DE SLAVIN.
In de schaduw van den dood.
DE ZATER
DAGAVOND.
Eon maand later was poes aan zoo
iets al gewend geraakt. Thei'esia en
li aar man zalen naast elkaar en poes
lag op haar schoot te spinnen
In den tijd dat de slavenquaestie in
Noolrjdi-Amerika de gemoederen in
spanning Meld kwam een jonkman,
Stephen Brice genaamd, te Saint Louis
waar hij aan het bureau van flen even
gevreesden als vermaarden rechter mr.
Silas Whipple in de practijk der rechts
geleerdheid zoii opgeleid worden.
Toen hij op den dag zijner aankomst
voordat hij zich naar zijn hieuwen
chef begaf, een bank zocht, om zijn
duizend dollars, het overschot van een
groot vermogen, in bewaring te geven,
werd zijn aandacht getrokken door een
groole bedrijvigheid Nieuwsgierig
bleef hij staan en aanschouwde een
tooncel, dat hem met afschuw vervul
de. Eenige mannen, vrouwen en kin
deren zaten of lagen daar hun beurt
af te wachten om als slachtvee ver
kocht te worden. De vcndumeesrtei
prees zijn waar aan. Eenige bezoekers
betastten intusschen de slaven. Ste
phen stond als versteend
Heeren, riep de vendumeester, ik
heb hier 'twee zusters, eigendom van
wfjlen den heer Robert Benbouw, van
St. Louis, de mooiste deems, die oofit
op do markt zijn geweest.
Jn, de eeneriepen enkele stern-
men.
Sal is niet schoon zei de vendu
meester, zich tot het donkerste meisje
wendende, maar zij is een bovenste
beste voor bet werk, gezond sterk en
nog geen drie-en-twintig jaar.
Tot zijn teleurstelling moest hij Sal
voor vierhonderd d'ollairs afstaan.
Nu werd het schoone meisje naar
voren gebracht.
Heeren. biedt, nu eens goed. Heb
ik tl ooit, een schooner vrouw kun
nen aanbieden?
Onder de toeschouwers was een lan
ge, magere man met eer. onaangenaam
voorkomen. Hij kocht bij voorkeur
jonge slavinnen.
Hier is mijn vriend Jenkins, hij
Weet wat /.e waard zijn. Wat biedt ge
Driehonderd dollars.
De vendumeester scheen verontwaar
digd. Toen riep iemand:
Driehonderdvijiüg
Dank u mijnheer Colfax zei de
vendumeester met een nederige buiging
Drio vijfenzeventig.
Dat is beter,, mijnheer Jenkins,
zei de vendumeester, en naar het meis
je ziende, dat de wanhoop ten prooi
met gebogen hoofd en gevouwen han
den bij hem stond, vervolgde hij kom,
kom, een beetje vroolijker. mdisje. eu
legde ruw zijn hand onder haar kin
om haar 1e doen opzien,
Colfax 'werden de woorden van de
Lippen genomen.
Boven "de hoofden der menschen uit
zag hij een jonge man met ten vast
beraden gelaal. wiens hc-ldere stem
uitriep
Vierhonderd.
Zelfs de vendumeester scheen over
den nieuwen bieder verbaasd en riep,
•met vetten vinger naar Stephen wij
zend
Vierhonderd voorvoordien
heer
Vierhonderd en vijftig, zei Colfax
uitdagend.
Jenkins- ging op °en stoep zitten en
stak een sigaar op. alsof hij met de
zaak niets meer nood'ig had1.
Vier vijfenzeventig !-zei Stephen,
die door een onweerstaanharen drang
gedreven, niet wilde toestaan, dat het
meisje het bezit van één dier mannen
zou worden.
Nu gaat het spannen jongens-
riap de vendumeester,' en de monigto
schaterde van het lachen.
