Dl ZATIBDAGAVOND.
In Macedonië, waar het in de laat
ste maanden zoo roerig is, worden de
volksfeesten hoofdzakelijk gevierd
met dansen en wijndrinken, hoewel
men slechte weinig van dronken
schap bemerkt. De voornaamste dans
Be Zwaarddans,
is de zwaarddans. Daarbij dansen
een meisje met helm en zwaard toe
gerust. een ander met een vlag en
nog anderen in haar beste costuums,
rondom oen klein kind, dat in een
wit laken gewikkeld is. De zwaard
dans levert een schilderachtig too-
neeltje door de kleurigheid der natio
nale kleederdracht en da levendig
heid der dansfiguren. De muziek
wordt verzorgd' door een primitieven
doedelzak..
men, zijn vrienden tot het edele skat-
spel en tot borrelpartijen, die ik me
een korten tijd welgevallen liet. trots
het leven dat er bij gemaakt werd.
Maar toen deze dollemansstreken
na een week haar hoogtepunt bereikt
hadden, zoo, dat we 's nachts door 't
kabaal gewekt werden, kon het niet
langer voortduren. Den morgen van
dezen onrustigen nacht, kwam onze
huisheerhij wou weten, wat er toch
's nachts bij mij thuis gebeurd was,
daai- alle huurders in het huis ge
klaagd hadden. Ja, dat wilde ik ook
graag weten. Zoo klopten we, de
huisheer en ik, aan de deur van onzen
privaatgeleerde. Hij riep, binnen!
Wij traden binnen, vonden hem in
bed liggen, op de sofa echter lagen in
beide hoeken twee van zijn vrienden
en sliepen den slaap der nachtbrakers.
Op de tafel lagen kaarten, op den
grond stond een batterij flesschen en
op de vraag, wat er toch eigenlijk
aan het handje was geweest, dat er
zoo'n lawaai was geweest, antwoodd-
r'e de geleerde
0ch.or was niets aan de hand;
Philip, mijn vriend, daar in den hoek.
is met een niet uit de loterij gekomen,
en daar hebben we natuurlijk op ge
fuifd."
Noch mijn huisheer, noch 'ik had
den er een flauw begrip van, waarom
er om zoo'n feit zoo'n rustverstorende
fuif moest worden gevierd en den
volgenden dag verlegde de privaatge-
leerde, het tooneel van zijn daden
naar een ander huis.
Nadat we nog meer van die huur
ders gehad hadden, die zich ontpop
ten als alles behalve stille heéren,
troffen w.e er toch werkelijk zoo een,
die in den besten zin van het woord
een stille heer was. Mijn vrouw kon,
evenals de Gruns, beweren, dat we
niets van hem hoorden of zagen. Hij
ging 's morgens weg en kwam laat,
meestal in den nacht of zelfs vroeg in
den morgen thuis. Wij beiden, mijn
vrouw en ik, konden den rustigen
mijnheer Meycr bijna niet, alleen Ma
rie zag hem, als ze 't ontbijt op zijn
kamer bracht. We wisten niet eens,
wat hij was. want we hadden 't maar
laten varen om de huurders naar huu
beroep te vragen, daar we de ervaring
hadden opgedaan, dat dit niet van De-
lang is voor de rust of onrust van don
huurder. Door onzen rustigen mijn
heer Meyer werd ons niet de minste
last bezorgd.
Het speet ons dus, toen we door
omstandigheden de vijfde kamer weer
zelf noodig hadden en hem dus de
huur moesten opzeggen.
Toen ik 's morgens op zijn kamer
kwam, viel me het opzeggen zwaar,
we praatten een kwartiertje, en ilc
vroeg hem
Zeg me toch eens, mijnheer
Meyer, wat is u eigenlijk?
Ik heb een dubbel beroep, ant
woordde mijnheer Meyer op zijn stil
le, bescheiden wijze. ..Overdag ben
ik afslager in een lokaal voor verkoo-
pingen en 's avonds muzikant." Ik
speel piano, violoncel en fluit 1
En dit was onze stille heer" ge
weest.
DAAROM.
Reiziger, (in den trein). Doe dat
raampje dicht, 't is huiten weergaas
koud.
