DE ZATERDAGAVOND.
Gratis Bijvoegsel van Haarlem's Dagblad
i'üsifi
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
De stille Heer.
8
DB ZATHDAGATOND.
Nu, heeft X op de fiets, die hij
op afbetaling gekocht heeft, leeren
rijden
Nu, of ie. En hoeDe verkooper
heeft hem nog niet kunnen krijgen.
VADERTROTS.
A. Mijnheer X. schijnt zeer
trotsch op zijn vrouw en zijn dochter
te zijn.
Daar heeft hij ook wel reden toe.
Dat is zijn éenig eigendom, waarop
hij geen hypotheek genomen heeft.
Kleermaker. Hoelang moet ik nu
nog wachten op het geld van de over
jas? Denk eens aan. als je die war
me jas niet hadt, in deze koude I
Ja, juist bij zulk een koude is
zoo'n jas onbetaalbaar I
ALTIJD PRACTISCH.
Vrouw van den winkelier (van de
ziekte van haren man vertellend)
ja, ik zeg u, zijn leven hing aan een
draad. De plakkaten waren al ge
drukt Uitverkoop wagens sterfgeval
Hikkie. Waarom geef jij je vrouw
altijd gelijk?
Fikkie. Dat is veel goedkooper,
anders moet ik een armband koopen
om het weer goed te maken.
BLUF.
Eerst-o zondagsjager. Heb je den
haais gemist?
Tweede dito. Och, het eeuwige
raakschieten verveelt ook.
Ben je een aanhanger van de
vrouwenbeweging
Ja, ik wou dat mijn vrouw maar
in de medicijnen gestudeerd had, in
plaats van mij ie trouwen.
Vrouwen kunnen beter pijn ver
dragen dan mannen.
Wie heeft dat gezegd, de dokter
Neen, de schoenmaker.
Professor. Ik heb vandaag geen
tijd, om u nader te onderzoeken. In-
tusschen kunt ge u wat van deze pil
len laten klaarmaken.
Patient. Hoevèel, professor?
Professor. Tien gulden I
VEELEISCHEND.
Gast (die zijn vertering wil beta
len. Hoeveel hebjk gehad. Johan
Johan. Ik weet het waarlijk niet,
münheier
Gast. Dat moet je weien! Een
goed kellner moet alles in zijn hoofd
houden, wat die gasten gedronken
hebben I
Oude vrijster. Het begin der
lente is wel heel mooi', het uitbotten
der hoornen, het zingen der vogels,
het weder ontwaken van de natuur,
maar ik kan u verzekeren, dat mij dat
alles koud laat.
Heer. Nu ja, dat geloof ik wel
als men het reeds zoo dikwijls beleefd
heeft.
Heer. Denkt u niet mejuffrouw,
dat het zeer doelmatig zou zijn. als
de jonge dames broches droegen met
het cijfer hunner bruidschat er op ge
graveerd
Jonge dame. Dat zou inderdaad
zeer practisch zijn, maar dan moesten
de heeren ook het bedrag hunner1
schulden in duidelijke cijfers op hun
dassen laten borduren.
EEN WINSTGEVENDE ZAAK.
A. Maar wat zie je eruit kerel
Ben je in zaken achteruitgegaan en
ben je geen journalist meer?
B. Nee. ik ben tegenwoordig meu
belhandelaar.
A. En maak je nogal zaken Heb
je al veel verkocht?
B. Voorloopig alleen nog maar
mijn eigene.
EEN KOUD STORTBAD.
Vrouw (die al lang een automobiel
wenscht te bezitten). Lieve Eduard,
ik droomde vannacht, dat je me een
automobiel had gekocht.
Mau. Zonderling, dait droomde
ik ook en ik droomde erbij, dat ik
haar betaald had met het geld diat
je op je toilet had uitgespaard.
EEN GOED HART.
Oude vrijster (tot de meid). Ik
heb voor mijn lief Azorretje voor een
gulden aan suikergoed gekocht. Wat
hij niet meer lust. geef dat maar aan
de kinderen van de waschvrouw. Laat
die ook eens gelukkig zijn.
A. Je moogt van Peperman zeg
gen wat je wilt, maar toch houdt hij
altijd zijn woord.
