.Rubriek voor Barnes. Brieven uit Eugeiand Haarlemmer Halletjes. 2 Ja, dat trappenklimmen. is niet prettig mevrouw, u zou het gemak kelijker kunnen hebben. En verder? Gelukkig, een steen viel mij van. het hart. Hij was de moordenaar niet. Ik moet maken dat ik naar huis kom. Wilt u de groeten 'aan uw man doen Ja zeker, dank u. Tot ziens, sprak nu weer de stem mijner vrouw. Nu hoorde men gedruisch in de keuken heen en we,er loopen plot seling geklop aan de deur. Binnen, roept mijn vrouw. Een geheel vreemde stem zegt: Goeden morgen. U is toch al leen thuis Men vroeg het mij op de trap. Ja, ik hen alleen thuis. Waar moet ik het vleesch neer zetten? Zet het daar maar op die tafel. Daarop een vreeselijke, doordrin gende schreeuw. Een doffe val volkomen stilte. De fonograaf was een vreeselijke aanklager gewordende slagers knecht Pitt, die met een ontslagen meid van ons verloofd was, was de moordenaar. Een dichte menschenimenigte ver drong zich aan de 'ingangen van het gerechtsgebouw te Newyork. De zit ting van het Hof der gezworenen be gon,. Do zaal was geheel gevuld en alle blikken richtten zich naar de deur, waardoor de moordenaar moest binnenkomen. Eindelijk kwamen de gezworenen binnen. Ook de beulaagde werd bin nengeleid en door het publiek met gemompel ontvangen.. Hij was een hoogopgeschoten, pootige kerel, van omstreeks 20 jaar, met. vuurrood haar en het gelaat vol zomersproeten. Toen Pitt gevraagd werd, of hij schuld bekende, antwoordde hij met een krachtig „neen". Toen daarop echter de fonograaf begon te werken, waarvan hij het be staan biet vermoedde, begonnen zijn knieën te knikken koud zweet parel de op zijn voorhoofd en met wijdge opende oogen staarde hij naar het onheilbrengende toestel. En toen de vreeselijke schreeuw weerklonk, die luguber door de groote zaal schal de. rezen zijn haren te berge. Als ter verdediging strekte hij de handen uit naar de fonograaf en met den uit roep Ja, ik ben de moordenaar zakte hij bewusteloos ineen. Pitt werd ter dood veroordeeld en door middel van electriciteit geëxe cuteerd. Weet U wat ik zoo dikwijls denk? Ik zou mij eens eventjes, heel even tjes willen voelen, zooals een doorsnee huisvrouw uit den gemiddelden stand DB ZATER zich voelde, laat mij zeggen, dertig jaar geieden. Eerst wil ik met U afspreken, hoe ik mij zoo'n huisvrouw voorstel, 's Morgens opstaande, daarna boter hammen smerende, dan scharrelende in de huishouding en daarna naaien de. breiende of iets dergelijks doende en zoo dag in dag uit en jaar in jaar uit. Iets wat maar eenigsz'ins bui ten keuken, kinderkamer of huiska mer lag. werd zorgvuldig door den man van haar verwijderd gehouden. Nu geef ik toe, dat er uitzonderingen waren, maar die zijn er immeris al tijd. Als ik aan het huismoedertje denk. waarvan ik U zooeven trachtte het portret te geven, dan moet ik bewon deren, bewonderen en nog eens be wonderen. Zoo'n eentonig leven, om daarbij de opgewektheid te bewaren, dat noem ik een kunst. En toch heb ia nooit gehoord, dat in dien tijd de vrouwen minder in hun schik waren dan tegenwoordig Nu weet ik er wel éen reden voor en die is. dat in dien tijd het huishouden, zelf meer handigheid en toewijding vereischte dan tegenwoordig. Ieder jaar kwam de inmaak en de slacht terug en elke week had zij stapels linnengoed te strijken. Tegenwoordig wordt die drukte niet meer aangehaald, het to alles geheel in orde in de winkels te krijgen en daarvoor wil men de druk te niet hebben en het gevaar niet loo- penu dat