istorie
Licht en Schaduw.
4
Dl ZATERDAGAVOND.
nog zoo erg niet. Wat altijd beweerd
wordt van den dag, die bestemd is
voor het werk, en den nacht, waarin
men slapen moet. heeft nooit veel in
druk op mij gemaakt. Iets is er wel
van waar natuurlijk, want het dag
licht is voor onze oogen beter dan het
kunstlicht en als wij 's morgens laat
opstaan kunnen wij ons allicht niet
zoo goed verzekeren van de rust om
ons heen. die voor de degelijkheid van
onzen slaap noodig is. maar het
kwaad van die gewoonte ligt toch ze
ker veel meer dan in de onnatuurlijk
heid, in de onhygiënische wijze waar
op de menschen die laat naar bed
gaan, een deel van den nacht door
brengen. En de hoofdzaak is in ieder
geval, dat men zijn tijd van slapen
niet verkort, en dus niet beknibbelt op
zijn nachtrust. Dat is al zoowat het
slechtste en onverstandigste, wat een
mensch doen kan Niet eens voor een
keer. maar als regel, men ruïneert er
zijn licnam mee, en men heeft er per
slot niets aan. Als men laat gewerkt
heeft, en 's morgens vroeg weer aan
zijn schrijftafel zit. heeft men mis
schien een trotsch maar tevens veel te-
slaperig gevoel om flink wat uit te
voeren, tenzij de belangrijkheid] van
den arbeid de indolentie overwint, en
als later een ander naast u komt zit
ten. die behoorlijk uitgeslapen is.
heeft hij u in een oogenblik ingehaald.
Ma.r al heeft men den arbeid op zij
gezet, de gedachten is men niet kwijt.
Men neemt tiet een of ander kalm
boek en slaagt er in zijn aandacht
daarbij te bepalen, maar zoo aan
stonds in bed. als het boek weg is.
stormt al wat onzen geest bezighoudt,
weer op ons af. Dan geldt het zich zel-
ven te dwingen aan onverschillige
dingen, liefst aan den slaap zeiven.
te denken. Op geen gebied misschien
kan men met de zoogenaamde gym
nastiek van den wil zooveel bereiken
als hier. Er is juist in den laatsten
tijd; nog al eens wat geschreven over
dit onderwerp, en een zeer lezenswaar
dig boekje is b.v. dat van Paul Emile
Lévy: De Wil enz., vertaald door Hen
ry Eshuis. en uitgegeven bij C. L. G.
Veldt, te Amsterdam. Een ander
boekje in, dezen geest dat zelfs aller
lei preciese formules geeft voor de
suggestie, loopt eigenlijk voor een
groot deel uit op een aanbeveling van
een zoogenaamde bezielingsthee" en
dat bederft de zaak weer wat Maar
..De Wil" van Levy is een ernstig en
wetenschappelijk geschrift, dat voor
het verkrijgen van een goed inzicht in
deze quaestie uitstekend is. Men leert
dan wat methode brengen in de tal-
looze raadgevingen, die in deze rich
ting al zoo lang gegeven werden, om
te tellen van 1 tot 1000 en terug, te be
denken wat men de vorige dagen ge
geten heeft en al zulke dingen meer.
De geneeskundige medewerker van do
.Frankfurter Zeitung" die onlangs
over dit zelfde onderwerp schreef,
geeft den raad als men niet slapen
kan, maar op te staan en eenige ge
heel onbeduidende lectuur te nemen.
Hij recommandeert daarvoor een
adresboek of een spoorweggids. en wil
de lijders dan maar bij het licht en op
hun stoel laten inslapen, omdat an
ders de gedachten toch weer terugko
men. Het lijkt me wat vreemd1 en heel
verkwikkend zal de nachtrust op die
manier ook niet worden, maar men
kan het probeeren als men lust heeft.
