Christiaan ea Christina.
4
DWZ ATIRDAGAVONP.
Clara afgereisd wai. Da bonna Toag-
de erbij .Juffrouw de Fortenay heeft
in. een pension te Lausanne een be
trekking gevonden."
Juffrouw De Fortenay Hij staar
de haar aan. als ijlde zij. Maar plot
seling werd hem alles duidelijk. Zijn
blik verhelderde. Zij, die (hem be
minde. was die voor hem bestemde
bruid
Den volgenden dag was hij te Lau
sanne hij vond de geliefde aan het
uitpakken van haar koffer.
Clara, Clara, ben je voor mij
zoo plotseling vertrokken Spreekt
dan in uw hart geen stem voor mij
Als gij wist wie ik ben. moest
u mij haten, sprak zij vast.
Haten, lachte hij Neen, onein
dig veel beminnen moet ik je. Geen
toeval, een bestiering van hooger
hand heeft ons tot elkander geleid.
Gij zijt voor mij bestemd I Laat
daarom allen, trots varen en wees de
mijne
Toen stond zij toe, dat hij haar
aan zijn hart drukte en in zijn kus
versmolt al haar meisjestrots.
Hij heette Christiaan en zij Chris
tina. Hij was grenadier, zij keuken
meid. Zij diiende bij een vader van
twice huwbare dochters, bij eten fa
milie die veel visites ontving en wel
zulke bezoekers, die veel fooien gaven
en bij diners niet veel aten. .Chris
tiaan werd als de uitverkorene van.
zoo'n keukenprinses door zijns gelij
ken erg benijd.
Tweemaal per week mocht hij met
toestemming der familie zijn opwach
ting in de keuken maken. Op deze
dagen bleef van alle restanten geen
beentje over.
Eiken Zondag maakte hij met juf
frouw Christina een wandeling. En
dan werden café's. danslokalen, pu
blieke concerten enz. bezocht. Ja,
dikwijls zelfs een theater1. En alles,
allies betaalde Christina. Voor geen
stuiver behoedde Christiaan de hand
in den zak te stekgn, wat trouwens
ook overbodig zou geweest zijn. want
zijn portemonnaie; was altijd leeg.
Christina was een edel meisje^ dat
de kosten best kon dragen.
Zoo „krlenterig" als de juffrou
wen zou ik nipt graag willen zijn,
zeide zij dikwijls, verachtelijk de
lippen krullend.
Op een Zondag was zij met de juf
frouwen in d/enzelfden theetuin.
Waarom niet? Waarom zou een
dienstbode, als zij het betalen kan,
dat niet doen? En bovendien, zij wist
zeker dat zij er in haar nieuwe Zon-
dagscbe jurk minstens even knap
uitzag als de beide dame«s. Zij had
liaar Christiaan, den grenadier, bij
zich. De jonge dames verkeerden
eveneens in gezelschap van een sol
daat. een neef. die als reservist bij
hetzelfde regiment als Christiaan
diende. Maar toen het op betalen
aankwam het was bijna oiiet om
Ie gedooven hadden de dames haar
neef, den soldaat, zijn portemonnaie
te voorschijn laten halen.
Zoo iets was haar nog nooit gepas
seerd; daarop was ze trotsch.
Christiaan wist ook welk een schat
hij in Christina bezat. En het kwam
uit den grond van zijn hart als hij
baar o, zoo dikwijls bezwoer,
al de schatten der wereld te willen
geven, notabene, als hij ze maar
had.
Iets van dit eerlijk gjevoel van
dank wend echter op zekeren dag
bijna zijn ongeluk en dreigde hem
- de wegen der wereld zijn toch won
derlijk zijn meisje en met haar
zijn liefdesgeluk en lekkere potjes,
die hij zoo lang in Christina's keu
ken genoten had. te doen verliezen.
De ondankbaarheid der wereld is
hemeltergend.
Zij zaten samen in een groot, net
café-chantant en hadden twee „ouwe"
besteld. Hij hielp haar, zooals een
echt cavalicfr botaamt, cDen mantel
uit to trekken, hing dit omhulsel op
en liet zich daarop aan haar groene
zijde neer. Zij proefden en luister
den naar de muziek, die juist van
de hemelsblauwe zee speelde, toso
hij plotseling rflet zijn lange beenen
die hij uitstrekken wilde, een onder
de tafel geschoven stoel omstiet en
daardoor een prachtige grauwbonten
mof, di(e op den stoel gelegen had,
op den grond deed rollen.
