!n de schaduw van den dood.
op en den doek cm de lenden. Ik werd
zorgvuldig gc-choren en mijn gezicht
met gebrande kurk zwart gemaakt. Om
half zeven was ik kant en klaar. Ik
kroop onder het tentdoek door en zoo
kwam ik achter de tent terecht. In
tusschen kochten mijn kameraads on
der druk loven en bieden bijna, het ge-
heele Winkeltje leeg. mét het doel den
koelie aan den praat te houden.
Men waarschuwde mij dat het kar
retje al voor de poort stond. Ik liep nu
midden door het kamp tusschen mijn
kameraads door. die in rijenstonden
om de roll-call te teekenen.
Terwijl ik tusschen hen door ging.
zei er een ..Maar hoor, dat 's 'n zwar
te koelie, wat daar stap". Ze hadden
nooit zoo'n zwarten koelie gezien, en
'ik had moeite om te zorgen, dat koelie
in 't karretje me niet te zien kreeg.
Ik zette een blauwen bril op, zóoals
de koelies ook wel dragen, om minder
gevaar te loopen herkend te worden.
Aan het station moest ik eerst, een
ticket nemen. Daar ik de koelietaal
niet kende. wieTO 'ik het creld maar neei
en noemde het plaatste Villuparam De
vets derde klasse kostte 2 roepies (2 s.
8 d.). Ik kreeg een ticket, maar de
koelie an het perron scheen wel ie
zien. dat ik geen rasgenoot was. want
hij vrtoes- mij heel beleefd: Sir, your
ticket please?
Zoodra de trein binnenkwam, ging
'ik in een butje vooraan zitten, maar
daar n oest ik weer uit omdat de wagen
gen afgehaakt werd. Ik ging dus in
een anderen wagen, waar ik heerlijk
in een heel klein hoekje wegdook. Daar
ik versmachtte van dorst, wierp ik een
inlander, die met citroenen langs den
trein kwam. wa.t geld toe en nam een
paar Citroenen, die mij wat verkwikten.
Er zaten nog eenige koelies in mijn
hutje. Fen van hen. zag waarschijn
lijk wel, dat ik een imitatie-koelie was.
hij stiet mij tegen de knie en sprak mij
aan met ,,sir".
Ik begreep dat hij een praatje wilde
maken en ik bromde wat. met het hoofd
sehudder.d en naar mond en ooren wij
zend. waaruit hij begrijpen moest, dat
ik doofstom was. Gedurende de ge-
hrele reis keek ik op mijn horloge, om
te zien of ik nog niet te Villupuram
was. En eindelijk kwam ik daar aan
en na eenig zoeken vond ik den weg
naar het Fransche grondgebied. Ik
had van te voren met behulp van mijn
reisboek alles nauwkeurig uitgetee-
kend. Het was een mooie, breede
kunstweg aan weerszijden met hoo
rnen beplant. De lucht was nogal
bewolkt, maar toch ontdekte ik ein
delijk den Grooten Beer, en zoo kon ik
uit den stand der sterren verder aflei
den, dat ik op den rechten weg was.
Het was tamelijk donker.
Ik was doodmoe en stierf bijna van
dorst. Maar ik moest vooruit, want.
wanneer ik niet voor negen uur de
grens had bereikt, zou al mijn moeite
te vergeefs geweest zijn.
Het was intusschen dag geworden
en ik kwam aan een waterput, waar
Een"gevaarlijke Retstcch'.
De rijwielspoirt is in Amerika reeds wet is te verklaren, heeft geweldig suc-
sedert eenigen tijd in het stadium der
sensatie getreden. Wij vertelden al eens
lets van den wielrijder, die in volle
vaart in een hoepel rijdit en daarbij een
seconde lang in een stand komt, waar
in hij met het hoofd naar beneden aan
zijn fiets schijnt te hangen. Deze toer,
die uit -de middelpuntvliedende-kracht-
ces gehad, enorme sensatie gewekt, tot
nu een andere waaghals een nog hals-
brekender kunststuk is komen vertoonen.