Sommige menschen hebben het in de
behandeling van zich zeiven en het
vermogen om te slapen als zij maar
willen verbazend ver gebracht. Ik ken
een Engelschman die letterlijk van
ieder oogenblik daartoe gebruik weet
te maken. Hij had een hekel aan mu
ziek en als in den huiselijken kring
gezongen zou worden en men zich om
hem geneerde, gaf hij te kennen dat
men gerust zijn gang kon gaan. dan
zou hij wel oven een dutje doen. ,,Oh,
never mind, I'll just take a sleep!" En
dan ging hij meteen onder zeil, totdat
men hem bij zijn naam riep, anders
sliep hij door ook. Zoo heb ik het nog
nooit gezien. Maar gewone menschen
moete nzich behalve door een training
in die richting, helpen door alles te
doen wat het ontstaan van de bloed-
leegte in de hersenen bevorderen kan.
Het zorgen voor warme voeten, op da
manier van Kneipp b.v.. door met de
voeten in koud) water te gaanstaan en
dan zonder ze af te drogen in bed. is
Een reuzenontwerp als alleen iu
Amerika bedacht en uitgevoerd kan
worden, is aangekondigd. De gewel
dig rijke Pennsylvania Railroad
Company richt op e>en reuzencomplex
van het Manhattan-eiland een tunnel-
eindstation op en overspant met dien
bouw vier groote wijken in het hartje
van New-York.
Het ontwerp, dat de Newyorksche
architect Charles E. Reid daarvoor
heeft uitgeweifkt, houdt niet alleen
rekening met de verkeerseischen van
de ongeveer 20 millioen reizigers, die
hier jaarlijks uit en in den trein
stappen, maar het omvat ook een
hotel als een paleis, een badinrich
ting e.n allo mogelijke inrichtingen
van vermaak, waar de passagiers
zich den tijd van wachten op een
trein kunnen verkorten.
Het geheel vormt een geweldig
grooten koepel. Onder den grond be-
Schetsen van DEKA.
Een modern sprookje.
Tegen den avond kwam de jonge
man thuis. De oude vader had hein
al lang zitten wachten, langer dan
gewoonlijk. Drie maanden was zijn
jongen nu in de s:ad aart het werk
geweest, en geen dag was hij later
thuis gekomen dan de schemering.
Nu was het laatste avondrood al
lang verbleekt toen hij binnentrad
bleek en kleurloos als de komende
duisternis
Zwijgend gebruikten zij het avond
maal; ciitmaal werd geen belangstel
lende vraag gedaan, geen opgeruimd
antwoord gegeven Maar toen het eten
was afgeloopen, heiden voor het groo
te haardvuur waren gezeten, richtte
de grijsaard lang en ernstig den blik
op zijn zoon. Die bemerkte het eerst
niet. zoo verdiept was hij in zijn ge
dachten, bittere wraakzuchtige ge
dachten. Want het gladde jongens
voorhoofd was wrevelig geplooid, en
de gevulde, zachte handen die tot 'dus
ver niets hadden gedaan dan grijpen
naar geluk. en streelen van zachtheid,
kromden zich heftig. En do vingers
grepen samen, wild en hard, alsof ze
iets wilden vermorzelen.
Eindelijk dwóng de grijsaard hem
op te zien. Een oogenblik keken die
oude halfgedoofde oogen in de groote,
open vensters van de jonge ziel. Toeii
steunde do knaap plotseling het hoofd
diep op de handen, zoodat de glan
zende. blonde lokken over het gelaat
heenvielcn Maar het schokken van
zijn schouders, het hortend geluid van
zijn horst, bewezen dat hij weende.
Even vloog een goedSge, milde
glimlach, een glimlach vol medelij
den. maar zonder verrassing over het
doorgroefd gelaat van den oude. Toen
zei hij kalm en vertrouwelijk: Je
weent om de stad, mijn jongen!