er misschien iets bederft. De gemaaide kleeren (in de winkel étalages stellen het resultaat van (je handige vingers der huisvrouw in de schaduw en daarom legt zij zich er bij neer onder het motto „Werken zonder nut is geen werken." Het ge volg van dit alles is, dat wij huis vrouwen van tegenwoordig liever an der werk opzoeten, waarbij wij nog niet vervangen kunnen wordeu. Daar is bijvoorbeeld het oog houden op 't werk van onze kinderen. Geen ge makkelijke taak maar zeker een heel nuttig werk. Ik dent hierbij aan een - doorsnèe-kind, dat nu ja, wel werken Wil maar toch liefst zoo min mogelijk. Zoo'n kind moet dagelijks aan zijn, werk herinnerd worden, de lessen overhoord, maar, en nu komt het moeilijkste, vooral niet bij zijn werk geholpen wordendat is fataal en voor een zorgzame moeder toch zoo moeilijk op te volgen. Dan komt het dagelijks lezen van tijdschriften en couranten, waardoor zij op de hoogte blijft van de vragen van den dag en waardoor zij in staat is haar man te volgen in zijn gesprek ken en zich een eigen idee kan vor men, dat misschien dikwijls wel te idealistisch is, maar daarom ook beT streden mag worden. Dan komt het zich inwerken in de belangen, die haar man dagelijks be zig houden. Eindelijk het tot afwisseling genie ten van de natuur onder een babbel- A G A V O N D. Kopje niet, maar onder een opgewekt algemeen gesprek; misschien nog wei eens een fietstochtje, om dat genot nog intenser te maken. Ziet u, zoo kan de huisvrouw van tegenwoordig zich nuttig maken en zelf een afwisselend, opgewekt leveii leiden. Zoo voelt zij zich mensch, ook al mag zij in 't. openbaar nog geen woordje meespreken. En nu zou ik zoo graag zoo'n huis vrouw van tegenwoordig neen niet even, maar een paar weken in den ouden, tijd terugwenschen. Ik geloof, zij ging zich ongesteld voelenneen, wij kunnen dat niet meer en omge- gekeerd. zij zouden dat leventje van ons voor geen geld ter wereld nage aapt, of liever vóorgëaapt hebben. Eigenaardig dat verlangen om eens te beleven, wat anderen vóór ons be leefd hebben. Heeft U dat ook zoo vaak, lezeres Als ik een menuet zie dansen, bekruipt mij een onbedwing baar verlangen naar de echte draag sters en dragers van gepoederde prui ken als ik op de ruine van Bredero- de sta, wensch ik de ophaalbrug over de slotgracht met bijbehoorenden rid der en schildknaap. Maar dat alles helpt geen ziertjehet blijft zooals het is en uit. „Maar me lieve mensch, zei een vriendin van mij, „wil je een ouder wetteche huisvrouw zijn? Niets ge makkelijker dan dat; je begint aan de schoonmaak. En ja, zij had het gevonden. De door het mannelijk geslacht zoo diep verachte schoon maak Ik heb mij er in gedompeld, weg alle tijdschriftein, weg wande lingen, weg couranten, kinderhuis werk, fietstochten, weg weg Kas ten kastpapier, gordijnen, zeilen franjes, kleedjes. Zij vervolgen mij van 's morgeus tot _'s avonds, tot in mijn droornen. Totdat... totdat de schoonmaak voorbij is. dan ben ik voldaan en tevreden, innig tevreden, dat 'ik geen dertig jaar vroeger ge leefd heb Huishoudelijke Wenkea I. Is u op den zolder en ligt uw schroevendraaier beneden en zijn uw been en vermoeid en moet er een schroefje noodzakelijk losgemaakt worden, neem dan in plaats daarvan een versleten dubbeltje en u is klaar. II. Verkeert U in precies dezelfde omstandigheden en moet er een band door een breede zoom getrokken wor den, neem dan een haarspeld uit uw haar en weer is alles 'in orde. (Van onzen Correspondent). Boilrowash. (Derbyshire), 22 Maart 1903. KERKDIENST. 