Licht en Schaduw. DE STROOZAK. 4 DE ZATERDAGAVOND. vendigheid vertelde, hoe alles gebeurd was. Ik heb die geschiedenis sinds dien lijd dikwijls verteld aan mijn eigen blonden iongen, wiens blauwe oogen droomerig 'in bet vuur staren, terwijl wij opletten, of de kastanjes al zwar ter en goed worden. Hij vlijt zich dan tegen mij aan en bedeltToe, nog een maal de geschiedenis van Tonino. En weemoedig lachend kus ik de blonde lokken van rnijn kind, en denk d'aarbij Aan een arme vrouw, die minder ge lukkig is dan ik en aan baar eens zoo vriendelijken kastanje jongen. Het was in den oogsttijd, groot en klein was druk in de weer de glan zende briune vruchten binnen te bren gen. Tonino was de vlijtigste. Niets maakte hem moe. hij kon immers zoo goed klimmen en goed tegen de zon. Toen waren vreemdelingen in het doip gekomendie hadden een wonder schoon dochtertje, met haar als goud. en een hulid zoo zacht als een perzik bloesem. Het heette, dat het meisje ziek was, en hier moest rust nemen, eer men verder naar het zuiden ging. Tonino kon maar niet begrijpen, dat ze werkelijk een menschenkind was het scheen hem als ware een engel uit het paradijs gedaald. lederen wensch las hij het lijdende jonge wezentje can de lippen, haalde voor haar bloe men en vruchten, en 's avonds, als de maan met zilveren glans over het Lin da! straalde, de witte steenen toover- achtiig belichtend, als het donkere kas- tanjeioof, door een koeltje bewogen, droomerig flufeterd'e. als ver, heel in de verte, de Medesirno rookte, dan nam hij zijn mandoline, en zong de zieke in slaan. Felicia heette ze, maar Fee" noem den haar vader en moeder haar. De dorpsschoolmeester schudde zeer wijs het hocfd, toen Tonino hem vroeg, welke heilige dien naam gedragen had Geene, dat stond vast. Fee be- teekende Fata, tooveres, en was op en top heidensch-. Dat de hemel ech ter niet met zich liet spotten, was hier weder bewezen. Het hart dreigde Tonino te barsten, zoo wee, zoo wee deed het hem Mijn heer Carelli ging door voor een auto riteit, maar deze maal twijfelde de knaap aan de woorden van den grijs aard. Misschien vergiste d'ie zich ook eens. Dat de Fedischi's heidenen wa ren, geloofde de Italiaan nooit ofte nimmerze gingen immers alle Zon dagen naar de kerk, net als de andere bewoners van San Giacomo en eens had Fee immers aan Tonino gevraagd, om haar naar den Campo Santo te brengen, wat hij ook gedaan had. En lang bad het meisje toen op een om gevallen steen gezeten, op het vrien delijke dorpskerkhof, de handen ge vouwen, en de oogen vol verlangen ge richt op 't gouden licht der ondergaan de zon. Neen, ze was een Christen, meester Carelli mocht zeggen, wat hij wilde. Maar het meisje werd altijd bleeker en immer1 vermoeider. Nu ging ze al niet eens meerulit, maar liet zich door Tonino op zijn sterke armen dragen In de eerste van de drie ijsperiodes, welke deze winter tot nu toe heeft gebracht, in November van het vorig jaar, was het ijs op de uitgestrekte, onderwatergeloope-n vlakten langs den I-Iavel, waarvan de Spree, het stroom pje, waaraan Berlijn ligt, een bijrivier is,, 45 en meer centimeters dik ge worden. Er was een drukte van geweld op de eindelooze banen, niet alleen overdag, maar ook 's avonds, bij heer lijken maneschijn. Schaatsenrijders, ijsschuitjes en vis- schers bewogen zich op het glimmende ijs en zelfs zag men wandelaars, toe gerust met ijssporen en ijsstokken, die van de gelegenheid gebruik maakten, ,om/ ontdekkingstochten te onderne men in de anders 'moeielijk toeganke- Hengelaars op het ijs. lijke deelen van het waterrijke oever landschap. Met groote netten vischten de vis- sjchers onder het ijs. Van bijt tot bijt haalden zij met laage staken de touwen van het net naar voren, tot eindelijjk de windassen, ieder door vijf man bediend, aan den gang kon den gezet worden en met urenlangen, moeielijken arbeid het net onder het ijs doortrokken. Vijf tot zes duizend kilogram visch zijn in gunstige geval len aldus in de groote netten gevan gen, altijd 