Licht m Schaduw. 'Schermutseling. Een taschje voor een binocle. Een allerliefst en eigenaardig étui voor een binocle kan men zelve met weinig moeite en kosten maken uit verzamelde sigarenlintjes. Voor een kleine binocle heeft men 36 lintjes noodig, die twee aan twee aan de smalle zijden aan elkaar genaaid worden. De kleine naad moet goed uitgestreken worden. Daarna naait mm de 18 dubbele lintjes aan de lange zijden aan elkaar en wel zoo, dat zij een stroohalmbreedte op elkaar liggen en met de naaimachine met zeer los gespan nen bovendraad met grooten steek ge stikt worden. De langwerpige rechthoek, •die men op deze wijze verkregen heeft wordt nu op iederen naad ingehaald door aan de onderdraad te trekken zoo lang. totdat de geheelè lengte nog maar 22 c.M. bedraagt. De inhaaldraden wor den nu heel stevig vastgemaakt. De rechthoek wordt gevoerd met zijde van een of andere uitblinkende kleur. De in- igehaalde stof doet nu zeer denken aan de moderne dure zijde-crepon. Ze wordt in 't midden samengevouwen en aan de beide lengtezijden tegen elkaar genaaid. Aan den bovenkant wordt het taschje nu voorzien van een zoom met een schuifje, waardoor linten geregen wor den of koperen stangen met aan weers zijden kogeltjes, waaraan zijden koor den bevestigd zijn. De sigarenlintjes kunnen alle rood of alle geel genomen worden, maar ook afwisselend rood en geel, wat naar mijn idéé het effect nog verhoogt. Ook kunnen bedrukte lintjes gebruikt worden, maar effen is elegan ter. Matblauwe sigarenlintjes worden om hunne zeldzaamheid het meest begeerd en kunnen ook heel goed tusschen de roode en gele lintjes gebruikt worden. Wie het taschje bijzonder elegant wil maken, maakt boven het schuifje een kopje aan den zoom en voert dat aan den binnenkant ook met ingehaalde lint- jesstof, die bij de stof van het taschje zelf echter bijzonder afsteken moet, bijv. hij een geeltaschje rood of blauw of ge streept en omgekeerd bij een gestreept taschje, effen wezen moet. Eigenaardige rangschikking van vruchten. Veel vrouwen hebben een aangeboren gave om een eigenaardigen stempel te drukken op alles, wat onder haar han den komt. Zij durven steeds iets nieuws 'aan op 'C gebied van kleedlnig, van hand werken, van tafels arrangeeren, bloemen schikken enz., omdat zij bij ondervinding weten, dat haar hand bestuurd wordt door aangeboren ;smaak. Anderen hebben die gave niet of ten minste minder ontwikkeld; zij hebben een leiddraad noodig en kunnen dan met goeden wil en geduid hare meer begun stigde zusters op zijde streven. Zoo las ik iets over 't arrangeeren van schalen met vruchten, misschien doe ik sommige mijner lezeressen geen on dienst met daarvan wat over te nemen. Den bodem van een grooten, ronden schaal moet met mos bedekt worden, in 't midden wordt een bloempot gezet met een plant met kleine, mooie blaadjes en dan wordt om de bloempot weer mos gelegd, zoodat van den rand van de schaal tot aan den bovenkant van de bloempot een langzaam stijgende berg lijkt. De berg wordt in drie of vier ge lijke deelen verdeeld en ieder deel met een andere vruchtensoort belegd, waar bij men vooral boe moet zien, dat de kleuren der vruchten een harmonisch geheel vormen. Openingen, die er over blijven worden met kleine witte bloemen aangevuld en de rand van de schaal be legd met hazelnoten die nog in den dop zij waaronder klimop-blaren.. Een ander eigenaardig effect kan men krijgen, door een mandenschip, dat te genwoordig in alle mandenwinkels te krijgen is, met vruchten op te vullen. De masten en touwen van den vorm wor den met groen omwonden, waartusschen men bijv. wilde bessen, kleine tomaten en rozenbottels kan vast maken. Het binnenste van het schip wordt eerst dicht met klimopblaren en ranken be legd, vóór in het schip legt men een uit geholde meloen, die met kleurige linten omwonden wordt, waarvan de