Christiaan ea Christina. 4 DWZ ATIRDAGAVONP. Clara afgereisd wai. Da bonna Toag- de erbij .Juffrouw de Fortenay heeft in. een pension te Lausanne een be trekking gevonden." Juffrouw De Fortenay Hij staar de haar aan. als ijlde zij. Maar plot seling werd hem alles duidelijk. Zijn blik verhelderde. Zij, die (hem be minde. was die voor hem bestemde bruid Den volgenden dag was hij te Lau sanne hij vond de geliefde aan het uitpakken van haar koffer. Clara, Clara, ben je voor mij zoo plotseling vertrokken Spreekt dan in uw hart geen stem voor mij Als gij wist wie ik ben. moest u mij haten, sprak zij vast. Haten, lachte hij Neen, onein dig veel beminnen moet ik je. Geen toeval, een bestiering van hooger hand heeft ons tot elkander geleid. Gij zijt voor mij bestemd I Laat daarom allen, trots varen en wees de mijne Toen stond zij toe, dat hij haar aan zijn hart drukte en in zijn kus versmolt al haar meisjestrots. Hij heette Christiaan en zij Chris tina. Hij was grenadier, zij keuken meid. Zij diiende bij een vader van twice huwbare dochters, bij eten fa milie die veel visites ontving en wel zulke bezoekers, die veel fooien gaven en bij diners niet veel aten. .Chris tiaan werd als de uitverkorene van. zoo'n keukenprinses door zijns gelij ken erg benijd. Tweemaal per week mocht hij met toestemming der familie zijn opwach ting in de keuken maken. Op deze dagen bleef van alle restanten geen beentje over. Eiken Zondag maakte hij met juf frouw Christina een wandeling. En dan werden café's. danslokalen, pu blieke concerten enz. bezocht. Ja, dikwijls zelfs een theater1. En alles, allies betaalde Christina. Voor geen stuiver behoedde Christiaan de hand in den zak te stekgn, wat trouwens ook overbodig zou geweest zijn. want zijn portemonnaie; was altijd leeg. Christina was een edel meisje^ dat de kosten best kon dragen. Zoo „krlenterig" als de juffrou wen zou ik nipt graag willen zijn, zeide zij dikwijls, verachtelijk de lippen krullend. Op een Zondag was zij met de juf frouwen in d/enzelfden theetuin. Waarom niet? Waarom zou een dienstbode, als zij het betalen kan, dat niet doen? En bovendien, zij wist zeker dat zij er in haar nieuwe Zon- dagscbe jurk minstens even knap uitzag als de beide dame«s. Zij had liaar Christiaan, den grenadier, bij zich. De jonge dames verkeerden eveneens in gezelschap van een sol daat. een neef. die als reservist bij hetzelfde regiment als Christiaan diende. Maar toen het op betalen aankwam het was bijna oiiet om Ie gedooven hadden de dames haar neef, den soldaat, zijn portemonnaie te voorschijn laten halen. Zoo iets was haar nog nooit gepas seerd; daarop was ze trotsch. Christiaan wist ook welk een schat hij in Christina bezat. En het kwam uit den grond van zijn hart als hij baar o, zoo dikwijls bezwoer, al de schatten der wereld te willen geven, notabene, als hij ze maar had. Iets van dit eerlijk gjevoel van dank wend echter op zekeren dag bijna zijn ongeluk en dreigde hem - de wegen der wereld zijn toch won derlijk zijn meisje en met haar zijn liefdesgeluk en lekkere potjes, die hij zoo lang in Christina's keu ken genoten had. te doen verliezen. De ondankbaarheid der wereld is hemeltergend. Zij zaten samen in een groot, net café-chantant en hadden twee „ouwe" besteld. Hij hielp haar, zooals een echt cavalicfr botaamt, cDen mantel uit to trekken, hing dit omhulsel op en liet zich daarop aan haar groene zijde neer. Zij proefden en luister den naar de muziek, die juist van de hemelsblauwe zee speelde, toso hij plotseling rflet zijn lange beenen die hij uitstrekken wilde, een onder