DE ZATERDAGAVOND.
Gratis Bijvoegsel van Haarlem s Dagblad
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
Figuren
ALLERLEI.
DE ZATERDAGAVOND.
Jongen, wat kost die studie mij
veel geld.
Ja papa, u hebt gelijk, ik zal
niet meer zooveel studeeren.
Tante. Zoo Wipa, ik hoor, dat je
al naar school gaat
Wim. Ja tante.
Tante. En wat doe je nu wel
het liefste
Wim. Naar huis gaan, tante.
A. Wat, heb je me een rhinoce
ros genoemd? Weet je wel, dat dit
een beleediiging is?
B. Voor den rhinoceros of voor
jou
EEN ZAKENMAN.
Kastelein (die een vat wijn laat ko
men). 23ie zoo, voor we gaan aftap
pen, zullen we eerst de wijnkaart eens
opmaken. Hoeveel merken zullen we
er van maken?
Twee drinkebroers liepen door een
straat, en waren al een paar kroegen
gepasseerd, maar zij hadden helaas
geen centen meer, om een „spatje" te
nemen. Toen zij voor de derde kwa
men, liet de ©ene' zich neervallen en
speelde met veel talent den bezwijm
de. De an diere riep om hulp en u'it de
kroeg kwam iemand1 met een groot
glas brandewijn^ om den arme weer
bij te brengen.
Laat er' wat in, fluisterde zijn ka
meraad hem toe, maar deze. den
laatsten droppel uitdrinkende, zei ver
ontwaardigd Wel ja, val jij flauw
voor je zelf.
Amazone (tot haren begeleider, ter
wijl zij op een antiek standbeeld wijst)
Vindt u niet, mijnheer de baron,
dat het antieke toch altijd maar het
mooie is
Zeker mejuffrouw. Maar alleen
wanneer het uit marmer is.
DUBBELZINNIG.
Komt u toch alsjeblieft spoedig
mee, dokter, mijn man is van de
trap gevallen en ligt bewusteloos.
Dadelijk mevrouw, even mijn kop
koffie uitdrinken, voordat hij heele-
maal koud wordt.
ZIJN STRAF.
Bezoekster. U zelf kookt, zeker
nooit, mevrouw
Vrouw de(s huizes. O zeker, lieve
mevrouw. Maar slechts wanneer ik
mijn man wil ergeren.
VERZUCHTING.
De dertienjarige Lise. Er zijn
meer dan twee en een half millioen
mannelijke personen in Nederland,
en daar moet men nu zijn aanstaande
uit zoeken.
Dienstbode. Mevrouw, hoeveel
eieren moet ik in lijet gehakt doen
Mevrouw. Vier dientje, maar van
twee moet je alleen het wit en van de
andere twee alleen de dooier nemen.
Bij gelegenheid van het huwelijk
van een jongen man met een even
rijk als leelijke kokette, zou eeni balc-
vischje de jonggehuwden begroeten
met een gedicht door een vriend' des
huizes vervaardigd. Toen zij kwam
aan dp regels
„Op u rust aller oog bij 't feestver-
maak, en allen
bleef zij steken. Na een pijnlijk
oogenblik vervalt zij in haar angst
op een onlangs door haar op school
geleerde vertaling van een gedicht
van Schiller en gaat dan voort
„En allen en allen zien den rid
der aan, en beurtelings den draak".
Deurwaarder. Is papa thuis?
Jantje. Neen mijnheer, papa is
op reis.
Deurwaarder. En je mama?
Jantje. Die zit ook in de kleerkast.
Mevrouw A. En hoe gaat het met
je nieuwe meiid?
Mevrouw B.Met mijn nieuwe
meid? Ik heb ze al drie weken.
Dokter. De natuur bewerkt de
genezing, en wij dokters
Vriend. Schrijven de rekeningen.
Professor. In de verzameling van
leermiddelen zijn die preparaten he
laas niet voorhandenik zal u dus
tegen de volgende les mijn inge
wandswormen meebrengen.
DE PANTOFFELHELD.
Bruis (tot behanger, woedend.)
Wie heeft je gezegd, dat behangsel
op den muur tie plakken
Behanger. Mevrouw, mijnheer.
Bruis. Een mooi patroon, niet-;
waai*
DE REDDER.