uiteinden over den rand hangen. De meloen wordt met bloemen gevuld. In het overige ge deelte van het schip worden in bevallige wanorde eenige vruchten opgestapeld, waartusschen weer de klimopranken. Een kleine bonte wimpel van zijde wordt aan den achterkant van het schip vastge maakt. Om de romp van 't schip wordt weer een rand van klimopranken gelegd en het geheel omgeven door helderblauw of zeegroen gaas. Op eén feestdisch maakt zoo'n versie ring een alleraardigsten indruk. HUISHOUDELIJKE WENKEN. I. Onder 't strijken is het verstandig een schoon e, witte steen bij zich te hebben en daarop de bout neer te zetten, als men het goed wil verleggen. De bout zal dan langer heet blijven. II. Vlekken op verf kunnen het best weggemaakt worden door ze eerst met citroensap in te wrijven, daarna met wit kalk en eindelijk af te wasschen met wa ter en zeep. Vrouwelijke worstelaars. (Dij de Dlau'n.) In de Royal .Music Hall te Londen is dezer dagen tusschen twee ..dames" Yiule; Bradford en Adelina Levey, een wcrstelmateh gehouden om een inzet van 200 pond sterling, (2400 gulden) en den titel van wereldkampioen. Het ging volgens Grieksch Romeinsche me thode in drie renden, welke ieder ten hoogste tien minuten mochten duren. De strijd bleef onbeslist, nadat ook nog een vierde ronde van vijf minu ten was toegevoegd. Binnenkort zal de. match herhaald worden in vijf ronden, ieder van iien minuten. De plaatjes geven de verschillende s'anden uit den strijd te zien. Een dnel. Klets! Twee klappen worden gewisseld in een café, waar een aantal menschen d i courant zitten-te lezen. Tengevolge van een langdurige dis cussie over onzen politieleen toestand, heeft de heer Goedbloed een slag in zijn hol aangezicht gekregen. Twee vrienden voegen zich bij hem. De kaartjes moeten gewisseM wor den. O. gij behoeft me uw kaartje niet te geven, zegt meneer Goedbloed tol zijn tegenstander; want ik ben al meer dan zesmaal bij je aan huis geweest om die vijftig gulden, die ik nog altijd van je hebben moet. Daar zijn ze; ik wil u creen mi nuut langer iets schuldig zijn. Mooi dat heb ik er toch meê ge wonnen! zei de heer Goedbloed. Wij zijn bereid u tot getuigen te dienen, verklaarden de vrienden ge dienstig. YVat, ik heb een klap gekre gen en moet ik bovendien nog mijn leven wagen? Uwe eer is aangerand; gij moet den beleed'iger uitdagen. Welk wapen kiest gij? Als men beleedigd is, zooals ik, dan ken ik maar ééne manier van vechten: w;: zullen het pistool ne men, Een der beide pistolen zal ge laden zijn. Sacrebleu, wat vat je die zaak ernstig op! En dan zal er geloot wor den? Neen ik houd d© geladen pis tool. omdat ik den eersten klap ont vangen heb. Dat is onmogelijk. Wij zullen den degen kiezen. Op veertig pas. 't, Is nu geen tijd van schertsen. De beleediging is te ernstig! Maar ik heb nog nooit zoo'n ding in de hand gehad. Dan moet je maar les in 't scher men nemen. Wij zullen de ontmoeting oen paar dagen later doen plaats heb ben! In vredesnaam dan! Ga m,et ons mee; wij zullen je bii een bekwaam schermmeester bren gen. Hij begeeft zich naar Jonathan Praatman. meester op degen, sabel en stok. Meneer, zei hij. ik heb een duel ei 'k wou den ander doodsteken. Uitstekend. Hebt u wel eens ge trokken? Getrokken? Waaraan? Ik bedoel: geschermd. Zoo noe men we dat. Geschermd? In een wind an ders niet, fluisterde een der secon danten ,zich verwijderende en Goed bloed Esq. aan de goede zorgen van Jonathan Praatman overlatende Dus geheel onbekend mot de wa pens? Om u te dienen. Zoo zijn ze allemaal; eerst als d< nood aan den man komt, gaan ze on: opzoeken Ga daar voor mij staan. Moot ik geen masker voor doen? Wij zullen niet. eens een fleuret nemen. Ik zal. u leeren rompeere-n. zooals dat in onze kunst genoemd wordt. Steek de hand uit; beenen een weinig gebogen. Zoo, dat is de hou ding. Op het commando: Rompez! gaat