de tafel geschoven stoel omstiet en daardoor een prachtige grauwbonten mof, di(e op den stoel gelegen had, op den grond deed rollen. Hij sprong op om stoel en mof op te rapen. Christien, riep hij zoo zacht mo gelijk, om de aandacht van het pu bliek niet meer op hen te richten, heb je een mof bij je gehad? Is dat de jouwe? Neen, was haar antwoord. Wel heb ik reeds lang plan gehad zoo'n grauwbonte mof te koopen, maar dat is die mijne niet. Van wie kan zij dan zijn? Christien trok de wenkbrauwen saam, toen zij het mooie stuk nauw keuriger, bekeek. Ongetwijfeld had iemand, die voor hen aan het tafeltje gezeten had, haar laten liggen. En als die iemand nu niet terug komt, Christien? Als zij misschien niet weet, waar de mof is blijven liggen en niemand er naar vraagt, wat moeten wij er> dan mee doen, Da beste weg om de vondst in han den van de rechtmatige eigenares te brengen, was den kellner te waar schuwen. Die ze dan natuurlijk ook niet teruggeeft! meep.de de grenadier. Wie kan, als wij weg zijn, bewijzen, dat hij d<e mof van ons in ontvangst genomen heeft? Niemand, zei Chnisti'en. Zij had, en dikwijls had ze ergens wat laten liggen nog nooit iets terug gehad. Voor de wereldwijsheid van Christiaan was dus ongetwijfeld wel wat te zeggen. In elk geval scheen het geraden de vondst vooreerst nog in handien te houden. Zij bleven tot na afloop van het concert. En als er dan iemand kwam goedl Kwam erf niemand, dan was het zeer goedl mogelijk, dat de mof nooit opgevorderd1 zou wor den. De rechtmatige eigenares wist, als ze haar verlies bemerkte, ten slotte totaal niet meed in welk lokaal zij geweest was. Toen het orkest heit eene stuk na het andere speelde en uur op uur verliep, begon juffrouw Christina dit werkelijk te wenschen. De mof was ook zoo mooi. precies zooals zij zich er een had willen aanschaffen. Het zou eenig zijn, zei Christi aan. als er niemand opdaagde. Dan was het evengoied, alsof ik je eens een cadeau gegeven had. En ik zou je toch zoo graag ook eens wat ge ven. Hij gunde haar de mof werke lijk van harte. Het verheugde hem, toen hij bemerkte, dat zij zelf zich er reeds eigenares van bfrgon te ge voelen. En als er niemand kwam, dan was zij het toch ook, half en half vun rechtswege. Zij zaten nu reeds drie volle uren aan de tafel, Het liep tegen midder nacht. Het concert was afgeloopen. de bezoekers begonnen het lokaal te vallaten. Het werd tijd. dat zij ook opbraken. Je zult de mof werkelijk houden kunnen. Christien. zei Christiaan. Ond'ertusschen behandelde zij het voorwerp reeds als het hare. Ze legde het voor zich op tafel, stak de han den. in dfc met zijde gevoerde opening streek welgevallig met het bont langs haar wit wipneusje en omving het met liefkozende blikken, die men nooit werpt op het eigendom van anderen. Toen het gewichtige moment kwam waarop zij haar portemonnaie te voorschijn zou halen om de verterin gen tq betalen, schoof zij tot de kellner ook aan hun tafeltje zich zou presentoeren dien geldbuidel in 't mofje, juist zooals ze het anders dieed, als Christiaan den kjellner riep en zij haar oud'e bruine mof van kat te vel voor zich had: Kellner, kellner! riep Christiaan. aan. Maar de kellner was rechts «n links aan het incasseeren. Direct, riep hij. Eén voor één hieeren! Plotseling kwam hij, alle andleren in den steek latend, naar het tafeltje toeloopen, waaraan Christiaan en zijn meisjo zaten. Een jonge vrouw heet en ademloos, alsof ze van een wedloop kwam, liep naast hem. Reeds van verre wees zij op het tafeltje van Christiaan en Christina. Daar, riep zij, daar heb ik