Hij sprong op om stoel en mof op
te rapen.
Christien, riep hij zoo zacht mo
gelijk, om de aandacht van het pu
bliek niet meer op hen te richten, heb
je een mof bij je gehad? Is dat de
jouwe?
Neen, was haar antwoord. Wel
heb ik reeds lang plan gehad zoo'n
grauwbonte mof te koopen, maar dat
is die mijne niet.
Van wie kan zij dan zijn?
Christien trok de wenkbrauwen
saam, toen zij het mooie stuk nauw
keuriger, bekeek. Ongetwijfeld had
iemand, die voor hen aan het tafeltje
gezeten had, haar laten liggen.
En als die iemand nu niet terug
komt, Christien? Als zij misschien
niet weet, waar de mof is blijven
liggen en niemand er naar vraagt,
wat moeten wij er> dan mee doen,
Da beste weg om de vondst in han
den van de rechtmatige eigenares
te brengen, was den kellner te waar
schuwen.
Die ze dan natuurlijk ook niet
teruggeeft! meep.de de grenadier.
Wie kan, als wij weg zijn, bewijzen,
dat hij d<e mof van ons in ontvangst
genomen heeft?
Niemand, zei Chnisti'en.
Zij had, en dikwijls had ze ergens
wat laten liggen nog nooit iets
terug gehad. Voor de wereldwijsheid
van Christiaan was dus ongetwijfeld
wel wat te zeggen.
In elk geval scheen het geraden de
vondst vooreerst nog in handien te
houden. Zij bleven tot na afloop van
het concert. En als er dan iemand
kwam goedl Kwam erf niemand,
dan was het zeer goedl mogelijk, dat
de mof nooit opgevorderd1 zou wor
den. De rechtmatige eigenares wist,
als ze haar verlies bemerkte, ten
slotte totaal niet meed in welk lokaal
zij geweest was.
Toen het orkest heit eene stuk na
het andere speelde en uur op uur
verliep, begon juffrouw Christina dit
werkelijk te wenschen. De mof was
ook zoo mooi. precies zooals zij zich
er een had willen aanschaffen.
Het zou eenig zijn, zei Christi
aan. als er niemand opdaagde. Dan
was het evengoied, alsof ik je eens
een cadeau gegeven had. En ik zou
je toch zoo graag ook eens wat ge
ven. Hij gunde haar de mof werke
lijk van harte. Het verheugde hem,
toen hij bemerkte, dat zij zelf zich
er reeds eigenares van bfrgon te ge
voelen. En als er niemand kwam,
dan was zij het toch ook, half en
half vun rechtswege.
Zij zaten nu reeds drie volle uren
aan de tafel, Het liep tegen midder
nacht. Het concert was afgeloopen.
de bezoekers begonnen het lokaal te
vallaten. Het werd tijd. dat zij ook
opbraken.
Je zult de mof werkelijk houden
kunnen. Christien. zei Christiaan.
Ond'ertusschen behandelde zij het
voorwerp reeds als het hare. Ze legde
het voor zich op tafel, stak de han
den. in dfc met zijde gevoerde opening
streek welgevallig met het bont langs
haar wit wipneusje en omving het
met liefkozende blikken, die men
nooit werpt op het eigendom van
anderen.
Toen het gewichtige moment kwam
waarop zij haar portemonnaie te
voorschijn zou halen om de verterin
gen tq betalen, schoof zij tot de
kellner ook aan hun tafeltje zich zou
presentoeren dien geldbuidel in 't
mofje, juist zooals ze het anders
dieed, als Christiaan den kjellner riep
en zij haar oud'e bruine mof van kat
te vel voor zich had:
Kellner, kellner! riep Christiaan.
aan.
Maar de kellner was rechts «n links
aan het incasseeren.
Direct, riep hij. Eén voor één
hieeren!
Plotseling kwam hij, alle andleren
in den steek latend, naar het tafeltje
toeloopen, waaraan Christiaan en
zijn meisjo zaten. Een jonge vrouw
heet en ademloos, alsof ze van een
wedloop kwam, liep naast hem. Reeds
van verre wees zij op het tafeltje van
Christiaan en Christina.