Maurits en Arie disputeeren over de
plichten tegenover den naaste.
Al zijn wij ook concurrenten en
al mogen we elkaar niet best lijden,
zegt Maurits, dan geloof ik toch, Arie,
dat als wij samen aan den kant van
't water waren, en ik viel ei* in, jij
me er uit zou halen
Natuurlijk zou ik dat, antwoord
de Ariena 'n half uur.
MODERN.
Hij heeft mij het hart gebroken,
snikte het mooie meilsje.
Kom, kom, laat den m'oed niet
zinken, troostte haar beste vriendin,
als 't nu je fiets nog was
Oude vrijster. Ik zou zoo graag
e)en man het leven redden.
Heer. Dan behoeft u enkel maar
ongetrouwd te blijven.
I
Kon je met die fransche dame
nog al goed opschieten?
\£el, zij verstond wat zij zei, en
ik verstond) wat ik zei, en zoo praat
ten we door.
ALTIJD VERSTROOID.
Professor (die bij het hengelen zijn
worst als aas aan zijn hengel ziet.)
Zou ik in gedachten den regenworm
bij mijn ontbijt hebben opgegeten?
Mevrouw. Ik heb vernomen, dat
de schilder, die onze portretten maakt,
een zeer behoeftig man is
Parvenu. Welnu, dan zullen we
hein de v'erf vooruit betalen.
DEFINITIE.
Zoontje. Papa, wat is het ver
schil tusschen een optimist, en een
pessimist
Vader Eenige duizenden guldens
per jaar.
Directeur, (tot zangeres). Ja, het
publiek is zeer met u ingenomen,
maar de recensent ontzegt u elke mu
zikale kennis.
Zangeree. Dat kan ik zeer goed
van hem begrijpen, want de man
heeft, niettegenstaande al zijn pogin
gen, geen „gehoor" bij mij kunnen
vinden
6 D I A M A N T.
gleden en zij zat daar, nauwelijks wetende of haar aandacht
was gevestigd op die purper gekleurde bergtoppen in de verte,
op de koeien di e met den kop schuurden tegen het ijzeren hek,
dat het afloopend weiland van het grasveld scheidde, of aan
iets te vaag en ombepaald! om het onder woorden te kunnen
brengen.
Het gevoel van weemoed, dat langzamerhand over haar kwam,
bevreemddeien hinderde haar. Wat had zij zich te storen aan
de herfsttooien die haar uit de natuur tegen klonken, zij, wier
leven zich juist begon te ontplooien en die met hoopvol ver
langen de toekomst tegemoet zag? Als men achttien jaar is,
zoo had zij soms tot zlchzeive gezegd; en zoo herhaalde zij thans
half onbewust, moest men no alles van het leven hopen en
verwachten, zich verheugen in het heden, zonder zich te be
kommeren om wat de dajg van morgen ons kan brengen. En
toch, tegelijk dat zij zich met deze gedachte wilde geruststellen
en het mistroostig gevoel dat zich van haar had meester ge
maakt, wilde verdrijven, rees in haar het bewustzijn van eein
werkelijkesmart. Tot vóór een paar jaren was haar leven
zoo vrij en onbezorgd geweest. Het was een leven geweest
van innilge kameraadschap met al wat mooi en jong en levens
lustig was. Tot haar veertiende, tot haar vijftiende jaar zelfs,
was zij eigenlijk een jongen in meisjeskleeren geweest. De
stoutste o-uiter in dien geheelen omtrek, was er geen heg of
beek die zij niet wel eens was overgesprongen, spottend met
het gevaar, dat haar zoo machtig aantrok. Het moedig bra
veer end©, had zij het steeds overwonnen, behalve diien eenen
keer- En bij de gedachte aan dien eenen keer kleurde een dieper
rood haar wangen. Van toen leefde in haar hart een gevoel
van dankbaarheid, dat, bij licht ontvankelijke naturen., zoo vaak
de kiem is van een sterker en machtiger gevoel.
Zij herinnerde zich het gebeurde met een glimlach, terwijl zij
daar zat. In een zeker opzicht was het zoo belachelijk geweest,
dat avontuur, en in een ander opzicht ja, hoe zou zij het
noemen? .zoo tragisch? Neen, dat was het toch niet geweest!