geze ten. Ik weet het precies. Daar liet ik mijn mof liggen, daar moet zij ook gevonden zijn, o, daar ligt zij al. En zij liiqp, toen zij haar eigendom zag, met wijd uitgestrekte armen op de voor Christina liggende mof toe. Zij greep er naan. Pardon, u staat me toe! zeideze tot juffrouw Christina. Zeker, antwoordde deze verward Als 't u blieft. Zij trachtte den scher pen toon. die haar op de lippen lag, met geweld te onderdrukken. De mof heeft hier gelegen. Wij hebben haar aan dten kellner willen geven, doch di.e bleef zoo lang weg. Daar heeft u haar. Stijf als een zoutpilaar keek juf frouw Christina een oogenblik de dame, die met dte prachtige mof weg liep, na, toen zij plotseling met een luiden roep opsprong. Mijn portemonnaie! riep ze. Mijn portemonnaie! Haar portemonnaie zat nog in de mof. En daarin zat haar! loon van een vol kwartaal. Dei vreemde was er mee verdwenen. Naloopen hielp niet meer. Ze was weg. Christina moest den kellner, als pand, haar mantel afgeven en op Christiaan hagelden scheldwoorden. De ongelukkige! Hij was de schuld van alles! Omdat hij bij het zien van de mof zonder eigenares zijn gevoel van dank zóó den vrijen loop had ge laten, werd! hij door zijn schoone voor eenige weken uit de keuken verbannen. Hij vermagerde .acht baar, want hij was aan haar lekkere kliekjes zoo gewoon. Toen hij einde lijk weer in genade aangenomen werd, zwoer hij zich nooit meer mee te laten sleepen door zijn gevoel van dank en evenmin nooit weer op zijn geluk te vertrouwen. Brieven uit Berlijn. (Van onzen Correspondent). IETS OVER BERLIJNSCHE „CABARETS." Berlijn, 9 April 1903. Stel u vooral niets artistieks voor van bet Cabaret ,,Die silberne Punschteirine". We zijn in een ba naal gemeubeld achterzaaltje van een obscuur restaurant. Aan dien eenen langen muur een aantal hier en daar provisorisch tegen het verscho ten groen gestreepte papiertje opge hangen schilderijtjes, aquarellen en schetsen, tie koop voor de. liefhebbers. Aan den overkant tusschen de ramen smakeloos vergulde spiegels uit ket achter ons liggend tijdperk der met engeltjes overladen vergulde spiegels en licht gepolitoerde en massa gefa briceerd o mahoniehouten bonheurs- de-jour. In het midden van het zaal tje op gelijke afstanden rijen wit ge dekte tafeltjes. Aan een breed rood zijden lint hangt van het plafond in dit klein burgerlijk milieu tot op manshoogte een tinnen instrument, de „silberne Punschterrine" in werkelijkheid iets heel anders dat hier als gong diienst doet. Daarbnder staat een heer met wilden haarbos en verwaar loosde zware snor in een would-be bohèmte-costuum. bruin flu we-clen buisje, vuurroode wapperende 'las, die de zitting opent en elk nieuw nummer aankondigt door een tik met een stok tegen het bewuste „artistie ke voorwerp". Klets, een slag tegen de „Punsch- te.'irine"! Het zeer gemengde publiek nan de gedekte tafeltjes verstomt en staart aandachtig naar den bohème bij die. piano, waaraan een klein vrouwtje met eon mager gezichtje, ook al weer in vuurdood gekleed, groot contrast van haren welgedanen echtvriend, heeft plaats genomen. Meine Herrschaften, zegt de ioi- p.essario, tevens leider van het caba ret, zanger en dichter tevens, Meine Herrschaften. laat ik beginnen niet u een verklaring te geven, van wat we onder een „Cabaret" ver staan. Een cabaret is het tegenover gestelde van een „Ueberbrettl". Wan neer het iets dergelijks was als een „Ueberbrettl" zou het ook al mors- 'dood zijn. Meit deze afdoende(?) negatiove, definitie moesten de toehoorders het voor lief nemen. Na de herhaalde kennismaking met