ALLERLEI.
Haarlemmer Halletjes.
ALLERLEI.
Van alle tijden.
Voor alle tijden.
DE ZATERDAGAVOND.
Drie dagen verliepen. Klaas en Jochem
wachtten vergeefs, maar Zijne Hoogheid
arriveerde niet. Toen hij echter na acht
dagen nog niet terug was, begon de zaak
hun vreemd voor te komen. Als ze' hem
maar niet gepakt hebben, dachten bei
den.
Nog een paar dagen verder kregen ze
de zekere overtuiging dat de heer Von
Hartleben ingerekend was.
Als Zijn Hoog... zei Klaas, toen ze
er over spraken, maar brak plotseling
den zin af.
Hoog, hoog? vroeg Jochem argwa
nend, wat meen je daarmee?
Och niets, ik versprak me, luidde
het antwoord verlegen.
Doch ook Jochem viel door de mand
en riep driftig:
Die vervloekte keizer... Verder kwam
hij niet, want een hoestbui overviel hem:
Keizer? wat wil je daarmee zeg
ge^, Jochem, vroeg Klaas.
Och, niets, ik wilde zeggen, dat die
vervloekte hoest mij zoo te pakken heeft.
Maar... maar... ik zou wel eens willen
weten hoe mijnheer Von Hartleben het
maakt.
Ja, ik ook, ik ben bang...
Bang? waarvoor?
Wel, dat zij hem gevat hebben, flap
te Klaas er uit.
Gevat hebben- schreeuwde Jochem,
lieve hemel en mijn vierhonderd gulden
dan?
Wat, vierhonderd gulden? vroeg
Klaas verbaasd.
Ja, die heeft ie van mij geleend,
Gód bewaar me, ik mot zeshonderd
gulden van hem hebben.
Van onzen Duitschen vorst? riep
Jochem.
Wat, weet jij dat ook al?
Hij heeft mij de geheele geschiedenis
in diep geheim medegedeeld.
En mij ook.
Klaas vertelde nu van het verzegelde
pakje en denzelfden dag begaven de bei
de vrienden zich naar het parket van
dein officier van justitie te 's-Graven-
hage.
De geheimziraiüge erfenis van den heer
Von Hartleben bevatte niets anders dan
de interessante komieke voordracht
„Boerenbedrog".
Bont© steentjes.
Tokio, de hoofdstad van Japan, is
wei de zindelijkste stad ter wereld.
Er zijn daar 800 openbare hadin
richtingen. welke dagelijks door 300000
menschen worden bezocht,
Een Zaterdagavondpraatje.
Nu de heer Roog met Mei aftreedt als
Raadslid en, zich gaat vestigen in de
wieg van de Edammer kaas, namelijk in
het landelijk Edam, nu wordt het tijd
cm eens over een opvolger te denken.
Ik geloof, dat er weinig vacatures zijn,
waar we het zoo gemakkelijk en tegelijk
zoo moeilijk over eens zullen kunnen
worden. De gemakkelijko kant is deze:
dat do heer Roog in ons aller oog door
niemand anders kan of mag worden
vervangen, dan door een bouwkundige.
Het is goed, dat er een paar architecten
,n den Raad zijn en daarom kan de heer
Roog niiet worden vervangen door een
dokter, een Tentenier, een fabrikant of
een advocaat. Een bouwkundige moet
het we zon en nieman anders!
En daarmee is ook al gewezen op den
model ijken karnt van de quaestie. Als
uien zich moet beperken tot ééne cate
gorie van personen, dan is de keus be
perkt. We tellen onze architecten niet
bij tientallen, hoewel allervermoedelijkst
de archtlecten zeiven wel van meening
zullen wezen, dat er in Haarlem wat
minder architecten zouden kunnen zijn.
Ik heb dat ia verschillende vakken op-
Een Amerlikaansch spoortreinmachi
nist. die onlangs op pensioen gesteld
is. heeft gedurende zijn 42-jarigen
diensttijd na elke reis het aantal door
hem afgelegde mijlen opgeteekend en
de uitkomst van die aanteekeningen is,
dat hij in heit geheel 2.256.617Ï kilo
meter heeft afgelegd.
