!n de schaduw van den dood. op en den doek cm de lenden. Ik werd zorgvuldig gc-choren en mijn gezicht met gebrande kurk zwart gemaakt. Om half zeven was ik kant en klaar. Ik kroop onder het tentdoek door en zoo kwam ik achter de tent terecht. In tusschen kochten mijn kameraads on der druk loven en bieden bijna, het ge- heele Winkeltje leeg. mét het doel den koelie aan den praat te houden. Men waarschuwde mij dat het kar retje al voor de poort stond. Ik liep nu midden door het kamp tusschen mijn kameraads door. die in rijenstonden om de roll-call te teekenen. Terwijl ik tusschen hen door ging. zei er een ..Maar hoor, dat 's 'n zwar te koelie, wat daar stap". Ze hadden nooit zoo'n zwarten koelie gezien, en 'ik had moeite om te zorgen, dat koelie in 't karretje me niet te zien kreeg. Ik zette een blauwen bril op, zóoals de koelies ook wel dragen, om minder gevaar te loopen herkend te worden. Aan het station moest ik eerst, een ticket nemen. Daar ik de koelietaal niet kende. wieTO 'ik het creld maar neei en noemde het plaatste Villuparam De vets derde klasse kostte 2 roepies (2 s. 8 d.). Ik kreeg een ticket, maar de koelie an het perron scheen wel ie zien. dat ik geen rasgenoot was. want hij vrtoes- mij heel beleefd: Sir, your ticket please? Zoodra de trein binnenkwam, ging 'ik in een butje vooraan zitten, maar daar n oest ik weer uit omdat de wagen gen afgehaakt werd. Ik ging dus in een anderen wagen, waar ik heerlijk in een heel klein hoekje wegdook. Daar ik versmachtte van dorst, wierp ik een inlander, die met citroenen langs den trein kwam. wa.t geld toe en nam een paar Citroenen, die mij wat verkwikten. Er zaten nog eenige koelies in mijn hutje. Fen van hen. zag waarschijn lijk wel, dat ik een imitatie-koelie was. hij stiet mij tegen de knie en sprak mij aan met ,,sir". Ik begreep dat hij een praatje wilde maken en ik bromde wat. met het hoofd sehudder.d en naar mond en ooren wij zend. waaruit hij begrijpen moest, dat ik doofstom was. Gedurende de ge- hrele reis keek ik op mijn horloge, om te zien of ik nog niet te Villupuram was. En eindelijk kwam ik daar aan en na eenig zoeken vond ik den weg naar het Fransche grondgebied. Ik had van te voren met behulp van mijn reisboek alles nauwkeurig uitgetee- kend. Het was een mooie, breede kunstweg aan weerszijden met hoo rnen beplant. De lucht was nogal bewolkt, maar toch ontdekte ik ein delijk den Grooten Beer, en zoo kon ik uit den stand der sterren verder aflei den, dat ik op den rechten weg was. Het was tamelijk donker. Ik was doodmoe en stierf bijna van dorst. Maar ik moest vooruit, want. wanneer ik niet voor negen uur de grens had bereikt, zou al mijn moeite te vergeefs geweest zijn. Het was intusschen dag geworden en ik kwam aan een waterput, waar Een"gevaarlijke Retstcch'. De rijwielspoirt is in Amerika reeds wet is te verklaren, heeft geweldig suc- sedert eenigen tijd in het stadium der sensatie getreden. Wij vertelden al eens lets van den wielrijder, die in volle vaart in een hoepel rijdit en daarbij een seconde lang in een stand komt, waar in hij met het hoofd naar beneden aan zijn fiets schijnt te hangen. Deze toer, die uit -de middelpuntvliedende-kracht- ces gehad, enorme sensatie gewekt, tot nu een andere waaghals een nog hals- brekender kunststuk is komen vertoonen. Van den top van een zeer hooge stel ling vliegt de wielrijder naar omlaag langs een steil-heilenid vlaik, dat wordt voortgezet door een kort, recht eind, dat in het water uitloopt. De snelheid, wel ke de wielrijder bereikt, wordt zóó groot, dat zijn voeten de trappers niet meer kunnen volgen; zij rusten daarom op speciale steunpunten. Natuurlijk loopt de man groot gevaar, door den plotse- lingen val, in het water te verongeluk ken. eenige koelievrouwen bezig waren wa ter1 ie putten. Ik liep naar ze toe en