B. Vindit je dat?
A. Zeker, hij heeft voor een jaar
tien gulden van me geleend, en toen
zei hij, dat hij mijn vriendschaps
dienst nooit zou vergeten. 1
B. Nu, en?
A. Welnu, en telkens als hij geld
wil hebben, komt hij bij mij
Dame, Maar zou uw man dan
niet kunnen solliciteeren, om brieven
besteller te worden Dat ig toch een
fatsoenlijke betrekking
O ja, mevrouw, fatsoenlijk go.
noeg, maar dan moet hij rouwbrie-,
ven aan de menschen brengen en te
gen Nieuwjaar allerlei rekeningen en
maanbrieven, en daartoe is mijn man
veel ieweekhartig 1
JAGER-LATIJN.
Zeer curieus, zeer curieus. En zoo
heb ik eens een geval geha. in Indië.
Ik ben op jacht en daar stormen eens
klaps twee groote oliefanten vit een
bosch en op mij af. Ik schiet. De een
is morsdood. Ik schiet weer, maar de
ander is slechts geblesseerd. Ik zie
hem vallen. En toen ik naar toe wil
de loopen, zag ik niets meer.
Waar was hij gebleven?
De dikhuid had door zijn val em
gat in den grond geboord en in dat
gat had hij zich verstopt.
GROF.
Gast: Kastelein, ik wil iets eten, mag
ik de spijskaart even zien?
Restauranthouder: De spijskaart wordt
juist aan een ander taf Itje gebruikt: ik
heb gebraden lever, ossepoot, r under -
borst, kalskop!
Gast: Ik vraag geen beschrijving van
je zelf, maar ik wil wat eten!
VERSCHRIKKELIJKE DROOM.
Vriend: Wat zie je er boos uit, amice?
Heer (die een eenige dochter heeft,
welke 50.000 gulden bruidsschat krijgt):
.Ta, verbeeld je, ik heb vannacht ge
droomd, dat ik vijftig duizend dochters
en maar één gulden bruidsschat had.
DE DIAMANT 26
,,Ja", antwoordde Nellie, „dat is Immers goed, niet waar?"
De koetsier knikte, en zij reden weg, Nellie geheel en al be
langstelling voor de vreemde omgeving waarin zij zich bevond.
Zij reden langs een stuk grond dat er uitzag alsof het voor
cricketveld was bestemd; alleen was het, in plaats, van met
graszoden, bedekt met een laag harde blauwachtige kiel. Daar.
na sloeg het rijtuig linksaf, reed langs een gebouw dat in roo-
den baksteen was opgetrokken en. veel had van een school, en
scheen weldra de stad achter zich te laten. Zij gingen bij een
kruispunt de spoorlijn over. Nellie vroeg zich Juist af, of de man
niet verkeerd reed, toen hij stilhield voor een groot steenen ge
bouw van twee verdiepingen, dat zich ter linkerzijde van den
weg bevond. Het zag er uit alsof het nooit geheel was voltooid.
Het metselwerk was ruw, de kalk niet behoorlijk aangestreken;
de deuren waren blijkbaar slechts één keer geveTfd, en de hou
ten pilaren waarop de veranda rustte schenen in het geheel niet
met verf in aanraking te zijn gekomen. Het geheel maakte
den indruk van verwaarloozing. In den post van een deur aan
het einde van het gebouw, waarboven in gele letters het woord
BaT was geschilderd, stond een forsche vrouw geleund; een
troep honden van1 allerlei soort waren aan het spelen vlak
tegenover den hoofdingang, en drie of vier mannen, die het
zich, wat hun kleeding betreft, zoo gemakkelijk mogelijk had
den gemaakt, keken over den rand van het balkon op de eerste
verdieping.
Nergens was een bel of een naambordje te bespeuren, en het
geheele aanzien van de plek, waar zij zich bevond, maakte op
Nellie een beklemmenden indruk.
„Is dit Oxford-hotel?" vroeg zij aarzelend.
„Ja, juffrouw", antwoordde de koetsier.
Na een oogenblik wachten kwam een zwarte kellner naar
bulten geloopen. De groep mannen boven, scheen vol belang
stelling voor hetgeen de vreemde bezoekster te vragen mocht
hebben; zij bogen zich verder over den rand van het balkon.
„Logert meneer Raymond Wolston hier?" vroeg Nellie.
De kellner staarde haar met open mond aan, en Nellie ving
een uitroep van verbazing op van de groep van boven.
„Meneer Raymond Wolston?" herhaalde de zwarte eindelijk.