's nachts. Maar naast de beroepsvisschers, die ook het kleine net niet versmaadden, verschenen eveneens 's nachts talrijke liefhebbers, hengelaars, om groote ga ten, den schrik der schaatsenrij ders in het ijs te hakken en daarna te hengelen, meestal met gunstig re sultaat. De arme, onder het dikke ijs ingesloten visschen, zwommen van alle kanten naar zulk een gat, om versche lucht te happen en werden zoodoende gemakkelijk een prooi van den hengelaar. De hengelaars kwamen volledig toe gerust in ijsschuitjes. Niet alleen visch- gerei maar ook kleine ijzeren kachels en kook toestellen brachten zij mee en onder het visschen werd op het ijs koffie gezet en groc toebereid en in groote hoeveelheden verzwolgen. Dik wijls werden pasgevangen visschen ge kookt en genoten. in de verwarmende zon. Eens zag ze den postwagen den weg afkomen. Er bovenop zaten twee Engelsche dames en ieder had een bouquetje alpenrozen. Oh alpenrozen vroeger pluk te ik die zelf, zeide Felicia half luid, en twee tranen rolden over haar blee- ke wangen. 'isNachts was Tonino verdwenen, niemand kon ook maar gissen, waar hij gebleven zou zijn in dien donkeren nacht, terwijl de sirocco woedde. Tegen den avond van den derden dag. toen het kerkklokje droevig luidde over den dood van een afgestreden, lie felijk menschenkind, droegen vier mannen een baar van Isolato naar San Giacomo. Op die baar lag Tonino's ont zield. jong lichaam. De knaap moest bij het bloemenplukken op de pashoog te gevallen ziin, want in zijn verstijfde vingeren hield hij nog steeds een rui ker bloeiende alpenrozen geklemd. Thans slapen het Italiaantje en het Diutsche meisje reeds teng naast el kaar op het kleine kerkhof van San Giacomo. Oude, op zichzelf staande menschen, die een bescheiden en teruggetrokken leven leiden, worden in de fantasie van achterdochtige, hebzuchtige fa milieleden en kennissen gewoonlijk gedoodverfd als schraapzuchtige indi viduen, te gierig zelfs om voor eigen gebruik het allemoodigste te nemen van den verborgen schat, die, hetzij in een oude kous, achter een steen in den muur of onder de kachelplaat voor de oogen van al de nieuwsgieri gen onzichtbaar is. Van alle voorwerpen echter, die zich in de verbeelding der massa eigenden tot geheime bewaarplaats van schat ten, mocht sinds onheugelijke tijden de stroozak zich in de bijzondere po pulariteit verblijden. De oude Krelis hield er zulk een stroozak op na. Alle familieleden en dat waren er niet weinig in het dorp verkeer den in de heilige overtuiging, dat het kleine, dorre, verschrompelde man netje met de sluwe oogjes en het door trapte lachje om den mond,... alleen daarom met een zoo spottende kalmte Schetsen van DE KA. Van drie reiziger Eigenlijk had ik hier boven willen zet ten van de «taking maar dat onder werp wordt in de kranten al zóó druk besproken dat ik vreesde m'n lezers een beetje te vervelen. Een leuke oude heer heeft mij het ver haal der drie reizigers verteld, en ik zal trachten het weer (ie geven. Het lokaaltje naar Arem dan boe melde tevreden over de avond-heide, 't Was koud en guur weer, en de drie eonige reizigers waren dicht bij elkaar geschoven in de coupé derde klasse, ver langend door een gezellig praatje het lange eind reizen te vergeten. D. w. z. twee van hen. De eene was een oude lieer, mijn oude heer, die een jarige zus ter In Arem ging verrassen. De tweede was een jong schildersgezel, een onbe zorgde, vrije Jongen, met flapperend zwarte strakdas en democratische denk- beelden. De derde een ietwat mager, melancholiek en dichterlijk onderwijzer, pas onlangs in Arem benoemd en zich naar zijn woon- .en standplaats bege vende. 