Vijfhonderd gilde Colfax. Jlij
wond zich op en bood zoo dikwijls
Stephen tien dollar oplegde, vijftig
dollar hooger. Ook Jenkins was weer
opgestaan en riep, zonder zijn sigaar
tt'it den -mond to nemen
Achthonderd vijf en twintLet
Op dit oogenbhk kwam een oud
achtig heer voorbij, die Colfax bij den
arm nam en onder het gelach der me- i
nigte met zich buiten den lgring trok.
Acht vijfendertig, zei Stephen.
Nu, mijnheer Jenkins, vooruit.,
wij hebben er nog twintig na haar.
Acht vijftig
Acht zestig, riep Stephen, en werd
toegejuicht.
De heer Jenkins nam zijn sigaar u/it
den m'ond en staarde hem aan.
Acht vijf en zeventig zeide hij.
Acht vijfentachtig
Negenhonderd, riep de koopman.
Negenhonderd en tien
Jenkins nam zijn hoen af en maakte
een buiging voor Stephen
Zij behoort u. mijnheer, ze'ide hij.
Ik kan niet hooger gaan. In Louisville
kan ik beter terecht voor minder geld
ik feliciteer u.
Stephen hield geen geld genoeg over
om op de bank te zetten en keerde met,
zijn slavin naar huis. waar hij zijn
kostjuffrouw, die, evenals de meeste
inwoners van Saint-Iouis af schaf
stel-" was, den schrik om het hart joeg
door'zijn nieuw bezit.
's Middags kwam Stephen Brice op
het bureau van mr. Whipple Met
doordringende oogen keek de gevreesde
man hem aan. en deed' hem eenige
vragen dl'ie Stephen blijkbaar naar ge
noegen beantwoordde. Mr. Whipple
knikte hem althans toe en gaf hem
eenige brieven, teneinde daar verslag
van te geven. Op hel oogenblik, dat
Stephen het vertrek wilde verlaten,
ging dc deur open en trad er iemand
binnen, die hij züch herinnerde dien
ochtend gezien te hebben. Ook deze
herkende blijkbaar den jongen man.
Het was de oude heer Colfax, die des
miorgens zijn zoon van de slavenmarkt
had meegenomen.
- Mijnheer Wipple, vroeg hij, zijt
ge van zienswijze veranderd omtrent
den slavenhandel?
Verwonderd koek de rechter hem
aan.
- Hoe komt ge daar toe
Weet ge dus niet. diat di.l jong-
miensjch hedenochtend een jonge,
schoone slavin op de markt heeft ge
kocht? Ik dacht, dat hij handelde na
mens u.
Mijnheer Brice, is dat waar?
1-Iet lis zoo.
Neem dan uw jas en hoed en ver
laat mijn kantoor, mijnheer Brice.
Stephen gehoorzaamde en wilde, gaan
doch de stem van den oud'en heer Col-
fax hield hein terug.
Halt, rechter, ik geloof, dat gij
deze zaak niel voldoende onderzocht
•hebt.
Gemelijk gaf de rechter ton antwoord:
Henrietrte Ronner de- bekende kunste
nares heeft de poesjes fin, al hun faits et
gestes -gadegeslagen.
De. poesjes zijn haar lievelingen en ze
heeft ze afgebeeld in .alle levensom-
Spelende [Katten.
standigheden waarin een poes komen gegooid. Een is er liefst boven op go-
kropen en loert nieuwsgierig naar be-
Op ons plaatje zijn de poesjes aan noden wat zijn natiiiurgenooten doen.
spelen. Het kussen is er uitgehaald en dient
Ze hebben hun mand onderste .boveneon der katjes tot ligplaats.
Uit het Engelsch
van E. W. HORNUNG.
43)
Morna had niets gezegd. Nu kwam
zij vlug ecu paar schreden naar Ra
chel toe met vochtige oogen. Maar
Rachel hield dé hand op als om haar
tegcii te houden.
Weet je zeker wie ik ben?
Ja, 'Rachel.