Andere reiziger. Zoudt u dan den
ken, dat het er buiten, warmer op
zal worden?
zich bij de bezichtiging der kamer als
artist voorstelde, rienen we beiden,
mijn vrouw en ik, tegelijk uit..Maar
toch geen musicus
Neen, verzekerde mijnheer Scott en
hij beloofde een stille heer te zijn, hij
kreeg dus de kapoer, die hem zeer wel
beviel.
Toen hij weggegaan was, overleg
den we wat hij wel zou zijnmijne
vrouw meende dat hij schilder was.
dan kon hij meteen ons kind schilde
ren. Op zoo'n manier kregen we
een goedkoop portret van Truitje.
Hij was echter geen sch'Llder maar
jongleur, die de gewoonte had, alle
voorwerpen, die hem maar in de
vingers kwamen, in de lucht te gooien
en weer op te vangen. Dat deed hij
met den koffieboel, als hij 's morgens
koffie had gedronken en met all© mo
gelijke dingen. Daar hij echter wer
kelijk handig was, gebeurde het nooit
dat hij iets brak.
Niettemin waren we er zorgvuldig
op bedacht ons künd buiten zijn be
reik te houden, want je kon nooit
weteni, hoe het zoo'n luchtreis zou
opnemien, al werd het niet bezeerd.
Mijnheer Scott's wonen bij ons vond
eindelijk zijn einde, toen ons, anders
iet bang uitgevallen dienstmeisje, op
een morgen, toen ze onzen huurder
zijn koffie bracht, met een verschrik
kelijk angstgeschreeuw uit de kamer
vloog.
Wat is er 1 Heeft mijnheer Scott
je wat gedaan?
Neen, maar die hoop d'ieren.
Neen. ik ga niet meer naar binnen.
Het duurde een heele poos, vóór we
hoorden wat er eigenlijk aan de hand
was. Ten slotte kregen we het er
toch eindelijk uit. Mijnheer Scott
had zich, zonder dat we er iets. van
wisten, een paar dozijn witte ratten
aangeschaft. Daar met het jonglee-
ren niet meer genoeg te verdienen
was. zooals hij ons vertelde, wilde hij
zich toeleggen op het dresseeren van
d'ieren en studeerde nu een opzienba
rend glan/snummer_,met witte ratten
in voor het volgend seizoen.
Mijn vrouw, die het zelden met Ma
rie eens was, stemde ditmaal toch
met haar van meening overeen,, dat
de rattenkoning dadelijk uit ons huis
moest, omdat ze niet wisten of hij
niet na de ratten soms leeuwen zou
gaan dresseeren. Ik was aldus in
de minderheid en zoo betrok mijnheer
Scott een andere woning, nog voor
zijn ratten veel schade bij ons hadden
aangericht. We vonden alleen 't bed-
degoed half opgevreten, misschien
had hij de diertjes, om ze aan hem
te doen wennen, bij zich laten slapen.
Den artist volgde een privaat-ge
leerde, d.w.z. eeni mijnheer, die de
geleerdheid zóo privé beoefende, dat
we er zoo goed als niets van bemerk
ten. d.w.z. van de geleerdheid merk
ten we niets, van den geleerde zoo
veel te meer. Overdag was hij welis
waar weinig te ziendan dronk hij
een morgenslokje, waaraan zich een
middagborrel verbond, 's Nachts ech
ter noodigde hij op zijn ..kast", zooals
hij onze vijfde kamer beliefde te noc-
Ben Zaterdagavoadpraatje.
Do hygiëne of gezondheidsleer is,
om met den befaamden Meester Pen-
newip ie spreken, een schoono zaak
en geeft het menschdom veel ver
maak.
Zij hoeft dit voordeel, dat voor zoo
ver zij niet geregeld is bij wet of ver
ordening (©n dat is zij weinig of niet)
iedereen er van nemen kan wat hem
goeddunkt en de rest laten liggen.
