haar rok scheurende, en omklemde met
oen laatste krampachtige poging tot zelf
behoud rle deurknop.
Loslaten! nooit. Dan liever sterven
met den knop van de deur in de hand
Het geluid werd buiten heftiger! Er
werd met deuren geslagen, menschen
kwamen aangeloopen en bonsden even
eens op de deur. Een trok er zelfs den
belknop los. De arme vrouw voelde zich
do krachten ontzinken. Geen vijf minu
ien, geen minuut zou zij meer tegen de
vereende pogingen der moordenaarsben
de bestand zijn. Help, help, huilde ze,
met een door tranen verstikte stem, help.
Meteen werden in de zijkamer een paar
ramen stuk geslagen. Iemand of meer
iemandem klommen naar binnen, de ka
merdeur werd opengerukten toen...
toen gevoelde de rampzalige dat verdere
tegenweer nutteloos was. Ze zonk be
zwijmd ineen voor zij nog tijd had de
stemmen van Zwart, Bol en Maas te hoo
ren, voor nog haar reukorgaan op het
alleronaangenaamst werd igeprikkeld
door de onwelriekende geuren die uit
haar brandende overgordijnen opstegen.
Want zoo was de quaestie zooals ze
later, toen zij bijgebracht was, wel wil
de aannemen. Het theelichtje had de gor
dijnen aangestoken, de man, die tus
schen twee haakjes de loopel was
van een reiziger in boekwerken, die za
ken had te doen bij Zwart, had haar
willen waarschuwen, maar zij had het
niet begrepen met de bekende
yolgen.
Maar waarom keek je daarvóór zoo
naar binnen, man. vroeg zij den armen
zondaar in quaestie, toen deze voor haar
geleid werd om zijne belooning te ont
vangen. Want hij had haar immers het
leven geredl
Och, juffrouw, antwoordde de stum
per nederig, zoo maar eens. Ik had er
geen kwade bedoelingen mee, want ik
zag u niet eens zitten. Maar het was bui
ten zoo koud en nat, en het theelichtje
lamde zoo gezellig. Zoo kwam ik er als
van zelf naar te kijken. Ik dacht aan
huis, ziet u, in de stad, en vroeg me zelf
af of m'n vrouw nou ook zoo gezellig zou
zitten. Ik vreesde, neen ik wist wel van
niet, want wo hebben het arm ziet ul
Maar je wil je zoo iets dan wel ereis
voorstellen; dat beurt 'n mensch nog
ereis op.
Wei, het dient tot eere van juffrouw
Koosje gezegd, zij had nog betere eigen
schappen dan oude-dames angst. 7<j
zorgde er voor dat het theelichtje in ze
ker huisgezin, een heelen tijd olie had.