beduidde ze dat ik dorst had. Maar ik lliad als koelie al heel weinig succes bij mijn rasgenooten. De vrouwen gingen vcar mij op de vlucht. Een harer echter bleef staan en gaf mij uit hear waterkruik te drinken, zij had blijkbaar medelijden met mij. Verkwikt liep ik door, al maar door, en om veertig minuten voor acht was ik aan de Gingeerivier aangekomen Uit mijn reisboek wist ik, dat dit de grens was tusschen Fransch en En geisch grondgebied. Ik waadde de rivier door en ik was vrij Uit blijd schap zong ik luidkeels over den weg de Transvaalsche en Vrijistaatsche Volksliederen. Ik zocht nu het inlandscliedorpje Vi. liamurhier kocht ik wat eten en na mij wat verkwikt te hebben, huurde ik voor 10 anna's een inlandsch karretje waarmee ik mij naar Pondicherry, op drie mijlen vandaar, liet brengen. In mijn reisboek had tk gezien, dat er te Pondicherry een reizigers-bungo. lo was. Ik naar de bungolo. waar ik ecu bad nam, en mij door een inlander van top tot teen liet afschrobben. En daarna beduidde ik hem, dat hij mij naar een winkel moest brengen, waar ik Europeesche kleeren kon koopen. De jongen bracht mij weer naar een inlandschen winkel, om de eenvoudi ge reden, dat er in het plaatsje geen Europeesche winkels waren. Daar ik zeer moe was en naar rust verlangde, liet ik mij in een pouspous (wagentje) naar het hotel bireingen. De maitre d'hotel, een inlander, keek wel gek op. toen. hij mij zag aankomen, maar ik liep zonder veel complimenten het ho tel binnen. Een van de bedienden verstond een woordje Engeisch en ilc vertelde dat ik een ontvluchte Boer was. Daarna ging ik naar bed en sliep heerlijk iot 's avonds 7 uur. Intusschen had liet gerucht dat er een Boer in het plaatsje was aangekomen, zich al verspreid, en er kwam een Franschman om mij te spreken. 1-Iij stelde veel belang in mij en den volgenden mórgen stuurde bij mij kleeren. Toen ;ik in mijn nieuw pakje op straat kwam, stroomde het geheele plaatsje leeg om mij te zien. Alle inlanders, die zooveel van den oorlog gehoord hadden, betuigden mij hunne sympathie. De gouverneur van Pondicherry zónd zijn pion (bediende) naar mij toe, om te vragen, of ik hemi een bezoek wilde brengen. Hij was zeer verheugd mij to zien, en zei, dat ik onder de Fran sche vlag volkomen veilig was en ik niets te vreezen had. Hij kon mij ech ter niet veel hoop geven op een spoe dig vertrek, daar bijna al de stoom- booten die Pondicherry aandoen. Engelsclie booten Aveuren. Maar, zei hij tot mij, er moet hier een Fransche Uil het Engeisch van W. HORN UNG. 67. Een druppel water uit de vaas Avas op de tafal gemorst en er was iets vrouwelijk bedrijvigs in de A\ijze Avaarop hij hem met zijn zakdoek van de tafel veegde. O, zei Severino; zij bewonderde de tafel zoo, die u daar voor mij heeft neergezet en Mrs. Woodgat3 was vol aandacht voor de vaas. Zij vin eg, of Mrs. Brunton haar zou wil len verkoopem. Noch de tafel, noch de vaas be- hooren aan Mrs. Brunton^ zei Lang holm kortaf. Neen? Mrs. Woodgate zei, dat zij ze nooit in uw kamer had gezien. Waar beAvaarde u ze dan? Langholm keek naar de voorwer pen, terwijl langzamerhand een trek van herinnering op zijn gelaat zicht baar werd. De tafel kocht ik in een winkeltje te Bushey Head, in Hertfordshire. Wij... ik bracht daar eens een dagje door... ik herinner mij dat men moest bukken om de deur in te gaan. De vaas komt van Great Portland Street. De prijzen lagen op zijn lippen, beide waren koopjes geweest, hadden hem voor eem oogen- blik trotsch en gelukkig gemaakt. Ik moet het onthouden, om het haar te vertellen, als zij morgen weer komen, zei Severino. Eem atouw houdt van dergelijke dingen. Ja, dat is zoo. stemde Langholm toe, terwijl zijn neergeslagen oogen nog steeds op de tafel en de vaas ge richt Avaren. Ja, van zoo iets hou den zij... Dus morgen komen deze