Rachel Minchin! voegde Rachel
er heesch bij. De beruchte Mrs Min
chin de Mrs Minchin. die Mr Vena-
bles gaarne had zien hangen.
Spaar ons. Rachel, spaar ons!
Dan verzoek ik je eerlijk met, mij
to zijn begrijp mij goed, eerlijk en
niet enkel welwillend. Jij zou niet
gezegd hebben wat Mrs Vonables tot
mij zei; zij zei dat de geheele wereld
dacht, dat ik schuldig was. Jij zou
dat niet gezegd hebben. Morna. maar
ben je zeker dat jo het in je hart niet
gedacht zou hebben? Kun je mij in
de oogen kijken on mij zeggen, dat
je het niet gelooft zooals alle andere?
Uit haar vaste, vriendelijke stem
klonk geen aarzeling; enkel onuit
sprekelijke droefheid.
En Morna beantwoordde die vraa;
enkel met een zucht, terwijl zij haar
armen om Rachel's hals sloeg, terwijl
haar echtgenoot zijn hand naar haar
uitstrekte.
HOOFDSTUK XVIII.
De Geno o d igd c Gasten.
Het met rozen begroeide huisje van
Charles Langholm's droomen, dat we
zenlijk buitengewoon bekoorlijk was,
stond op een boschachtigen heuvel
aan het eind van een dorp ongeveer
drie mijlen van Normanthorpe af. Het
huisje was in tweeën verdeeld en in
do andere helft woonde een achtens
waardig echtpaar dat Langholm alle
stoffelijke behoeften voor zijn eenvou
dig leven verschafte, als hij aan 't
werk was. In zijne bevliegingen van
luiheid kende men hein daar niet,;
dan gaf hij toe aan een neigin tol,
zwerven en was hij een reiziger over
Europa's aardbodem.
Maar hij reisde minder dan toen hij
te Londen, woonde omdat, hij in, dit
afgelegen, maar vriendelijke boekje
van de aarde ,do vrede had gevonden,
die zijne ondervinding hem geleerd
had als van hooger waarde te be
schouwen dan volkomen geluk.
De rozen waren niet de eenige ver
dienste van dit ideale toevluchtsoord,
ofschoon zi j het in den zomer .moeilijk
maakte de lovorrJge verdiensten te
waar de erenEr was een groote
vroolijkc kamer in, het huisje, daar
werkte Langholm, daar at, rookte en
las hij, kortom, daar bracht hij zijn
dag door: zijn bad stond in een ka
mertje daarnaast en daarmee verbon
den was zijn slaapkamer.
Van de eerste verdieping maakte hij
geen gebruik; zij stond vol met de
veronachtzaamde meubelen van een
meer" gewoon huishouden, en Lang
holm zette bijna nooit een voet op de
trap. De benedenkamers waren zeer
eenvoudi«- gemeubileerdl Er was een
echt, eikenhouten bureau en eenige
solide, gemakkelijke stoelen. De
schilderijen bestonden hoofdzakelijk
uit portretten van andere schrijvers.
Op de bovenverdieping stonden mooie
re schilderijen, bedekt onder stof.
Langholm, dfie zoo al niet in be
kwaamheid dan toch wat tempera
ment aangaat een artiest was, vond
in de voor- en tegenspoeden van zijn
werk die opwinding, die hem een be
hoefte was; enkel als een hoek af was.
begon de eenzaamheid hem te kwel
len; maar noch het een noch het an
der was in de laatste weken het ge
val geweest. Zijn nieuw boek was ge
schreden onder den aandrang van een
prikkel van buiten; het was niet als
vanzelf ontstaan zooals de andere
meer geachte leden van de groole
maar niet beroemde familie, waartoe
het behoorde. Langholm had zich niot
eenzaam gevoeld in de rustpoozen tus-
schen de laatste hoofdstukken. Inte
gendeel had hij tusschen zijn rozen
op en en neer gewandeld met het op
gewekte gelaat van iemand, die met
kinderlijken geest geniet van de ge
lukkige variatie op het werk, lerw'1
3
plaats zitten en als men overtuigd is
dat iedere haak goed is vastgemaakt,
moet men de rok naar beneden trekken
en als ze niet igoedl blijft zitten zonder
liaar vast te spelden, moet inen dat zorg
vuldig doen.