Van den top van een zeer hooge stel
ling vliegt de wielrijder naar omlaag
langs een steil-heilenid vlaik, dat wordt
voortgezet door een kort, recht eind, dat
in het water uitloopt. De snelheid, wel
ke de wielrijder bereikt, wordt zóó groot,
dat zijn voeten de trappers niet meer
kunnen volgen; zij rusten daarom op
speciale steunpunten. Natuurlijk loopt
de man groot gevaar, door den plotse-
lingen val, in het water te verongeluk
ken.
eenige koelievrouwen bezig waren wa
ter1 ie putten. Ik liep naar ze toe en
beduidde ze dat ik dorst had. Maar ik
lliad als koelie al heel weinig succes
bij mijn rasgenooten. De vrouwen
gingen vcar mij op de vlucht. Een
harer echter bleef staan en gaf mij uit
hear waterkruik te drinken, zij had
blijkbaar medelijden met mij.
Verkwikt liep ik door, al maar door,
en om veertig minuten voor acht was
ik aan de Gingeerivier aangekomen
Uit mijn reisboek wist ik, dat dit de
grens was tusschen Fransch en En
geisch grondgebied. Ik waadde de
rivier door en ik was vrij Uit blijd
schap zong ik luidkeels over den weg
de Transvaalsche en Vrijistaatsche
Volksliederen.
Ik zocht nu het inlandscliedorpje Vi.
liamurhier kocht ik wat eten en na
mij wat verkwikt te hebben, huurde ik
voor 10 anna's een inlandsch karretje
waarmee ik mij naar Pondicherry, op
drie mijlen vandaar, liet brengen.
In mijn reisboek had tk gezien, dat
er te Pondicherry een reizigers-bungo.
lo was. Ik naar de bungolo. waar ik
ecu bad nam, en mij door een inlander
van top tot teen liet afschrobben. En
daarna beduidde ik hem, dat hij mij
naar een winkel moest brengen, waar
ik Europeesche kleeren kon koopen.
De jongen bracht mij weer naar een
inlandschen winkel, om de eenvoudi
ge reden, dat er in het plaatsje geen
Europeesche winkels waren. Daar ik
zeer moe was en naar rust verlangde,
liet ik mij in een pouspous (wagentje)
naar het hotel bireingen. De maitre
d'hotel, een inlander, keek wel gek op.
toen. hij mij zag aankomen, maar ik
liep zonder veel complimenten het ho
tel binnen.
Een van de bedienden verstond een
woordje Engeisch en ilc vertelde dat
ik een ontvluchte Boer was. Daarna
ging ik naar bed en sliep heerlijk iot
's avonds 7 uur. Intusschen had liet
gerucht dat er een Boer in het plaatsje
was aangekomen, zich al verspreid,
en er kwam een Franschman om mij
te spreken. 1-Iij stelde veel belang in
mij en den volgenden mórgen stuurde
bij mij kleeren. Toen ;ik in mijn
nieuw pakje op straat kwam, stroomde
het geheele plaatsje leeg om mij te
zien. Alle inlanders, die zooveel van
den oorlog gehoord hadden, betuigden
mij hunne sympathie.
De gouverneur van Pondicherry zónd
zijn pion (bediende) naar mij toe, om
te vragen, of ik hemi een bezoek wilde
brengen. Hij was zeer verheugd mij
to zien, en zei, dat ik onder de Fran
sche vlag volkomen veilig was en ik
niets te vreezen had. Hij kon mij ech
ter niet veel hoop geven op een spoe
dig vertrek, daar bijna al de stoom-
booten die Pondicherry aandoen.
Engelsclie booten Aveuren. Maar, zei
hij tot mij, er moet hier een Fransche
Uil het Engeisch
van W. HORN UNG.
67.
Een druppel water uit de vaas
Avas op de tafal gemorst en er was
iets vrouwelijk bedrijvigs in de A\ijze
Avaarop hij hem met zijn zakdoek
van de tafel veegde.