beide dames weer, niet? Plotseling, als om zich los te ruk ken van herinneringen, kwam deze vraag er uit. Ja, dat beloofden zij. Allebei, niet waar? Ja, dat boop ik! En toen brak de zieke hartstóchtelijk los: Ik wil haar alleen maar zien, Langholm I Meer wansch ik niet. Ik wil haar niet juist alleen zien. Waarom zou ik? Haar te zien en met haar samen te zijn is al les wat ik ooit noodig heb. Het heeft mij zoo gelukkig gemaakt. Het is werkelijk beter, dan dat zij alleen kwarn. U begrijpt, zooals ik nu ben, kan ik moeilijk iets belangrijks be spreken. Begrijpt u dat goed? Ja zeker, zei Langholm, vriende lijk. De jongeling lag hem met groote oogen aan te kijken. Langholm ver beeldde zich. dat er een ongeloovige uitdrukking in lag. Die twee groote oogen schonen dós te meer te schitte ren, omdat het zoo donker was 'n het kleine kamertje, want de schemering Adel vroeg in op dezen regendag en het raam was ten deele begroeid door een klimplant. Langholm kon zijn bezoek nu nog niet afbreken. Hij Ivoelde dat het wreed zou zijn. Waarover sprak je met je be- zoek'? vroeg hij. I Een glimlachje kwam als antwoord Over u Over mij! Wat ter Avereld1 had't je .over mij te vertellen? I Ik hoorde alles wat u gedaan heeft. O, daarover. U weet. u vertelde het mij niet dien aA'ond in de stad. Neen, ik was juist begonnen, toen. Het scheen eenige maanden geler den waarover zij nu spraken, en niet enkele dagen. Is u iets meer te weten geko men? Langhohn aarzelde. Ja. Waarom zou hij liegein? Bedoelt u, dat u eenig viermóeden heeft, Avie het is? Severino steunde zich op zijn elleboog. - Meer dan een vermoeden. Ik heb zekerheid. Daar kan geen twijfel meer aan bestaan. Het was zuiver een toeval, dat ik den sleutel vond, maar hij oast overal op. Severino liet zich weer op zijn kus sen zakken. Het scheen Langholm goed te doen tot hem te praten, en zijn hart eens uit te storten, al was het ook nog zoo weinig. En hij ging voort: I En wat is u van plan nu te dóen? Ja. dat is moeilijk. Zij moet voor 'de wereld gezuiverd Avorden van iede- ran blaam. Dat is de eerste plicht als ik dat kan doen zonder haar nog meer te treffen. -- Nog meer te treffen? Hoe kan dat, Langhólm? Geen antwoord. Wie is het dan? Nog geen antwoord. Langholm had het tot nu toe nog niet gewaagd tegen iemand iets te zegen. Severino rees weer op om op zijn elleboog te steunen. U KZ.A T EK DA GAVOND. A illusies te benemen. Moeder begint te twijfelen of zij in haar ijver om het meisje veel mo-raliteits- en humani- teitsgevoel te geven, ze niet wat al ie idealistisch heeft; 'opgevoed. Moeder heeft in één woord zorgen, zij is in tweestrijd. Dreumesje wordt grooter en ont wikkelt goed. Zij heeft langzamer hand zelf geleerd het kaf van het ko ren te onderscheiden. Haar levensbe schouwing is vol illusies, zij wil even als zoovele meisjes een werkkring hebben. Zij wil zich wijdien aan de lijdende menschheid. En dan staat 't achttienjarig dreumesje op een goe den morgen tegenover moedor en zegt. mei haar jong, ernstig gezichtje, dat zij verpleegster wil worden. .Verpleegster"? 'en moedór kijkt, zonder dat zij liet zelve weet met een blik van teleurstelling naar haar lief meisje. Moet zooveel dartele vroo- lijkheid, zooveel levenslust opgesloten worden in een ziekenkamer? Moeder huivert, het kind weet niet, wat zij doet, wat daar aan vast zit, maar zij zal haar niet dadelijk afschrikken. Kind, wij zullen zien, is haar eenig antwoord. En nu tobt moeder over do vraag: ,,Wat zal zij worden?" Verpleegster! Waarom wil zij dat? Omdat zij handig is, of omdat zooveel anderen het te genwoordig doen, of omdat liet cos- tuurn haar zoo goed zal Ideeden, of omdat zij zich verveelt, of omdat zii zich voor andere dingen onbekwaam acht? Alle zoovele redenen, die al zijn ze op zichzelf uiterst oppervlakkig; toch voor een