Wat was het dan eigenlijk wèl? Een vaag bewustzijn., dat het
rechte woord, als zij het zou .gevonden hebben, haar niiet over
de lippen zou willen komen, dieed haar het onderzoek staken.
Maar belachelijk! ja, dè.t was het in hooge mate geweest;
héél belachelijk! Op je rug in een beek te liggen, met je hoofd
half ondier water, terwijl het ijsköude vocht in al je kleeren
DIAMANT. 7
dringt, zoodat je door en door nat wordt, en niet te kunnen
opstaan, doordat een paard met zijn volle gewicht op je rust,
met de onaangename zekerheid, dat als het dier mocht willen
opstaan, het vast en zeker je het hoofd zou intrappen, kijk,
dat was .een allerdolste toestand. En als toen niet hij zeker
iemand juist op het rechte oogenblik was gekomen en zoo
verstandig was geweest om precies te doen, wat gedaan moest
worden, namelijk Jess' kop zóo liang stevig vast te houden, tot
zij, Nelly, gelegenheid had om zich van den last, die haar
drukte, te bevrijden en overeind te krabbelen, wel, dan zou
zij nu al sinds vier jaren rustig sluimeren onder de groene
zoden, in de schaduw der kerk, met eein steen of een bord bo
ven zich, vermeldend, dat zij haar leven lang een1 braaf meisje
was geweest.
Was dat onbestemd gevoel van droefheid en naamloos ver
langen misschien 'n treuren over haar kindzijn, dat onherroe
pelijk was teloorgegaan, nu in haar het zooveel diepere leven
van vrouw was ontwaakt? Mogelijk wèl; misschien was dèt
het. wat haar ziel zoo in harmonie bracht met de najaarsstem-
mlng der natuur. En toch zij .glimlachte even bij de gedachte
was zij nóg in sommige opzichten een kind. 't Is waar, op
die school te Cheltenham haddein zij wel al hun best gedaan
om haar naar het algemeen model te fatsoeneeren; zij hadden
zich uitgesloofd om haar zoo voornaam en preutsch te maken
als een meisje van ^gesoigneerde educatie" betaamt, maar
veel vat hadden al die pogingen om het natuurlijke en onbe
vangene in haar te verstikken, niet gehad. Bij de gedachte aan
dien akeltigen tijd!, op koistschooi doorgebracht, ontwaakte in
haar een geest van verzet, en half en half besloot zij om weer
korte roleken te gaan aantrekken, een ouden breedgeranden
hoed op te zetten, haar ezel in te spannen en naar haar ouden
vriend den stationschef te rijden om zich bij voorbaat vroolijk
te maken; over het verbaasd gezicht, dat hij zou zetten als hij
haar terugzag als van ouds. De gedachte daaraan werd plotse
ling verlevendigd bij het zien van een lange, grijze wolk van
stoom, die over liet dal trok. Het was van den middagtrein, van
Lomden naar Ashampton. Zij wist precies op welk punt de
trein zich niu bevond; van Londen komende, kreeg men daar het
eerst het oude huis, dat zoo heerlijk uitkwam tegen den achter
grond van donkere bosschen, in het gezicht. Zij herinnerde
zich, dat men 's zomers zelfs op dien. afstand de massa's prach-
Ho. 133.
29 Klaart
1903
In het Weekblad „DE
ZATERDAGAVOND"
wordt van heden af een
vervolgroman opgenomen die door de
lezers en lezeressen kan worden uit
geknipt en bewaard.
Daar deze eerste roman, getiteld
Roman uit de Mijnwereld,
naar het Engelsch
van F. REGINALD STATHAM,
een zeer boeiend werk is, geven wij
dringend in overweging iedere week
regelmatig de strooken uit te knippen
en te bewaren.
REDACTIE.
De heer M. DE BRAAL.
De democratische fractie in den
Raad bestaat uit vier stukken. De
heeren Hugenboltz, Hofland en Mo-
doo zijn leden van de S. D. A. P.,
op het oogenblik zou men haast zeg
gen van de regeerende partij. De
heer Groot is vrij© socialist, de beer
Schram is ethisch democraat en de
heer de Braai is Christen-democraat.