Nadat de rok! vol zorg is rechtgetrok
ken 'en over de heupen1 gehangen, komt
de beurt aan de taille.
Schuif de onlderlclieerenj goed onder de
armsgaten, trek de rug naar heneden,
voordat die haakjes worden vastgemaakt.
Een kleimi handspxegeltje is noodzake
lijk om te zien of alles netjes is vastge
maakt.
Na op deze wijze zich zoo netjes mo
gelijk gekleed te hebben volgt de nood-
zakeLukheid om die kleeren met élegan-
ce te dragen. Dat kan men alleen doen
door een niet al te stijve maar toch rech
te houding van het lichaam.
In verschillende stoken van. Europa
—zijn de zeden en gebruiken bij het hu
welijk 'in zwang, hoogst onderscheidien'.
In Zwitserland veroorlooft de bruid op
haar trouwdag niemand zelfs haar ou
ders niet, haar op den mond te kussen.
In sommige streken van Engeland,
giet de keukenmeid kokend water op den
drempel, dien liet bruidspaar pas heeft
overschreden, met het doel om hem
warm te houden voor de volgende bruid.1
De aardige gewoonte om de pantoffel
toe te gooien heeft haar origine in
Frankrijk. Toen een oude vrouw, het
rijtuig van haar jongen koning Lode-
wijk XIII op den terugweg van de
kerk zag gaan, trok zij liaar schoen uit
en die in zijn rijtuig gooiend riep zij
uit- ,,Dat is alles, wat ik heb. Majesteit,
maar Gods zegen vergezelle u".
„Als je niet kunt krijgen, wat j-e noo-
dig hebt, moet jo noodig hebben, wat
je bezit". Wart eco wereldwijsheid ligt
in drie woordenon: voor wie zich daaraan
weet te houden, wat een geluk kan zij
om zich liegn maken. Om nu maar eenis
op het gebied van de vrouw te. blijven.
W.at zijn de gevolgen?
Geen geklaaig over dienstboden meer.
Ieder heeft, baar zwakke, maar ook ie
der heeft haar goede zijde en daarom
is Bet je nog zoo kwaad niet, al staat
haar mond nooit stil en haar werk maar
te dikwijls; en van Keetje moot men toch
ook wei houden, al is zij wat al te tuk
op oen pretje.
Geen zuchten over kleine ongesteld
heden, die ons dikwijls op het meest on
gelegen oogenblik komen plagen, maar
die voor de optimistische natuur aanlei-
niensch: hij snakt naar rust en heeft
hij die eenmaal, vorkregen, dan be
valt dlie hem ook weer niet en zoekt
hij weer arbeid.
Daf, er ambtenaren zouden komen
in soorten, lag al dadelijk voor de
hand. Ze zijn er dan ook geweest:
van de spoor, van de post, van Van
Gend en Loos, van do gemeente, van
het Rijk, van do telegrafie en van
de rekenkamer. De laatste zou, als
ik er wat over te zeggen had gehad,
zeker in aanmerking gekomen zijn;
de heele reiniging is nu eenmaal een
quaestie van duiten. Helaas, ook hij
is niet op de voordracht gekomen,
evenmin als de meesters en die chefs
in soorten die zich aanboden. Niet al
leen gewone meesters, maar ook tee-
kenmeesters, gymnastiekmeesters en
keurmeesters en onder de chefs: stati
onchefs, bureauchefs, reodérijchefs
en afdeelingschefs.
't Zou anders wel aardig zijn ge
weest: ee(n gymnastiekmeester als
hoofdopzichter van de reiniging. In
gedachten zie ik hem al aan 't hoofd
van zijn personeel naar en van de
belt marcheeren: ,,een twee», een twee
een twee, kop hiops, borst vooruit,
buik in, rechtop, voorwaarts, marsch!"