verschillende Rei- lijnsche Cabarets, veroorloof ik mij met Zijn Ed'ele van meening te ver schillen. In zooverre heeft deze imi tatie van Parijschen bodem veel overeenkomst met 't Ueberbrettl, dat zij al even hard op weg is een vro-"g- tijdigen dood te sterven uit verval van krachten. Een veildiere eigenaar digheid der verschillende Berlijnsche cabarets is het feit dat de eigenaars der lokalen hun gasten voor duur geld een ongenietbaar zuur wijntje voorzetten. Bohémiens en wijn be lmoren bij elkaar, dien ken zij. Bier is te plebejisch voor dergelijke kunst- inrichtingen. Het liet zich in het begin van deu vorigen winter zoo aartdig aanzien. Een klein clubje jonge, jolige schil ders en litteraten, waaronder er en kelen waren met goede stemmen, kwamen overeen in den trant dei- Cabarets van Mont-Martre in Parijs, iets dergelijks in Berlijn te openen, natuurlijk ook in een wijnhuis (dus in den letterlijken zin in een cabaret). Een achterkamertje van een beschei den Italiaansch restaurant in de Miarkgrafenstrasse wierd afgehuurd, met tal vau groteske eigen schetsen en studies der medewerkers rondom van boven tot ondeó behangen; op een miniatuuif-podLum werd een piano geplaatst en het interieur van het Cabaret „Zum hungrigen Pega sus" was gereed. Eiken Zatedragavond zat een dicht opeengepakt publiek van wel 100 da mes en hieeren in de kleine, benauwd wanne achterkanten, waar men de rook wel kon snijden, aan kleine ta feltjes onder het genot van een bord risotto en een glas Chianti of anderen Italiaansclien wijn. Allen tuurden daarbij naar hat miniatuur-podium, waai1 jonge, nog onbekende dichters, waaronder de zoon van een hoogge plaatst ambtenaar uit het Auswar- tige Amt, hunne poëmen voordroegen waar een schilder Spaansche lied jes zong en zichzelvem daarbij op de guitaar begeleidde. waar twee andere schilders, op het deksel dei- piano gezeten, elk miet een mando line in den arm, nigger songs ten beste gaven en daarbij ongelooflijke grimassen sneden, waar een ten ger Fransch vriendinnetje van een anderen schilder verbazend valsch, maar toch puntig met een guitig bak kes je kleine gepeperde Fransche chansons zong, waar Dolorosa, een navolgster der dichteres Maric Madeleine, maar nog „plus royalis- te" dan deze in een wijde zwarte re formjurk gehuld tegen de piano ge- leundi, eigengemaakte gedichten, soms van prachtigen versbouw, pas sie cm dramatische kracht,, maar doorgaans vrij ziekelijk, met een onverstoorbaar gezicht, gewild mono toon opdreunde, en waar een volks dichter vroolijike liederen in Ber- lijnsch dialect uit zijn zakboekje voorl'as, waarheen nu en dan een dame of heer uit het auditorium stapte om op hun beurt wat ten beste te geven, kortom, waar men zich met een beetje fantasie kon voorstel len, hoe het in een bohémien-mili-'.u kan toegaan. Maar na een herhaald bezoek aan den „Hungrigen Pegasus" maakte ik dezelfdle opmerking als dezen winter bij zijn zwakke opvolgers, namelijk dat deze boh'miens eigenlijk heel weinig snaren op hun strijkstok hach den. Een tweeden en een dierden keer hoorde ik in hoofdzaak dezelfde lie deren „zeggen", dezelfde Spaansche liedjes en dezelfde nigger-songs voor dragen, djqzelfdie kleine chansons van het Fransche vriendinnetje en weer reciteerde Dolorosa met een onverstoorbaar gezicht hare liederen. Dio „Nachwuehr'' aan nieuwe num mers blieef achterwege. Niet heel lang duurde de eendracht in den bent van jonge kunstenaars, die aanvankelijk gezamenlijk den „hongerigen Pegasus" hadden ge voederd en bereden. De dichter Schulz, een der beste krachten vun bel