men een stap achteruit, stampt hoorbaar met den rechtervoet op den grond, en neemt dan de vorige positie weer aan. Nu attentie s. v. p Rom- Schetsen van DEKA. O kI'. - I c men-angst. Zwiep!, daar sloeg de wind weer een vlaag regen togen do ruiten. Het was na jaar en een regendag. Koosje, juffrouw Koosje huiverde onwillekeurig, terwijl ze even naar de kachel liep om het vuur wat, op te poken, 't Wilde vandaag maar niet warm worden in de kamer zou de wind od den schoorsteen staan of de pijp vuil zijn. Honderdmaal had zij zich zelf dio vraag al gesteld, zonder er ech- ter een antwoord op te kunnen geven. De turven bleven maar rooken en smoken, ze vatten geen vlam. Weer zat ze in de vensterbank, half en half achter de horretjes, en keek met de oude, bijziende oogen, over de bril, de straat af. odder en damp, damp en mod der Die man daar aan de overzijde, voor den boekhandel van Zwart, zou nou toch ook wel nat zijn! Wat Üep die arme ke rel daar al een tijd! Zeker moest hij op iemand wachten. Maar waarom ging hij niet zoolang ergens schuilen. Do man zag er niet heel vriendelijk uit, alles door de nattigheid. Hij had een ouden, versleten bontmuts over z'n ooren getrokken, maar dat dinig was zóo door weekt dat het meer had van een verdron ken kat dan van een kleedingstuk. Het haar was overal geplet door het vocht, behalve op sommige plaatsen waar het met des te grooter nijdigheid omhoog piekte. Evenmin was de duffelsche jas naar de laatste mode, noch beantwoord de aan eenig schoonheidsbegrip. Vet, ge sleten en druipend hing ze om den man z'n leden, met geen andere pretenties dan van een oude buffelhuid die een kaffer siert. De drager van al deze schoonheden scheen wel een vaste post betrokken te hebben. Na eerst eenigen tijd roerloos te hebben gekeken naar de bellen die de regen in do plassen maakte, begon hij heen en weer te loopen, al maar af en aan, regelmatii? als de slinger van een klok. 1-Iij begon of hij eindigde, net als je wil, bij den kruidenierswinkel van Maas, liep dan langs den boekhandel van Zwart, tot an mat de bakkerij van Bol, en keerde vervolgens op z'n schreden terug. Al maar heen en weer. Nou is er niets wat een zenuwachtig mensch zenuwachtiger maakt dan een telkens wederkeerende beweging. Juffrouw Koosje had, zoo waarachtig als ze daar zat, eerst totaal geen gezicht op den man. Ze had heele andere dingen aan haar hoofd Koos zat te breien. MaaT dat heen en weer gezanik maakte haar „tuureluurs". Juist zon zij er op, even ter verstrooiing naar de keuken 'e gaan, om de aardappelen te beproeven, toen de vent en wat een naar type was hij van dichte bij plotseling de straat over stak en bij haar naar binnen keek. Nou moet u weten dat Koos al wat van het raam was igaan afzitten, om dat ge- wiebel van dien vent niet voor oogen i te hebben. Hij kón dus vermoeden dat zij weg was. en als hij daarom naar bin nenkeek, dan wist Koos nu ook waarom hij zoo lang aan de overzijde geschilderd had. Goeie God, 'twas toch meer gebeurd, dat oiule dames die geld hadden, ze had wel is waar niet veel maar die schur ken doen 'n moord voor een dubbeltje!, eenvoudig maar van kant werden ge maakt, soms met slagersmessen waar je een hak mee kreeg, of anders met 'n gloeiende breinaald die ze in je hart sta ken. Nou en dan was je natuurlijk hart stikken dood, en je kon niks meer naver tellen dat was met opzet, vanwege de getuigenis voor de rechtbank vat u. Denk echter niet dat Koos zich maar zoo eventjes uit het veld liet slaan door dat brutale, grimmige gezicht Dat schrij ven ze wel in romans, als ze oude da mes belachelijk willen maken of het ver haal gauw uit moet zijn. O, neen. Ken- nors van vrouwenzielen zullen me toe geven, dat een vrouw op zoo'n oogenblik nog meer durft optreden dan menig baar dig man. Juffrouw Koos bracht dan ook haar wat ontzet gezicht naar voren