Of een teekenmoester als remigings-
hoofd, met overvloedige gelegenheid
voor het maken van realistische stil
levens... kortom, de fantasie verliest
zich in wijd uitgestrekte velden. En
ik vertel dan ook nog maar alleen
ding geven tort* grootere hartelijkheid,
het bewijzen van kleine diensten en het
verhoogen der gezelligheid.
Geen tobben over Kees, die zijn schoe
nen zoo gauw slijt, over Jaap, die zoo
dikwijls school moet blijven en over
Johanna, die .geen kopjes wil wasschen.
Geen oimoodig geklaaig over leveran
ciers, dlie hun plicht verzuimen maar een
gedecideerd optreden, clat iedere onaan
genaamheid voorkomt.
Geen zenuwachtig maken van men
schen in de omgeving, want dat brengt
allerlei gevolgen mee als daar zijn, het
breken van porceliein en glaswerk en an
der huisraad; het schreien van de kin
deren, het. wegloopen van dienstboden,
het mopperen van den echtgenoot, enz.
Geen geklaag over het g mis van veel
'geld en goed.
Geeni gebabbel over andere menschen
en daardoor niemand moedeloos onaan
genaam zijn. Een vrouw, die zich, ik zall
niet zeggen altijd, want dat is, dunkt
me, te veel gevergd en gaat boven men-
schelijke krachten, maar laat mij dan
zeggen bijna altijd aan dien gulden re
gel houdt, zoon vrouw laat bij haar
dood een' leege plaats achter, die moei
lijk te vervullen is.
HUISHOUDELIJKE WENKEN,
1. Om vetvlekken uit een karpet weg
te maken, moét men een papje maken
van pijpaarde en water, dal, op de vlek
ken leggen, de pijpaarde met papier be
dekken en daarop een heete strijkbout
zetten. Als de bout koud is moet men
haar weg nemen maar het papje moet.
men pas na minstens twaalf uur weg
nemen.
Zijn Methusalem.
Wanneer koop je nu eens een
nieuwen hoed? vroeg mevrouw Bon
neman haar echtgenoot. Met dat
meubel kun je niet ineer uitgaan.
Iedereen lacht je uilt. Ik zal de meid
naar den hoedenwinkel zenden om
hoeden op zicht dan kunnen we, als
je straks terug komt, eir eein uitzoe
ken.
Professor Bonneman verzette er
zich wol tegen afstand te doen van
zijn ouden hoed, zijn Methusalem,
zooals hij dien noemde, maar me
vrouw dreef haar zin door.
volledigheidshalve, dat behalve dei ge
noemde nog de volgende beroepen
onder de sollicitanten waren verte
genwoordigd: hoek-, hotel- en procu
ratiehouder, aannemer, architect,
hoofd-, adjunct- en aspirant-opzich
ter, timmerman, lood- en zinkwer-
ker, machinist, sigarenmaker, apo
theker en deurwaarder.
De bonte verzameling is hiermee
bekeken. Maar ze zou niet compleet
wezen, wanneer we niet vermeldden
dat er bij waren, die berichtten, dal
zij geheel vrij zijn van sterken drank,
andoren die kond deden, dat zij van
dat artikel geen misbruik maken, met
cjn zonder aanbevelingen en, zooals
men zich denken kan van den meest
verschil lenden leeftijd: menschen van
20, 30, 40, 50 en 60 jaar. En toch maar
twaalf, die ervaring van de zaak had
den, dus nog geen acht procent. Er
blijkt uit dit geheele relaas, dat u en
ik en een ander ons hensch niet be
hoeven te geneeren om als er een va
cature is, naar de betrekking van
keizer van China te dingen ein tege
lijk, dat toch in den regel, al is het
aantal candidaten ook nog zoo groot
het aantal geschikte candidiaton bit
ter klein is. Wat een bemoedigende
zaak is voor de geschikte candidaten!