„Ja," zeide Nellie, die ongeduldig en boos begon te worden,
„ik moet hem onmiddellijk spreken. Ik ben zijn zuster en zoo
even uit Engeland gekomen."
27 DE DIAMANT
Er ontstond beweging onder de mannen op het balkon. Blijk
baar had haar mededeeling een zekere sensatie onder hen te
weeggebracht.
De kellner stond Nellie nog eenige oogenblikken aan te gapen,
en zeide toen eenvoudig: „Ik zal de juffrouw roepen", waarna
hij in het huis verdween.
Het werd Nellie duidelijk, dat haar komst om de een of andere
reden, die zij niet kon gissen, opschudding veroorzaakte. Bij de
groep op het balkon voegden zich nog twee of drie mannen,
die haar op hun beurt nieuwsgierig opnamen, en het jonge
meisje meende de woorden te verstaan: „Zij kan er onmogelijk
iets van af weten".
Op hetzelfde oogenblik verscheen een knappe, slanke jonge
vrouw met mooi rood haar op den drempel.
„Moet u Ray Wolston hebben?" vroeg zij.
„Ja," antwoordde Nellie, geprikkeld door den familiaren toon
der vrouw, „ik wensch meneer Raymond Wolston te spreken.
Ik ben zijn zuster".
„Wie je bent kan me niet schelen," gaf de vrouw brutaal ten
antwoord, „maar hier moet je Ray Wolston niet zoeken; hij
heeft ons last genoeg gelgeven om blij te zijn, dat we van hem
af zijn".
De forsche vrouw, die eerst het tooneel'tje van verre had gade
geslagen, kwam nu ook naderbij en mengde zich in het gesprek.
„Neen," zeide zij met een diepe, zware stem, „hieT zult u hem
niet vinden. Wij zijn allemaal fatsoenlijke menischen".
Geheel uit het veld geslagen door deze buitengewone ont
vangst, vroeg Nellie aarzelend:
„Maar waar kan ik hem dan vinden?"
„Waar je hem kunt vinden?" antwoordde de jongste der beide
vrouwen met een onbeschaamden lach, „wel, ik denik in den
tronk, zoolang hij nog niet voor het hof is geweest. Daarna
zullen ze hem natuurlijk bij de dwangarbeiders stoppen."
„Bij de dwangarbeiders stoppen!" herhaalde Nellie werktuige.
lijk en met angstige stem.
„Ja." viel nu de oudere vrouw op kijvenden toon in, „daar
hóórt hij, zoo'n rekel die zich vergrijpt aan een andermans
goed!"
Nellie stond besluiteloos, trachtende eenlg begrip te krijgen
van den toestand, toen een klein, bedaard uitziend man te voor
schijn kwam, en op het Jonge meisje toetrad. Hij was even
Ho. 138.
Zaterdag 25 April
1903
N
Een GHoSiammedaansch offerfeest,
Het groote feest van Eed Al-Kabir,
of Offerfeest, begint op den tienden
dag van Dulheggia, de laatste maand
van het Mohammedaansche jaar, die
overeenkomt met d)e maand Maart
van onzen kalender. Evenals veie
andere Mohamedaanscho feesten is
het gebaseenVl op die van Israëlieten
en Christenen en herdenkt de bereid
vaardigheid van Ibrahim, om zijn
zoon Ismael te offeren, volgens de
Arabische legende. Op dien dag bren
gen de pelgrims van Mekka hun offer
en in ieder Mohammedaansch ge
zin wordt een schaap geslacht met
groot vertoon van godsdienstige cere
moniën. Te Tanger komen alle Mo-
hammedaansche inwoners buiten de
stad bijeen en zenden daar hun ge
beden op aan Allah en hun heiligen.
Te midden van de geloovigen verza
melen de voornaamste Muzelmannen
zich rondom een mooi schaap en, na
dat ieder dit bekeken heeft, wordt 't
doodelijk gewond met een scherp
mes. Onmiddellijk pakken vier man
nen. het dan op en loopen er zoo
gauw zij kunnen mee naar het huis
van den kadi (vrederechter), onder
geroep en geschreeuw van de mee-
loopende menigte. Als het dier nog
leeft, als het huis van den kadi be
reikt is, wordt een gunstig jaar ver
wacht. maar als het al dood is, is het
een zeker teeken voor een slecht jaar.
Naar het Duitsch door Fox.