De gezondheidsleer, toegepast in al
haar consequenties, zou den mensch
zonder twijfel een al te zware last
opleggen. Hij zou moeten beginnen
met uit de stad1 te gaan. want daar
zwerven milliarden gevaarlijke bacte
rie rond. Volgens de geleerden worden
we bij lederen stap beloerd door long
tering. kanker, koortsen, typhus en
meer dergelijke kwalen. Waren er dan
ook niet de vriendschappelijke bacil
len in ons. die onvermoeid en dage
lijks den strijd' met de kwaadaardige
aanvallers aanbinden, dan zou geen
mensch ouder worden dan een paar
dagen.
Buiten is de lucht natuurlijk zui
verder. Derhalve zouden zij, die
naar den Aerdenhout, Heemstede of 1
Bloemendaal gaan wonen, uit hygië-J
nisch oogpunt gelijk hebben, wanneer
ook niet daar de huizen weer veel te
dicht bij elkaar stonden. Alweer sa
menscholing van imejischen, alweer
gevaar voor infectie. Wie het goed
zou willen doen moest een vierkanten
kilometer duin koopon en op het mid
den daarvan een huishouwen en zijn
terrein afzett.ten met manshoog prik
keldraad. Weliswaar zou hij dan ge
vaar loopen van aan het kniezen te
raken en dat is voor de gezondheid
van den mensch ook alweer niet voor-
deelig.
Uit deze kleine beschouwing blijkt
dus. dat d'e hygiëne in haar idealen
vorm net zoo rnim bereikbaar is als
de Noordpool. Voor de duizenden
die in de stad moeten blijven wonen
is dat een heele geruststelling Nie
mand. tok een Haarlemmer niet. be
hoeft er over te tobben, dat hij niet be
reikt heeft wat niet bereikt kan wor
den Intusschen ontslaat ons dat niet.
van den duren plicht om voortdurend
te streven naar vervolmaking van
onze hygiënische toestanden. Een van
de eerste voorwaarden daartoe is, dat
we aan alles wat op dat gebied ge
beurt, »Lze aandacht schenken en met
elkaar daarover opbouwende gesprek
ken voeren.
I Vooral omdat deze week de hygië
nisten weer duchtig aan het woord
zijn geweest. De houw van het abat-
toir is aangenomen. Voor den heer
Johan Winkler moet dat pijnlijk zijn
geweest. Ilij die met al de kracht die
in hem is heeft gepleit voor het woord
slachthuis, hoorde nagenoeg iedereen
in den Raad praten van ..abattoir",
precies alsof hij nooit iets van slacht
huis gezegd had. En alsof dat al niet
erg genoeg moet heeten, was er een rap-
porbeen vierslag wil ik zeggen van
den directeur ik bedoel leider der
publieke ik meen openbare wer
ken, den heer Dumont. Dit gaat te
var. Ik stel.voor om dezen heer voort
aan Van den Berg te noemen. Waar
moet het heen. wanneer de noodlot
tige verfransching die ons een abat
toir op den hals schuift, zelfs door
dringt lot in de namen van onze amb
tenaren? Praat me van Smit, van Bil-
derbeek. Van der Vangst. Michielse,
Roerkoel dat zijn namen die het
Nederlandsch hart goed doen. Als do
heer Winkler een monsteradres aan
den Raad op touw zetten wil om den
heer Dumont, voorlaan Van den Berg
to noemen,, dan wil ik bovenaan tee
kenen. mits hij de zegels betaalt.
Dit evenwel in 't voorbijgaan. Hij
sprak van de oprichting van het
slachthuis als gezondheidsmaatregel.
Is maar eenmaal dit gebouw tot
stand gekomen, dan zal hopelijk de
staat van de openbare gezondheid,
die al buitengewoon goed was, nog
weer veel beter worden. De gemid
delde leeftijd zal met minstens tien
jaar klimmen en als de Haarlem
mer zich maar niet te veel buiten
zijn gemeente waagt, in verderfelijke
gemeenten als Rotterdam en Den
Bosch, dan zullen de bacteriën heele
kerels moeten wezen oin hem dood
te krijgen. Ik heb al gehoord, dat
do Levensverzekering-maatschappijen
voor Haarlemmers een verlaagd'©
premie zullen invoeren, maar voor
de waarheid durf ik niet instaan.
Het slachthuis is dus nu een feit
Laat ons hopen, dat elke biefstuk er
malscher, elke rollade er pikanter zal
worden, dat het varkensvleesch w
zal smaken als kalfsvleesch en het
kalfsvleesch als reebout! En moge de
hygiëne er baat bij vinden!