clubje, trok zich terug en richtte een eigen Cabaret op. (caborêe, zoo als men hiier uitspreekt). Intusschen ging het met de nieuwe inrichting als een jaar te vorqn met het Ueber brettl van v. Wolzogen. Beide kregen in korten tijd navolgers en concur renten. De „hongerige Pegaius" DM ZATBRDAGATOND. moest het na een kort bestaan we gens gebrek aan voedsel afleggen. Het gevleugelde dichterpaard is „doodgehongerd", dioch voor den overleden Pegasus kwamen drie op volgers in de plaat9, die met elkaar wedijverden in groteske benamingen maar overigens broederlijk eikaars „krachten" leenden, daar elk cabarri op zichzelf te zwakke beenen heeft. Ik kan niet zeggen, dat het genre er op vooruit is gegaan. In geen der drie op het oogenblik nog bestaande ■cabarets: „Die silberne Punschter rine", „lm siebenten Himmiel" en ,.Zu.r giainen Minna" (zoo genoemd naar den groenen gevangenwagen) waait u dat bohémien-achtige, jolige losse tegen, wat me bij den Pegasus trof. Van geest en spirit is niet veel te bespeuren. De „Siebente Himmel" van den dichter Schulz is in zijn soort een „Salontiroler" en wordt el- ken Woensdagavond in een elegant modem zaaltje van een chique res taurant naast het Theater des Wea ten9 gehouden. Een kardinale grap van dien leider van het Cabaret „Zur grünen Minna" in een restaurant- lokaaltje UnteT den Linden bestaat hierin, dat hij zijn gasten zoo dik wijls hij het maar eenigszins te pas kan brengen met „Straflinge" aan spreekt. terwijl zijn collega van de Punschterrine van verbazende origi naliteit blijk geeft, door telkens met een stok legen het aan 't roodzijden lint hangende tinnen voorwerp te tikken, wanneer een nieuw nummer zal worden aangekondigd. In zijn soort is de x'unschterrine- man nog zoo kwaad niet. Hij heeft Y vette Guilbert jjehoord en volgt haar in zoover na, als hij ervenals zij zijn stof hoofdzakelijk bij het schuim van de groote stad, bij die moorde naars, en ander geboefte zoekt, doch hoe ontzettend plat en ordinair is zijn taal, hoe weinig weet hij de kunst van zeggen, waarin Yvette zulk een meesteres is, uit te beelden. Steeds op denzelfdicn toon zingt hij zijn eigengemaakte liedjes, begeleid door zijn vrouw. Bij de cynische en platte dingen van haar man vergele ken klonken me de beide eenvoudige liedjes. welke op haar beurt het ma gere, rood gekleed'e vrouwtje met een heldert, zuiver sopraanstemmetje zong, waarbij zij zich op de mando line begeleidde, als muziek in de ooirem. Maar o wee, bij een tweede bezoek bemerkte ik al gauw, dat de voorraad aan stof hier al' even ge ring is als bij de concuirrentie. Het echtpaar zong dezelfde liederen, de schilder met de Spaansche liederen en Dolorosa met harte liederen, die van den .Pegasus" naar de „Punsch terrine" waren overgeloopen, zongen en zegdlen dezelfde norsch uitgespro ken Spaansche liiedjes en erotische gedichten, en een paar andere dich ters, die nu bij dit, dan bij dat Caba ret „hospiteeren", gavon zoo waar ook al weer hetzelfde tem beste; blijk baar schijnt men er op te rekenen, dat het publiek op een eerste bezoek geen tweede laat volgen. De Berlijnsche cabarets, waarin men zich moet laten introduceeren, en dan een kleine tegemoetkoming voor verlichting, enz. betaalt, zijn besloten clubjes en staan dus niet onder de censuur der politie, zooals de gewone openbare vermakelijkhe den. Tot mijn spijt moest ik consta- teerten, dat men een verkeerd gebruik maakt van de vrijheid van het woord Alles is zwaar, laag bij den grond. Hot weinigje joligheid en satirieke geestigheid wordt door het ordinair- platte bijna