en keek den man pardoes ook aan. En toen had ze het bewijs! Want als hij alleen maar brutaal was geweest dan was hij blijven kijken. Maar hij trok zich schie lijk onthutst terug misschien al een ontdekking, met .en benevens politie bureau, terechtzitting en gevangenis vreezende. Het geval leidde er dus toe een dief of moordenaar stond voor d« deur. Nou kón, nou moeht it niet naar de Verdediging. Goed zoo. Telkens nu, als uw te genstander een uitval wil doen, dan Rompezeen pas achteruit, en een flink appèl, want men moet niet den ken dat ge bang zijn. Het eerste be ginsel is, de tegenpartij af te matten, en als die dan uitgeput is, doet ge een krachtigen uitval, begrepen? Uitstekend'. Vergun mij u de hand te drukken. Ik beschouw u als mijn redder. Nu, ik wensch je een goeden uit slag. Hoeveel ben ik u schuldig? Ik geef in dergelijke gevallen geen les minder dan 15 gulden. En dan moet ge ook dit boekje koopen. ..Les sen op Degen, Sabel en Stok." Ik zal mijn best doen om dit boek je van buiten te leeren, voordat ik naar de noodlottige plek ga. 't Is maar f2.50. Ik zal me die niet beklagen, wan neer ik er goed afkom. Geen twijfel aan denk maar aan 't geen ik u gezegd heb. Een paar uur later komt bij denzelf den schermmeester een man die eruit ziet als wit krijt. U hebt zeker een leeüjk gevalletje aan de hand, voert moester Jonathan Praatman hem te gemoet. Hoe raadt je dat zoo Dat zien we met een oogopslag. Ja, ik moet vechten met een heer, dien ik een klap om de ooren gegeven heb. Ik ben wel wat driftig geweest, dat moet ik erkennen maar ik had n et gedacht, dat hij daar zoo'n drukte van maken zou. Dus u hebt het er niet erg op be grepen Neen, want ik heb nog nooit zoo'n wapen in de hand gehad. Dat dacht ik wel. Laat ons geen tijd verliezen. Hij doet zijn jas uit en wil een fleu ret nemen. Kunt ge quarte pareeren Neen. Zoudt ge soms niet een coup dé-1 gagé kunnen maken Ik begrijp niets van al die woor den Dat zijn kunsttermen, mijnheer i Fendez-vous. Wat blief? Fendez vous Dat zal geld kosten denkt de an. der, zooveel geleerdheid Ga nu staan zooals ik Mooi. Is 't goedl zoo Telkens als uw tegenstander naar: u toe komt, dan rompeeren, dat ist achteruitgaan, aldus Rompez Maar als hij blijft vooruitgaan Er zal een oogenblik komen, dat j hij vermoeid is. Dan doet ge een uitval. Dat laat zich hooren. Best. En nu verder? Ik heb u niets meer te leeren. Hoeveel ben ik u schuldig? Ik geef geen les minder dan 15 guldeh, wanneer het een duel betreft, tevens moet ik u aanraden dit boekje te koopen. Hoeveel kost het? Slechts 12.50. Goed En kan ik er dus zeker van zijn, dat. ik den ander raken zal'? Daar twijfel ik niet aan als ten minste de ander niet bij toeval een meester is. Hoe heet hij Meneer Goedbloed. Een kort dik mannetje? Ja. Verduiveld! Kent u hem? Neen. En u zegt: verduiveld. Dat ls omdat tic van. morgen een. steek met 'n fleuret gekregen heb, dien ik no® voel. Den volgenden morgen heeft de ont moeting plaats. Een der beide getuigen kruist de degens. Heeren, ge kunt beginnen, zegt hij. Zij blijven onbeweeglijk. Nu, schreeuwt de getuige ongedul dig, blijft ge daar als steenen gasten staan? Hm, die kerel heeft me geleerd, wat ik doen moet als hij vooruitgaat of wil uitvallen, maar hij verroert geen vin, denkt de heer Goedbloed. Dezelfde gedachte doorkruist het brein van den ander. De aandacht, waarmee zij in de positie blijven staan, met gebogen arm, vermoeit hen beiden. Zweetdroppels parelen op hun voorhoofd; zij vragen tien minuten pauze. Wonderlijke lui, zeggen de getuigen, die benieuwd zijn hoe dat zal afloopen. - Weldra staan de strijdlustigen weer tegenover elkaar. Wacht, denkt de heer Goedbloed, ik zal maar gaan rompeeren; dan zal hij wel avanceeren, en dat zal hem mis schien meer afmatten dan mij; want voor dien tijd kan ik niets doen. De ander komt, zijn