Onze dokters in den Raad waren
daar niet heel gerust op. Z© zagen
bezwaar in de nabijheid van een
zwemplaats. Het Spaarnerwater, zoo
zeiden ze, is al niet frisch en de uit-
DH ZAT1BD A GA VOND.
7
het bijzonder als de dieren ziek zijn.
Zijn dei kinderien ziek, dan moeten
katten en honden streng geweerd
worden van de ziekenkamer; zij bren
gen, gaande van huis tot huis, de
smetstof over. Men doet verstandig
honden, die met kinderen spelen, te
wasschen, nadat zij uit geweest zijn
en vooral den snuit onder' handen te
nemen.
Een langa neus.
Het blad ,,Asie" verhaalt de volgen
de grappige anecdote.
Toen in 1871 de Japansche gezant
Iwaleura in Amsterdam den voet aan
wal zette, waren een hoop jongens op
de kade aan het spelen. Waarschijn
lijk hadden de knapen nog nooit een
Japannees gezien en zij wisten aan
hun verwondering geen betere uiting
te geven, dan door tegen het aanzien
lijk gezelschap... een langen neus te
maken.
De gezant, die de beteekenis van
dit gebaar niet wist vroeg aan ridder
Von Liebold, die met hem mede uit
Japan was gekomen wat het te be
duiden had.
De edelman was een oogenblik met
de zaak verlegen; opeens kreeg hij
echter een genialen inval en hij ver
klaarde. dat dit in Holland het hoog
ste bewijs van eerbied was. dat men
aan een aanzienlijk persoon kon ge
ven.
De gezant wag van dat oogenblik
ten zeerste gestreeld door de groote
eer. welke hem werd bewezen.
Den \olgenden dag werd de gezant
in plechtige audiëntie ontvangen door
koning Willem III Zoodra de gezant
zich in tegenwoordigheid' van den
vorst bevond achtte hij zich verplicht,
tegen hem een langen neus te maken
en de leden van zijn gevolg, volgden
dit schoone voorbeeld terstond.
Ridder Von Liebold, die natuurlijk
dadelijk begreep, wat de oorzaak was
van dit verschrikkelijk vergrijp tegen
do etiquette stond het eerste oogen
blik met de handen in het haar en
had wei in den grond willen zinken,
maar bedacht toen opeens, dat hij
door brutaliteit zich maar moest red
den en hij verklaarde aan den Ko
ning. dat dit gebaar in Japan gebrui
kelijk was om het hoofd van den Staat
en de torsten des lands te begroeten.
De Koning die in het eerst sprake
loos van verbazing was geweest, was
nu ten volle tevreden gestold1 en op
zijn beurt met beide handen een ver
lengstuk aan zijn neus makende, gaf
hij don Japanschen gezant zijn groet
tejrug, terwijl ook de hoogwaardig
heidsbekleders en de hofdames tegen
de Japansche bezoekers een langen
neus maakten.
Een gras, dat doet slapen.
Een Amerikaansch botanist, de heer
Bailey, deelt het volgende over dit
gras moe in de ..Science":
In September van liet vorig jaar
reisde 1 ij met eenige vrienden in het
gebergte Sacramento. Het was avond,
het kamp werd' voor den nacht inge
richt. de paarden maakten van hun
vrijheid gebruik om in het welige graa
hun honger te stillen. Daar komt een
inlander voorbij, die den reizigers
toeroept: ..Geef acht. uw paarden eten
van liet gras. dat doet slapen. Wan
neer ze zoo voortgaan, zult gij ze in
geen acht dagen kunnen gebruiken.