Als zijn locomotief altijd in dezelfde
richting was gegaan, zou hij 56^ maal
rondom de aarde zijn gèloopen.
Alleen te New-York waren in 1900
47 fabrieken van schrijfmachines met
een kapitaal van 8.400.431 dollars, le
gen 30 niet een kapitaal van 1.421 783
dollars in 1890. In die fabrieken zijn
werkzaam 4340 personen, die aan sala
rissen verdienen 480.486 dollars'. In.
1900 werd voor een waarde van
2 697.54S dollars uitgevoerd, vertegen
woordigende 38.9 pet. van de totale
waarde der productie. Van 1897 tot
1900 vermeerderde de uitvoer met
85.6 pet. Europa is altijd1 de sterkste
kooper van schrijfmachines geweest,
In 1900 ontving Amerika 83.3 pet. van
het totaal, waarvan Engeland alleen
4U.5 pet. betrok. Naar volgorde komen
dan Duitschland, Frankrijk en België.
Toen Bismarck op jeugdigen leeftijd
in Frankfoi't a. Main werkzaam was en
zich in het huis van den heer Saffer-
held gevestigd had, verzocht hij zijn
hospes een schel te laten maken,
om' zijn kamerdienaar te waarschuwen
wanneer hij dien noodig had. maar
Safferheld wilde daar niets van woten.
Den volgenden dag reedis werden de
overige bewoners van het, hotel-in rep
en roer gebracht door het lossen van
een revolverschot.
De huisheer begaf zich onmiddellijk
naar von Bismarcks vertrekken en.
vroeg hem wat er toch gaande was.
„Hoe moet ik anders mijn kamerdie
naar waarschuwen, wanneer ik hem
noodig heb, als er geen bel is? ant
woordde de jonge diplomaat kalm.
De beroemde Poolsche tooneelspeel-
ster Morljeska werd eens te Parijs op
een groote partij genoodigd. De vrouw
des huizes verzocht haar den aanwezi
gen 'iets van hare kunst te genieten te
geven.
De kunstenares was daartoe gaarne
bereid, maar daar niemand van het
gezelschap een enkel woord Poolsch
verstond besloot zij eens een proef te
nemen.
Zij sprak, en wat zij voordroeg moest
wel zeer treffend geweest zijn, want
haar stem gaf alle schakeeringen van
hartstocht en gevoel te hooren.
De aanwezigen waren allen diep
ontroerd en eenige dames hadden zelfs
tranen in de oogen.
Hoe heet het gedicht eigenlijk,
dat gij ons hebt voorgedragen vroeg
de gastvrouw, toen de kunstenares op
hield.
Het was geen gedicht, antwoordde
Modjeska,
gemerkt: in plaats van de gezelligheid
te loven en te prijzen, zou men wen-
schen, dat er wat minder vakgenooten
waren. Het eigenaardige daarbij is, dat
men niet zichzelf, maar liefst een ander
naar elders zou zien vertrekken.
Na deze algemeen philosophische be
schouwing keer ik terug tot de nuchtere
praktijk van het leven en vraag mijzel-
ven af: „Wie moet dan nu de opvolger
wezen van den heer Roog?" En dan zou
ik mij zeiven willen antwoorden: „vraag
den heer Van der Steur". Hij is een man,
die zijn vak in den grond verstaat, die
wel geen lange redevoeringen houden,
iraar zijn/ meen/ing onverholen zeggen
zal en die door zijn omstandigheden in
de zekere onafhankelijkheid verkeert,
die voor een Raadslid van zoo groote
beteekenls is.
Ik weet niet of hij zal willen, maar
dat doet er voorloopig ook niet toe. Al
leen heb lk de aandacht op zijn persoon
willen vexstigen en hoop, dat dit balletje
rollen zal tot daar waar ik het graag
zou zien, in de besturen namelijk van de
k i es ver eenJ g i ngen
Misschien zal het nieuwe Raadslid nog
wel kunnen deelnemen aan de beslis
sing over de nieuwe pensioemsvoorstel-
len, die nog altijd met dezelfde kalme
snelheid tot rijpheid komen. We den-
Dan was het toch een fragment
uit het een of andere tooneelstuk.