Toen we getrouwd waren, huurden
we een woning van vijf kamerssa
lon, eetkamer, slaapkamer, studeerKa-
mer voor mij en logeerkamer. Di et
laatste is een kostbaarder ding dan*
men gewoonlijk denkt een logeerka
mer verhoogt je uitgaven op aanmer-,
kelijke wijze. Want als men in 't be
zit "is van een logeerkamer, melden
zich alle weken, nichtjes, tantes, zus
ters en neven, die niet graag op hun
eentje in een hotel hun intrek nemen,
tot een kort of lang bezoek aan wat
lang niet zoo dikwijls pleegt te gebeu
ren als men gedwongen is, den gast
in een hoekje onder te brengen, des
noods in de tot bed1 veranderde bad
kuip.
Toch waren, niettegenstaande deze
kostbaarheid van de vijfdie kamer,
mijn vrouw en ik overtuigd van haar
noodzakelijkheid, in. de lang niet ver
keerde veronderstelling dat die met
tertijd door een persoon in beslag zou
worden genomen, die niet als gast be
schouwd zou kunnen worden.
En we hadden ons niet vergist en
onze Trude maakte van de logeerka
mer een Kinderkamer.
Als zoodanig was ze twee jaar
lang in gebruik; het menschenkiind
huisde tot vreugde zijner ouders, eerst
met een baker, later met een kinder
juffrouw het dronk, schreeuwde, en
speelde afwisselend, als het niet sliep,
dat bet een lust was. Eindelijk ech
ter stond mijn vrouw, die men er al,
dikwijls genoeg verwijten van had go-
maakt, dat we het kind aan vreemde
lui toevertrouwden, wat mijnis in
ziens niet anders kon, daar ik als'
vlijtige dagwerker mijn nachtrust
niet kon missen er op dat de kin
derkamer opgeheven en Truitje, die
zich nu 's nachts bedaard hield, in'
onze slaapkamer opgenomen werd.
Dit gebeurde dan ook.
Maar wat moesten we nu met de)
vijfde kamer beginnen? Haar weer
tot logeerkamer inrichten Om alles
ter wereld niet, meende mijn vrouw.
Over acht weken viert oom Benno zijn
zilveren bruiloftweet dan een ster
veling van de familie dat ik een lo
geerkamer heb, dan krijgen we min
stens zes gasten. Je weet, ik oefent
zeer graag gastvrijheid, maar we moe
ten nu zuinig leven, hebben plichten
tegenover ons kind, aan wiens toe
komst we moeten denken."
Best Kind, dan zal ik de kamer
als bibliotheek inrichten. Je weet dat
een deel van mijn boeken nog altijd
in kisten gepakt op den zolder staat
en de andere kan. ik nauwelijks in
mijn studeerkamer bergen.
Neen neen, mannetje, je kan je
heel goed net als tot nog toe behel
pen. Maar wat zou je er van zeggen,
als we de kamer verhuurden, dan
kregen we er iedere maand een goed
sommetje voor."
Ik (trok eerst een lang gezicht, in
herinnering aan alle lasten en pla
gerijen, die ik zelf, zonder mijn
schuld als jonggezel aan mijn hospi
ta's bad veroorzaakt, b.v. toen een
goede vriend van me keer op keer de
grap uithaalde driemaal in éen nacht
een telegram te sturen. Maar mijn
lang gezicht werd weer korter, toen
mijn practisch vrouwtje mij vertelde,
hoeveel een onzetr kennissen voor
zoo'n kamer, die niet eens zoo groot
was als deze, van haar heeren kreeg
en mijn laatste bezwaar werd over
wonnen door de verwijzing naar de
toekomst van ons kind.
We nemen een stillèn heer.
Zou een dame niet beter zijn?
bracht ik in 't midden, die plegen al
tijd minder oommoties^te hebben dan
heeren.
Neen, neen, een oude alleenwo
nende dame hangt me den heelen dag
aan 't lijf en veroorzaakt nog meer
werk dan oen heer en bij jonge meis
jes weet je nooit wat je krijgt. De
Gruns hebben op hun kamer een
handelsreiziger, die meer dan de
helft van het jaar op reis is en bijna
alleen 's nachts van zijn kamér ge
bruik maakt. Die merken heelemaal
niet dat ze een heer hebben.
Goed. laten we dan een manne-
lijken inwoner nemen, misschien lukt
't bij ons even goed als bij de Gruns.
dio voor jou bij het kamerverhuren
als voorbeeld schijnen to dienen.