't Was koning James I, die in het jaar 1005 den grondslag legde tot de tegenwoordige Engelsche kerk. Te dién tijde bestond; de strijd tusschen dv: „Puritans", de ^Episco palians' en de Katholieken. In 1004 bleek voor de eerste maal 's kouings begunstiging cler „Episco palian.-". Langzamerhand kreeg dan .ook deze partij de macht in handen en begonnen de andere uit te sterven. Twisten onderdie overwinnende partijgenooten veroorzaakten de scheiding in „Chapel' en „Church" en zoo nu en dan zitten deze kerkge nootschappen elkander nog in het haar. De laatste is echter verreweg de machtigste, als gepr o cl am eerde Staatskerk, welke ook de koning toe- leidt. Vooral dankt deze zijn groote macht daaraan, doordat het vele katholieke gebruiken behield, welke die „CbapeT'-partij wenschite te schrappen. Zoo heeft ook het innerlijke voor komen eerier Engelsche kerk veel van onze Roomsche kerkgebouwicm, voor al wat versiering, bouwtrant, koor, altaar en dienst betreft. Ook het niet gdscheiden zitten der Mei da seksen pn avonddienst is hieruit overgehou den. 't Is Zondagmorgen... twieede lente dag IJlblauw de hemel... met kleine .schapewolkjes... De. zon strooit gou den lichitt in teling uit over de be dauwde velden... een zacht lente windje fluistert om onze ooren van hel gekomen voorjaar. De teeuw'rik stijgt jubelend omhoog zacht kwee- Ion de spreeuwen in de nog kale boomtakken. En van ginds uit het dorpstorentje, luiden de klokken den Zondag in... de eerste dienst. Niet het bom-bam-bom-bam der Hotlandsche kerkklokken, dat velé n i o t-kerkgangers wanhopig doet. vragen „houdt die vervelende bengel nou nog al niet op"... neen, zacht liefelijk glijden de aangeslagen jubel- accoorden in vroolijken morgenroep over de goud-glinsterende heuvelen, over de beken. 't Is een klokkenspel van golvend en dialende toongeluiden... zonder melodie... maar met iets intens- weeks, als smeekende accoorden... of opeens weer als heilig Halleluja-ju belen. Even nog het bosch door... een klein omwegje. Het statig-stemmige bosch, waar de waterval nu bruisend i'uischt. straks loeit en brult, waar het klokgelui fijner en hooger trilt, on de takken een heraelschon tempel vormen... het schijnt ons toe te droo rnen, te fluisteren. „Gij gaat naar een kerk nu, die niet dei uwe is, maar het is geen afvalligheid, want er is maai één God, die gij aanbidden kunt, overal, zoo in katholieke als protestantsche. kerk, die gij aanbidt nu reeds, onwillekeurig, hier in mijn tempel, in dé pracht der lenteweelde, in de schoonheid der natuur Een Zaterdagavondpraatje. Nauwelijks heeft de Bacheeniging haar laatste concert gegeven of de zomer is gekomen. Althans het war me vookjaar. Grappenmakers zou den kunnen zeggen, dat de zomer t ij- dens het Backconcert al begonnen is, omdat het in de zaal zoo verba zend warrn was. Hoe langer hoe tal rijker wordt het publiek op deze con- ceiten. Beneden was er geen enkele plaats meer en boven waren er nog wel, maar daar was hot, overeenkom stig een der eerste natuurwetten die aan de warmte heeft voorgeschreven dat zij omhoog stijgt) nog warmer. Zal ar zoodoende nog een tijd komen, dat aelfs de groote zaal van de Ver- eaniging voor Bach nog te klein is? Dan zullen er in de zaal galerijen moeten worden gemaakt. Zooverl is het ejvenwel nog niet. Ook nog niet zoover, dat de concer ten wat korter worden. Ik denk, dat over een halve eeuw, misschien nog wel eerder, de programma's van te genwoordig voor