achttienjarig meisje, ook al is zij op haar manier ernstig, geAvich- tig kunnen zijn. Dat voelt moeder en daarom is zij overtuigd, dat zij dat nog zoo onervaren hartje moet lei den, dat zij moet trachten die reden van haar keus te weten te komen, om daarna haar houding te bepalen. Kindlief, ik moet er nog eens over denken, is dan ook haar voorzichtig antwoord als het achttienjarige onge- duldje bij de nachtkus vraagt: „Hoe denkt moeder er nu over?" HUISHOUDELIJKE WENKEN. I. Om een warme taart of pudding uit een vorm te krijgen, moet zie on derstboven gezet en bedekt worden met een doek uitgewrongen in koud water. In een paar minuten zal de in houd: loslaten. Om een koude taart of pudlding uit een vorm te krijgen, moet men hetzelfde doen met een doek uit gewrongen in warm water. II. De vlekjes op waterkannen, ver. oorzaakt door het afdruipen van het water kunnen het. best weggemaakt worden met fijne kalk vermengd met een beetje ammoniak. Een oude tan denborstel kan daarbij uitstekend dienst doen. Bonte steentjes. Die slecht denkt en slecht leeft, kan niet goed sterven. Het graf van een kind vervult ons met een bijzonder medelijden: de ver wachting ligt er in begraven. Op Ceylon en in de omliggende stre ken van het Aziatische vasteland vindt men een ras van ossen, die slechts 70 cM. hoog worden; toch zijn ze zeer krachtig, leerazam en bijzon der lang in staat, den arbeid vol te honden. Zuid-Amerika bezit de grootste effen vlakte van alle landen der aarde. De vlakten naast den Orinoco zijn zoo eng dat op het gebied van ruim 1/2 mil- lioen kilometer de strooming van die rivier nauwelijks merkbaar is. Een merkAvaardig hol is in den om. trek van Dacorah op Java ontdekt ge worden. In den winter heerscht daarin steeds een temperatuur van pl. m. 60 graden Fahrenheit (15 1/2 graad C.) terwijl de temperatuur in den zomer heneden nul daalt en het vocht in ijs kegels omlaag daalt. Hoewel de wite paarl ontegenzegge lijk het ideaal van alle tijdvakken is, heeft de mode ,n verscl illende tijd vakken en plaatsen andere kleuren der paarlen op den troon verheven. Rozen-roode paarlen zijn b.v. jaren lang ten voordeele der Schotsche visschers zeer modern geweest. De paaiden en deze laatstgenoemde ver- Chineezen verkiezen gele, ook zwarte werven, "wanneer zij onberispelijk zijn, zelfs de hoogste prijzen. De groot ste en schoonste zwarte paarlen zijn afkomstig uit de Aüsscherijen van La Paz in Neder-Californië, die echter ook gele exemplaren leveren. Een Duitsch uitvinder heeft onlangs een zeer belangrijke en waardevolle nieuwe eigenschap van aluminium ontdekt, die bestaat in de toepassing van dat metaal als een aanzet- of slijpmiddel, waarvoor het een opmer kelijke geschiktheid moet hebben. In het algemeen hebben me/talen een sterk oplossingsvermogen, en alu minium bezit de structuur van een fij ne steen. De messen, enz., hiermede behandeld, verkrijgen de fijne snede van een scheermes, zooals met geen slijpsteen mogelijk is; een feit dat bij veelvuldige vergrooting van de snede duidelijk aan het licht komt. Een „leerling" van Mascagni. Een orgeldraaier speelde op zekeren morgen voor het huis van den plotse ling beroemd geworden Italiaanschen componist Pietro Mascagni het on vermijdelijke „Intermezzo" uit diens opera „Cavalleria Rusticana" in zulk een snel tempo, dat de componist het niet langer kon aanhooren de straat opliep, in het juiste tempo begon te draaien en den verbaasden orgel draaier verklaarde, dat hij, Mascagni, de componist van het stuk was en hem wilde laten hooren hoe het gespeeld moest worden. Toen de man, cïie eerst boos was, begreep welke eer Mascagni hem aan deed, schoot hem plotseling een dachte te binnen en een breede lach vertrok zijn gelaat. Den volgenden morgen verscheen hij Aveer voor het huis van den componist met een groot