Licht m Schaduw.
Mijn Engelschman.
Een lersciiriMjke nacht.
Naar liet Duitsch door FOX.
I.
Ik zou graag Engelsch Ieeren.
Van die nieuwe dichters uit dat land
vertelt men al heel merkwaardige diri
sen. Die moet ik toch ook zelf lezen.
Het £al zoo moeilijk niet zijn. Alleen
in 't begin is het wel wat vervelend.
Maar wat loopt het toch gek met
alle goede plannen. Je moffeit ze al
tijd weg. Eiken morgen als ik zal op
staan. valt me dat in. 't geeft me
een voorwendsel aan de hand. om
nog wat in bed te blijven liggen na
denken. Deai heelien dag vergeet ik het
en 's avonds herinner ik me dan op
eens, dat ik er weer niets aan heb ge-
d&an.
Gelukkig ontmoette ik mijn vriend
Breindel. Die kwam juist van pa<=. Het
is een uitstekende vent als je wat noo-
dlg hebt. dat heb ik al jarenlang on-'
dervonden. Hoe ik hem eigenlijk leer
de kennen, weet ik zelf niet; iedereen,
kent hem; hoe. weet geen mensen. En
Breindel is zeer nuttig. Voor alles
heeft hij h>n raad. Heb ie een
zeldzaam tapijt of een oude schilderij
noodif hij vindt een -eschikte. gocd-
koope gelegenheid. Ga je een reis ma
ken. hij verschaft je voor ©lice stad de
noodige adressen. Voor alles wat je
noodig hebt. waarvoor ook. kan je Je
op hem verlaten.
Ik vertel hem miin Engelsche be
geerte. Natuurlijk heeft hij iemand
disponibel
Precies voor je geschikt. Hij zal
je fameus liiken. Ik heb namelijk een
ouden Engelschman
Ik vertrek mijn mond eens. want
ik had liever een jonge Engelsche.
Maar je wil toch wat leeren? Hij
werd kriezel' Voor despoot spelen
doet 1 zoo graae en mag het in het
geheel niet. dat 'e zijn plannen niet
goedkeurt. Daar doe je niets dan een
slechte uitspraak op. als je dan naar
Londen gaat eni spreekt zooals zij het
je heeft geleerd lachen ze.je overal
uit.
Daar hadi hij ook alweer gelijk in.
En het geeft toch niets of ik al tegen
spreek.
Die Engelschman noemde zich cap
tain Smith, maar ete--':;k heet hij
anders Zijn familie hoort tot den oud
sten adel van het land. Maar hij heeft
zich een beetle verboemelt en heeft
met ziin familie ruzie; als een zigeu
ner is hij door Europa getrokken.
Breindiol -roemt z'in uitspraak, zijn
kennis van kunst, ziin levenservaring
o 1 zal je best bevallen", meende
hii. ..Hij is precies voor je geknipt".
Is h:; getrouwd?
Neen.
Nu. dat doet er ook al niet toe
Kijken kost niets, stuur hem me maar
eens.
II.
Ik woon bij een dikke juffrouw. Ze
kon jonger zijn. Ze is de weduwe van
een gepensioneerden majoor. Ze snuift,
houdt van lottospelen en is doodsbe
nauwd voor roovers. De deur is dan
Een "eweldig groot kanon, het
grootste ter wereld, is in het begin
dezes jaars ovc-r e dragen aan de mi
litaire autoriteiten der Vereenigd'e Sta
ten, om er te Sandy Hook d - gebrui
kelijke proeven mee te laten doen. Het
reusachtig oorlogswapen, waarvan
wij hier een afbeelding geven, weegt
Een groot kasbon.
150 ton en bezit een kaliber van 16
inch. Het schiet bommen af van meer
dan een ton zwaait© en moet een
schietwijdte van ongeveer 30 K.M. be
strijken. Dit kanon moet dienen voor
de kustverdediging en het voornemen
bestaat, het als de proeven goed uit
vallen .met een ander van dezelfde
afmetingen e.n hetzelfde kaliber te
plaatsen te Romer Shoal. waar bet
vreemid'e schenen, die een aanval op
die haven van New-York in den zin
hebben, zou moeten vernietigen.
Het moordtuig is gebouw-1 in het
Watervliet-arsenaal in New-York.
ook altijd op het nachtslot en goed
gegrendeld.