O, zei Severino; zij bewonderde
de tafel zoo, die u daar voor mij
heeft neergezet en Mrs. Woodgat3
was vol aandacht voor de vaas. Zij
vin eg, of Mrs. Brunton haar zou wil
len verkoopem.
Noch de tafel, noch de vaas be-
hooren aan Mrs. Brunton^ zei Lang
holm kortaf.
Neen? Mrs. Woodgate zei, dat zij
ze nooit in uw kamer had gezien.
Waar beAvaarde u ze dan?
Langholm keek naar de voorwer
pen, terwijl langzamerhand een trek
van herinnering op zijn gelaat zicht
baar werd. De tafel kocht ik in
een winkeltje te Bushey Head, in
Hertfordshire. Wij... ik bracht daar
eens een dagje door... ik herinner mij
dat men moest bukken om de deur in
te gaan. De vaas komt van Great
Portland Street. De prijzen lagen
op zijn lippen, beide waren koopjes
geweest, hadden hem voor eem oogen-
blik trotsch en gelukkig gemaakt.
Ik moet het onthouden, om het
haar te vertellen, als zij morgen weer
komen, zei Severino. Eem atouw
houdt van dergelijke dingen.
Ja, dat is zoo. stemde Langholm
toe, terwijl zijn neergeslagen oogen
nog steeds op de tafel en de vaas ge
richt Avaren. Ja, van zoo iets hou
den zij... Dus morgen komen deze
beide dames weer, niet?
Plotseling, als om zich los te ruk
ken van herinneringen, kwam deze
vraag er uit.
Ja, dat beloofden zij.
Allebei, niet waar?
Ja, dat boop ik! En toen brak de
zieke hartstóchtelijk los: Ik wil haar
alleen maar zien, Langholm I Meer
wansch ik niet. Ik wil haar niet juist
alleen zien. Waarom zou ik? Haar te
zien en met haar samen te zijn is al
les wat ik ooit noodig heb. Het heeft
mij zoo gelukkig gemaakt. Het is
werkelijk beter, dan dat zij alleen
kwarn. U begrijpt, zooals ik nu ben,
kan ik moeilijk iets belangrijks be
spreken. Begrijpt u dat goed?
Ja zeker, zei Langholm, vriende
lijk. De jongeling lag hem met groote
oogen aan te kijken. Langholm ver
beeldde zich. dat er een ongeloovige
uitdrukking in lag. Die twee groote
oogen schonen dós te meer te schitte
ren, omdat het zoo donker was 'n het
kleine kamertje, want de schemering
Adel vroeg in op dezen regendag en
het raam was ten deele begroeid door
een klimplant. Langholm kon zijn
bezoek nu nog niet afbreken. Hij
Ivoelde dat het wreed zou zijn.
Waarover sprak je met je be-
zoek'? vroeg hij.
I Een glimlachje kwam als antwoord
Over u
Over mij! Wat ter Avereld1 had't je
.over mij te vertellen?
I Ik hoorde alles wat u gedaan
heeft.
O, daarover.
U weet. u vertelde het mij niet
dien aA'ond in de stad.
Neen, ik was juist begonnen,
toen.
Het scheen eenige maanden geler
den waarover zij nu spraken, en
niet enkele dagen.
Is u iets meer te weten geko
men? Langhohn aarzelde.
Ja.
Waarom zou hij liegein?
Bedoelt u, dat u eenig viermóeden
heeft, Avie het is? Severino steunde
zich op zijn elleboog.
- Meer dan een vermoeden. Ik heb
zekerheid. Daar kan geen twijfel
meer aan bestaan. Het was zuiver
een toeval, dat ik den sleutel vond,
maar hij oast overal op.
Severino liet zich weer op zijn kus
sen zakken. Het scheen Langholm
goed te doen tot hem te praten, en
zijn hart eens uit te storten, al was
het ook nog zoo weinig. En hij ging
voort:
I En wat is u van plan nu te dóen?
Ja. dat is moeilijk. Zij moet voor
'de wereld gezuiverd Avorden van iede-
ran blaam. Dat is de eerste plicht
als ik dat kan doen zonder haar
nog meer te treffen.