De heer Bailev was er niet op ge
steld acht dagen in het gebergte te
blijven, maar daar hij wenschte dit
verschijnsel waar te nemen ,liet hij de
paarden nog e©n half uur in de wei
de, daarna veranderde hij van plaats,
en bond ze op een plek vast. waar dit
bijzondere gras niet groeide. Den vol
genden morgen zag hij. dat de inlan
der waarheid gesproken had, want
hoewel do dieren slechts zeer weinig
er van gegeten hadden, vond hij een
der paarden .do be enen wijd uitge
strekt, i.et hoofd in de hoogte, in een
diepen slaap; daarbij hingen zijn
ooren en zijn onderlip als dood aan
zijn kop. De andere paarden sliepen
ook, maar niet zoo diep; en niet in
zulk een gekke houding. Men had
groote moeite hen aan het loopen te
brengen, ze wilden noch eten, noch
drinken en zoodra men ophield hen
met de zweep wakker te houden, ston
den ze stil en sliepen ze in. Drie da
gen duurde deze toestand.
Het gras. dat slapen doet. draagt dus
met recht dezen naam; het dier, dat
er van eet. is gedurende acht dagen
onbruikbaar, vermagert onrustbarend
daar 'iet in acht of tien dagen geen
voedsel gebruikt en gedurende dien
tijd altijd zweet.
De inlandsche dieren kennen deze
plant, zoowel de paarden, als koeien
en schapen, laten haar staan.
Het oudste blad der wereld.
In China verschijnt een blad, dat
wij wel het oudste van alle bladen
der wereld' kunnen noemen. Reeds
vóór ruim .duizend jaren toch ver
scheen het als maandblad. Heit hield
zich toen vooral bezig met. het. mede-
deelen ''an bijzonderheden betreffende
het hof te Peking.
In 1301 werd het een weekblad, om
in 1830 in een dagblad veranderd te
worden.
Weldra verscheen het toen in drie
uitgavan. eene des morgens, op geel
papier, eene des middags op wit pa
pier .en eene des avonds op grijs pa
pier gedrukt.
Een astronomische trast.
Professor Piekering. de welbekende
astronoom van het Harvard-Observa-
torium, wil trachten een internationa
len astronomisch en trust te vormen.
Zijn idee is, dat alle observatoria van
de werel dhunne subsidies en fondsen
zullen laten samensmelten tot één
groot fonds; op deze wijze denkt de
professor de astronomsiche werkzaam
heden uitgaande van onze aarde, be
ter te kunnen regelen pn daarbij vrij
wat kosten te besparen. Het groote
fonds zou natuurlijk beherd moeten
worden door de Harvard-Universiteti!
VERKLAARBARE VERGISSING.
Burgemeester. Zeg eens, Van
Stuiveren. waarom heb je mij niet ge
rapporteerd, dat er gisterenavond" een
vechtpartij in ,,Do Vliegende Olifant"
heeft plaats gehad
Veldwachter. Ik heb wel een hei-
densch leven in de herberg gehoord,
maar ik dacht de zangvereenjging
Liefde en Vrede" repeteerde.
BIJ DE GYMNASTIEK.
Sergeant. Kerels, jullie hangt
weer aan 't rek, als de apen aan de
boomen. als er een automobiel door
't bosch rijdt.
Bezoeker. Kijk eens. daar ligt
een stukje pek op den bodem van mijn
glas
Piccolo. Wacht even, mijnheer.
Ik zal even den oberkellner halen, die
heeft veel langer vingers dan ik 1
DE DIAMANT 28
slecht, of liever even weinig gekleed als de mannen op het bal
kon; de plunje, die hij droeg, bestond uit een ouden flanellen
broek, een groezelig flanellen hemd, dat aan den hals open
hing, een afgedragen bruine jas, en een bruin lakenschen pet,
achter op het hoofd geschoven.
,,Ik ben bang," zelde hij, zijn pet afnemend, en op een kalme,
fatsoenlijke manier sprekend, „ik ben hanig, juffrouw, dat u
hier ,een vreeselijke teleurstelling of erger wacht."
Nell'ie, die al dankbaar was, dat zij tegen iemand kon spreken
die zich fatsoenlijk voordeed en menschelijk gevoel aan den
dag legde, gevoelde «enigermate haar vertrouwen terugkeeren.
„Zeg me toch," vroeg zij dringend, „wat er gebeurd is? Wat
bedoelen die vrouwen? Waar is mijn broer? Hij is toch niet
dood, wel?"
De ander schudde het hoofd.
„Neen, dood is hij niet", antwoordde hij. „Uw broer is gezond
en wel, maar in een ander opzicht is hij er slecht aan toe. Hij
bevindt zich in een heel ieelijk parket".