Ook dat niet
Maar wat was het dan vroeg
men 'in gespannen verwachting.
Ik heb in het Poolsch geteld van
een tot tweehouder,ddlertig, gaf de
kunstenares lachend ten antwoord.
Een praatje over de
Huishoud- en Industrieschool.
Wat er van buiten aantrekkelijk uit
ziet, blijkt dikwijls niet mee te vallen,
hetzij dit de verwachting te hoog ge
spannen was of omdat daarbinnen we
zenlijk iets lcelijkis was, maar omge-
ccerd, wat van buiten leelijk is, blijkt
dikwijls van binnen mooi te zijn.
Dat dacht ik, toen ik, op den Klei
nen Houtweg wandelend, boven de
schuttingen van den tuin van den heer
Krelage, d'ie groote zwarte letters in
een grijs fond duidelijk zag afsteken
„KINDERBEWAARPLAATS",
Dat klinkt niet mooi, het doet ons
onwillekeurig denken aan een „opber
gen", een „wegzetlen". Die kinderen
zijn maar kinderen en belemmeren de
menschen in hun gewichtige bezighe
den. Ili besloot eens een kijkje te gaan
nemen, niiet om aanmerkingen te gaan
maken op wat ik verwachtte, maar we
zenlijk uit onbevooroordeelde belang
stelling.
Er was mij iets in de ooren gewaaid
van/ een zaal vol wiegen en jonge
meisjes, die schoone luiers moestem
aandoen enz. enz. ik moest daar het
mijne van hebben.
Vriendelijk werd ik 'in een spreekka
mertje van de Huishoud- en, Industrie
school ontvangen door een der leden
van het bestuur. Wij wachtten op een
ander lid, dat ons met nog andere da
mes in de verschillende zalen zou rond
leiden. Dat bleek wel noodig te zijn,
want werkelijk, het aantal is niet ge
ring. Eerst bekeken wij de twee keu
kens, die aan weerskanten van ae gang
ruim en keurig netjes zijn. In beide
1 en hierbij minder aan een bliksem- dan
wel aan een boemeltrein. Intusschen
heeft die bezadigde langzaamheid ook
hare lichtzijde en wel deze, dat in den
loop van de Jaren de zaak zoo door en
door behandeld en bekeken is, dat nie
mand er meer wat nieuws van zeggen
kan. Zoodra het in den Raad komt, zal
i et voorstel dus zoo goed als aangeno
men zijn, op één punt na, den leeftijd
van die politieagenten. Ik kan mij haast
niet voorstellen, dat de Raad voor deze
beambten denzelfden leeftijdsgrens bo-
palen zal als voor de^anderen, namelijk
65 jaar. Wie kan zich en politieman
van 65 jaar denken als vlug looper, vlug
schrijver, man, van een krachtige vuist,
en vermoeid en onvermoeibaar? Ik niet.
Het eene vak is het andere niet en deze
menschen slijten gauw. Er moot, naar
iii van verschillende kanten gehoord
heb iets bijzonder vermoeiends en af
mattends liggen vooral in nachtdienst.
Het doen van afgemeten ronden in den
donker, in eenzaamheid en stilte, werkt
- naar het schijnt veel meer op de
zenuwen, dan men oppervlakkig den
ken zou. Dat overigens afwisselende
dag- en nachtdienst op zichzelf al ver
moeiend is, weet iedereen. Het zou mij
dan ook niet verwonderen, wanneer er
in den Raad stommen opgingen, om,
Keukens stonden twee fornuizen en een
gaskachel. Alles glom on blonk men
zou ér om zoo te zeggen, van den grond
kunnen eten. Een stoomkoker met drie
verdiepingen, werd ons getoond, bijzon
der geschikt om eten warm te houden,
en dan ook een kleine hooikist, d'ie ook
heel goed schijnt te voldoen.