les indachtig, tot hetzelfde resultaat en, met statige stap pen achterwaarts, gaan ze van elkander af, tot toenemende verbazing van de ge tuigen, die ze hun ganig laten gaan. De strijders houden niet op met hun marsch achterwaarts. Achter ieder hunner bevindt zich een droge sloot, die hun gespannen aandacht ontgaat en zij vallen er in. Goedbloed breekt zijn linkerarm en de ander verstuikt zich den voet. Onmogelijk om het gevecht verder voort te zetten. De getuigen beraadslagen en verklaren dat aan de eer voldaan is. Men begeeft zich naar het logement, waar onder een goed dejeuner de vrede weder hersteld wordt. En de heer Goedbloed droeg zes we ken lang zijn arm in een doek, en ieder die hem zag, voorbij komen en niet de détails wist, zei: Dat is er ten minste nog een, die durft. Een brlllante Tusschen een en twee uur van dien- zelfden noodlottigen Vrijdag. 21 Oc tober, waarop generaal Meyer gedwon gen werd oiri tot over de Buffelsrivier terug te trekken, vond er ccn korte, maar brillante schermutseling plaats die een apart hoofdstuk waard is. Zoowat tweehonderd Engelschen ,.ziji waren van de King's Royal Rifles en de 18de Hussars" kwamen heel onver wachts op ons af. Zij werden tus sehen de kolenmijnen in den Impati- berg d^or een patrouille onder der wakkeren Kapitein Daniël Theron (Hoofd van het wielrijderscorps) aan getroffen en, evenals een troep spring bekken, kwamen zij wild in onze rich ting aangejaagd, met Theron's pa trouille op hun hielen Zij waren ver dwaald, dachten wij toen maar latei4 vernamen wij, dat zij deel uitmaakt ei van een grootere macht, die Meyer's commando trachtte om te trekken en er deerlijk gehavend van af kwam Mogelijk wilden zij Dundee van het noorden weer binnen rijden, niet we tende, dat de Boeren reeds dien weg hadden afgesneden. Iiee het ook zij daar komen ze aan. Door het mistig weer is 't ons in den beginne twijfel achtig, of het Engelschen zijn. Schiet schreeuwt er een, maar er wordt geen bevel daartoe gegeven en eer wij van onze verbazing bekomen zijn, zwenken de ruiters rechts en snellen in vollen galop aar de Iinbalian. Toen volgde er een merkwaardig schouwspel. De tweehonderd man werden in t begin door zoc vat vijf tien man nagezet. De schrik was ech ter zoo groot, dat zij er niet aan dach ten, om hun achtervolgers te beschie ten. Zij zoeken slechts veiligheid in een haastige vlucht. Daar snellen zij heen. 't Is een wedren, zooals ik er nog nooit een heb bijgewoond. Zullen zij vrijkomen Het lijkt er wel naar, want zij tellen veel meer dan hunne achtervolgers en zijn ze ver vooruit Doch zietWat is er gaande aan mijn linkerhand? Veld/cornet Ernst van F.rmelo is er als een pijl uit den hoog met een twaalftal waaghalzen, zooals hij zelf is van de Mijnen uitge schoten. Ha die mannen kunnen rij den Hun paarden zijn versch en steTk en zij geven ze den vrijen teugel, 't Is een ..race" naar het hart van den Boer, die dikwijls op zijn plaats het gewond wild zoo achterna zet, of ook met nieuwjaarsdag voor de pret mijn vrien den te paard wedijvert. Het terrein is hun onbekend, en daarbij erg gebro ken c-ri lastig, maar paard en man zijn aan zulke dingen gewoon. Sa! mijn flinke jongens! Jaagt, dat bet zweet je aftapt, maar breek toch je nekken niet Het gelukt nun, de Engelschen voor- bijtesinjden, ze voorte keeren, ze den aftocht onmogelijk te maken. Bravo dat's flink gedaan. Dat kleine klompje heeft de Engelschen in de grootste ver legenheid gebracht. Zonder eenig be. keuken gaan, dat voelde juffrouw Koos. Vandaag moest ze dan maar geen aard appelen of wat anders eten. Dood of le vend, het zou haar toch niet smaken. Haar plicht was hier te blijven, hier in het gezicht van den vijand. De avond viel snel in, zooaJs dat te genwoordig tusschen herfst en winter meer en meer gebruikelijk is. Geen lamp op, geen luiken dicht. Dan kon zij