-- Nog meer te treffen? Hoe kan
dat, Langhólm?
Geen antwoord.
Wie is het dan?
Nog geen antwoord. Langholm had
het tot nu toe nog niet gewaagd tegen
iemand iets te zegen.
Severino rees weer op om op zijn
elleboog te steunen.
U KZ.A T EK DA GAVOND.
A
illusies te benemen. Moeder begint
te twijfelen of zij in haar ijver om het
meisje veel mo-raliteits- en humani-
teitsgevoel te geven, ze niet wat al ie
idealistisch heeft; 'opgevoed. Moeder
heeft in één woord zorgen, zij is in
tweestrijd.
Dreumesje wordt grooter en ont
wikkelt goed. Zij heeft langzamer
hand zelf geleerd het kaf van het ko
ren te onderscheiden. Haar levensbe
schouwing is vol illusies, zij wil even
als zoovele meisjes een werkkring
hebben. Zij wil zich wijdien aan de
lijdende menschheid. En dan staat 't
achttienjarig dreumesje op een goe
den morgen tegenover moedor en zegt.
mei haar jong, ernstig gezichtje, dat
zij verpleegster wil worden.
.Verpleegster"? 'en moedór kijkt,
zonder dat zij liet zelve weet met
een blik van teleurstelling naar haar
lief meisje. Moet zooveel dartele vroo-
lijkheid, zooveel levenslust opgesloten
worden in een ziekenkamer? Moeder
huivert, het kind weet niet, wat zij
doet, wat daar aan vast zit, maar zij
zal haar niet dadelijk afschrikken.
Kind, wij zullen zien, is haar eenig
antwoord.
En nu tobt moeder over do vraag:
,,Wat zal zij worden?" Verpleegster!
Waarom wil zij dat? Omdat zij handig
is, of omdat zooveel anderen het te
genwoordig doen, of omdat liet cos-
tuurn haar zoo goed zal Ideeden, of
omdat zij zich verveelt, of omdat zii
zich voor andere dingen onbekwaam
acht?
Alle zoovele redenen, die al zijn ze
op zichzelf uiterst oppervlakkig; toch
voor een achttienjarig meisje, ook al
is zij op haar manier ernstig, geAvich-
tig kunnen zijn. Dat voelt moeder en
daarom is zij overtuigd, dat zij dat
nog zoo onervaren hartje moet lei
den, dat zij moet trachten die reden
van haar keus te weten te komen,
om daarna haar houding te bepalen.
Kindlief, ik moet er nog eens over
denken, is dan ook haar voorzichtig
antwoord als het achttienjarige onge-
duldje bij de nachtkus vraagt: „Hoe
denkt moeder er nu over?"
HUISHOUDELIJKE WENKEN.
I. Om een warme taart of pudding
uit een vorm te krijgen, moet zie on
derstboven gezet en bedekt worden
met een doek uitgewrongen in koud
water. In een paar minuten zal de in
houd: loslaten. Om een koude taart of
pudlding uit een vorm te krijgen, moet
men hetzelfde doen met een doek uit
gewrongen in warm water.
II. De vlekjes op waterkannen, ver.
oorzaakt door het afdruipen van het
water kunnen het. best weggemaakt
worden met fijne kalk vermengd met
een beetje ammoniak. Een oude tan
denborstel kan daarbij uitstekend
dienst doen.
Bonte steentjes.
Die slecht denkt en slecht leeft, kan
niet goed sterven.
Het graf van een kind vervult ons
met een bijzonder medelijden: de ver
wachting ligt er in begraven.
Op Ceylon en in de omliggende stre
ken van het Aziatische vasteland
vindt men een ras van ossen, die
slechts 70 cM. hoog worden; toch zijn
ze zeer krachtig, leerazam en bijzon
der lang in staat, den arbeid vol te
honden.
Zuid-Amerika bezit de grootste effen
vlakte van alle landen der aarde. De
vlakten naast den Orinoco zijn zoo eng
dat op het gebied van ruim 1/2 mil-
lioen kilometer de strooming van die
rivier nauwelijks merkbaar is.