Quaestie van qualit-eit of quantiteit
is ook de leverantie van ons gemeen-
De man i.n den winkel kon zijn
ooren niet gelooven en informeerde
nog eens uitdrukkelijk, of het welbij
professor Bonneman moest zijn.
De zending hoeden kwam aan, en
kort daarna de heer des huizes.
Toen Bonneman zich gesteld zag
voor het voldongen feit, werd hij
treurig.
Al'g philosoof voegde hij zich echter
in zijn lot. Zwijgend hing hij Methu
salem in de kleerenkast en spreidde
beschuttend nog een ouden foulard
over hem hoen, een eer, welke den
hoed voor hert eerdt in vijftien jaren
overkwam.
Mevrouw Bonneman was spraakza
mer. Zij prees, als een advocaat,
vorm, kleur en qualiteit van elk der
hoeden.
Eindelijk slaagde zijn vrouw erin,
hem een grooten slappen hoed op te
dringen.
Moet. het nu werkelijk gebeuren,
Amalie? zuchtte hij.
Zeker, man. Ge zult eens zien,
hoe gauw ge aan dezen hoed gewend
wordt.
Methusalem was gevallen.
Inltusschen had de babbelzieke faam
van den hoedenwinkel uitgaande,
zich van de zaak meester gemaakt,
en groot en klein was nieuwsgierig,
professor Bonneman tei zien. Deze
liet echter lang op zich wachten; hij
was juist verdiept in een wetenschap
pelijke verhandeling, en eerst des
avonds maakte hij zich op naar den
„Rooden Os", helt café, waar hij met
eenige vrienden zijn glas bier gewoon
was te drinken.
Spoedig was, onder 'n potje bier,
het wetenschappelijk twistgesprek
aan hert tafeltje der geleerden in vol
len gang en duurde voort, tot einde
lijk eten der heeren aanstalten maak
te om te gaan.
Wat, al zoo laat? riep Bonne
man op de klok kijkend; waarachtig
al over tienen! Wacht, ik ga met je
mee.
De lcellner ging, als gewoonlijk,
professor's jas, hoed en stok zoeken,
maar bleef erg lang weg.
Excuseer me professor, zei hij,
eindelijk, terugkomend, ik kan uw
hoed! niét vinden; hier zijn uw jas en
stok.
Nu, ge zult anders mijn hoed
wel kennen, ik draag hem al lang ge
noeg. Kijk nog eens goed.
lelijke gas. „Ja, de voorraad gas zal
wel groot genoeg wezen, zeiden de
pessimisten, maar hoe zal het wezen
met de hoedanigheid?"
Ze hebben nu liet antwoord op de
vraag. Hert kind kijkt helder uit zijn
oogen. zei de burgemeester hij de
feestelijke inwijding; het gas is goed.
Dc Imperial had ons den laatsten
tijd niet verwend, 't Licht was slecht
en de druk ontoereikend. De Impe
rial was daarvan trouwens zelf zoo
overtuigd, dat de Directeur, de heer
Breader Brandis zijn oude fabriek
eem verschrompelde oude vrouw
noemde.
Nu kan 't wel wezen, dat sommige
gasverbruikers een even hooge, ja
zelfs misschien een hoogerei gas-
quitantie krijgen, hoewel de gasprijs
per meter van negen op zeven cent
gedaald is, maar dan ligt dat aan die
verbruikers zelf. 't Is in dit blad al
eens gezegd, maar ik wil het hier,
omdat liet zoo belangrijk is, herha
len: de gloeilichtbranders moeten door
een bekwamen fitter opnieuw worden
ingesteld, omdat de drukking van het
gas grooter is dan vroeger. Wie dit
nu niot laat doen, heeft kans dat hij
meer gas verbruikt dan voorheen, en
bovendien nog slechter licht, heeft.