Wie naar mij vraagt, wordt eerst
heel lang verhoord, om te weten of
het niet ©en geheime moordenaar is.
Ze zou graag zien. dat alleen dames
m© kwamen bezoeken. Dat wilde ik
ook welZij gelooft dat die niet
zuo gevaarlijk zijn. Dat geloof ik niet. I
Voor de rest is ze als ze niet aan moord
en doodslag denkt heel gemoedelijk. I
Ze zorgt goed voor je en ontziet geen
moeite. Ze leest zelfs mijn werken.
Trouwens ze leest verbazend veel, den
p-eheelen dag. Fransch. Engelsch, al-
les door elkaar. Vroeger is ze. geloot
ik. gouvernante geweest
De vorige week kom. ik thuis en vind
haai- geheel vertwijfelend. Jk maak
me er echter niet druk over. want ik
ben dat al gewoon. Zo geeft me een
kaartje en ee brief. Is dat werkelijk
een kennis van u?"
Ik maak den brief open Maar voor
eerst is hii absoluut onleesbaar en
heb je dan eindelijk ee regel ontcij
fert dan snap j© hem niet. Ik lees het
kaartje ..Captain Smith". Aha. mijn
Eneelschpian! ..Die mijnheer komt
toch terug, hoop ik?"
Om Godswil? Z© kijkt me wan
hopig aan. En nu stijgt haar angst
tot woede.
Neen. bü alles wat recht is
maar dat "°at to ver Dan was het
maar beter dat u wegging, 't Spijt me
erg. waint u is een zeer solide heer,
maar voor ik dat mensch weer in mijn
huis laat. dan was 't maar beter dat
ik verhuisde. Alles heeft zijn grenzen.
Maar wat is er dan gebeurd?
Het duurde een uur voor ik het
langzamerhand hoorde. Eerst huilt ©n
jammert ©ri weent ze met immer
nieuwe verzekerin - dat de verschrik
kelijke mensch niet meer in haar huis
komt Slechts moeilijk begrijp ik het
zoo stukje voor stukje. Later komt
Rika ©n vertelt me de geheele geschie
denis en dan begrijp ik alle?.
Ik was juist uit en Rika deed de
kamer, toen er gebeld werd. De dikke
juffrouw kreeg natuu-rlR' weer een
schrik of het niet ov-n aanslag was en
ze luistert. Rika gaat kijken, wie is
er. Een-ijzige hoer. die er nog nooit
geweest was. met een spits gezicht,
maar anders heel fatsoenlijk. Ze ver
stond hr:v> ntet dmdr.liik. omdat hij
de woorden radbraakt. Maar ten leste
snapt ze toch. dat hii wat aan me
schrijven wil en laat hem binnen. Hij
"aal aan de tafel zitten, scharrelt een
stuk napier op en schr:ft. Zij pakt
haar stoffer weer en veegt rustigjes
de kamer aan. Buiten luistert de. dik
ke juffrouw. Z© is al beangst wat
die vreemde kerel eigenlijk zoo lang
uitvoert Dat schijnt haar verdacht;
door de dunne wand hoort ze elk
woord dat gesproken wordt.
Plotse!'i>" roe-' hii Rika. ..Kom
kom gij! Gij m:: helpen moet! Zegt
men in 't Hollandsch, geëerde heer of
geëerde mijnheer?" En 1 neemt haai
den stoffer, die hem hindert, af, trekt
haar naar de tafel en zin voor zin,
woord voor woord moet ze den brief
lezen, en ook ze<"-eu hoe een woord
geschreven moet worden cm waarom.
Hij gelooft het zoo grif niet Drie.
viermaal laat hij 't haar zeggen en
krabt zich den puntigc-n schedel als
li ij 'i niet zoo gouw begrijpt, 't Liefst
wil hij hot heer" zetten, men zet im
mers ook ..het -meisje" •-> niet de
meisje". Orde moet er zijn, waarom
zou men d'an .,die heer" schrijven?
Dan moet ze ten minste ©en reden
aangeven maar met grillen hield hij
zich niet op Ze moet niet denken dat
hij koppig of eigenzinnig is; als ze
hem een beetje beter heeft leeren ken
nen, zal ze dat zelf toegeven maar al
les moét behoorlijk verklaard worden.