Een merkAvaardig hol is in den om.
trek van Dacorah op Java ontdekt ge
worden. In den winter heerscht daarin
steeds een temperatuur van pl. m. 60
graden Fahrenheit (15 1/2 graad C.)
terwijl de temperatuur in den zomer
heneden nul daalt en het vocht in ijs
kegels omlaag daalt.
Hoewel de wite paarl ontegenzegge
lijk het ideaal van alle tijdvakken is,
heeft de mode ,n verscl illende tijd
vakken en plaatsen andere kleuren
der paarlen op den troon verheven.
Rozen-roode paarlen zijn b.v. jaren
lang ten voordeele der Schotsche
visschers zeer modern geweest. De
paaiden en deze laatstgenoemde ver-
Chineezen verkiezen gele, ook zwarte
werven, "wanneer zij onberispelijk
zijn, zelfs de hoogste prijzen. De groot
ste en schoonste zwarte paarlen zijn
afkomstig uit de Aüsscherijen van La
Paz in Neder-Californië, die echter ook
gele exemplaren leveren.
Een Duitsch uitvinder heeft onlangs
een zeer belangrijke en waardevolle
nieuwe eigenschap van aluminium
ontdekt, die bestaat in de toepassing
van dat metaal als een aanzet- of
slijpmiddel, waarvoor het een opmer
kelijke geschiktheid moet hebben.
In het algemeen hebben me/talen
een sterk oplossingsvermogen, en alu
minium bezit de structuur van een fij
ne steen. De messen, enz., hiermede
behandeld, verkrijgen de fijne snede
van een scheermes, zooals met geen
slijpsteen mogelijk is; een feit dat bij
veelvuldige vergrooting van de snede
duidelijk aan het licht komt.
Een „leerling" van Mascagni.
Een orgeldraaier speelde op zekeren
morgen voor het huis van den plotse
ling beroemd geworden Italiaanschen
componist Pietro Mascagni het on
vermijdelijke „Intermezzo" uit diens
opera „Cavalleria Rusticana" in zulk
een snel tempo, dat de componist het
niet langer kon aanhooren de straat
opliep, in het juiste tempo begon te
draaien en den verbaasden orgel
draaier verklaarde, dat hij, Mascagni,
de componist van het stuk was en hem
wilde laten hooren hoe het gespeeld
moest worden.
Toen de man, cïie eerst boos was,
begreep welke eer Mascagni hem aan
deed, schoot hem plotseling een
dachte te binnen en een breede lach
vertrok zijn gelaat.
Den volgenden morgen verscheen hij
Aveer voor het huis van den componist
met een groot plakkaat op zijn draai
orgel. Daarop stond te lezen: „Leer
ling van den beroemden Mascagni".
VOORZICHTIG.
Vriendin. Waar om roep je toch al
'n half uur niets dan „ja" door de te
lefoon
Emma. Och, ik kan geen woord
verstaan misschien A'raagt mij
iemand aan 't andere eind wel om, mij 11
hand.
EEN GOED ONDERPAND.
Patient (die een kies heeft laten trek
ken). Wat ben ik u schuldig
Tandarts. f 1.50.
ratiient. Goedik heb nu geen
geld bij me, maar ik zal het u morgen
brengen, tot zoolang kunt u de kies
houden,.
VADERLIJKE BEDREIGING.
Vader (tot ischreiend zoontje).
Wat dien mooien wandelstok, dien oom
Henri je heeft gegeven, heb je verte
ren? Je gaat oogenblikkelijk zoeken,
en d'it zeg ik je, als je er zonder thuis
komt, sla ik hem je op je rug stuk
TONINO.
Naar het Fransch door Fox
Als ik 's avonds door de straten wan
delend, voorbij 't plaatsje kom, waar
de kooplui in kastanjes staan, komt mij
altijd die kleine, zwartoogige knaaji in
herinnering, die ons tijdens een lang
winterverblijf te San Remo tot kame
raadje was geworden.