Hoewel deze zeis Raadsleden veelal
in gelijke lijn stemmen, zijn ze het
op hoofdpunten van hun algemeen
programma evenzeer oneens, als een
Mahomedaan dat wezen moet met een
Doopsgezinde uit de „Peus". De
heer Groot is er volstrekt niet op ge
steld daf men hem houden zou voor
een lid van de S. D. A, P. en de drie
S. D. A. P.-mannen vinden, den heer
Schram maar een breuk van een broe
der, 1/2 bijvoorbeeld of 3/8 en geza
menlijk kijken al dbze heeren een
beetje overdwars naar den heer de
Braai, die op zijn beurt niet in hun
tent verkiest te komen en met Groen
van Prinsterer denkt„In mijn isole
ment ligt mijn kracht".
Deze verhoudingen kennende heb
'ik er daarom niet zoo bijster vreemd
van opgeiceken, dat de S. D. A. P. den
C. D. als een valschen vriend
huilen de democratische deur heeft
gezett. De heer de Braai op zijn beurt
heeft met een lang ingezonden stuk
den voet tusschen de deur gezet en
probeert weer binnen te komen. Vóór
we den uitslag weten, zal e,r aan die
deur denkelijk nogheelwat geworsteld
worden. De redacteur van de Wek
ker aan den eenen kant hard aan de
deur duwende, met de drie Raadsle
den aan. de panden van zijn jas ter
assistentie, want de redacteurshanden
zijn tegen de Braals werkmansvuisten
niet opgewassen. Aan d!en. eenen kanf
van de deur de heer Schram met een
glimlach en de heei* Groot met een
dito aan den anderen kant. de heer
Van» de Kamp, izich verwijderende,
omdat hij niet in 't gedrang verkiest
te geraken en het tijd vindt, een be
zetter te zoeken voor den nog bezet
ten zetel van den heer Roog.
Laat ons in afwachting van 't re
sultaat van de worsteling den heer de
Braai wat nader bezien. Hij voert
den schoon.cn voornaam Maurits en
gebruikt dien met te billijken trots
af en toe voluit, wanneer hij zijn
denkbeelden op schrift heeft te bren
gen. In zijn gebeele voorkomen is
Aanschouwelijk ondei-wijs.
Ontwerp van een schoolprent ter bespreking van de drankquaestie.
De geheelonthouder zegt: „Wijn is vergif".
De drankverkooper betoogt: „Wijn is voedsel".
iets goedigs in den bril, waardoor hij
vriendelijk glimlacht, in zijn krullen
de haren, in het grijze pak dat hem
het air geeft van een politiseerenden
grutter en lin de eigenaardige gewoon
te van zijn handen over elkander te
wrijven.
Tot nog toe zit hij in den Raad
den democratischcn hoek. Maar veel
minder agressief is de toon, waarop
hij spreekt, dan die van zijn buren
somtij dis wezen kan. Trekt de demo
cratische phalanx in voorstel of amen
dement, gezamenlijk op, dan is hij
het niet. die aan de spits gaat. Mis
schien ligt het wel daaraan, dat liij
zich in zijn redevoeringen maar zel
den in de hoofdzaken begeeft, maar
meer in de details afdaalt. Wanneer
het al voorkomt, dat hij zijn meening
over een hoofdbeginsel zegt, dan is
dat veelal om zich accoord te verkla
ren met de pas uitgesproicen meening
van een der democratische buren.
Het is dan ook geen zeldzaamheid,
dat er ©en heele RaadswoensdagmÜd-
dag voorbijgaat, zonder dat de lee
lijke portretten aan den wand van de
zaal in 't Prinsenhof de Braals stem
geluid hebben gehoord'. En ze kun
nen zich daarin nitet vergissen, want
hij spreekt duidelijk genoeg voor
iemand, die zichzelf spreken in het
openbaar moet hebben geleerd. En
wanneer hij dan aan 't eind van zijn
betoog gekomen is. dan zegt hij 'on
veranderlijk „diink umet een
zwaar accent op 't woord damt, alsof
hij een pistool afschoot of voor 't
minst een proppenschieter.
De. heer de Braai is bovendien den
zeer vriendelijk en beleefd man. De
burgerlijke vormen neemt hij wel in
acht, al zcgt men ook, dkt hij op een
diner bij den burgemeester de siga
ren-etiquette schond, door met, een
brandende sigaar zijn entrée te ma
ken. De gastheer, niet een aschbakje
toeschietende, zei vriendelijk„mag
ik u daarvan eens ontlasten, mijnheer
de Braai?" en redde aldus dien zon
daar, de etiquette en de heele situatie.