Dat mag men tenminste verlangen.
Een taal. die niet verklaren is. is
een domme taal". Daar wordt Rika
hoos, maakt hem uit en neemt haar
stoffer weer. Ilij loopt haar na, pakt
haar heet en vleit haar en verzoekt
haar niet boos te ziin; hij heeft haar
immers niets gedaan. Hij is alleen
erg verwonderd. Als men zich met
verwondert, leert men nooit een vreem
de taal. Ze moest liever blij zijn; dat
is juist het beste toeken, dat men voor
uitgaat. Slechts als men zich verwon
dert en precies alles vraagt, bemerkt
men de moeilijkheden. Daardoor mag
men zich niet laten afschrikken. Inte
gendeel Ze zal eons zien hoe goed
het gaat En hij trekt haar weer naar
de tafel, neemt weer de pen en vraagt
en twijfelt en strijdt verder, met dui
zend! middelen, woord voor woord.
Een uur is bijna om en hij heeft nog
maar drie regels.
Hel geduld der dikke juffrouw in de
andere kamer is uitgeput. Ze kan zich
niet langer inhouden. Men komt toch
niet in een vreemd huis om zich met
het dienstmeisje in de taal te oefenen,
't Zal wel een voorwendsel zijn. Ilij
wil met Rika eerst op een goeden
voet komen en dan dan komt hij
onverwachts met een dolk en een pis
tool op haar af. Je kunt niet weten.
Tegenwoordig zijn de menschen zoo
slecht. En afgezien daarvan, komt het
ook hoelemaal niet te pas.
En de dikke juffrouw verzamelt al
haren moed en gaat miin kamer bin
nen D,;n Engelschman komt ze erg
ongelegen,, In zijn gebrekkig taaltje
zegt hii haar dat hij mij iets te
schrijven heeft. Ze antwoordt in het
Engelsch. dat zc vloeiend spreekt en
zegt hem d'at liet practischer is de
boodschap aan haar te geven. Maar
hii laat haar niet ee-c uitspreken
Oh. spreekt u Engelsch?
Een beetje wat. men zoo in 't
gewone leven noodig heeft.
Oh. dat is jammer. Dan deugt u
niet voor me. Ik spreek niet graag
Engelsch omdat ik heit ken. Ik spreek
liever Hollandsch. Oh. dat. is moeilijk.
Maar in alle -eval, is het meisje,
dat u niet verstaat
Oli. het meisje is uitstekend. Zeg
geen kwaad van haar. Het meisje is
zeer goed. Ik ben heel tevreden. En
hij gaat weer zitten, neemt de pen op
eri bemoeit zich niet verder met de
dikke juffrouw.
Ze probeert het nog eenmaal. Maar
hij laat haar niet eens aan 't woord.
Met een ongeduldig gebaar legt hij
tiaar 't zwilrren op. De zaak is afge
daan. Ze moet hem niet meer storen.
..(iii kunnen gaan. Ik u niet noodig
hebben. Gij kunnen gaan".
Zij kookt van woede. Zoo'n onbe
schoft mensch heeft ze nog nooit ge
zien. Maar ze.zou hem de waarheid
eens zeggen .zoodat hij als ze
slechts zeker was dat hij geen roover
was. die misschien juist ruzie zocht,
't Was toch een bedenkelijke geschie
denis. Zulke lui dragen altijd ver
boden wapens bij zich. Wie kan 't
weten.
Schetsen van DEKA,
Verloochening.
Hij was altijd een moederskindje ge
weest een droomer van groote zacht
zinnigheid, die 't liefste thuis in een ver
borgen, weibeschut hoekje zat, met 'n
boek vlak onder z'n gebogen hoofd.
Toen kwam de tijd dat hij een vak moest
kiezen een vak, ja een vak! Maar wat
vcor een vak. Hij wist het warempel
zelf nilet. Elk vak, elke poging dus om j
hein weg te rukken uit het veilige krin
getje der huiselijke intimiteit scheen
hem onaangenaam, 't Liefst was hij
maar schrijver geworden. schrijver
van boeken. Dat leek hem wel —zoo in
een wedverwarmde, mooie kamer 's win
ters de gedachten neer te schrijven die
hij 's zomers in 'n grooten vacanitietijd
had opgevat. Maar je wordt zoo op eens
maar geen schrijver althans niet van
naam. En hij moest geld verdienen
zoo spoedig mogelijk. Niet dat het nu
bepaald noodig was— voorloopig althans
niet. Pa had een goed salaris! Maar de
eerzucht van moe kwam hierbij in het
spel. Waarom zou haar Jongen niet even
goed een of twee honderd gulden kun
nen verdienen als Piet of Klaas van oom
Jan.