En we adverteerden onze kamer en
hadden ook het geluk spoedig een
huurder te vinden, die ons werkelijk
weinig last. veroorzaakte. Overdag
was hij in, zijn betrekking en zelfs
's nachts merkten we weinig van
hem, omdat hij altijd thuis kwam als
wij al naar bed waren, wat dikwijls
laat genoeg was. Er scheen geen
bal in de glad gegeven to worden, dat
hij niet meemaakte.
Heel trots zei mijn vrouw na de
komst van dezon heer. tot een vrien-,
din, die er naar vroeg
Ik heb het met mijn heer heel
goed getroffen, ik merk bijna niet,
dat ik een kamer heb verhuurd.
Maar bij den eenste van de maand
bleek dat ik ook niet merkte, dat we
een kamer hadden verhuurd. Want
onze huurder was op geenerlei wijze
er toe te bewegen zijn rekening over
kamer met pension te betalen.
Den eerste zei hij, dat hij zijn trac-
tement nog niet had gekregen, den
tweede zei hij in 't geheel nietts en
den derde beweerde hij, dat hij niets
meer over had van zijn geld. want
zijn kleermaker was op kantoor ge
weest en had aangedrongen op beta
ling van zijn rekening. Maar hij be
loofde den vierde, dat hij den vijfde
zich een voorschot zou laten geven
door zijn chef en ons dan de rekening
betalen. De eerste helft van dit plan,
nl. de vraag om een voorschot te
vragen, zal hij misschien uitgevoerd
hebben, zijn rekening heeft hij echter
niet betaald, ook later niet, ofschoon
hij alle bals en vermakelijkheden net
als vroeger meemaakte.
Dus zei ik heel gauw tot mijn
vrouw: „Beste, vandaag zal ik dien
mijnheer maar eens zeggen dat hij
morgen van de kamer moet, als hij
te voren niet zijn rekening betaalt.
En dan zoeken wij er een op. van
wien we wat meer merken, al was 't
dan ook maar ten minste op den
eerste.
En daar onze heer zijn rekening
niet betaalde, ging hij den volgenden
dag weg en een dag later hadden we
een anderen heer op de kamer.
Van d'ien merkten we wat meer.
Toen hij de kamer huurde, gaf hij
me op de vraag wat zijn beroep was,
ten antwoord, dat hij agent en com-
missiomnair was. Nu, dat is geen
erg lawaaiig beroep. Maar in dit
bijzonder geval scheen het er voor
ons toch een te zijn, want mijnheer
Vink scheen een groot© zaak te heb
ben. Onze Marie kon er niet toe ko
men de kamera op te ruimen of te
kooken. of iets achter elkaar te doen.
Minstens een dozijn keer werd ze
door bellen aan de voordeur van haar
werk gehaald.
Dan werd naar mijnheer Finik ge
vraagd. dan kwam een pakje, dan
werd een brief door hem afgegeven.
Dan wachtten lui in de gang uren
lang op mijnheer Fink, van wien per
soonlijk niet veel te merken was,
Kortom ons stil huis was plotseling
in een zeer druk handelskantoor her
schapen.
Misschien hadden we dat nog met
geduld verdragen, want mijnheer
Fink betaalde prompt zijn huur. Doch
daar kwam plotseling een andere ver
legenheid aan de verhuring een einde
maken. Onze heer scheen namelijk
in geldzaken niet zoo precies te zijn
geweest, want op een gleden dag
verscheen, tijdens afwezigheid van
mijnheer Fink, een deurwaarder op de
vlakte, die op zijn geheele meubilair,
dat mijn meubilair was beslag
legde en het verzegelde, Het hielp
niets dat ik den deurwaarder verklaar
de. dat de meubels van mij waren,
hij verzegelde, en ik moest om mijn
meubeltjes niet onder den garner te
zien komen, borgstellen en voor 't ge
recht komen.
Daar ik vreesde, dat rno bij een
volgende gelegenheid dezelfde of nog
erger dingen konden gebeuren, zei ik
mijnheer Fink de kamer op en een
zekere mijnheer Scott volgde hem op
in 't gebruik van onze kamer.
Daar mijnheer Fink, alles en alles,
toch een recht merkbare en hoorbare
bewoner was, was na zijn vertek ons
verlangen naar een stillen heer d.es
te sterker, en toen mijnheer Scott