Evenwel, zaken van etiquette zijn
maar punten van ondergeschikt be
lang. Op het gezicht af houd ik de
Braai voor een welwillend en goed
hartig man, die de zaken niet al te
somber inziet, en afkeerig is van
Nurksheden of insinuaties. Zooals
hij daar z!it, leeft, hij als 't warie met
den lieden inhoud van de Raadszaal
mee met den Raad natuurlijk in de
eerste plaats., maar ook niet de pens,
die hij man voor man kent en met het
publiek, wanneer er Kennissen van
hem' onder zijn. Dan knikt en lacht
bij veel huiselijker dan bijvoorbeeld
de heer Hofland, die somber om zich
heen kijkt, alsof het meel in de hoogte
gaat cu hij aan koopen toe is, en die
daarbij een half artistieke, half min
achtende houding aanneemt, d!ie, denk
ik, zekere losse gemakkelijkheid moet
voorstellen, maar dat niet is.
Maurits de Braai, ojn het kort te
zeggen, is in den Baad geen veldheer,
zo'oals zijn groote naamgenoot van
Oranje, maar. naar 't mij dunkt, een
goedhartig man, die het wèl meent.
natuurlijk op zijn manier.
Uit het leven van den kroon
prins van Saksen.
Terwijl do tegenwoordige kroon
prins van Saksen, die door het avon
tuur van zijn gemalin, prinses Louise
van Toscane, in den laatsten tijd op
den voorgrond is getreden, zich eeni
ge jaren geleden eens op het ridder
goed Barreuth, nabij Dippoldiswaldc,
ophield, kwamen de militaire vereeni-
gimgen uit den omtrek hem huldigen.
De prins sprak met verscheidene le
den dier vereemgingen. o. a. met een
om zijn openhartigheid bekenden, dik
ken kleermaker die vroeger bij de
artillerie had gediend. Nadat hij er
door den vice-voorzitter opmerkzaam
op gemaakt was ,dat deze kanonnier
bij de geboorte van den kroonprins
die saluutschoten had helpen lossen,
zeide de prins tot den kleermaker:
Zoo, dus u hebt ook meegescho-
ten aan de 101 kanonschoten?
Waarop de gewezen kanonnier ko
miek- droogj e s ant woo rdde
Jawel, we hebben toen van 3 uur
's middags tot 's avonds 11 uur op u
moeten wachten!
Tijdens den. studietijd van den
kroonprins aan de hoogeschool te
Leipzig was deze de onwillekeurige
oorzaak, dat het met de voeten stam
pen dier studenten, waarmee de Duit-
sch© studiosi gewoon zijn hun bijval
te betuigen .verbodien werd. Toen de
kroonprins namelijk eens te laat op
het college kwam. werd hij d'oor zijn
medestudenten met voetgetrappel be
groet .Den volgenden dag volgde dan
het verbod op het zwarie bord.
Een koddige scène had plaats, toen
de prins de hoogeschool verliet en met
zimilitairen begeleider, den beer
Von der Planitz. bij de professoren
zijn afscheidsvisite maakte. Bij één
der professoren moesten zij een half
uur in de spreekkamer wachten en
toen de heeren. eindelijk ongeduldig
geworden informeerden naar de oor
zaak van het lange wachten, bleek,
dat het dienstmeisje, aan wie de heer
Von der Planitz zijn naam genoemd
had, ..een paar heeren uit Plagwitz"
(een voorstad1 van Leipzig) had aan
gediend, voor wie de geleerde, die
juist aan een belangrijk werk bezig
was, zich niet meende te moeten haas
ten
Jenny Lind en de kolonel-
Het was in den Ad van het eerste
optreden van Jenny Lind. de „Zweed-
sclie Nachtegaal" ZB had het eerst to
Stockholm gezongen. Zeer intelligent
en bescheiden, wist zij zeer goed, wat
er nog aai! haar kunst ontbrak. Zl.l
besloot naar Parijs te gaan en bij Gar.
cia les te nemen. Bij een afscheids
diner, dat men te harer eer te Stock
holm had georganiseerd, onderhield