't Resultaat was dat hij zich liet dwin
gen tot een pertinente keuze hij ging
bij 'n kennis van zijn vader op 'n hout
handelkantoor, ergens in een wezenloo-
ze provincie-stad.
De eerste .maanden was hij vrij gere
geld het slachtoffer van eon diepe me
lancholie. Niemand begreep hem, en hij
begreep niemand. Niemand kende hem
en hij kende niemand, niemand bekom
merde zich om hem. en hij bekommerde
zich om niemand. Als hij eens dood ging
dacht hij sioms in zijn diepe versla
genheid' pa en moe zouden er wel ver_
driet van hebben, maar hier zou het ge
heel onopgemerkt blijven. De heele we
reld zou lachend haar garag gaan, zon
der e enige belangstelling zijn dood ver
nemen.
Een enkele zou wellicht zeggen: O, zoo
is die Jongen dood, die, loome, bleeke
vent! Nou daar verliest de wereld ook
niks aan. Maar geen dag zouden ze er
over praten. En de kantoorlui och, hij
had zoo heeiemaal geen aanknoopings-
punten met henhij was nog zoo
jcilff.
In zijn eerste, kinderlijke vertrouwe
lijkheid, in zijn zoeken naar hulp en
steun, naar een gezicht dat hem tegen
lachte, had hij zich in den beginne ge
wond tot zijn hospita, een spreekgrage,
dikke burgerjuffrouw. Maar die open
baarde al spoedig zoo groote vertrouwo.
lij.kh.eid, of te wel indringerigheid, dat
hii het beter vond maar niet nader op
deze kennismaking in te gaan. Uit wraak
waarover zij hem strafte met koud eten,
slecht opgemaakt bed etc. Zij voelde wel
de wereldwijze feeks dat 't jonge
schaap toch niet zou klagen. Tegen haar
durfde hij het niet ze wou hem wel
eens zien opspelen, tegen zijn ouders
zou liij het niet doen, om zich groot te
houden.
Toch kwam or uitkomst, 't Moet al
heel gek in de wereld loopen als er, op
welke plek dan ook. geen menschen zijn
die jo* sympathiek zijn. Zoo ging het hier
ook Tegenover de kamers van den me-
lancholieken, jongen vreemdeling, was
een aardig winkeltje, een winkeltje van
alles garen en band, vliegers, petro
leum, snoepgoed, warm water etc.
De man was er dood, en het zaakje
werd overdag door moeder de vrouw ge
dreven, en 's avonds door den zoon, als
die van zijn werk thuis was. En dan was
pt ook nog een dochtertje thuis, eon
aardig vijftienjarig ding, wat ordinair
en brutaal, maar met een leuk gezicht
en prettige manieren. Eens op 'n avond
had de jonge werkman hem gegroet, en
hot meisje knikte hem toe. Zoo was de
kennismaking ontstaan. Hij liet eens
een sigaar opsteken, maar kreeg in ruil
daarvoor een gratis kopje koffie, in het
wat gedrukte en niet reukvrije, maar
zeer gastvrije achterkamertje.
ik neo aai ia versoimieuue vannua op-1 sneiueiu tot njpneia Komen, we uen- iu aon uaou stommen opgingen,
om 1 getrokken. Hoe dit ook wezen mag, ik
m.
De volgende week heb ik Captain
Smith gesproken, bij hem aan huls.
Bii mij mag hij natuurlijk niet meer
komen. Dat mag ik d© dikke juffrouw
niet aandoen. Dat heb ik haar moeien
beloven. Men noemt dat vrijheid en
trouwt daarom niet
Maar ik ben bij hem thuis. Hij
maakt me open Ik noem mijn naam.
Hij is zeer verheugd. Het treft goed.
dat ik juist heden kom. want het is
heden ..seminarium". Driemaal in de
week heeft hij ..seminarium'.