„Maar wat lis er dan gebeurd?"
„Ja," luidde het «enigszins verlegen antwoord, „ilc kan het u
moeilijk vertellen, maar wat die vrouwen zooeven gezeigd heb
ben, is waar: meneer Raymond WoXstomdi bevindt zich in hech.
tenia en wacht op zijn vonnis".
Nellie voelde een vreeselijken schok door haar leden gaan.
Na een oogenblik echter keerden haar zelfbeheersching en kor
daatheid terug.
„Zijn vonnis?" riep zij uit. „Waarvoor? Wat het ook zijn
moge, ik ben er zeker van, dat hij onschuldig is".
„Bravo!" riep een van de groep boven. „Wat 'n flinke meid!
Die is niet op haar mondje gevallen!"
De beide vrouwen namen onderwijl het jonge meisje met
sterk vijandige blikken op.
„Hoogst waarschijnlijk", hervatte de man, die door zijn op
treden NellLe voor verdere onbeschaamdheid had behoed, „maar
vergeet niet dat de wel hier anders is dan in Engeland en
ging hij aarzelend voort wij zijn allen in dienst van de maat
schappij ik zelf ben mijnwerker dus we weten er alles
van. Hebt u hier misschien vrienden, die u helpen kunnen?"
Nellie dacht aan Philip en was op het punt om neen te zeg
gen. Toen herinnerde zij zich plotseling de Claytons en ant
woordde: „Ja."
25 DE DIAMANT
langs vlakke velden, dan weder langs grillig gevormde bergen,
gevolgd door een eindelooze heuvelreeks, en door onverwachte
tunnels. Toen de dag aanbrak, was de schilderachtigheid van
het landschap geheel verdwenen, en uren en uren achtereen
ging het door een dorre, eentonige streek, zonder boomen of
water, met schijnbaar altijd dezelfde heuvels, die verdwenen,
om straks weer op te doemen. Den tweeden nacht dien het
Jonge meisje in den trein doorbracht, viel zij eindelijk van ver
moeidheid in slaap, en zij werd eerst wakker toen mevrouw
Clayton haar wekte met de blijde tijding, dat zij in een half
uur te Camberton zouden zijn.
Nellie was in een oogwenk overeind en blikte nieuwsgierig
naar buiten,-om te zien, wat voor een soort van land het was,
waarin de diamantvelden waren gelegen. Het landschap, dat
zich aan haar blikken vertoonde, maakte een diep treurigen
indruk: aan den linkerkant steenachtige hellingen, bedekt met
armzalig kreupelhout, en ter rechterzijde geelachtige vlakten,
afgewisseld door groote zwarte strooken, die naar een reeks
lage heuvels leidden, waarvan enkele spits uitliepen en an
dere vlak schenen.
Plotseling kwamen zij dichtlangs ontzaglijke groote aardhoo-
t pen, in alle richtingen opgeworpen, en eenige oogenbiikken
later hield de trein stil voor een verlaten uitziend station, dat
zich verhief te midden van rijen vervallen gebouwen. Was dit
Camberton? Neen, Camberton lag een paar mijlen verder. Ge
durende de tien minuten die er noodig waren om deze paar
mijlen af te leggen, wees Nellie nog eens nadrukkelijk de uit-
noodiging af om zich eerst naar hun hotel te begeven en zich
daar wat van de vermoeienissen der reis te herstellen. Zij had
zich eenmaal voorgenomen om Ray te verrassen en hem haar
bezorgdheid te toonen door terstond naar hem toe te gaan. Zij
wist zijn adres: Oxford-hotel, en haar broeder zou zeker vol
doende bescherming voor haar zijn.
„Als Je ons noodig mocht hebben," zoo waren mevrouw Clay
ton's woorden, „dan kun Je ons vinden in het Metropolitan-
hotel".
Nellie bespeurde een zekere aarzeling bij den koetsier van
haar cab een man met een lang mahoniehoutkleiurig gelaat,
die een soort van fez op het hoofd droeg toen zij hem ver
zocht haar naar Oxford-hotel te brengen.
Oxford-hotel, juffrouw?" vroeg hij.