Daarna betraden wij een lokaal,
waarin wel twintig meisjes zaten te
poetsen.
Het echte beeld der Hollandsche
huisvrouw. Poetsen, poetsen, tot het
zoo glimt, dat het voor een spiegel niet
onderdoet en dan misschien eens even
gluren, of het w/itt»e mutsje wel recht
staat. Wel ja, dat mag wel, hoor, jeug
dige huishoudstertjes, al doe je het
dan ook tersluiks, denkende aan het
oude rijmpje „Wie telkens in den
spiegel ziet, enz." troost je dan maar
met de gedachte, dat een glimmende
theepot, die je nog wel zelf zoo glim
mend gemaakt hebt, geen spiegel is.
Na een g'endiag-knlikje aan de onder
wijzeres en hare leerlingen gingen wij
weer verder en kwamen achtereenvol
gens in verschillende kamers en zalen,
te veel om bij allen stil te staan. Wij
zagen de kamer van Mejuffrouw Gal-
lenkamp, een spa-eekkamer, nog een
spreekkamer, een teekenzaal met mooi
bovenlicht, slaapkamers van interne
leerlingen, dito's van interne leerares-
sen en toen hoorden wij duidelijk kin
dergeschrei. Daar naderden wij. wat
vooral mijn nieuws.laten wij zeg
gen mijn weetgierigheid opwekte.
Och, wat eigenaardig, bij het binnen
komen struikelden wij bijna dadelijk
over een kleine dreumes, die direct als
een nieuwsgierig muisje de kans waar
nam om te zien, wat daar wel in de
buitenwereld voorviel. Wij zagen er
kleintjes van eenige weken, maanden en
jaren oud en daartusschen do jonge
meisjes, die mot aangeboren handigheid
dat kleine goedje gaven, wat het toe
kwam. Eenige kinderen stonden in een
loopwagen, andere hobbelden In een
hobbelstoeltje, weer andere lagen in wie
gen en daar aan een tafel met aan weers
kanten een bank zaten er eenige op den
meer rijperen leeftijd van drie en vier
jaren. Het was alleramusants om te zien
en voor een moeder te aantrekkelijk om
zich niet eens even met een paar der
kinderen te bemoeien.
De „heer in 't schommelstoeltje", die
juist op de tafel met het witte kleed had
gelegen als gevoilg van een klein meer
tje op den houten vloer, zat nu voorzien
van een drogen luier stil als zat hij na
te denken over de zooeven begane zon
de. Ik kon niet laten, dat leuke kereltje
voor deze ambtenaren den leeftijdsgrens
niet op 65, maar bijvoorbeeld op 60 jaar to
bepalen.
Als het een onderwerp was om er grap
pen op te maken, zou men kunnen zeg
gen, dat de mensch tegenwoordig des
■e eerder versleten moet zijn, omdat hij
zoo merkwaardig vroeg begint. Ik over
drijf niet wanneer ik zeg, dat bet er naar
gaat lijken, of de aankomende mannen
van onzentijd het staken eerder dan het
wenken leeren. De couramen hebben ons
i og dezer dagen de hartverheffende tij
ding gebracht, dat aan de zeepfabriek
net werk was neergelegd door vijf Jon
gens van veertien jaar. Zegge veertien-
jaar. Met hun vijven waren ze dus on
geveer even oud als een agent van poli
tie, die in de termen valt voor pensioen.
Als de lezer mij vraagt, waarom deze
jongentjes staakten, dan weet ik het
riet. Heusch, ik kan het niet zeggen!
Misschien begon die eeuwige muskus
geur hen te vervelen. Misschien ook
I in/derde hen die voortdurende aanblik
van zeep, een artikel waar jongens In 't
algemeen een broertje aan dood hebben.
E stond in de bladen, dat zij voor een
agent van politie op de vlucht zijn ge
gaan, maar naar tk heb hooren zeggen
:s daarvoor een heelo politiemacht uit
getrokken. Hoe tilt ook wezen mag, ik
DE ZATERDAGAVOND.