Hij gaat me met sroote waardigheid
voor .alsof hii me in den een of an
deren geheimen bond binnenleidt.
Rika heeft werkete'k gelijk: Alles aan
hem is puntte zijn schrale, lange, ma
gere kim, zijn scherpe neus en op den
kalen schedel steken een paar grijze
haren als stekels uit. Op dezelfde wij
ze steekt hij zijn voetstappen in den
grond.
We gaan door een nauwe gang vol
kisten, flesschen m rommel. Hij opent
de deur en ik stond voor een onge
meen lief ©n vertrouwelijk schouwspel:
om de tafel, waarop thee met brood
en worst, zitten elf jonge meisjes, nu
niet bepaald schoonheden, maar de
een nc frisscher dan die andere,
lachend, babbelend, plagend.
Dat is zijn seminarium" Hij stelt
me voor en legt 't me uit. Als hij op
straat een naaistertje, winkeljufje.
borduurstertje ziet. dat hem bevalt,
vraagt Ite haar of ze niet graag En
gelsch zou leeren. liet is toch veel be
ter dat ze den avond nuttig gebruiken
dan leeg te loopen. En wie weet of het
niet no~ eens te pas komt Ze zitten
gezellig en warm ,er valt ook wat te
eten hij vertelt o-eschiedenissen. t
kost niets ©n. geen een kan zich bekla
gen. 't Gaat natuurlijk wat langzaam
hij is ook nog niet goed .begonnen, ze
moeten eerst nog een beetje aan elkaar
wennen. Voorlook'- doen ze slechts
zijn Hollandsch na. Dat is al iets en
brengt hen dichter hij den geest van
het Engelsch. Men kan niet alles op
eens verlangen.
Oh, zegt hij trotsch. Men moet
slechts practisch zijn. Dat is zoo dom
hij u, ge bent niet practisch. Gij heb
ben geen goed idee. Daarom maken
gij ook geen zaken. Ik ben practisch.
Ik heb idee. Daarom heb ik ook reeds
leerlingen. Oh. heel veel. Alleen nog
geen geld, o, heel geen geld.
Ik kom nu zeer vlijtig in 't ..semi
narium" Geleerd heb ik niets Maar
ik kan 't ten zeerste aanbevelen.
Scoglio Porno
Naar het Fransch door FOX.
Kom, steek nog een sigaret op,
zei kapitein Sucich tegen me, en pre
senteerde mij zijn zilveren koker, die
hij van een Hoogheid gekregen had tot
aandenken omdat het dezen geluut was
tijdens een overvaart naar Cataro door
wind en weder verschoond te worden.
Nu zijn we bij Scoglio Porno en in een
paar minuten zijn we in volle zee en
daar begint het te blazen hoor 1 Dan
steek je een rookwerktuig in je mond.
om tenminste ook wat te blazen te
hebben.
De Loyd-stoomboot „Wurmbrand"
voer den vuurtoren van Scoglio Porno
voorbij. Het was een eenzame rots,
niet veel grooter dan een danszaal.
Hoog stond de vuurtoren, beneden aan
de door de branding bestookte riffen
een ellendig hutje met een wilden vij
geboom.
Die maakte den geheelen planten
groei van het sombere rotseiland uit.
Om van hier naar het dichtstbijzijnde
der Dalmatische eilanden te komen,
had een roeiboot, flink geroeid, ruim
drie uur werk.
Wat voert die wachter toch uit
in het koudere seizoen, als de Bora
dikwijls wekenlang het verkeer met
de andere eilanden verhindert? vroeg
ik den kapiteiin.
Nu, hij is geproviandeerd en blijft
rustig bij zijn vuur zitten
Wat een leven. Als hij geen fami-
lip heeft, moert hij op den duur wel gek
worden
De man heeft geen familie, en ik
zal je eens wat vertellen. Hij zit een
zaam op zijn rots en ziet wekenlang
geen levend wezen dan hoogstens een
hoog in de lucht vliegende meeuw of
een in de golven dartelende dolfijn.
Fens om.de veertien dagen of drie we
ken komt er een bark met proviand èn
dan is hij weer voor een poosje be
zorgd. Ook krijgt hij dan de noodige
benzine voor het licht.