't Was in den tijd der stakingen. De atakings-manie was ais een besmettelij ke ziekte over het land gevaren, en maakte overal slachtoffers actieve of passievelWas het wonder dat ditmaal en bij uitzondering het praatje nu eens niet liep over het weer van vandaag, van gisteren, van eergisteren en een jaar ge leden, maar over de stakingen. De eigenlijke woordvoerder was de schildersgezel. Hij was blijkbaar trotsch op dezen socialen tijd, alsof ze door hèm zoo gebakken was. Dat was eerst je ware zag mijnheer wel dat de macht zoo langzamerhand verplaatst werd naar de groote massa, waar ze thuis behoor de. En maar heel kort zou het duren, misschien vandaag, misschien over een jaar, dat de bezittende klasse de kracht van den ontwaakten leeuw zou voelen. De oude heer knikte kalmpjes, en bracht nu en don een „alste pas, waarop zijn jeugdige reisgenoot dan met veel vuur op antwoordde: De derde mak ker, de voorganger der jeugd, zat stil en somber onder dat sociale gesnap naar buiten te kijken, waar nu en dan wat regen viel. En hij trachtte zich voor te stellen, hoe hij op zijn standplaats met de mooie natuur daar omheen, bijv. Zon dagsmorgens over de zonnige hei zou dwalen. Opeens scheen het dat de trein zijn vaart minderde en van schijn werd het al spoedig werkelijkheid. Ja waar achtig! Wat zou dat zijn, Zeker een on veilig sein. Vervelend, dat scheelde al weer een paar minuten. Het zou méér schelen, want toen de trein geheel en ai gestopt was, bij het kleine, spaarzaam verlichte halte-station, kwam de conducteur meedeelen dat men hier wel kon uitstappen de trein ging niet verder. Wat zal me nou gebeuren? schreeuwde de gezel, heb ik daarvoor een. kaartje naar Arem genomen? Moeten we soms vannacht hier blijven slapen? Waarop de conducteur kalmpjes en droog ant woordde: „De heeren kunnen doen wat ze willen, maar de trein gaat niet ver der. Er is een staking voor Arem uitge broken, en we mogen, niet verder rij den. Maar man riep de schoolmees ter nu ook bevend uit dat is toch onge hoord! Weetgij lieden wel dat dit plicht verzuim is. Ik zal er dat beloof ik u mijn beklag over doen bij de spoorweg directie. Goeden avond, antwoordde de con ducteur ik woon hier toevallig. Als u wilt kunlt u nog meerijden tot het ran geerterrein dan gaan de machinist en de stoker er ook van af. Wat schoot er oveT te doen? Al het ra zen van den Jeugdigen democraat, al het weeklagen van den mageren school meester hielp niet, men steeg uit, en be sloot op den lakonieken raad van den ouden heer, rond te zien of men niet op een andere manier te Arem kon komen? Edoch een trekschuit bestond er niet, aangezien de hei igeen kanaal noch wa ter bevatte, de luxe van een, laat staan drie fietsen, was even onbekend, en het eenlge vervoermiddel was de stakende trein, want de omliggende, rijtulg-bezlt- DE ZATERDAGAVOND. 5 op het doen der menschen neerzag, omdat hij den ,,aap" binnen had. Het op familie-bijeenkomsten uitge broede geheim van Krelis' schat ging ten slotte zoo lang rond tot zijn rijk dom vaste overtuiging werd bij alle dorpsbewoners. Liet do oude man zich al eens ont vallen: Als ik moppen bad, ging ik nog eens een paar dagen naar Amster dam, waar ik vroeger altijd zoo'n pret gehad heb, dan stootte men elkander aan en lachte veelbeteekenend. Op een Zondagnamiddag, terwijl de meeste dorpsbewoners in de kerk waren, bevonden zich bij de burge meestersvrouw twee dames op visite, die, evenals de gastvrouw, door ban den des bloeds aan Krelis verbonden waren. De koffie en de taartjes waren zoo- als men die slechts bij de meest in vloedrijke vrouw van het dorp mocht verwachten. Aan stof tot praten ont brak het ook niet, want in dorp en stad is voor vindingrijke en mededeel zame zielen altijd nieuws genoeg om er een stillen Zondagnamiddag geheel mede te vullen. Ten slotte echter, nadat iedereen zoowat de revue gepasseerd had, kwa men de dames op hun lievelingsthe- ma:den geheimzinnigen stroozak van den ouden neef. Teder had een nieu we bijdrage, dat het precies zoo was als men altijd gezegd had en hoe la ger de koffiespiegel in de kan daalde, hoe langer zich de avondschaduwen over den tuin verspreidden, des te grondiger drong men in de bijzonder heden van het onderwerp dooi'. Het gaat toch niet langer zoo, be sliste eindelijk de burgemeestersvrouw dictatoriaal. Stel je eens voor, dat men zijn geld stal, opperde