7
houd het goed en onthoudt het alle
maal. jullie die hier in het rond staat:
Wat de overheid ophangt, mag de on
derdaan niet lossnijdenI
De slimme boer.
Barend was zoo dom niet als hij leek;
Barend was een boertje dat er dom uit
zag, maar dat in werkelijkheid een heel
snugger en schrander manneke was. Hij
woonde buiten Oldenzaal.
Op een morgen zou hij over de gren
zen gaan om er graan te koopen.
Vader, zei zijn zoontje Kees, een
lummel van elf jaar, vader laat mij mee
gaan.
Ik dank je wel! zei Barend. Reizen
kost geld. Heb jij geld! Een retour naar
Gildehaus kost tien stuivers. Ik geef
geen tien stuivers voor je uit.
Keesje had dit bezwaar voorzien. Maar
hij was een slimme jongen, even slim
als zijn vader en hij had een plan
Den volgenden morgen ondernam Ba
rend de reis. Hij droeg op zijn rug een
zak. En in dien zak schokte en zweette
een kleine boerenjongen Kees. Het
was zijn eerste reis.
Rustig zette Barend zich in een coupé,
de zak naast zich en de reis verliep zon
der avontuur
De trein kwam in Gildehaus, het grens'
station.
Barend nam den za kop zijn rug eo
liep gemoedelijk door, de douanen voor
bij.
Heda; Bauer, haltl riep een douane
ambtenaar. Was soil das bedeuten, hieT
chne Weiteres durch zu gehen?
Herr OberzoRinispektor, zei de slim
me boer in gebroken Duitsch, ik heb
niets belastbaars bij me. Niets, waar
achtig niets?
Steil den Sack hln, Bauer; gelastte
de ambtenaar.
Zooals meneer belieft, sprak Ba
rend onderdanig en hij zette den zak
voorzichtig op den grond.
Was hast du,da in dem Sack,hè?
Och niets bijzonders, zei hij, treu
rig, de boer. Ouwe scherven, ouwe glas
en ouwe potscherven om in de win
teravonden aardige vaasjes samen te
lijmen.
Lasz mal sehn! zei de ambtenaar,
een stok grijpend en hij sloeg onbarm
hartig op den zak los.
Toen klonk daarbinnen een heldere
jongensstem, die bij lederen slatg van
den ambtenaar uitriep:
Rinkeldekinkeldekinkel!
De dood van de Doode Zee.
Evenals de ijsbergen geeft de „Doo
de Zee" teekenen van een aanstaande
verdwijning Fen Engelsch geleerde
heeft geconstateerd, dat zij sedert eeni
ge eeuwen aanmerkelijk is afgenomen
en dat haar eertijds groote diepte geen
drie meter meer bedraagt
Het water verdampt spoedig, de zout-
laacii zetten zich af aan de oevers,
waar zij vaste, harde rotsen doen ont
staan.
Dit is dus de aankondiging van een
opdrooging en van de aanstaande her
schepping van de Doode Zee in een
woestenij
Al liet goud van de wereld.
Met betrekking tot geldzaken is 't volks
begrip wonderlijk op een dwaalspoor,
gegrond als 't schijnt op sprookjesach
tige verhalen, die maar, alsof 't zoo
niets is, spreken van bergen goud en
zilver en kamers vol goudstukken. Voor
hen, die meenen, dat al het goud in de
wereld, op een hoop verzameld, een
rousachtigen berg zou vormen, zal het
zeker een verrassing zijn, te hooren, dat
liet slechts een klein heuveltje zou wor
den.
Hot is heel makkelijk de cijfers te vin
den, die deze conclusie rechtvaardigen.