Het vorige jaar, toen ik op een kust
vaart Lissa aandeed, kwam Lorenzo
Basaiti bij me aan boord. Op een zeil
tocht was hij van Pelagosa, een rots
eiland midden in de Adriatiische zee.
naar Lissa gekomen.
Wel Lorenzo, vroeg ik, hoe komt
het dat jij Scoglio verlaten hebt?
Ze wilden het niet anders, signor
commandante, zei Lorenzo. Ze be
weerden dat ik ook eens verlof moest
nemen. Nou en toen heb ik ze dat
pleziertje maar gedaan.
Hoe lang zit j© al op die rots?
Hola. zei hij, wacht eens, tot ik
me bedacht heb. De slag bij Lissa was
in 66, precies ze hadden loen de be
leefdheid mijn linkerbeen zoo toe te
takelen, dat ik voor den zeedienst niet
meer deugde.
Toen was ik drie jaar in Pola, ze
ven jaar in Triest bij de havenwerken
en nu zal het wel drieëntwintig jaar
zijn precies, dat klopt, het is nu
23 jaar, dat ik op Scoglio Porno zrit en
voor de lantaarn zorg.
En hoe dikwijls ben je in al dien
tijd op het vasteland geweest?
Geen enkele maal, antwoordde Lo
renzo op ecri toon, alsof dat nu wel
van zelf sprak.
Wat. was je drieëntwintig jaren
onafgebroken op dat barre eiland?
Ik had immers mijn dienst 1
En waar heb je je drie- maanden
verlof doorgebracht
Op Pelagosa, signor
Ik keek den man eens aan, denken
de dat liij uitzinnig was. Pelagosa is
namelijk een eiland, waar de wind al
tijd buldert en liet meest eenzame en
afgelegene in de Adriatische zee. dat
als de Decemberstormen woeden, we
ken lang van de wereld is afgesneden.
De stoombooten, die uit de Levant ko
men, en van Rrindisi naar Norden
gaan. zlien 's nachts een zwak lichtje
dat slechts een zeemansoog kan waar
nemen. aan den oostelijken horizon
dat is de lantaarn van Pelagosa. Al
leen dan ziet de bewoner van het
eiland een zwak rookwolkje, als de
boot overdag passeert, wat bijna nooit
gebeurt. Het was me dus absoluut
onbegrijpelijk, dat iemand, na drieën
twintigjarige afzondering, zijn een
zaam verblijf met een nog veel meer
afgezonderd kon verruilen.
En noem je dat verlof? vroeg ik.
Van Scoglio Porno sa ie om je te ver
strooien cn om wat op te knappen ga
jc naar Pelagosa? Heb je dan in t
geheel geen verlangen naar de wereld
en naar de menschen?
Wat heb ik niet de wereld of met
de menschen uit te staan Die zijn
me geheel vreemd. Ik kan van niets
meer spreken, dan van de Bora Tra
montane, van Libeccio en Scirocco,
van de meeuwen en van mijn lantaarn.
Daarom dacht ik, toen ze mij verlof
gaven, dat ik 't beste zou doen als ik
dat doorbracht bij mijn krijgsmakker
Tomaso Brankovich. We waren sa
men in den slag bij Lissa en hebben
ook in Pela samen gewerkt. Daar
leerde hij mijn zuster kennen, die
mijn huishouden waarnam. Ze kon
den goed met elkaar overweg en toen
ik de plaats op Scoglio Porno kreeg,
vroeg hij haar tot vrouw. Beppina
wou me niet alleen laten gaan. ze
meende, dat de kreupele liet niet bui
ten haar stellen kon. Ik kwam daar
echter tegen op en ze trouwden. Toen
ging hij naar Pelagosa. Elke Kerst
mis kregen we brieven van elkaar en
ik stuurde haar een halsdoekje of een
schort, dat ik van Lessina liet komen.
Dat ging zoo voort tot voor tien jaar
mijn vijgeboom en mijn schildpad wa
ren mijn geheele familie.
Daar was het weer eens Kerstmis,
cn geen brief kwam. Ik gaf de Bora,
die al weken woedde, de schuld.