d© andere nicht, hij sluit zijn huisje nooit af. Een onzekere blik vloog van de een naar de ander en de derde nicht, gaf uiting aan het bij do drie dames te gelijk opkomend plan: Hij is zeker ook naar de kerk, we zouden ons eens kunnen overtuigen. En nu werd het een fluisteren, mom pelen, voorstellen, tegenwerpen, waarschuwen en wederkeerig elkaar aanvuren, tot vijf minuten later de da mes de een na de ander, het vertrek verlieten om oogenschijnlijk een luchtje te scheppen. Na een behoedzaam verkennen van den omtrek ontmoetten zij elkaar weer voor het afgelegen huisje van Krelis. Nog eon schuw rondkijken en het drietal sloop naar binnen In het vertrek tikte do hangklok eentonig en klagen, overigens was bet stil. Daarna hoorde men niets anders dan het geklap van een schaar en het knisteren van weerbarstig zakkenlin- nen. De drie vrouwen hurkten over haar werk gebogen, opgewonden, met lende boeren woonden zóó ver weg, dat je evengoed Je beenen kon opnemen, en naar Arem loopen. Waartoe dan ook eindelijk besloten werd. De schildersgezel zou de gids zijn, maar bij was een buitengewoon ontevre den gids. Hij meende dat alle kuilen en alle steenen juist op zijn weg lagen. Nu eens gleed' hij uit op het gladde heide kruid, dan weer slingerde er zich een booze bremstruik op zijn beenen, zoo dat hij vreesde in een hazenstrik te zijn geraakt. En de vermoeienis nam door al deze dingen, waarvan ook de twee an deren ruimschoots hun deel kregen,al maar toe. De schoolmeester die zich zelf beloofd bad goed uit te kijken, om althans een fraai opstel over de nachte lijke heide te kunnen schrijven, gaf deze gedachten al spoedig op, omdat hij let terlijk niets zag, en zich reeds eenmaal bijna den nek had gebroken over een eenzaam denmeboompje. Bovendien plegen in de meeste ver halen van deze nachtelijke tochten maan of sterren liefelijk te schijnen. Ditmaal bleven ze echter zeer onbeleefd weg, en maakten den nacht daardoor nog zwar roode hoofden en woeiaen en woelden in het oude stroo.... Opeens verscheen buiten voor het venster een gelaat, dat door de reet van het dichtgeschoven gordijntje keek; wie de trekken van den spion in hun levendig spel had kunnen gade slaan, zou een schrander, boosaardig lachje hebben ontwaard. Eindelijk werd in het huisje een verwoed mopperen gehoord; een snel, met slecht geweten volvoerd oprui men en samenlappen, en wegwis- schen van de sporen der diaad, dan onbevredigd, beschaamd wegsluipen... De oude Krelis had sedert, lang niet zoo goed geslapen als dien nacht. Was het versch opgeschudde stroo er de oorzaak van of had hij een verma kelijke komedie in 't vooruitzicht wie weet? Den volgenden dag zette hij in elk geval een zeer bedroefd gezicht, toen hij zich bij burgemeester liet aandie nen en om een vertrouwelijk onder houd verzocht. Na afloop er van kwam de burger vader zeer ontdaan in de keuken. Een mooie historie, vertelde hij zijn echtvriendin en trouwe raadsvrouw onder het. zegel van geheimhouding. Krelis was zooeven bij hem geweest, heelemaal in de war, wanhopig. Gis teren waren hem al zijn spaarduitjes, zes honderd1 gulden, uit zijn stroozak ontstolen en nu wist hij geen raad. Ieder wist, dat Krelis geld in zijn stroozak had en een schande voor het dorp zou het zijn, als de justitie er in gemoeid moest worden. De burgemeestersche, voor het haardvuur gebogen, was nu eens bleek, dan weer rood geworden. Hoe dan ook, zei ze benépen, was 't toch geraden maar niet zoo onmiddel lijk gevolg te geven aan de zaak: het moest nog eens rijpelijk overwogen worden, vooral mocht er niets van uitlekken. Zoodra haar man weg was, liet de dame door de stalmeid haar beide nich ten en medeplichtigen voor een drin gende bijeenkomst in de mooie kamer roepen. Wat daar voorviel, is niemand ooit te weten gekomen, maar men had alles saam kunnen vatten in het oordeel der vrouwen over Krelis. dat hij de meest geslepen schurk was die er rondliep. Wat te doen? Als de dames niet voor dieveggen wilden doorgaan, moest er gehandeld worden. Want hem logenstraffen durf den zij niet, daar zijzelf de legende van den verborgen schat het ijverigst hadden rondgebazuind. 