Daar, riep zij, daar heb ik geze
ten. Ik weet het precies. Daar liet ik
mijn mof liggen, daar moet zij ook
gevonden zijn, o, daar ligt zij al. En
zij liiqp, toen zij haar eigendom zag,
met wijd uitgestrekte armen op de
voor Christina liggende mof toe. Zij
greep er naan.
Pardon, u staat me toe! zeideze
tot juffrouw Christina.
Zeker, antwoordde deze verward
Als 't u blieft. Zij trachtte den scher
pen toon. die haar op de lippen lag,
met geweld te onderdrukken. De mof
heeft hier gelegen. Wij hebben haar
aan dten kellner willen geven, doch
di.e bleef zoo lang weg. Daar heeft u
haar.
Stijf als een zoutpilaar keek juf
frouw Christina een oogenblik de
dame, die met dte prachtige mof weg
liep, na, toen zij plotseling met een
luiden roep opsprong.
Mijn portemonnaie! riep ze. Mijn
portemonnaie!
Haar portemonnaie zat nog in de
mof. En daarin zat haar! loon van
een vol kwartaal. Dei vreemde was er
mee verdwenen. Naloopen hielp niet
meer. Ze was weg.
Christina moest den kellner, als
pand, haar mantel afgeven en op
Christiaan hagelden scheldwoorden.
De ongelukkige! Hij was de schuld
van alles! Omdat hij bij het zien van
de mof zonder eigenares zijn gevoel
van dank zóó den vrijen loop had ge
laten, werd! hij door zijn schoone
voor eenige weken uit de keuken
verbannen. Hij vermagerde .acht
baar, want hij was aan haar lekkere
kliekjes zoo gewoon. Toen hij einde
lijk weer in genade aangenomen
werd, zwoer hij zich nooit meer mee
te laten sleepen door zijn gevoel van
dank en evenmin nooit weer op zijn
geluk te vertrouwen.
Brieven uit Berlijn.
(Van onzen Correspondent).
IETS OVER BERLIJNSCHE
„CABARETS."
Berlijn, 9 April 1903.
Stel u vooral niets artistieks voor
van bet Cabaret ,,Die silberne
Punschteirine". We zijn in een ba
naal gemeubeld achterzaaltje van een
obscuur restaurant. Aan dien eenen
langen muur een aantal hier en
daar provisorisch tegen het verscho
ten groen gestreepte papiertje opge
hangen schilderijtjes, aquarellen en
schetsen, tie koop voor de. liefhebbers.
Aan den overkant tusschen de ramen
smakeloos vergulde spiegels uit ket
achter ons liggend tijdperk der met
engeltjes overladen vergulde spiegels
en licht gepolitoerde en massa gefa
briceerd o mahoniehouten bonheurs-
de-jour. In het midden van het zaal
tje op gelijke afstanden rijen wit ge
dekte tafeltjes.
Aan een breed rood zijden lint
hangt van het plafond in dit klein
burgerlijk milieu tot op manshoogte
een tinnen instrument, de „silberne
Punschterrine" in werkelijkheid
iets heel anders dat hier als gong
diienst doet. Daarbnder staat een
heer met wilden haarbos en verwaar
loosde zware snor in een would-be
bohèmte-costuum. bruin flu we-clen
buisje, vuurroode wapperende 'las,
die de zitting opent en elk nieuw
nummer aankondigt door een tik met
een stok tegen het bewuste „artistie
ke voorwerp".
Klets, een slag tegen de „Punsch-
te.'irine"! Het zeer gemengde publiek
nan de gedekte tafeltjes verstomt en
staart aandachtig naar den bohème
bij die. piano, waaraan een klein
vrouwtje met eon mager gezichtje,
ook al weer in vuurdood gekleed,
groot contrast van haren welgedanen
echtvriend, heeft plaats genomen.
Meine Herrschaften, zegt de ioi-
p.essario, tevens leider van het caba
ret, zanger en dichter tevens,
Meine Herrschaften. laat ik beginnen
niet u een verklaring te geven, van
wat we onder een „Cabaret" ver
staan. Een cabaret is het tegenover
gestelde van een „Ueberbrettl". Wan
neer het iets dergelijks was als een
„Ueberbrettl" zou het ook al mors-
'dood zijn.