ouderwetsch zullen worden uitgekreten. Is het hooren van muziek, van zware muziek voor al, twee en een half uur lang, niet veel te veel? Ik wil voor niemand on derdoen in liefde voor deze schoonste van alle kunsten, maar ik vind' toch een symphonic en een vioolconcert, die samen een uur m veertig minu ten duren, wel wat drukkend. Je krijgt er zoo'n raar gevoel van boven je oogen. Dan de pauze, dan nog weer twee, nummers muziek en een paa.r kleine nummertjes viool. En dat alles notabene in den laten avond, wanneer de menschen hun dagwerk achter den rug heibben en vermoeid zijn geworden. Als ik het voor 't zeggen had, dan liet ik muziekuitvoeringen geven 's morgens te acht. uur en die nooit langer dan een uur mochten duren. Ja zelfs, al-' de menschen maar wat vroeger konden opstaan, 's morgans tic, zeven uur. Te acht uur afgelo pen. In een aangename stemming gaat ieder aan zijn dagtaak. En men zon er nog wal anders aan kunnen toevoegen. Deze concerten vallen vol komen huiten liet be:'eik van don on bemiddelde. M engelberg's orkest, bet [hoogste wat hier op instrumentaal •gebied bestaat, hoort een werkman nooit. Nu zou ik wenschen, dat van 's morgens half negen tot lialftien (wanneer de leden van Bach dus weg zijn) de zoal' beschikbaar wordt gest eld voor niet-betalend en en het orkest en de solisten óf hetzelfde pro gramma, óf andere stukken gaven. Half elf is 't geëindigd. Dei executan ten hebben niet langer gespeeld dan nu, maar veel meer menschen heb ben ervan geprofiteerd. Dit idee is om te lachen. Ik help zelf meelachctn. Groote grut, verbeeld je, nee maar stel je voor: 's morgens te 7 uur op oen concert. Hoe laat. moeten we dan wel op? En dat in den winter. 't Is om te gieren, 't Is waar, maar het is evengoed om te gieren, dat we meegewerkt '^avonds naar de cori certzaal gaan om klassieke muziek te hooren en. de ooren nog vol klan ken en accoorden. naar bed gaan om te slapen. Ik durf zeggen, dat dit menigeen rtiet lukken zal. Mal idee, die morgenconcerten, maar dat ze komen, daar ben ik ze ker van. Misschien niet eerder dan op het oogenblik, waarop alle men schen zullen leven naar de regelen der natuur, eonivoudig, sober en eens gezind, het moment, waarop geen af gunst meer wezen zal. armoede piet meer bestaat en misdadigers een on bekende menschenisoort. zullen zijn geworden. Iedereen voelt, dat dit nnrr Wel een poosjr op zich zal laten wachten. Intusschen is het, aantal boeven afnemende, tenminste het aan tal dat vrij rondloopt. Op een enkele na zijn alle Haarlemsche dieven en inbrekers achter de tralies. Een voor een, soms ook wel twee aan twee, zijn ze voor den rechterstoel van Mr. de Clercq van Weel verschenen. Wan neer deze rechter nu, daar hij presi dent geworden is, de strafkamer ver ruilt met het voorzitterschap in de civiele zaken, dan kan hij zeggen, dut hij zijn tijd nuttig besteed heeft. Voor de strafzittingen heeft Mr. van Weel bijzondere geschiktheid getoond. De kunst om tegenover den. beklaagde volkomen onpartijdig te blijven, een kunst, die zoo moeilijK is omdat de rechter de processtukken heeft gele zen en daaruit noodwendig een. in druk moet hebben opgedaan, die Kiinsi.verstond Mr. de Clercq van Weel bijzonder goed. Ik weet dan ook zeker, dat advocaten, die zich op strafzaken toelegden, het zeer zullen betreuren wanneer hij die laat.varen. Naai- het schijnt legt zich de menschheid tegenwoordig meer spe ciaal op kleine misdrijven toe. Althans do kant onrechter heeft a.s. Woens dag niet minder dian 144 zaakjes te berechten, net een gros Een van de gevaarlijkste boeven uit Haarlem, zoo niet. de gevaarlijkste. Frans Rosier, heeft nu definitief zijn twaalf jaar gekregen voor de afdrei ging hij Mej. van Dregt en bovendien nog terecht gestaan voor een kippen diefstal. Een onnoozel zaakje, zal Dl ZATERDAGAVOND. 