't Werd dus zaak, alle geheime fondsen bij elkaar te schrapen en daarna sloop de burgemeestersvrouw in eigen persoon .toen zij Krelis naar dame doro de stalmeid haar beide nich- nen. ter dan zwart. De oude heer was de tevredenste van allen, al zei hij 't zelf. In één ding zag hij zich echter bedrogen. Jaren geleden was hij ook van deze zijde de stad ge naderd, en hij herinnerde zich zeer dui delijk van af het gehucht reeds een licht schijnsel te hebben gezien boven Arem, veroorzaakt door het igaslicht, in straten, winkels en huizen: Maar geen licht was te bekennen. Je had evengoed met geslo ten oogen kunnen loopen. Ten slotte waren ze de wanhoop nabij. De gezel braakte de vreeselijkste ver- wenschingen uit tegen de stakers ze hadden hem toch wel even kunnen waar schuwen! De schoolmeester had oor-, hoofd- enz. suizingen hij was duize lig van het donker, en besloot bij zich- zelve maar liever ongemerkt op deze nachtelijke heide te sterven. Tegen dat „ongemerkt" verzette zich echter zijn vleeschelijk, ondichterlijk-ik, en juist wilde hij daarom in onomwonden taal zijn naargeestig voornemen aan zijn ge zellen meed'eelen, toen de oude heer on danks een steek in zijn rug en de zorg over zijn ongeruste zuster, plotseling De burgemeester lachte fideel, toen hij zijn vrouw den volgenden morgen mededeelde, dat Krelis weer bij hem geweest v/as om te vertellen, dat hij zijn geld teruggevonden had. Blijk baar was bet wat verschoven in d'en stroozak. Een paar weken later aanvaardde Krelis de lang voorgenomen reis naar de hoofdstad. Kijk, kijk, zeiden de menschen, 't is dan toch waar van dien schat. Hij heeft gelijk, zei de burge meester tot zijn vrouw, beter dat hij het geld verbrast, dan dat het hem ontstolen wordt. Zij en baar medeplichtigen hielden haar oordeel voor zich, maar toen de oude, leuke Krelis aan zijn drie nich ten ieder een mooie prentbriefkaart zond met hartelijke groeten, toen sprongen de dames van woede bijna uit hare poezele huidjes. De heer J. L. de Villiers was voor den oorlog staatls-ingeniour van wegen in Transvaal. Hij maakte den oorlog mee als militair ingenieur. Bij de be legering van Ladysmiith liad hij d'e leiding bij de afdamming van de klip rivier. Later werd hij gebrufikt om Fngelsche treinen te vernielen. Den ?0sten April 1901 werd hij te Pieters burg gevangen genomen. Daarop zond men hem: als krijgsgevangene naar Tri- chinopoli in Britsch-Indië. Daarvan daan is hij ontsnapt en over Nederland is hij onlange- te Kaapstad aangeko men. Zoodra hij een pas krijgt, gaat bij zich in Transvaal als ingenieur vestigen Hij heeft aan ..Ons Land" verteld, hoe die ontvluchting in zijn werk is gecaan. Ik had mij over de behandeling door de Kngelschen niet te beklagen. Men bracht mij naar het gevangenkamp te Trïchïnopol'i in Britsch-Indië. Het kamp was 450 yards breeds en niét prikkeldraad afgemaakt. In het kamp was éen uitgang, In drie rijen van drie stonden er negen hutten voor de man schappen. Dan was er nog een groo- tere hut voor de officieren, waaronder ook ik gerekend werd. Naast die hut was een klein koelie winkeltje waar een paar koelies pi sangs, sigaren en allerlei snuisterijen verkochten. Deze koelies kwamen des morgen? in hei, kamp en gingen er des avonds weer uit. Hunne koopwaar werd iederen morgen en iederen avond gebracht en gebaald door een inlandsch karr.etje, overdekt met een huif en ge vlochten riet. Ik had het al lang veel te warmen te vervelend gevonden in het kamp en peinsde op plannen om er uit te ko uitriep: „Wat bidaar staat een huis daar staan meer huizen —I Een on derzoek werd ingesteld, en waarachtig het was zoo. Dan maar aangeklopt: tik- tik deed de oude heer met zijn wandel stok op de deur, schop-schop trapte de schoolmeester, bom-bom daverde des ververs vuist. Boven verscheen een licht men hoorde stemmen een vrouw vroeg angstig iets, een man