Meit deze afdoende(?) negatiove,
definitie moesten de toehoorders het
voor lief nemen. Na de herhaalde
kennismaking met verschillende Rei-
lijnsche Cabarets, veroorloof ik mij
met Zijn Ed'ele van meening te ver
schillen. In zooverre heeft deze imi
tatie van Parijschen bodem veel
overeenkomst met 't Ueberbrettl, dat
zij al even hard op weg is een vro-"g-
tijdigen dood te sterven uit verval
van krachten. Een veildiere eigenaar
digheid der verschillende Berlijnsche
cabarets is het feit dat de eigenaars
der lokalen hun gasten voor duur
geld een ongenietbaar zuur wijntje
voorzetten. Bohémiens en wijn be
lmoren bij elkaar, dien ken zij. Bier is
te plebejisch voor dergelijke kunst-
inrichtingen.
Het liet zich in het begin van deu
vorigen winter zoo aartdig aanzien.
Een klein clubje jonge, jolige schil
ders en litteraten, waaronder er en
kelen waren met goede stemmen,
kwamen overeen in den trant dei-
Cabarets van Mont-Martre in Parijs,
iets dergelijks in Berlijn te openen,
natuurlijk ook in een wijnhuis (dus
in den letterlijken zin in een cabaret).
Een achterkamertje van een beschei
den Italiaansch restaurant in de
Miarkgrafenstrasse wierd afgehuurd,
met tal vau groteske eigen schetsen
en studies der medewerkers rondom
van boven tot ondeó behangen; op
een miniatuuif-podLum werd een
piano geplaatst en het interieur van
het Cabaret „Zum hungrigen Pega
sus" was gereed.
Eiken Zatedragavond zat een dicht
opeengepakt publiek van wel 100 da
mes en hieeren in de kleine, benauwd
wanne achterkanten, waar men de
rook wel kon snijden, aan kleine ta
feltjes onder het genot van een bord
risotto en een glas Chianti of anderen
Italiaansclien wijn. Allen tuurden
daarbij naar hat miniatuur-podium,
waai1 jonge, nog onbekende dichters,
waaronder de zoon van een hoogge
plaatst ambtenaar uit het Auswar-
tige Amt, hunne poëmen voordroegen
waar een schilder Spaansche lied
jes zong en zichzelvem daarbij op
de guitaar begeleidde. waar twee
andere schilders, op het deksel dei-
piano gezeten, elk miet een mando
line in den arm, nigger songs ten
beste gaven en daarbij ongelooflijke
grimassen sneden, waar een ten
ger Fransch vriendinnetje van een
anderen schilder verbazend valsch,
maar toch puntig met een guitig bak
kes je kleine gepeperde Fransche
chansons zong, waar Dolorosa,
een navolgster der dichteres Maric
Madeleine, maar nog „plus royalis-
te" dan deze in een wijde zwarte re
formjurk gehuld tegen de piano ge-
leundi, eigengemaakte gedichten,
soms van prachtigen versbouw, pas
sie cm dramatische kracht,, maar
doorgaans vrij ziekelijk, met een
onverstoorbaar gezicht, gewild mono
toon opdreunde, en waar een volks
dichter vroolijike liederen in Ber-
lijnsch dialect uit zijn zakboekje
voorl'as, waarheen nu en dan een
dame of heer uit het auditorium
stapte om op hun beurt wat ten beste
te geven, kortom, waar men zich
met een beetje fantasie kon voorstel
len, hoe het in een bohémien-mili-'.u
kan toegaan.
Maar na een herhaald bezoek aan
den „Hungrigen Pegasus" maakte ik
dezelfdle opmerking als dezen winter
bij zijn zwakke opvolgers, namelijk
dat deze boh'miens eigenlijk heel
weinig snaren op hun strijkstok hach
den. Een tweeden en een dierden keer
hoorde ik in hoofdzaak dezelfde lie
deren „zeggen", dezelfde Spaansche
liedjes en dezelfde nigger-songs voor
dragen, djqzelfdie kleine chansons
van het Fransche vriendinnetje en
weer reciteerde Dolorosa met een
onverstoorbaar gezicht hare liederen.
Dio „Nachwuehr'' aan nieuwe num
mers blieef achterwege.