hem heelemaal niet meer in de gaten houden. Alleen het theelichtje flikkerde dus eenigszins mysterieus achter in de ka mer, vlak bij het tuinraam. Ook van daar dus weinig of geen bijlichting, want het trage daglicht werd nog half onderschept door zware overgordijnen. Nou was de man 74 maal voorbijgeko men, waarvan 10 maal brutaal inkijkend. Juffrouw Koosje bespiedde hem angstig, maar voorzichtiiglijk, veilig geborgen in de schaduw van een grooten armstoel, in den hoek van de kamer. De kerel scheen met de duisternis al maar stouter te worden soms ging hij op de venster bank zitten, zoo ongegeneerd mogelijk, en gaapte luidruchtig. Blijkbaar verveelde dat wachten op de duisternis hem. Voor hem kwam de avond nog niet gauw ge noeg hij geleek een vreeselijk roofdier, wachtend op z'n prooi. Eenmaal, ja een maal vooral, liep het koude water der vreeze, juffrouw Koos mot straaltjes langs de magere schouders; eenmaal dan zette hij zich op z'n gemak zoodanig in liet kozijn dat zijn neus haast tegen de ruiten'gedrukt was, en arglistig en roof zuchtig loerde hij naar binnen, juist naar de plek waar juffrouw Koos haast dood in haar stoel lag. Zij kreeg geen tijd om tot haar zelf te komen. Want plotseling maakte de zwar te figuur buiten een heftige beweging, hij klopte en bonsde tegen de ruiten, rommelde aan de voordeur en liet de bel door het huis rinkelen. Juffrouw Koosje vloog met een rauwe kreet op, viel over een stoof zoodat het sterretjes voor haar oogen vonkte, rende de gang in en passant do strook van haar rok scheurende, en omklemde met oen laatste krampachtige poging tot zelf behoud rle deurknop. Loslaten! nooit. Dan liever sterven met den knop van de deur in de hand Het geluid werd buiten heftiger! Er werd met deuren geslagen, menschen kwamen aangeloopen en bonsden even eens op de deur. Een trok er zelfs den belknop los. De arme vrouw voelde zich do krachten ontzinken. Geen vijf minu ien, geen minuut zou zij meer tegen de vereende pogingen der moordenaarsben de bestand zijn. Help, help, huilde ze, met een door tranen verstikte stem, help. Meteen werden in de zijkamer een paar ramen stuk geslagen. Iemand of meer iemandem klommen naar binnen, de ka merdeur werd opengerukten toen... toen gevoelde de rampzalige dat verdere tegenweer nutteloos was. Ze zonk be zwijmd ineen voor zij nog tijd had de stemmen van Zwart, Bol en Maas te hoo ren, voor nog haar reukorgaan op het alleronaangenaamst werd igeprikkeld door de onwelriekende geuren die uit haar brandende overgordijnen opstegen. Want zoo was de quaestie zooals ze later, toen zij bijgebracht was, wel wil de aannemen. Het theelichtje had de gor dijnen aangestoken, de man, die tus schen twee haakjes de loopel was van een reiziger in boekwerken, die za ken had te doen bij Zwart, had haar willen waarschuwen, maar zij had het niet begrepen met de bekende yolgen. Maar waarom keek je daarvóór zoo naar binnen, man. vroeg zij den armen zondaar in quaestie, toen deze voor haar geleid werd om zijne belooning te ont vangen. Want hij had haar immers het leven geredl Och, juffrouw, antwoordde de stum per nederig, zoo maar eens. Ik had er geen kwade bedoelingen mee, want ik zag u niet eens zitten. Maar het was bui ten zoo koud en nat, en het theelichtje lamde zoo gezellig. Zoo kwam ik er als van zelf naar te kijken. Ik dacht aan huis, ziet u, in de stad, en vroeg me zelf af of m'n vrouw nou ook zoo gezellig zou zitten. Ik vreesde, neen ik wist wel van niet, want wo hebben het arm ziet ul Maar je wil je zoo iets dan wel ereis voorstellen; dat beurt 'n mensch nog ereis op. Wei, het dient tot eere van juffrouw Koosje gezegd, zij had nog betere eigen schappen dan oude-dames angst. 7<j zorgde er voor dat het theelichtje in ze ker huisgezin, een heelen tijd olie had.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1902 | | pagina 8