7 den, mijnheer Krariz, zeide de dame, hem haar gelaat toewendend. Magdalenariep Heinz vroolijk verrast uit, Welk een gelukkig toe val 1 Ja. ik ben het, bevestigde het mooie meisje, schelms lachende, en het verheugt me zeer, u 'een dienst te kunnen bewijzen. Mijn zwager zeide me in de haast, dat de „vreemde heer" den trein gemist, maar dringende za ken te Grunau had als verstandig meisje zag ik er niets in om u naar uwe bestemming te brengen. Het was me liever, als u me over al bracht, behalve in Grunau, zei hij met een diepen zucht. Doch laten we Grunau eens even rusten, zegt u me liever eens. Juf frouw Clara, hoe het u is gegaan al dien tijd 's Is lang geleden, dat we elkaar gezien hebben. Vijf maanden en zes dagen, ant woordde zij snel. Hoe maakt Arthur het? Wat 'is hij nu aan 't schilderen Die snuiter heeft me vandaag in dit gevalletje gebracht. Hij wilde ab soluut, dat ik naar GrunauMaar 't is toch goed, dat ik gegaan ben. anders had ik u niet gezien. Er lag zulice oprechte warmte in zijn woor den, dat het jonge meisje hevig bloos de. Om haar verlegenheid te verber gen, babbelde ze levendiger dan ge woonlijk en klapte werkelijk uit de school. Als u belooft niets te vertellen, zal ik u eens een geheim verteilen. Mijn zwager heeft u verteld, dat ik een bezoek op het slot Karstein ga brengen. Geen woord van aan. Ilc rijd voor een zeer delicate zaak naar Grunau. Denk eens, men wil mijne vriendin met alle geweld doen trou wen. Zij moet een zoogenaamde goede partij doen. Vandaag komt de bestemde. Elsje vreest, dat ze aan ai het gepraat van haar familie geen weerstand zal Kunnen bieden en nu moet mijn blik haar helpen kloek moedig te blijven. U moet namelijk weten, dat ze haar hart reeds wegge schonken heeft en ik wil niet dat het haar gaat als mij zij zal niet eerst oen keten „moeten laten springen Heinz had in adiemlooze spanning haar in hooge opgewondenheid uit gebrachte woorden aangehoord. Clara iiad in haar ijver eigenlijk meer ver raden dan ze wilde, nu hield ze ver schrikt op. Juffrouw Clara, hoe moet ik uw woorden opnemen Is het mogelijk Bent u niet meer verloofd Bent, u werkelijk vrij stamelde hij. Vergeten was Grunau, vergeten was het doel van zijn reis. Hij zag slechts het meisje, dat hij voor immer verloren gewaand had, ditmaal wilde hij de ge legenheid niet ongebruikt laten voor bijgaan. En waarom heeft u uwe verlo ving verbroken? Ze had zelf alle beheersching ver loren, zoodat 't haar niet eens inviel hoé onbescheiiden zijn vragen waren. Door zijn opwinding waren haar de schellen van de oogen gevallen en zij was wijs genoeg niet door valsche preutschheid haar levensgeluk te ver woesten. Zeer eenvoudig. Ik beminde eer ik me verloofde, doch hij, dien ik mijn dwaas hart had geschonken, zweeg. Mijn familie drong bij me aan om de „goede partij", die me vroeg, niet ;>f te slaan, en zoo verloofde ik me dan met eeai man, die me onverschillig was, en 'ik dacht: „als duizend© an deren'het op dezelfde wijze doen en er geluKkig bij worden, kan ik het ook wel wagen. Ik vergiste me, ilc bon nu eenmaal niet zooals die anderen. Neen, dat is u God zij dank niet, zei Heinz plechtig. Na een pauze waagde