Terwijl zijn aader ijA'erig zijn vak
uitoefende van lcaslaujepoffen, en moe
der. met een groot pak papier in den
schoot, uit verdacht wit papier rozen
maakte, luierde het zevenjarig ventje
lekker 'in het zand. Menigmaal had
zijn gezichtje zoo'n uitdrukking, dat
het was alsof men de heele philosofie
A'an het. onbewuste, A'erpersoonlijkt
voor zich zag. Dadelijk daarop echter
schitterde dan weer een rij spierwitte
tanden, Tonino sprong lachend op,
sloeg een paar kuitenflikkers en scheen
geneigd om niet aleen zijn eigen maar
alle philosofie over boord te werpen.
Het zwarte Italiaandertje was wer
kelijk een prachtig kereltje haast ge
loof ik, dat ik mijn voorliefde voor
kastanjes opgedaan heb door mijne
kennismaking piet hem. In de mor
genuren slenterde hij, sinaasappelen
en ciü'oenen te koop aanbiedend, aan
de zee dan werden natuurlijk bij hem
onze limonade-inkoopen gedaan en
eens toen hij meende, dat een concur
rent hem zijn beste klanten had afge
knapt, gaf het een heerlijke vechtpar
tij. Het einde ervan was dat Tonino
triomf eerand uiit den strijd kwam de
knaap had spieren als staal.
Zijn moeder was geboortig uit het
I n odal en een broer van haar, die in
Sen Giacomo een herberg had, had
beloofd, den jongen, zoodra hij wat
ouder gewerden was, hij zich te ne
men In 't begin moest hij dan dueli
ng bij dien kastanjeoogst helpen, en
later zoo hoog waren de verwach
tingen var. zijn ouders- kon hij dan
misschien iri liet gedoe van zijn oom
Komen. Onderwijl hielp men elkaar,
ionmos vader betrok zijn kastanjes van
zijn zwager in het I.irodal en deze le
verde daarvoor de beste tegen billij
ke prijzen. J
al heeI torn? Küleden.
i ii ,uiine knaap niet dear zwarten
f n\e overhioedig uitlachte,
omdat ik hem verteld had, dat de
kast anj eis niet uit het Lirodal
kvyanien, maar uit 'n ver, heel ver
land ver over dó groote zeëen, en dat
VaaJ1] hebbm gekregen naar de
AziaUsche stad Kastanum.
Zes tot acht jaar konden verloopen
zijn, toen onze reis ons voerde van Tu
nis over den Splügenpas, Campo Dol-
cino, San Giaeomo naar Chiavenna.
Als Av,e Tonino eens opgingen zoeken
De bruine kastanjejongen zou wel vlei-
tig aan 't oogsten zijn. Wat zou hij
een oogen opzetten of hij ons Ave'l
herkennen zou hoe zou 't hem gaan
Was het de woeste streek van den
Splügenpas, of de met sneeuw bedekte
rotsen, die ineens onze vroolijke stem
ming verdreef
San GiactmoWe verlieten den
postwagen en richtten onze schreden
naar het dorp. De eerste vraag, d)ie
wij aan het oude, ons aan de deur be
groetende echtpaar deden, gold Tonino
De padrone wees stom naar het kerk
hof. aan den overkant van den weg,
terwijl zijn vrouw met Italiaansche le
blijven zou en den gewonde niet vóór
des middags 2 uur spreken
kom. Of het postkantoor zal dus
den heelen dag voor deze zalcen open
moeten blijven, of de termijn van 2 maal
24 uur zal verlengd moeten worden. Het
laatste is zeker beter, Avant dan is de
dokter ook niet meer gedwongen zoo
overhaast te verklaren, hoelang de ver
wonding duren zal. In ditzelfde geval
deed zich al voor, dat op het formulier
daarvoor staat ingevuld drie weken, ter
wijl bij nadóre beschouwing van de wond
de genieziinig zes.weken blijkt te vorde
ren.