vertstikt. De Punschterri ne-man schijnt zich het liefst in het vuil te wentelen. Het dankbare veld der politiek liet men tot heden braak liggen. En wat zou men in een Polizei-staat als Duitschland, waar men anders zoo op z'n woorden moet passen, juist in een besloten cabaret veel stekelige geestigheden op politieke toestanden, ten beste kunnen geven, zonder dat de politie haar neus in de zaak be- hoefdio te steken. Of in een volgend seizoen de drie cabarets hunnen voorganger, den Pe gasus, niet Ln het graf zullen volgen? Ik acht het meer dan waarschijnlijk. Deze producten van Parijschen bo dem kunnen hier niet wortel schie ten. K. ALLERLEI. Veroveringstocht der schoone Amerikaansche TerwijJ de Amerikaansche geldman met zijn stoutmoedige en vèrreikendle plannen den handel der wereld tracht te vermeesteren, onderneemt de vrouwe lijke helft der Nieuwe Wereldbewoners op eigen gelegenheid een veroverings tocht. Zij gaat naar de prachtige palei zen, en de trotsche kasteelen van de oude wereld en haalt zich er vandaan wat aan de groote koningen der industrie nog veelal ontbreekt, een ouden naam. Ook hier, als in het economisch leven van de volken, is de heldere klank van 't goud een „Sesam open u!" Nu eens gaat het wat gauwer, dan weer wat langzamer; maarten slotte Is de uitkomst altijd dezelfde, de gewenschte deuren ontsluiten zich inderdaad. Het is nog niet zoo lang geleden, dat zich in de deftige engelsche kringen een oppositie openbaarde tegen de indring sters uit de groote republiek aan de overzij van den Atlamtischen Oceaan, en onder de regeering van de overleden ko. ninigln Victoria werd menig intrigetje gesponnen, welks draden de Yankee dochters buiten de zalen van 't Bucking- hampaleis en Marlborough House en Sandriingham moest houden. Alle inspanning is intusschen te ver- geefsch geweest, en tegenwoordig wordt de Amerikaansche niet meer als indring, ster beschouwd, maar als welkome gast. Dat is niet enkel 't werk geweest van den dollar; toen eenmaal de eerste bres sen waren geslagen in den eertijds on- doordringbaren muur van den oud-En- gelschen adeltrots, kwamen sterke bond- genooten opdagen in den vorm van de beminnelijkheid, den geest en de gevat heid van de jonge dames van daargin der over de zee. Aardig is het de ver rukking over de Amerikaansche te lezen bij Max O'rell, den geestigen publicist en schrijver van „Hare Koninklijke Hoog heid de Vrouw". Pikant idee, dat zich achter dien engelschen schuilnaam Paul Blouet verbergt, een Fransch officier, dus iemand uit het land, waar men tot nu toe vrouwelijke gratie en geest het veelvuldigst zoeken ging. Engeland staat echter in dit opzicht niet alleen, zooals een blik in den Alma- nach de Gotha leert, maar door de ras- en taalgemeenschap is de verandering daar het snelst gebeurd, en 't heeft er wel iets van, of de Amerikaansche vrouw van heden 't goed wil maken, dat eens hun grootvaders naar Engeland togen, om van daar zich echtigenooten te gaan halen. Als voorloopsters der Amerikaanschen in de Europeesche uitgaande wereld mogen men wel beschouwen drie dames Caroll, zusters, die in 1824 in de zalen van de deftigste engelsche kringen haar debuut hielden, en die .stormenderhand de har ten wonnen in het algemeen, zoowel als in 't bijzonder, want de eene werd de hertogin vari Leeds, de tweede markiezin van Wellesley en de derde barones van Strafford. Daarmee was 't ijs gebroken, en de Amerikaansche invasie heeft snel vorderingen gemaakt. Alleen in den loop der laatste jaar of vijf trouwden 160 Amerikaansche meisjes met Engelschen van hoogen