hij de vraag En bemint gij clien anderen nog Kondt ge hem vergeten Gespannen wachtte hij op haar antwoord. Het kwam bij dezen be scheiden. mensch in 't geheel niet op. dat hij zelf die ander wel eens zou kunnen zijn. Nóóitstamelde het meisje, wie het bloed naar 't hoofd steeg. Ze was nog niet geheel zeker van haar zaak. Clara, Magdalena, wie is de ge lukkige.? Wie kan 't anders zijn dan gij lispelde ze zichzelf nauwelijks meer meester. Holderdebolder anders mocht hem weder eens de geschikte gelegen hoid ontsnappen stak Heinz zijn declaratie af en dat hij werd aange nomen, behoevien we niet meer '0 zeggen. Opeens stond het rijtuig stil. We zijn in Grunau, zei Clara, waar moet iK je n.u eigenlijk heen brengen Mij, och, en hij lachte eens, och. ik moest naar een juffrouw Schmidt als bestemde. Arthur heeft die hcele geschiedenis bedisseld. Nu is het echter niet meer noodig, hè Wou je naar Professor Schmidt? .Tij bent dus dc goede partij voor Els je? Heil toeval heeft toch wel leuke capriolen. Wat zullen we nu be ginnen - Naar de Schmidts gaan en de waarheid verkondigen, zeide Heinz vastbesloten. En zoo gebeurde het. Elsje was heel niet boos dat haar vriendin haai de goede partij voor den neus had weggekaapt en Wender kreeg gelijk Heinz kwam als verloofde uit Grunau terug. Onbeschaamder kerel dan dien Peperman heb ik nog nooit gezien. Zoo, en wat heeft hij dan ge daan? Verbeeld je: eergisteren, vroeg hij mie 2000 gulden ter leen om zijn zaak te vergrooten, en na lang zeu ren heb ik ze hem geleend; gisteren koopt hij er een automobiel voor en vanochtend heeft hij me daarmee onderstboven gereden. VERSTROOID. Professor (die van zijn uitgever de drukproeven van een zijner werken ontvangt): Dien onzin heb ik al ergens ge lezen. Keukenprinses (verontwaardigd) En hoe durft u nog vragen of ik goed kan koken, na de zeven en dertig getuigschriften die ik u heb laten zien. EEN OPTIMIST. Voorbijganger (die door een rij wiel overreden wordt). De hemel zij dank dat het geen automobiel is. Mevrouw .wier man onlangs ge storven is. tot haar modiste). Met de rekening van hot rouwkostuum moet u nog even geduld hebben, beste juffrouw! Wij zijn oo het oogenblik nog to treurig. KAZERNEBLOEMPJES. Sergeant. Zeg 'i'eis, Meijer, ik ben lid van de vereenignig tot bescherming van dieren, maar jij zult het nog zoover brengen, dat ik er uit ga. Dezelfde. Kerel, bij den parade- marsch moet je zoo kranig stappen, dat de tegenvoeters bij het wieLrijden hun evenwicht verliezen. IN DE KAZERNE. Sergeant: Als ik „sta" comman deer, hoef je niet aan je neus te krab ben! Versta je! Wacht daarmee maar, tot je weer burger beat. 12 DE DIAMANT TWEEDE HOOFDSTUK. Te Camber ton. „Effpdiun/tur opes irritamenla malorum". Die zin wilde Philip Winter maar niet. uit het hoofd, toen hij op eien Septembermiddag in de brandende zon op een leege paraffiniekiist zat. De zin was hem in de gedachten gekomen te midden van al lerlei 'Schoolherln nering enen nu hij er eenmaal was, wilde ,hij niet weg; telkens als Philip aan, iets anders poogde te den ken, keerde hij terug en scheen het alsof hij een diepere - •'teekenis kreeg. Destijds had hij don zin beschouwd als een (voorbeeld van een dommen Latijnschen taalregel, nu nam hij het karakter aan van een diepe filosofische waarheid. Er was reden genoeg voor hem, om zich den zin te herinne ren. Zelfs de omstandigheden waarin hij verkeerde waren or mede in overeenstemming. Eiken ochtend stonid hij om vijf luur op, in do