plakkaat op zijn draai orgel. Daarop stond te lezen: „Leer ling van den beroemden Mascagni". VOORZICHTIG. Vriendin. Waar om roep je toch al 'n half uur niets dan „ja" door de te lefoon Emma. Och, ik kan geen woord verstaan misschien A'raagt mij iemand aan 't andere eind wel om, mij 11 hand. EEN GOED ONDERPAND. Patient (die een kies heeft laten trek ken). Wat ben ik u schuldig Tandarts. f 1.50. ratiient. Goedik heb nu geen geld bij me, maar ik zal het u morgen brengen, tot zoolang kunt u de kies houden,. VADERLIJKE BEDREIGING. Vader (tot ischreiend zoontje). Wat dien mooien wandelstok, dien oom Henri je heeft gegeven, heb je verte ren? Je gaat oogenblikkelijk zoeken, en d'it zeg ik je, als je er zonder thuis komt, sla ik hem je op je rug stuk TONINO. Naar het Fransch door Fox Als ik 's avonds door de straten wan delend, voorbij 't plaatsje kom, waar de kooplui in kastanjes staan, komt mij altijd die kleine, zwartoogige knaaji in herinnering, die ons tijdens een lang winterverblijf te San Remo tot kame raadje was geworden. Terwijl zijn aader ijA'erig zijn vak uitoefende van lcaslaujepoffen, en moe der. met een groot pak papier in den schoot, uit verdacht wit papier rozen maakte, luierde het zevenjarig ventje lekker 'in het zand. Menigmaal had zijn gezichtje zoo'n uitdrukking, dat het was alsof men de heele philosofie A'an het. onbewuste, A'erpersoonlijkt voor zich zag. Dadelijk daarop echter schitterde dan weer een rij spierwitte tanden, Tonino sprong lachend op, sloeg een paar kuitenflikkers en scheen geneigd om niet aleen zijn eigen maar alle philosofie over boord te werpen. Het zwarte Italiaandertje was wer kelijk een prachtig kereltje haast ge loof ik, dat ik mijn voorliefde voor kastanjes opgedaan heb door mijne kennismaking piet hem. In de mor genuren slenterde hij, sinaasappelen en ciü'oenen te koop aanbiedend, aan de zee dan werden natuurlijk bij hem onze limonade-inkoopen gedaan en eens toen hij meende, dat een concur rent hem zijn beste klanten had afge knapt, gaf het een heerlijke vechtpar tij. Het einde ervan was dat Tonino triomf eerand uiit den strijd kwam de knaap had spieren als staal. Zijn moeder was geboortig uit het I n odal en een broer van haar, die in Sen Giacomo een herberg had, had beloofd, den jongen, zoodra hij wat ouder gewerden was, hij zich te ne men In 't begin moest hij dan dueli ng bij dien kastanjeoogst helpen, en later zoo hoog waren de verwach tingen var. zijn ouders- kon hij dan misschien iri liet gedoe van zijn oom Komen. Onderwijl hielp men elkaar, ionmos vader betrok zijn kastanjes van zijn zwager in het I.irodal en deze le verde daarvoor de beste tegen billij ke prijzen. J al heeI torn? Küleden. i ii ,uiine knaap niet dear zwarten f n\e overhioedig uitlachte, omdat ik hem verteld had, dat de kast anj eis niet uit het Lirodal kvyanien, maar uit 'n ver, heel ver land ver over dó groote zeëen, en dat VaaJ1] hebbm gekregen naar de AziaUsche stad Kastanum. Zes tot acht jaar konden verloopen zijn, toen onze reis ons voerde van Tu nis over den Splügenpas, Campo Dol- cino, San Giaeomo naar Chiavenna. Als Av,e Tonino eens opgingen zoeken De bruine kastanjejongen zou wel vlei- tig aan 't oogsten zijn. Wat zou hij een oogen opzetten of hij ons Ave'l herkennen zou hoe zou 't hem gaan Was het de woeste streek van den Splügenpas, of de met sneeuw bedekte rotsen, die ineens onze vroolijke stem ming verdreef San GiactmoWe verlieten den postwagen en richtten onze schreden naar het dorp. De eerste vraag, d)ie wij aan het oude, ons aan de deur be groetende echtpaar deden, gold Tonino De padrone wees stom naar het kerk hof. aan den overkant van den weg, terwijl zijn vrouw met Italiaansche le blijven zou en den gewonde niet vóór des middags 2 uur spreken kom. Of het postkantoor zal dus den heelen dag voor deze zalcen