adel. Onlangs bracht een Amerikaamsch blad een lijst der in de de Engelsche aristocratie getrouwde Amerikaanschen, onder welke namen men o.a. vindt miss Vanderbilt, die her. togin van Marlborough werd; miss Lei ter, die tot lady Curzon werd; miss Grant, die 't tot gravin van Essex bracht: miss Jerome tot lady Randolph Chur chill; miss Davis tot markiezin.van Duf- ferin; miss Zimmennann tot hertogin van Manchester, en zoo meer, en zoo meer. In geïllustreerde engelsche tijd schriften kan men zulke paartjes telkens weer ln effigle aanschouwen. (Op den Uitkijk, bijblad van „De Aarde en Haar Volken). flet gevaar van handen geven Er kan niet genoeg op worden ge wezen, van hoe groot belang reine handen voor de gezondheid zijn. Flet spreekt als het ware van sell; maan de wenk verkrijgt nog bijzon dere waardie door deu nadruk, die er in een der jongste „Blatter fiir Volksges/undheitspflege" op wordt gelegd. De iteinste handen behoort natuur lijk de chirurg in hiet algemeen: de arts te hebben, omdat hij in de prak tijk telkens zijn vingers met wonde plekken in aanraking brengt. Maar grootart en menigvuldiger gevaren ontstaan door onreine handen tn net gewone verkeer. Het is niet genoeg, dat mietn door opvoeding en behoefte er toe komt de handen te wasso'icn. Gewoonlijk acht men zijn handen slechts door het zichtbaar onreine besmet, maar men zal nu, hopen wij inzien, dat die meening nog geen af doende is. Me behoeven nog niet eens te den ken aan bloedvergiftiging, die maar al te vaak door in aanraking komen met onreine voorwerpen en misschien ook met -onreine handen, kan ont staan. Maar wij denken aan ontstok'ng, huid'zeikte enz., die zoodoende kun nen worden overgebracht. In onze samenleving van handles geven is waarlijk eenige omzichtig heid zeer aan te bevelen. De „Freischütz1' Tei' gelegenheid van de 6D0e op voering van dit meesterwerk van den grooten Kari Maria vou Weber in de upera te Dresden, is net wel aardig de volgende 'bijzonderheden omtn-nt het lot dat deze schepping vun den loondichtexi trof, te releveeneip. Er blijkt ook hier. weer voor de zooveel- ste maai duidelijk, hoe eer en voor deel niet altijd ten deed vallen aan hem, die ze verdiende, en compon.s- ten zcih vroeger soms met een eli.vi- dig honorarium moesten tevreden steilen, terwijl diuectiets e.d.g. reus achtige winsten opstreken. Üver één ding had Von Weber zich met deze opera niet te beklagen: ge brek aan succes. Weliswaar gingen er na de eerste opvoering te Dresim den 20sten Januari 1822, twintig ja ren voorbij voor de lüüe had plaats gehad, maar later ging het heter. D aai ten tegen was te Berlijn de 'Frei schütz'' 5 jaar na de eerste opvoering reeds 100 maal gegeven. Teekenend voor het optreden van de operadirectie to Dresden is, dat Von Weber voor twee zijner intiemste vrienden, die de première graag wil len bijwonen, twee plaatsbewijzen) moet koopen, men vindt zc in zijn- dagboek genoteerd voor 1 thaler 8 groschen. En in Berlijn wilde men in ..waardeering" van den componist daarbij zeker niet achterblijven voor de partituur ontving hij 440 thaler, terwijl de intendant graaf Brühl, hem bij gelegenheid van de vijftigste opvoering een quitantie aanbood voor een bedrag van 100 thaler, als „buitengewoon honorarium voor de ..Freischütz" hij gelegenheid van de oOe opvoering". Weber schreef even wel terug ,,En ik wil wel bekennen dat uw aanbod mij diep gegriefd heeft! aar alles tegenwoordig in een oogenblik overal bekend is, zal het hiermee natuurlijk ook het geval zijn. En stel u nu bij voorbeeld een kran tenbericht. voor van den volgenden