Ikwil er nooit meer heen...
neen. vader, nooit meer
Sst, nooit is een oneindig woord,
en wij moeten ons zelven geen slag
boom neerwerpen op den weg naar de
toekomst. Ik heb er velen gezien,
Een wereldronder.
vinden zich de stations voor passa
ges- en go edere/n vervoer, gelijk
vloers liggen de talrijke administra-
tie-bureaux, een politiepost, een
brandweerpost, en een automobielen-
depot benevens r e.p aratie-werkplaat-
sen. Het middelste d'eel van het ge
bouw zal als hotel dienen en twee
hoeken zijn bestemd voor tooneol- en
operavoorstellingen. In verbinding
met de toiletlokalen, waartoe men toe
gang krijgt van de wachtkamer,9 uit,
worden Russische en Turksche baden
•een lang zwembassin en een ruime
turnzaal gemaakt.
Daar hier dagelijks duizenden rei
zigers bijeen zijn, die misschien voor
het vertrek van hun trein of hun
boot een uur of twee moeten wachten
zal een schouwburg, die vfoor z.g.
continuous variety performances"
bestemd is, en waarin men direct
van de wachtkamers uit kan komen,
zeker goede diensten bewijzen.
Op de eerste verdieping komen win
kels.
Van de achtste verdieping uit vor
men massieve bogtai van staal en
g'as gewelven. Onder het glazen ge
welf is een vrije ruimte van ongeveer
de breedte van een half blok huizen.
Hier zal een groote renbaan voor
oaarden worden ingericht. Voorts ko
men er een reusachtig lokaal voor
monsteirmeetings, dat 60.000 perso
nen kan bevatten, club- en commis
sie-zalen, enz. enz. Dan een groot
volksrestaurant, dat kan veranderd
worden in een balzaal, een groot
plantenhuis met serres ten dienste
van de groote plantsoenen der spoor
wegmaatschappij, een wintertuin,
een tuin op het dak
De kosten voor het reuzengebouw
zijn op 100 millioen dollars geschat
mijn zoon. die er later beschaamd en
mot veel moeite over heen klauterden.
Want dien weg moeten we toch allen
gaan. iongen al haten wij hom en
de toekomst ook van ganscher harte.
Toen sprong de knaap driftig en
toornig overeind Dat zoudt gij niet
zeggen, vader .als ge wist hoe ze me
daar beleedigd en misleid hebben. Ik
ging er heen op uw aanraden; ik
droomde me zooveel van al dat schoons
en nuttigg dat ik daar zien zou en
Ie oren kennen. E11 nu heb ik ervaren
dat men niet onschuldig en onwetend
mag zijn in die stad Ze rekenen het
jo daar als een misdaad aan als je
het bent. Ze maken er misbruik van.
Ze plegen verraad aan het heiligste
wat er is het geloof in de menschen
en in je zelf. O waarom zondt gij er
mij heen. Gij wist toch dat het daar
zoo was, dat het daar zoo moest zijn?
Gij hebt er toch zelf gewoond'!
Mijn zoon. zeido de oude man met
waardigheid, nu zie ik dat gij de stad
niet hebt kunnen weerstaan. Ge hebt
een wonde geslagen in uw hart, in uw
menschenliefde, en nu wilt ge ze aan
mij wreken. Welnu ik wil open met
u zijn. Ja... ik wist dat dit vandaag
of morgen zou gebeuren. Ik wist dat
do glimlach waarmede ge uwe loop
haan betrad weldra zou versterven.
Dat. de gouden gloed waarme-de de pa
leizen aer wonderstad voor uw oog
overtogen waren, weldra zou verblee-
ken en vergrijzen. Ik wist dat er eens
een dag zou komen waarop al dat
geluk opeens zou wegvallen in den
diepen afgrond van ontluisterd geluk.