Dan. in Januari, kwam het bericht,
dat Beppina gestorven, was. Drie we-
Ken v/as J'omaso zonden* verbinding met
den vasten walhij gaf wel signalen,
maar niemand waagde zich in den
storm naar buitern
Toen groef hij bij zijn hut een graf
en legde er zijn Beppina in. Vier we
ken later kwam de priester uit Lissa
en wijdde de aarde, waarin ze begra
ven iag.
Lorenzo zeide dat alles op een toon.
alsof hi| dingen vertelde, die anderen
hadden ondervonden. Hij blies dikke
walken uit zijn neuswannertje en op
merkzaam tuurde hij naar den ooste-
lijken horizont, waar spoedig zijn Scog
lio moest opduiken.
En hoe vondt je Tomaso
O, hij liad zich allang getroost
hij had het immers veel beter dan ik
daar heb je een stuk of zes olijfboo-
men, myrthenstruiken wassen in de
rotsspleten en een wijnstokje geeft
schaduw. We hebben er drie maan.
üen samen gezeten, naar de zee geke
ken en over den zeedienst gesproken.
Nu kan ik weer spreken, omdat ik in
drie maanden meer gepraat heb dan
in de drieëntwintig jaar ervoor; met
z'n beiden gaat dat ook veel plezieriger.
En dan is er de lantaarn, die is ook
een levend wezen, heeft haar toestand
en hare zenuwen net als een grillige
vrouw. Die Tomasa kan er zelfs een
wijn- en olijfoogst op na houden die
mag tevreden zijn. En hij heeft ook
het graf nog. Iic heb van Lissa twee
distelvinken meegebracht, en. die zin
gen nu 't hoogste lied in do beide
cypressen, die Tomaso geplant heeft.
Ziet u, kapiteiin, zoo heb ik mijn
verlof doorgebracht. Hoe had ik het
op de geheele wereld beter kunnen
doen. Nu is het echter uit we heb
ben ons laatste glas met elkaar ge
dronken. Tomaso heeft echter beloofd
me te komen halen, als mijn le
venslantaarn leeg is gebrand. Ik zal
dan naast Beppina liggen en dan zul
len ook de distelvinken voor mij zin
gen.
Zo o heeft Lorenzo Basaiti het
een'ige verlof dat hij zijn geheel© le
ven gehad heeft, doorgebracht, be
sloot kapitein Sucich. Ik stond naast
hem op de commandobrug. Een fris-
sclie bries stak op en het schip danste
o;j de golven. De avond was geval
len. De eilanden links waren ver
dwenen.
Neem dien kijker, zei de kapitein
<ot me. Ziet. u daar in 't noorden dat
lichtende puntje? Dat is de lantaarn
van Scoglio Pomo. Lorenzo is weer
op zij'n post.
Op een prachtigcn Septemberavond
zat de hec/r Dresd'ée. stationschef tc
Verdies, op die lijn ParijsBrest voor
zijn lessenaar, bezig met het invullen
zijner talrijke rapporten. Zijn hoofd
was zwaar en koortsig en men kon
het hem aanzien dat hij al zijn krach
ten inspande, teneinde niet door den
slaap t© worden overmeesterd.
Geen wonder, dat de chef moe en
afgemat was. In gewone omstandig
heden werd hij bijgestaan door een
klerk, doch deze was ziek en de direc
tie had ""g croen plaatsvervanger ge;
zonden. Bovendien liepen er ter gelei
genheid der in die streek gehouden
wordende militaire manoeuvres nog
een «root aantal extra-treinen Zoo
had de stationschef dan reeds gedu
rende zes dagen slechts een nacht
rust van drie of vier uur genoten, het
geen totaal onvoldoende was.
Behalve de stationschef en de klerk
bestond het personeel slechts uit drie
wisselwachters en uit een beambte,
Mahaut genaamd Deze vervulde de
veelvoudige function van portier, bo
de. telegrambesteller, poetser, lampe
nist en wie weet wat al meer 't Was
een grove, zware kerel, doch goedig
en zacht als een lamiedereen hield
van hem.
Eensklaps verschijnt hij in de open
staande kantoordeur ©n zegt:
Chef. trein 40 is in 't gezicht.
De stationschef zet zijn pet op en
begeeft zich naar den inmiddels aan
gekomen trein. Slechts één reiziger
stapt er uit, voor den chef geen on
bekende.
Goeden avond, dokter, prachtig
weer!