doordringende, drogo kou, op dat uur eigen aan /het klimaat van een land, dat vier vijf duizend voet boven de oppervlakte der zee is gelegen. Om zes uur toog hij naar zijn werk. Ware het slechts werk geweest! Immers alleen spot. tenderwijs kon men den naam van werk geven aan de bezigheid die mem hem had opgedragen' en die hierin bestond, dat hij twaalf uur achtereen op een stoel of bank moest zitten, van 's morgens zes tot 's avonds zes, 's morgens vroeg in de kou, 's middags in de felle hitte, bij regen en zonneschijn, bij onweer en storm, niets uitvoerend en met' streng verbod een boek of een krant bij zich lo hebben, stipt acht gevende op diio ellen dige negers als zij voorbijkwamen, en de klonten kiezelzand omwoelden, met argusblikken hen beloerend en bewakend, dat geen hunner, door een plotselinge beweging van hand of voet, zich een van do diamanten zou toeëigenen, behoorend aan den grooten mr. Magnus. Vier pond sterling per week voor die twee-en-zeventig uur werk, zulk werk! Twee-en-zeventig uur? Eigenlijk waren bet er vier-en-achtig, want er lagen altijd veertien uren tusschen zijn opstaan om vijf uur iin den morgen en den tijd dat hij, uitgeput van vermoeienis en hunkerend om naar bed te gaan, 's avonds zijn kamer weer bereikte. En bij dit alles het be- DEDIAMANT 9 Mevrouw Wolston kwam nader en ginig naast haar dochter zitten. Er was een wonderlijke gelijkenis tusschen haar bei den: dezelfde donkere oogen, dezelfde gratie van vormen, de- zelfde uitdrukking van kracht en gezondheid, die moeder en dochter t t een levend bewijs maakten voor de voortreffelijkheid van het klimaat in Devonshire. Vriendelijk Nellie's hand in de hare nemende, zeide mevrouw Wolston: „Er is een brief gekomen." Nellie sloeg snel den blik op. „Wat!"-riep zij uit, „een brief, en niet voor mij? Wanneer is hij gekomen? Van wien? Wat staat er in?" „Hij is een half uur geleden gekomen", antwoordde mevrouw Wolston. „Hij is van van Phiilip, en heeft betrekking op Ray". Iets in den toon van haar moeders stem vervulde Nellie plot. seling met vrees. „Wat is het'.''' riep zij uit. „Wat is er gebeurd? Wat heeft Ilay gedaan?" „Ik begrijp het niet", gaf mevrouw Wolston met een lichte trilling in haar stem ten antwoord, „en", voegde zij er op vaster toon bij, „ik geloof het niet! Maar hier, kind, lees zelf". 't Was een lange brief, geschreven met de duidelijke, zorg vuldige hand van Philip Winter. Hij gaf te kennen dat ei tusschen Ray en hem een zekere verwijdering was ontstaan. Na achttien maanden in hetzelfde pension te hebben gewoond, waren zij om de een of andere reden, welke de schrijver niet liegroep, van elkander gegaan; dat wil zeggen, Philip was ge bleven waar hij was, terwijl Ray naar een hotel was getrokken dat druk bezocht werd door employé's van de groote diaman/t- mijnniaatschappij die over Camberton den staf voerde. Het feit zou op zichzelf niet veel te beteekenen hebben, als er niet twee dingen bij kwamen, die Philip ongerust maakten. Ten eerste had Ray geheimzinnige en, naar hij vreesde, onvoorzich tige dingen gezegd, en daarna had hij plotseling zijn ontslag van de directie gekregen, „Gij weet," zoo ging Philip voort, „dat niemand die in Por ters dienst is, er ooit zeker van kan zijn, dat hij den volgenden dag nóg in zijn dienst zal wezen. Porters geeft nooit aan iemand eenige rekenschap van wat hij doet; hij beslist zus of zoo, en daarmede uit; de redenen waarom hij dit of dat doet,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 6