Ja, van die ongevallenwet kunnen de
werkgevers plezier beleven, tenzij ze zich)
dadel ij Jc waar het voorkomt, verzetten
tegen de bureaucratische uitlegging die
er aan gegeven wordt. Zoo wordt er te
ruggaaf van premie gedaan aan die
werkgevers, die zich vóór den 26en Oct.
1900 bij een particuliere maatschappij
hebben verzekerd. Dat wil zeggen: wan
neer een Averkgever zich den 1st en Maart
1900 bij een particuliere Maatschappij
verzekerd heeft voor drie jaar, zoodat
de verzekering 28 Febr. 1903 eindigt, dan
krijgt hij een maand premie van de Rijks-
verzekeringbanik terug, omdat de wet den
eersten Febr. 1903 in werking is getre
den. Nu doet zich te Haarlem het vol
gende geval voor. Een Averkgever verze
kert zich den 4den Maant 1896 voor vijf
jaar bij een particuliere maatschappij.
De polis loopt dus tot 4 Maart 1901. Na;
dien datum wordt de polis niet ver-
nieuAvd, maair de verzekering loopt, zoo
als dat honderde malen gebeurt, van jaar
tot jaar stilzwijgend door. De laatste
premie-quitiantie loopt dus tot 4 Maart
1903. Nu legt, om teruggaaf van premie
te krijgen, de werkgever die quitantie
over met de In 1901 afgeloopen polis en
krijgt van de Rijksverzekeringbank tot. j
antwoord, dat zij die niet overneemt
omdat de thans loopende verzekering den i
4den Maart 1901, dus na 26 Oct. 1900, is j
gesloten. Begrijpt de Directie niet, dat
dit eenvoudig een voortgezet contract is
van 1896? Of hebben wij hier Aveer te!
doen met een staaltje van ambtenaar-
lijke letterknechterij, die ons Nederlan
ders zóo bang maakt van staatsbemoei
ing, dat overal .tal1 van werkgevers lie
ver bij een particuliere maatschappij
wat meer betalen, dan zich bij de Rijks-
verzekeringbajnk aan te sluiten? Zooveel
is wel zeker, dat de bedoelde werkgever
er niet aan denkt in die uitspraak te be
rusten. En dat moet geen enkele werk
gever doen, die meent dat de wet of hare
uitleggers hem niet billijk behandelen.
.Alleen door gezamenlijk verzet kan men
verbetering krijgen.
Waar iedereen zich nu bij neerga egd
heeft dat is bij de ijsquaestie. Reb ilve
misschien de heer Willek es Macdonald.
die buiten de oplossing gelaten is. Of
misschien ook hij. omdat ten slotte toch
hi t oude Bestuur tot het beleggen van
een algemeene ledenvergadering is over
gegaan-. Zijn- verdwijning midden in de
vedgadering van 1.1. Donderdag lean wij
zen op ontstemming zoowel als op te-
vredjehhetfdi
Misschien Avas ze alleen het gevolg van
het feit, dat de laatste tram op het punt
stond te vertrekken naar den Aerden-
hout. Maar hoe dit ook wezen mag, de
quaestie is aan een eind en het nieuwe
Bestuur officieel gekozen. Wel probeer
de een van de aanwezigen, en niet een
van de kleinste, het wachtAvoord door
te geven dat men eenparig het oude Be
stuur herkiezen moest, maar de heer Van
de Poll sneed dit grapje dadelijk den hals
af, door de verklaring, dat geen van de
leden van het oude Bestuur herkiezing
wenschte. Ik geloof dan ook, de hoofden
tellende, dat het denkbeeld van dit zoo
flink uit de kluiten geschoten lid, geen
wortel zou hebben geschoten bij de ver
gadering. Den goeden niet te na gespro
ken durf ik zeggen, dat een paar van de
leden van 't afgetreden bestuur zeker in
geen geval herkozen zouden zijn.
Maar nu is de ijsquaestie voorbij. Ge
smolten en verdwenen. Ze bestaat niet
meer. Schwamm d'ruber! 7e ruste in
vrede, In onze herinnering!
FIDELIO.