Bij het begin van het Christelijk tijdvak
was er in de wereld t 1,032.000.000 aan
goud. Dit is eeni schatting gebaseerd op
zorgvuldige berekeningen, een schat
ting, die de werkelijkheid dicht nabij
komt. Maar goud, onvermengd goud, is
erg zacht en slijt verbazend af; dienten
gevolge is het bedrag verminderd tot
t 136.800.000 op het oogenblik, dat Ame
rika ontdekt werd. Toen nam de goud
voorraad weer toe. Peru en Mexico ver
meerderden het goudbezit der wereld,
Galifornië hoopte den voorraad nog
meer aan en eindelijk kwamen Austra
lië, Zuld-Afrika en Alaska, Door al dien
toevoer is het aanwezige goud steeds
vermeerderd, en wordt het thans geschat
op een waarde van f 14.400.000.000. Stel
nu, dat ge hadt een kamer van 26 voet
in de lengte in de breedte en in die hoog
te, een kubus dus van 26 voet, dan
zoudt ge daarin al het goud der wereld
kuninen bergen!
Natuurlijk zou het goud één aaneenge
sloten massa moeten vormen, anders
ging het niet, maar schijnt het deson
danks niet wonderlijk en ongelooflijk.?
Toch is 't een feit.
Met het zilver staat net heel anders.
De heele voorraad zilver uit elk hoekje
van de wereld bijeengebracht, zou, zon
der twijfel, een mooien berg vormen,
maar al het goud der wereld, kan mak
kelijk in een gewoon woonhuisgebor
gen worden.
Gips tegen tuberculose.
Dat stof van gips een gunstige uit
werking op longlijders heeft, is op de
jongste jaarvergadering van de Duit-
sclie „Gipsvereeniging" betoogd.
Een der aldaar aanwezige gipsfa-
brikaniten deelde mede. dat hij ge-
du rendie vele jaren 406 arbeiders in
dienst had en dat geen van hen ooit
aan tuberculose had geleden.-
Van een anderen kant werden voor
beelden aangevoerd van arbeiders, die
aan tuberculose leden, toen zij in het
vak kwamen, en bij wie de voortgang
dier ziekte werd gestuit.
Tn het Ilarzgebergte moet de gun
stige werking van gipsstof op tubercu
lose een door ervaring bewezen feit
zijn.
Voorts wordt de goede naam, welke
Wei.szenhurg, "in liet Bern er Oberland,
heeft als herstellingsoord' voor long
lijders. in de eerste plaats toegeschre
ven aan de werking van een warme
bron, welke een overvloedig gipsgehal-
te bezit.
Een origineel© bibliotheek.
Te Miueapolis werd onlangs een bi
bliotheek geopend, die zeker baars ge
lijke in de wereld n'iet zal bezitten,
maar welker wijze van aanleg ook
door andore bibliotheken in toepassing
zou kunnen worden gebracht. Carle-
ton Young, een Amerikaansch mil-
liardier, tot voor korten tijd eën der
graankoningen. schijnt besloten te heb
ben. dezen titel legen dien van „boe-
kenkoning" te verwisselen. Zooveel
de eerste hem opbracht, zooveel kost
hom de tweede.
Het spreekt natuurlijk van zelf, dat
een milliardier zijn boekerij niet in
richt volgens de „bekrompen wijze"
onzer bibliothecarissen
Young wil een verzameling van de
eerste werken van alle natiën waarbij
bij vooral nadruk legde op den arbeid
van de hedendaagsche schrijvers. De
eigenlijke originaliteit zijner biblio
theek bestaat evenwel hierin, dat hij
de werken van tijdgenooten door een
door do auteurs zelf geschreven hand
schrift liet voorzien. In deze voorrede
verklaren de schrijvers welke omstan
digheden hen tot het schrijven hunner
boeken hebben geleid en bespreken
meteen de belangrijkste recensies. Dus
critiek op critiek.
Oorspronkeilijk toonden de schrij
vers niet veel sympathie voor hot plan,
omdat zij er eenvoudig een poging in
zagen om op handige wijze autogra-
pluëri bijeen te krijgen. De vier ver
tegenwoordigers van Young, die de
wereld afreisden, hadden dus niet veel
succes.
Toen men evenwel zag. dat het den
milliardier ernst was niet zijn streven,
werd men tegemoetkomender, vooral
daar hij bij de vervulling van zijn ver
langen daarvoor met rijke geschen
ken zijne erkentelijkheid beloonde.