bromde daar wat tegen in. Toen ging het luik open, en vroeg een ruwe kerel: „Wat mot dat Waarde vriend, begon de schoolmees ter met P-enige zalving, waarde vriend, wij zün door de werkstaking Dan heb je hier wat voor je moeite, klonk het meteen terug, en een hoeveel heid vocht wat het was kon in het duister niet uitgemaakt worden werd naar heneden gestort. Toen sloag het luik dicht, en zweeg alles weder. Moedeloos werd de tocht voortgezet, maar de schoolmeester scheen door het ongewone bad eenigszins opgewekt, al thans spoedig deelde hij zijn half ver dronken reismakkers mede, dat zij In een straat liepenl Een straat is immers, de men. Na mij overtuigd te hebben, dat de koelies, als zij 's avonds het kamp verlieten, niet onderzocht wer den, maakte ik 't plan om als koelie gekleed achter het karretje te ontsnap pen. Maar hoe moest ik aan een koelie- kostuum komen? De in het kamp aanwezige inlanders mochten natuur lijk niets van mijn plan weten, daar zij het anders zouden hebben verraden. Maar ik wist raad. Op oen goe den dag riep ik onzen bediende, een ïnlandschen jongen, bij me en zei jongen, je ziet er te vies uit naar mijn zin, hier heb je geld, je haalt in hei doip twee nlièuwe baatjes. Ook gaf ik hem geld om goed te koopen vooreen .turban" en vooreen lendendoek. Toen de jongen de twee kostuums gebracht had. zei *k Ziezoo, nu moogt ge er éen van aantrekken, en het andere zal ik voor je bewaren. De jongen was natuurlijk „uit" in zijn nieuwe pakje, en ik was" niet minder in m'n schik mot hot mijne'. Nu moest ik nog een horloge zien te krijgen, want daar ik met den trein wilde vertrekken, was hel voor mij van groot belang den tijd te w.eten. Het gelukte mij er een te koopen van een Engelsch soldaat, ik heb het nog, (De Villiers liet zijn vriend een kope ren knolletje zien). De groote moei lijkheid was nu nog, dat ik voor mijn vertrek de presentielijst (roll-call) nog moest teekenen, dan was ik zeker, dat men mij tot den volgenden morgen 7 uur. wanneer er weer een lijst moest worden ge teek-end, niet zou zoeken Ik had een spoorboekje weten mach tig te worden en daarin gezien, dat ik met den trein kon gaan tot Villupu- ram, een plaatsje dat 17 Eng. mijlen van de Fransche nederzetting Pondi- eherry verwijderd is. Als jk niet zorgde den volgenden morgen om 7 of 8 uur over de grens (c zi jn, zou ik weer door de Engelsche politie gevat wordlen. De trein vertrekt om 9 minuten over ach: en komt den volgenden morgen te 16 minuten over drie te Villupuram aan. Ik had bere kend, dat ik in 6 uur van Villupuram mar de grens van de Fransche neder zetting kon wandelen. Al deze gegevens had ik uit een oud reisboek, dat wij in het kamp hadden, dat zorgvuldig geborgen gehouden werd en in geheim van hand tot hand ■ring. Het reisboek was ons met an dere lectuur uit Holland toegezonden. De afstand van het kamp naar het sta tion was een half uur loopen. Zoo kwam dan de avond van den lOden Maart. Twee maanden had ik hard gewerkt om alles voor mijn vlucht ie bereiden. Aan twee mijner kamera den had ik mijn geheim verteld, zij zouden mij aankleeden en beschilde ren. Nadat ik de roll-call" geteekend had, terwijl dc overige mannen nog in rijen in hot kamp stonden, begaf ik mij in de tent waar ik in den korist mogelijken tijd in een koelie herscha pen werd. Ik kreeg een baatje aan, den turban doorgang tusschen twee huizenrijen Maar dan zijn wij in stad! 't Zal Arem zijn 't Was Arem!, gelijk zij ondervonden toen ze op het politiebureau voor het eerst weer licht te zien kregen? Een agent verzocht hen zeer argwanend gestemd in deze troebele tijden mee te gaan naar 't bureau. En hier volgde dank zij het eenigszins doorweekt, maar tocl\ notg. eerwaardig uiterlijk van den ouden heer de noodiige verklaring. Maar hoe kwam het dan, dat zij Arem niet herkend! hadden zult gij vragen. Geachte lezer op het politiebureau brandde slechts een waskaarts!Want ook de gasbewerkers van Arem hadden go- staakt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 8