Niet heel lang duurde de eendracht
in den bent van jonge kunstenaars,
die aanvankelijk gezamenlijk den
„hongerigen Pegasus" hadden ge
voederd en bereden. De dichter
Schulz, een der beste krachten vun
bel clubje, trok zich terug en richtte
een eigen Cabaret op. (caborêe, zoo
als men hiier uitspreekt). Intusschen
ging het met de nieuwe inrichting
als een jaar te vorqn met het Ueber
brettl van v. Wolzogen. Beide kregen
in korten tijd navolgers en concur
renten. De „hongerige Pegaius"
DM ZATBRDAGATOND.
moest het na een kort bestaan we
gens gebrek aan voedsel afleggen.
Het gevleugelde dichterpaard is
„doodgehongerd", dioch voor den
overleden Pegasus kwamen drie op
volgers in de plaat9, die met elkaar
wedijverden in groteske benamingen
maar overigens broederlijk eikaars
„krachten" leenden, daar elk cabarri
op zichzelf te zwakke beenen heeft.
Ik kan niet zeggen, dat het genre er
op vooruit is gegaan. In geen der
drie op het oogenblik nog bestaande
■cabarets: „Die silberne Punschter
rine", „lm siebenten Himmiel" en
,.Zu.r giainen Minna" (zoo genoemd
naar den groenen gevangenwagen)
waait u dat bohémien-achtige, jolige
losse tegen, wat me bij den Pegasus
trof.
Van geest en spirit is niet veel te
bespeuren. De „Siebente Himmel"
van den dichter Schulz is in zijn
soort een „Salontiroler" en wordt el-
ken Woensdagavond in een elegant
modem zaaltje van een chique res
taurant naast het Theater des Wea
ten9 gehouden. Een kardinale grap
van dien leider van het Cabaret „Zur
grünen Minna" in een restaurant-
lokaaltje UnteT den Linden bestaat
hierin, dat hij zijn gasten zoo dik
wijls hij het maar eenigszins te pas
kan brengen met „Straflinge" aan
spreekt. terwijl zijn collega van de
Punschterrine van verbazende origi
naliteit blijk geeft, door telkens met
een stok legen het aan 't roodzijden
lint hangende tinnen voorwerp te
tikken, wanneer een nieuw nummer
zal worden aangekondigd.
In zijn soort is de x'unschterrine-
man nog zoo kwaad niet. Hij heeft
Y vette Guilbert jjehoord en volgt
haar in zoover na, als hij ervenals zij
zijn stof hoofdzakelijk bij het schuim
van de groote stad, bij die moorde
naars, en ander geboefte zoekt, doch
hoe ontzettend plat en ordinair is
zijn taal, hoe weinig weet hij de
kunst van zeggen, waarin Yvette
zulk een meesteres is, uit te beelden.
Steeds op denzelfdicn toon zingt hij
zijn eigengemaakte liedjes, begeleid
door zijn vrouw. Bij de cynische en
platte dingen van haar man vergele
ken klonken me de beide eenvoudige
liedjes. welke op haar beurt het ma
gere, rood gekleed'e vrouwtje met een
heldert, zuiver sopraanstemmetje
zong, waarbij zij zich op de mando
line begeleidde, als muziek in de
ooirem. Maar o wee, bij een tweede
bezoek bemerkte ik al gauw, dat de
voorraad aan stof hier al' even ge
ring is als bij de concuirrentie. Het
echtpaar zong dezelfde liederen, de
schilder met de Spaansche liederen
en Dolorosa met harte liederen, die
van den .Pegasus" naar de „Punsch
terrine" waren overgeloopen, zongen
en zegdlen dezelfde norsch uitgespro
ken Spaansche liiedjes en erotische
gedichten, en een paar andere dich
ters, die nu bij dit, dan bij dat Caba
ret „hospiteeren", gavon zoo waar
ook al weer hetzelfde tem beste; blijk
baar schijnt men er op te rekenen,
dat het publiek op een eerste bezoek
geen tweede laat volgen.
De Berlijnsche cabarets, waarin
men zich moet laten introduceeren,
en dan een kleine tegemoetkoming
voor verlichting, enz. betaalt, zijn
besloten clubjes en staan dus niet
onder de censuur der politie, zooals
de gewone openbare vermakelijkhe
den. Tot mijn spijt moest ik consta-
teerten, dat men een verkeerd gebruik
maakt van de vrijheid van het woord
Alles is zwaar, laag bij den grond.