inhoud „De binnen achttien maan den plaats gehad hebbende 50e op voering van de „Freischütz" werd door den generaal-intendant ter al- gemcene kennis gebracht. Dit 'in de annalen der opera zeld zame feit verdiende ook daarom bij zondere vermelding, omdat, naar wij vernemen, de vijftig uitverkochte za. len aan de kas een recette van 30.000 thaler (in werkelijkheid 37.000) be zorgden. Bij deze gelegenheid bood men den componist een geschenk aan van honderd thai er Terwijl Weber het „royale" aanbod van Brühl eens aan. een vriend niede- dpelde, voegde hij er op bitteren toon bij„Zou men het niet vervloeken, in Du'itschland opera's te schrijven?" Na Webers dood werd intusschen aan zijn betrekmngen meer betaald, o.a. de volledige ontvangst van de 99e opvoering, 19I2i thaler. Weber zelf was tegenover den dich ter van den tekst zeer royaal geweest en verdubbelde uit eigen beweging diens honorarium toen de opera zoo veel succes had. Te Parijs had de „Freischütz" wei nig succes. Toen ze 7 December 1824 onder den titel „Robin des Bois" in het „Odéou-theater" werd gege ven. werd ze uitgefloten, behalve een paar gedeelten er uit, zooals de ouver ture en. het jagerkoor, _die werden toegejuicht. De vertaler, die zich van zijn taak zeer zorgvuldig had gekwe ten, wierp het toen over een anderen boeg, Hij „verhakstukte" de geheele opera en maakte ze volkomen voor den smaak van het Parijsche publiek gei'eed. Zijn inval had succesde op deze wijze gekwakzalverde toon- schepping ging .er bij het operabezoe kend publiek der Fransche hoofdstad in en beletfde meer dan honderd op voeringen. Bonte steentjes. Veel moeite kost het voordat de mensch leert praten en nog meer voor dat hij leert zwijgen. De een ziet slechts de blauwe plekken aan den hemel, da andere ziet alleen de wolken. De wereld is een trein,, waarin menig een eerste klasse rijdt, die ln een politie- coupé thuis behoort. De hoogst bewoonde plaats in Europa is die sterrewacht op de top van den Etna; zij verheft zich 9076 voet boven den zeespiegel. De grootste pantserplaat, die ooit ge walst is en die een gewicht van 2012 centenaar heeft, werd in de fabriek van Krupp vervaardigd. Bescheidenheid, dot sieraad van den mensch, staat een ieder goed; doch in zonderheid hem of haar, die reden heeft om trotsch te zijn. Wanneer is men armer en tegelijker tijd rijker geworden? Als men een illusie verloren heeft; dan heeft men een ervaring gewonnan. Toen de beroemde Rachel haar zus ter, die nog al gezet was, eens als her derin gekleed zag, merkte zij op: „Sara ziet er precies uit als een herderin, die zoo juist haar kudde heeft opgepeuzeld" De Shah van Perzië bezit meer gemunt geld, dan eenig ander heerschar. In zijn paleis te Teheran- moet de „Koning der Koningen" steeds een som van 125 mil- lioen gulden aan metaalgoud hebben liggen. Een grooten naam verkrijgt men niet altijd door groote verdiensten of talen ten, maar door de kunst, om het licht, zoo mogelijk dubbel te laten vallen op het weinige, dat men heeft; vele men- schen waarmee men zeer Ingenomen is, zijn niet zoo zeer diamanten als wel diamantzetters en juweliers. Een gek denkbeeld is, waarop een ka pitalist, zekere heer Billings te Chica go, is gekomen. Deze wil eerstdaags zijne nieuwe stal len inwijden met een feestmaal, waarbij de -gasten, ten getale van 3G, zullen aan zitten te paard, aan tafels, welke daar toe op de veireischte hoogte zullen ge bracht wo-rden. Het diner zal honderd dollars per cou vert kosten, voor „man en paard" waar schijnlijk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 10