De gaven der weerprofetie.
In een Amerikaansche stad waren
twee couranten die heftig met elkander
concurreerden.
Elk dier bladen had aan de redactie
een geleerde, die voor de weerberich
ten zorgde maar die twee heeren keu
den elkaar niet.
Dr tene dier meteorologen, prof.
lackson, merkte met groote ergernis
op, dat de weervoorspellingen van
zijn mededinger, Johnson, zeer dik
wijls juist bleken te zijn. terwijl de
zijne maar zelden uitkwamen.
Hij wilde beproeven te ontdekken,
hoe zijn concurrent aan zijn gegevens
kwam.
Tot dat cfoel liet hij zich Johnson
aanwijzen en hij ontdekte wldra, dat
deze dagelijks in een bepaald restau
rant kwam eten. Hij wist nu te ma
ken, dat hij met Johnson aan heL
zelfde tafeltje kwam te zitte en weldra
was hij met hem in levendig gesprek.
Toen h'j eindelijk gelegenheid had
om te vragen wat hem het meest in
teresseerde, sprak hij
A propos, ik heb gehoord, dat gij
de vermaarde weerprofeet van de
„Morning Post" zijt. Ik kan u niet
zeggen, hoe dikwijls ik mij reed's ver
wonderd hc-b over de juistheid uwer
weervoorspellingen.
O. dat is zeer eenvoudig, ant
woordde Johnson glimlachend. Er is
een oude domkop,die de weerberichten
voor de „Globe" maakt. Dat blad
verschijnt eenige uren vroeger dan 't
onze, en nu lieb ik niets anders te
doen dar. het tegenovergestelde te be
weren van wat hij zijnen lezers voor
spelt. Daar zijn voorspellingen meest
a! onjuist zijn. heb ik het zoo bijna al-
tiid aan het hechte eind.
Na dien dag waren de rollen omge
keerd want nu voorspelde professor
Jackson altijd het tegenovergestelde
van wat hij eigenlijk meende.
Een cultuur van Onze-Lieve-
Heers-Beesjes.
In een van do laatste artikelen in
de Journal de 1'Agriculture pratique,
wijst de heer d'Anchald nog eens op
liet. nut dat de Onze-lieve-Heers-beest-
jes voor den landbouw kunnen heb
ben. In d'e Vereentede Staten, evenals
in alle landen der nieuwe wereld, val
len heele zwermen insecten do plan
tages aan; vooral de oranje- en ci-
troenboomen in Californië hebben
veel te lijden van de Icerya Purcliasi.
Verontrust door deze rampen, zond
het Amerikaansche gouvernement pro
fessor Koebele naar Australië, om te
trachten er e©n natuurlijken vijand
van deze schadelijke insecten te vin
den. Zijn naspornven werden be
kroond met succes door die ontdek
king van een soort van Onze-lieve-
Hoers-beestjes dat. zich voedt met, de
Icerya Purcliasi. Men plaatste deze
diertjes in de Amerikaansche planta
ges. men kweekte ze aan in een soort
■van korven, zo verspreidden zich
overal m vernietigden het. schadelijk
ongedierte dat de jonge hoornen dood
de.
Dit succes werd overal bekend en
planters van koffie op Ceylon en van
thee in lndië, landbouwers in Zuid-
Af rika. in Egypte en in Portugal, al
len wilden het nuttig insect bezitten
Maar deze familie van Onze-lieve-
Ileers-beestjes bevat niet minder dan
2000 soorten, waarvan er 110 in Austra.
lië leven; alle soorten, behalve één
groep, zijn insectenetend.
De Australische entomologen kon
den .naar aanleiding van de vele aan
vragen, zich geheel wijden aan die
cultuur van die diertjes, want d'eze
hebben ieder hun voorkeur en eten
niet dezelfde insecten. Zoo is er dus
weer een nieuw bedrijf ontstaan; het
kweeken van Onze-lieve-Heers-beestjes.
(Eigen Haard).
Dieren en muziek.