Hot weinigje joligheid en satirieke
geestigheid wordt door het ordinair-
platte bijna vertstikt. De Punschterri
ne-man schijnt zich het liefst in het
vuil te wentelen.
Het dankbare veld der politiek liet
men tot heden braak liggen. En wat
zou men in een Polizei-staat als
Duitschland, waar men anders zoo
op z'n woorden moet passen, juist
in een besloten cabaret veel stekelige
geestigheden op politieke toestanden,
ten beste kunnen geven, zonder dat
de politie haar neus in de zaak be-
hoefdio te steken.
Of in een volgend seizoen de drie
cabarets hunnen voorganger, den Pe
gasus, niet Ln het graf zullen volgen?
Ik acht het meer dan waarschijnlijk.
Deze producten van Parijschen bo
dem kunnen hier niet wortel schie
ten. K.
ALLERLEI.
Veroveringstocht der schoone
Amerikaansche
TerwijJ de Amerikaansche geldman
met zijn stoutmoedige en vèrreikendle
plannen den handel der wereld tracht te
vermeesteren, onderneemt de vrouwe
lijke helft der Nieuwe Wereldbewoners
op eigen gelegenheid een veroverings
tocht. Zij gaat naar de prachtige palei
zen, en de trotsche kasteelen van de oude
wereld en haalt zich er vandaan wat aan
de groote koningen der industrie nog
veelal ontbreekt, een ouden naam.
Ook hier, als in het economisch leven
van de volken, is de heldere klank van
't goud een „Sesam open u!" Nu eens
gaat het wat gauwer, dan weer wat
langzamer; maarten slotte Is de uitkomst
altijd dezelfde, de gewenschte deuren
ontsluiten zich inderdaad.
Het is nog niet zoo lang geleden, dat
zich in de deftige engelsche kringen een
oppositie openbaarde tegen de indring
sters uit de groote republiek aan de
overzij van den Atlamtischen Oceaan, en
onder de regeering van de overleden ko.
ninigln Victoria werd menig intrigetje
gesponnen, welks draden de Yankee
dochters buiten de zalen van 't Bucking-
hampaleis en Marlborough House en
Sandriingham moest houden.
Alle inspanning is intusschen te ver-
geefsch geweest, en tegenwoordig wordt
de Amerikaansche niet meer als indring,
ster beschouwd, maar als welkome gast.
Dat is niet enkel 't werk geweest van
den dollar; toen eenmaal de eerste bres
sen waren geslagen in den eertijds on-
doordringbaren muur van den oud-En-
gelschen adeltrots, kwamen sterke bond-
genooten opdagen in den vorm van de
beminnelijkheid, den geest en de gevat
heid van de jonge dames van daargin
der over de zee. Aardig is het de ver
rukking over de Amerikaansche te lezen
bij Max O'rell, den geestigen publicist
en schrijver van „Hare Koninklijke Hoog
heid de Vrouw". Pikant idee, dat zich
achter dien engelschen schuilnaam Paul
Blouet verbergt, een Fransch officier,
dus iemand uit het land, waar men tot
nu toe vrouwelijke gratie en geest het
veelvuldigst zoeken ging.
Engeland staat echter in dit opzicht
niet alleen, zooals een blik in den Alma-
nach de Gotha leert, maar door de ras-
en taalgemeenschap is de verandering
daar het snelst gebeurd, en 't heeft er
wel iets van, of de Amerikaansche vrouw
van heden 't goed wil maken, dat eens
hun grootvaders naar Engeland togen,
om van daar zich echtigenooten te gaan
halen.