Het mes snijdt dan van twee kanten
..in des verbruikers vingers.
De Imperial heeft van den over
gang nog een voordeeltje. Het over
de maand December verbruikte gas
De kellner gaat en komt na eenige
minuten weer terug.
Professor, uw grijze hoed is er
niet, er hangt een andere op de plaats
Bonneman bromde iets van „ezel"
en stapte zelf naar den kapstok om
Melthusalem te zoeken. Maar deze
was er niet.
Vervelend! riep hij, erg vervelend!
Nu is een ander met mijn hoed er
vandoor!
En Bonneman keerde naar zijn ta
feltje terug.
't Werd elf uur.
Kellner: is mijn hoed or nog
niet? Kijk eens alle hoeken na; mis
schien is er een andere bovenop ge
hangen! riep Bonneman.
Er is volstrekt niets tei vinden,
meneer, antwoordde de kellner na
eenigien tijd vruchlteloos zoeken.
De een na den ander nam afscheid,
e/n eindelijk zat Bomneman alleen;
hij was heel boos, ten eerste om den
hoed, ten twee-de omdat hij niet bij
tijds naar huis kon gaan. De vele
glazen bier hadden hem ook geen
goed gedaan; de toestand werd be
denkelijk.
Toen hij nu zag, dat hij alleen in
het lokaal was en dc kellners met-
veel drukte do stoelen op dte tafel
tjes begonnen te zetten, raakte hij in
een soort razernij.
Kellner! brulde hij, is mijn hoed
er nog ni!et?
Dkh kellner, die slaap had en wien
net gezeur om den hoed begon te ver
velen, antwoordde geprikkeld:
Als hij er was, had ik hem alge-
bracht; ik begrijp niet, welke ezel het
oude potdeksel heeft meegenomen!
Methusalem een oud potdeksel!
Bonneman werd woedend.
De eigenaar van het koffiehuis
kwam, vroeg wat er was; hij moest
wat beleefd zijn tegen een ouden klant
als de professor. De kellners, huis
knecht en buffetjuffrouw moesten ge
zamenlijk, met stokken en vegers ge
wapend, een klopjacht instellen on
der alle meubels. Tevergeefs! Methu
salem bleef weg.
Om den professor nu maar gauw
kwijt te raken, snelde do kastelein
zelf naar den kapstok en greep den
hoed. Daar zag hij een ingenaaid
kaartje. Haastig las hij, om ten min
ste te weten, wie de eigenaar was
van het meubel.
„Professor H. Bonneman."
komt haar natuurlijk nog ten goede,
maar de meteropnemers kunnen niet
alle meters in eens nagaan, zoodat
(ar eenige dagen vorloopein vóór de
opneming heeft plaats gehad.
In dien tijd nu gebruiken cle men
schen ook gas. maar van de Gemeen-
tefabriek, zoodat de Imperial er een
voordeeltje hij heeft, dat ik haar
evenwel niet misgun. Waarom zou
ik? Do Gemeente-lichtfabrieken zullen
op hun tijd ook wel een zoet winstje
afwerpen. Het verbruik van electri-
sclien stroom neemt ook al flink toe,
een verbruiker als De Kroon is niet
te versmaden cn we zien, dat het
Brongebouw, voor wie De- Kroon dan
ook wel een concurrent zal blijken
te wezen, haar voorbeeld) volgt en
ook electrisch licht gaat branden.
Vetkaars, waskaars, spaarlamp,
pottroleumlamp, gaslicht, gasgloei
licht, electrisch licht ziedaar de
verschillende phasen van den verlicli-
tjingjsgang in weinige tientallen ja
ren. Waar zal het eindigen? Het ein
digt nooit. Zoolang de mensch be
staat, zal hij blijven streven naar
meer licht!
Gelukkig ook. Maar bij moet toch
ook zorgen, dat zijn mooie licht hem
niet meer geld gaat kosten, dan noo
dig is. En daarom: laat uw branders
nazien!
FIDELIO.