Een der lezers van „Het Vaderland'
schrijft aan dat blad:
Eenige jaren geleden, wij woonden
buiten, kwam daar een bekende, zeer
muzikale pianiste bij ons logeeren.
Gcdurnde haar verblijf werd eiken
avond na het thee-uurtje de piano ge
opend en „ontsloot zij voor ons het
heiligdom der kunst."
Op zekeren avond keek toevallig een
van ons naar boven en zag daar vlak
boven de piano tegen het plafond een
groepje spininekoDDen. Eiken avond.
kwamen de diertjes geregeld terug,
en langzamerh* nd wandelde het ge
zelschap uit den tuin naar binnen. Dat
zij het, uurtje goed kenden, bleek den
eersten avond na het vertrek van onze
musicienne, want ook toen waren die
toehoorderessen op het bepaalde uur
present. Wij telden eir 14, die te ver
geefs wachtten, op de heerlijke klan
ken I ater hebben wij ze niet meer
gezien, hoewel er toch van tijd tot tijd
speeld wem. Het plijt meer voor den
goeden smaak der aardige spinnekop-
ies, dan helaas voor de uitvoeringen.
Kan, iemand na het lezen dezer fei
ten wel ooit meer zoo'n diertje dood
trappen
Een veil glieidslift.
In den toren van het stadhuis van
Philadelphia heeft men een nieuw
stelsel toegepast om ongelukken te
voorkomen, wanneer de kabel breekt,
waaraan de lift wordt omhooggetrok
ken. Bij dit stelsel vormt de liftko
ker een gesloten buis. waarin zich de
liftkamer als een zuiger op en neer
beweegt. Zoodra de ketting of kabel
breekt .sluiten zich automatisch eeni
ge kleppen, waardoor de lucht in den
koker wordt toegelaten. De liftkamer
valt omlaag maar drukt bij haar val
die ondergelegen lucht, die nu geen
uitweg meer vindt, in toenemende ma.
te samen. De samengeperste lucht
werkt als een elastisch stootkussen,
vertraagt den val en stuit d'ezen ein
delijk geheel, zonder eenigen schok.
Men heeft, om de deugdelijkheid
van het stelsel te beproeven, de lift
kamer van een hoogte van 122 met©r
laten vallen. Op 26 meter van don
grond was de snelheid nog 9 K.M. per
uur; beneden was zij gelijk O gewor
den.
De autoriteiten wilden niet toestaan,
dat do uitvinder in de liftkamer plaats
nam. Maar een aantal eieren, eenige
gloeilampjes en een paar ratten kwa
men ongedeerd beneden.
Tot zoover de Illustration", aan
welk blad wii dit. bericht ontleenen.
Wij vragen ons echter af, of bij een
val van geringere hoogte de lucht al
voldoende wordt samengeperst om
een schok met noodlottig gevolg
te vporkomen. te meer omdat het nau-
welijks denkbaar is. dat de wanden
van de liftkamer volkomen luchtdicht
in den koker passen.
(Eigen Haafd).
Velen, die geroerd worden bij het
gezicht van bittere armoede, uiten dat
meer met hun zakdoek dan met hun
beurs.
De eenvoudige zucht naar weten is
billijk en moet niet onderdrukt wor
den. De moeder brengen op zachte
wijze goede begrinpen in gezonde hoe
veelheid aan en late dit niet over aan
een vreemde.
Velen besteden zooveel van hun le
ven om een beter leven te verkrijgen,
dat zij het leven uitgaan, zonder een
goed leven te hebben gehad.
Onze geheele levensloop lost zich op
in twee plichten: gehoorzamen en re
geer en Om beide te erkennen en te
vervullen is ons onmisbaar de kracht
van het geloof,, het licht van het na
denken en de energie van den wil.
Een schandaal verheug! vaak diege
nen het meest, die er zich het mcost
over geërgerd toonen.
Een blinde onderzoekt bij eiken stap
den grond, waarop hij staat. Dat is
ook de weg van wie vorderen wil in
zijn zaken.
Om gelukkig ie zijn, moet men be
ginnen in het geluk te gelooven.