Als voorloopsters der Amerikaanschen in
de Europeesche uitgaande wereld mogen
men wel beschouwen drie dames Caroll,
zusters, die in 1824 in de zalen van de
deftigste engelsche kringen haar debuut
hielden, en die .stormenderhand de har
ten wonnen in het algemeen, zoowel als
in 't bijzonder, want de eene werd de
hertogin vari Leeds, de tweede markiezin
van Wellesley en de derde barones van
Strafford. Daarmee was 't ijs gebroken,
en de Amerikaansche invasie heeft snel
vorderingen gemaakt. Alleen in den loop
der laatste jaar of vijf trouwden 160
Amerikaansche meisjes met Engelschen
van hoogen adel. Onlangs bracht een
Amerikaamsch blad een lijst der in de
de Engelsche aristocratie getrouwde
Amerikaanschen, onder welke namen
men o.a. vindt miss Vanderbilt, die her.
togin van Marlborough werd; miss Lei
ter, die tot lady Curzon werd; miss
Grant, die 't tot gravin van Essex bracht:
miss Jerome tot lady Randolph Chur
chill; miss Davis tot markiezin.van Duf-
ferin; miss Zimmennann tot hertogin
van Manchester, en zoo meer, en zoo
meer. In geïllustreerde engelsche tijd
schriften kan men zulke paartjes telkens
weer ln effigle aanschouwen.
(Op den Uitkijk, bijblad van „De
Aarde en Haar Volken).
flet gevaar van handen geven
Er kan niet genoeg op worden ge
wezen, van hoe groot belang reine
handen voor de gezondheid zijn.
Flet spreekt als het ware van sell;
maan de wenk verkrijgt nog bijzon
dere waardie door deu nadruk, die
er in een der jongste „Blatter fiir
Volksges/undheitspflege" op wordt
gelegd.
De iteinste handen behoort natuur
lijk de chirurg in hiet algemeen: de
arts te hebben, omdat hij in de prak
tijk telkens zijn vingers met wonde
plekken in aanraking brengt. Maar
grootart en menigvuldiger gevaren
ontstaan door onreine handen tn net
gewone verkeer. Het is niet genoeg,
dat mietn door opvoeding en behoefte
er toe komt de handen te wasso'icn.
Gewoonlijk acht men zijn handen
slechts door het zichtbaar onreine
besmet, maar men zal nu, hopen wij
inzien, dat die meening nog geen af
doende is.
Me behoeven nog niet eens te den
ken aan bloedvergiftiging, die maar
al te vaak door in aanraking komen
met onreine voorwerpen en misschien
ook met -onreine handen, kan ont
staan.
Maar wij denken aan ontstok'ng,
huid'zeikte enz., die zoodoende kun
nen worden overgebracht.
In onze samenleving van handles
geven is waarlijk eenige omzichtig
heid zeer aan te bevelen.
De „Freischütz1'
Tei' gelegenheid van de 6D0e op
voering van dit meesterwerk van den
grooten Kari Maria vou Weber in de
upera te Dresden, is net wel aardig
de volgende 'bijzonderheden omtn-nt
het lot dat deze schepping vun den
loondichtexi trof, te releveeneip. Er
blijkt ook hier. weer voor de zooveel-
ste maai duidelijk, hoe eer en voor
deel niet altijd ten deed vallen aan
hem, die ze verdiende, en compon.s-
ten zcih vroeger soms met een eli.vi-
dig honorarium moesten tevreden
steilen, terwijl diuectiets e.d.g. reus
achtige winsten opstreken.
Üver één ding had Von Weber zich
met deze opera niet te beklagen: ge
brek aan succes. Weliswaar gingen
er na de eerste opvoering te Dresim
den 20sten Januari 1822, twintig ja
ren voorbij voor de lüüe had plaats
gehad, maar later ging het heter.
D aai ten tegen was te Berlijn de 'Frei
schütz'' 5 jaar na de eerste opvoering
reeds 100 maal gegeven.
Teekenend voor het optreden van
de operadirectie to Dresden is, dat
Von Weber voor twee zijner intiemste
vrienden, die de première graag wil
len bijwonen, twee plaatsbewijzen)
moet koopen, men vindt zc in zijn-
dagboek genoteerd voor 1 thaler 8
groschen. En in Berlijn wilde men
in ..waardeering" van den componist
daarbij zeker niet achterblijven voor
de partituur ontving hij 440 thaler,
terwijl de intendant graaf Brühl,
hem bij gelegenheid van de vijftigste
opvoering een quitantie aanbood voor
een bedrag van 100 thaler, als
„buitengewoon honorarium voor de
..Freischütz" hij gelegenheid van de
oOe opvoering". Weber schreef even
wel terug ,,En ik wil wel bekennen
dat uw aanbod mij diep gegriefd heeft!
aar alles tegenwoordig in een
oogenblik overal bekend is, zal het
hiermee natuurlijk ook het geval zijn.