open moeten blijven, of de termijn van 2 maal 24 uur zal verlengd moeten worden. Het laatste is zeker beter, Avant dan is de dokter ook niet meer gedwongen zoo overhaast te verklaren, hoelang de ver wonding duren zal. In ditzelfde geval deed zich al voor, dat op het formulier daarvoor staat ingevuld drie weken, ter wijl bij nadóre beschouwing van de wond de genieziinig zes.weken blijkt te vorde ren. Ja, van die ongevallenwet kunnen de werkgevers plezier beleven, tenzij ze zich) dadel ij Jc waar het voorkomt, verzetten tegen de bureaucratische uitlegging die er aan gegeven wordt. Zoo wordt er te ruggaaf van premie gedaan aan die werkgevers, die zich vóór den 26en Oct. 1900 bij een particuliere maatschappij hebben verzekerd. Dat wil zeggen: wan neer een Averkgever zich den 1st en Maart 1900 bij een particuliere Maatschappij verzekerd heeft voor drie jaar, zoodat de verzekering 28 Febr. 1903 eindigt, dan krijgt hij een maand premie van de Rijks- verzekeringbanik terug, omdat de wet den eersten Febr. 1903 in werking is getre den. Nu doet zich te Haarlem het vol gende geval voor. Een Averkgever verze kert zich den 4den Maant 1896 voor vijf jaar bij een particuliere maatschappij. De polis loopt dus tot 4 Maart 1901. Na; dien datum wordt de polis niet ver- nieuAvd, maair de verzekering loopt, zoo als dat honderde malen gebeurt, van jaar tot jaar stilzwijgend door. De laatste premie-quitiantie loopt dus tot 4 Maart 1903. Nu legt, om teruggaaf van premie te krijgen, de werkgever die quitantie over met de In 1901 afgeloopen polis en krijgt van de Rijksverzekeringbank tot. j antwoord, dat zij die niet overneemt omdat de thans loopende verzekering den i 4den Maart 1901, dus na 26 Oct. 1900, is j gesloten. Begrijpt de Directie niet, dat dit eenvoudig een voortgezet contract is van 1896? Of hebben wij hier Aveer te! doen met een staaltje van ambtenaar- lijke letterknechterij, die ons Nederlan ders zóo bang maakt van staatsbemoei ing, dat overal .tal1 van werkgevers lie ver bij een particuliere maatschappij wat meer betalen, dan zich bij de Rijks- verzekeringbajnk aan te sluiten? Zooveel is wel zeker, dat de bedoelde werkgever er niet aan denkt in die uitspraak te be rusten. En dat moet geen enkele werk gever doen, die meent dat de wet of hare uitleggers hem niet billijk behandelen. .Alleen door gezamenlijk verzet kan men verbetering krijgen. Waar iedereen zich nu bij neerga egd heeft dat is bij de ijsquaestie. Reb ilve misschien de heer Willek es Macdonald. die buiten de oplossing gelaten is. Of misschien ook hij. omdat ten slotte toch hi t oude Bestuur tot het beleggen van een algemeene ledenvergadering is over gegaan-. Zijn- verdwijning midden in de vedgadering van 1.1. Donderdag lean wij zen op ontstemming zoowel als op te- vredjehhetfdi Misschien Avas ze alleen het gevolg van het feit, dat de laatste tram op het punt stond te vertrekken naar den Aerden- hout. Maar hoe dit ook wezen mag, de quaestie is aan een eind en het nieuwe Bestuur officieel gekozen. Wel probeer de een van de aanwezigen, en niet een van de kleinste, het wachtAvoord door te geven dat men eenparig het oude Be stuur herkiezen moest, maar de heer Van de Poll sneed dit grapje dadelijk den hals af, door de verklaring, dat geen van de leden van het oude Bestuur herkiezing wenschte. Ik geloof dan ook, de hoofden tellende, dat het denkbeeld van dit zoo flink uit de kluiten geschoten lid, geen wortel zou hebben geschoten bij de ver gadering. Den goeden niet te na gespro ken durf ik zeggen, dat een paar van de leden van 't afgetreden bestuur zeker in geen geval herkozen zouden zijn. Maar nu is de ijsquaestie voorbij. Ge smolten en verdwenen. Ze bestaat niet meer. Schwamm d'ruber! 7e ruste in vrede, In onze herinnering! FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 7