Van dien tijd af was er weer een factor
in zijn leven begonnen, die aanmerke
lijk gunstigen invloed op hem had. Hij
was minder gedrukt en terneergeslagen,
zijn brieven ademden een vroolijker,
frisscher geest. En moe vond het zoo
prettig, da.t zij in, stilte de nieuwe ken
nissen zegende.
Maar nu moesten pa en moe hun jon
gen ook eens gaan verrassen. Zij wisten
hoe aangenaam hem dit wezen zoui
Daarom vlug op den trein gestapt. Toen
7i" in de straat kwamen waar hij woon
de, zagen ze hem al van verre.
Hij zat voor het raam natuurlijk al
weer met een boek voor zich! Wat 'n ont
roering bij deze verrassende ontmoeting.
Nu hij de oude bekende gezichten weer
zag van de oude lui, nu hij moe's vrien
delijke stem hoorde vragen met dat lieve
timbre, nu hij de goedige trekken van
pa weer zag glimlachen en zijn hand
bemoedigend op z'n schouder voelde,
kreeg hij het warempel zoo te kwaad,
dat do zakdoek er bij te voorschijn
moest gehaald worden. De moeielljk
verworven rust en tevredenheid waar
mee hij den avond begonnen was, werd
opeens als weggeblazen. Hij voelde zich
weer klein en ongelukkig, voelde zijn
heimwee naar huis, zijn gezelligheid en
hartelijkheid weer aangroeien.
Kum, kom, jongen, bemoedigde moe
wait is dat nou? Waarom ben je zoo
zenuwachtig? Bevalt 't je hier dan niet?
Jo moet eerst eens flink probeeren te
wennen. Je bent de eenige niet die van
moeders pappot weg moest. En vader
voegde daar vragend aan toe- „Kom, ke
rel, ben je mal. 't lijkt wel of je twintig
jaar cellulair hebt. Ik dacht nog al naar
den toon van Je brieven te oordeelen,
dat Jé heeiemaal gewend was! Anders
hadden wij ons bezoek nog wat uitge
steld. Zeg hoe gaat het met je kennis
sen?
Gek, maar nou wou hij dat pa er maar
liever niet over gesproken had. Nu de
dingen weer hun normalen stand sche
nen aangenomen te hebben, nu hij ze
weer onder het juiste licht zag, be
zwaarde hem die vriendschap met de
bewoners uit heit kleine winkeltje wel
wat. Pa en moe leken hem ééns zoo def-
titi als vroeger. Moe was zoo'n echte
dame met dien pelucheo mantel, en pa
ook met, z'n hoogen zijdon hoed, en den
stok met zilveren knop. Hij antwoordde
daarom quasi verstrooid, alsof hij de
vraag maar half gehoord had, en zijn
gedachten elders verwijlden. O, Pa,
goed
Maar waar wonen ze eigenlijk me
dunkt wo moesten ze eens gaan opzoe
ken. 't Is hier toch niet tegenover in dat
vieze winkeltje?
Hij voelde dat hij een schaamteblos
kreeg en die werd nog sterker bij zijn
ontkennend antwoord neen pa, dat 's
het magazijntje maar ze wonen daar
boven in het huis.
Maar hij had niet veel pleizier van zijn
leugenachtige verklaring. Want uit het
keldertje kwam geen seconde later
als boodschapster van het noodlot het
dochtertje gestapt, tamelijk vies en ver
waaid van uitzicht. ZIJ keek naar bo
ven en wenkte.
Hij deed of hij het niet zag. 0
Daarop stak zij de twee voorste vin
gers van haar linkerhand in den mond,
e floot schel en krachtig, als voerlie
den doen.
Maar hij volhardde in zijn niet-hoo-
ren, druk en zenuwachtig pratend met
zijn ouders, om ze bezig te houden.
Toen kwam het vreesol ij ke!
„Honkie, schreeuwde ze, Henkie, moe
der laat vragen of je van avond Je kom
metje koffie niet komt drinken. Kom Je
of kom je niet."
Met 'n venvensching, zoo grof, dat
moe er van schrikte, gnoido hij het raam
dicht Iets mompelend over dat bru
tale volk, waar hij altijd last van had.
Maar pa glimlachte eens tegen moet
goud. Dit is een schatting gebaseerd op
RniTunoVnrinan K.llrai