En stel u nu bij voorbeeld een kran
tenbericht. voor van den volgenden
inhoud „De binnen achttien maan
den plaats gehad hebbende 50e op
voering van de „Freischütz" werd
door den generaal-intendant ter al-
gemcene kennis gebracht.
Dit 'in de annalen der opera zeld
zame feit verdiende ook daarom bij
zondere vermelding, omdat, naar wij
vernemen, de vijftig uitverkochte za.
len aan de kas een recette van 30.000
thaler (in werkelijkheid 37.000) be
zorgden. Bij deze gelegenheid bood
men den componist een geschenk aan
van honderd thai er
Terwijl Weber het „royale" aanbod
van Brühl eens aan. een vriend niede-
dpelde, voegde hij er op bitteren toon
bij„Zou men het niet vervloeken,
in Du'itschland opera's te schrijven?"
Na Webers dood werd intusschen
aan zijn betrekmngen meer betaald,
o.a. de volledige ontvangst van de
99e opvoering, 19I2i thaler.
Weber zelf was tegenover den dich
ter van den tekst zeer royaal geweest
en verdubbelde uit eigen beweging
diens honorarium toen de opera zoo
veel succes had.
Te Parijs had de „Freischütz" wei
nig succes. Toen ze 7 December
1824 onder den titel „Robin des Bois"
in het „Odéou-theater" werd gege
ven. werd ze uitgefloten, behalve een
paar gedeelten er uit, zooals de ouver
ture en. het jagerkoor, _die werden
toegejuicht. De vertaler, die zich van
zijn taak zeer zorgvuldig had gekwe
ten, wierp het toen over een anderen
boeg, Hij „verhakstukte" de geheele
opera en maakte ze volkomen voor
den smaak van het Parijsche publiek
gei'eed. Zijn inval had succesde
op deze wijze gekwakzalverde toon-
schepping ging .er bij het operabezoe
kend publiek der Fransche hoofdstad
in en beletfde meer dan honderd op
voeringen.
Bonte steentjes.
Veel moeite kost het voordat de
mensch leert praten en nog meer voor
dat hij leert zwijgen.
De een ziet slechts de blauwe plekken
aan den hemel, da andere ziet alleen de
wolken.
De wereld is een trein,, waarin menig
een eerste klasse rijdt, die ln een politie-
coupé thuis behoort.
De hoogst bewoonde plaats in Europa
is die sterrewacht op de top van den
Etna; zij verheft zich 9076 voet boven
den zeespiegel.
De grootste pantserplaat, die ooit ge
walst is en die een gewicht van 2012
centenaar heeft, werd in de fabriek van
Krupp vervaardigd.
Bescheidenheid, dot sieraad van den
mensch, staat een ieder goed; doch in
zonderheid hem of haar, die reden heeft
om trotsch te zijn.
Wanneer is men armer en tegelijker
tijd rijker geworden?
Als men een illusie verloren heeft; dan
heeft men een ervaring gewonnan.
Toen de beroemde Rachel haar zus
ter, die nog al gezet was, eens als her
derin gekleed zag, merkte zij op: „Sara
ziet er precies uit als een herderin, die
zoo juist haar kudde heeft opgepeuzeld"
De Shah van Perzië bezit meer gemunt
geld, dan eenig ander heerschar. In zijn
paleis te Teheran- moet de „Koning der
Koningen" steeds een som van 125 mil-
lioen gulden aan metaalgoud hebben
liggen.
Een grooten naam verkrijgt men niet
altijd door groote verdiensten of talen
ten, maar door de kunst, om het licht,
zoo mogelijk dubbel te laten vallen op
het weinige, dat men heeft; vele men-
schen waarmee men zeer Ingenomen is,
zijn niet zoo zeer diamanten als wel
diamantzetters en juweliers.
Een gek denkbeeld is, waarop een ka
pitalist, zekere heer Billings te Chica
go, is gekomen.
Deze wil eerstdaags zijne nieuwe stal
len inwijden met een feestmaal, waarbij
de -gasten, ten getale van 3G, zullen aan
zitten te paard, aan tafels, welke daar
toe op de veireischte hoogte zullen ge
bracht wo-rden.
Het diner zal honderd dollars per cou
vert kosten, voor „man en paard" waar
schijnlijk.