Dat heb ik zelf ondervonden, gelijk
gij het nu ondervindt. Maar aan de
andere zijde wist ik dat gij dat zoudt
moeten ondervinden, 't Is misschien
wreed in uw oogen, maar de mensch
mag niet opgroeien in het bewustzijn
dat alles in de wereld heilig is en
hoog staat. Eens zou er toch een dag
komen dat ge met hittere tranen uw
onkunde zoudt. beweenen, als 't te laat
zou zijn. 't Moést gebeuren, zooals het
nu gebeurd is. nu ge nog zijt in de
veerkrachtige dagen der jonkheid. Ge
zult u over deze eerste teleurstellin
gen heenzetten Het staal wordt be
proefd in het vuur liet goud in deai
smeltkroes. Nu zult ge krachtiger kun
nen voortstrijden, krachtiger en beter
DB ZATBRDAGATOND.
5
in d« eerste plaats noodig. Dat verder
alles verwijderd moet worden wat een
indruk maakt op de zintuigen spreekt
vanzelf. En ook dat men zeer verkeerd
doet, anders dan bij groote uitzonde
ring en op voorschrift van den arts,
slaapmiddelen te nemen. Hier doe ik,
evenals alle geneeskundigen, aan den
strijd tegen het geregeld gebruik van
medicijnen van harte mee.
Hoe lang men slapen moet, valt niet
te zeggen Zoolang tot men genoeg
heeft, en dat voelt ieder zelf het best.
Ook als men te lang slaapt, want dan
ontwaakt men evenmin frisch en op
gewekt En als iemand er behoefte aan
heeft overdag een beetje te slapen, om
het dan 's nachts met wat minder te
doen. kan hij dat ook wel inrichten,
zooals het hem aangenaamst is, zon
der dat het hem kwaad doet. De Indi
sche manier, om geregeld tweemaal te
gaan 9lapen .heeft mij altijd zeer ge
schikt geleken. Men kan met minder
toe, en men heeft er meer profijt van.
door LUDOVICUS.
Twee oude prachtstukken waren
het .de beidé nachtwakers van mijn
woonplaats, Janus Bok en Krelis
Dam.
Ze rusten nu al lang onder de aar
de. In eenzame uren denk ik dikwijls
aan de vroolijke gebeurtenissen in
mijn jeugd en in die herinneringen
duiken vaak die nomen van hun
tweeën op. vooral echter Janus Bok.
Op een avond zat hij in zijn lijfher-
berg .,de blauwe Engel". Daar kwa
men altijd de handelsreizigers, die
ons plaatsje bezochten. Er waren
zoo'n paar ..Reispieten" als Bok ze
noemde, daar, dan mocht hij ook niet
ontbreken. Hij vertelde moppen uit
de oude, overoude overgrootvaders-
doos en maakte zich zoo bemind dat
er menig biertje en tikkertje en menige
sigaar voor hem overschoot We mo
gen hem die niet kwalijk nemen, want
met de bezoldiging en de bijverdien
sten was het toen ter tijd. vooral in
do kleine landstadjes treurig gesteld.
Op den- bewu stern avond, dan, het
was in het voorjaar, was de brouwer
Z. uit T. verschenen en 't ging er fi
deel toe. Het eene rondje na het an
dere werdl gegeven en Bok deed zich
bijzonder te goed. zoodat hij niet be
merkte, dat het tiende uur al nader
en nader kwam en hij spoedig met
hellebaard en hoorn gewapend, zijn
dienst moest beginnen Toen het tien
sloeg, maakte de waard hem er op
merkzaam op ..Och wat?" Jo blijft
hier. Laat je collega toeteren! Dat kan
anders je vrouw ook wel eens doen.
..Zoo druk is 't in dit nest niet!" riep
de brouwer. Mijn vrouw kan me wel
eens vervangen zo voert den heelen
dag toch niets uit" antwoordde Janus.
We zullen iemand naar haar toe
sturen en laten vertellen hoe de vork
in den steel zit", sloeg Z. voor.
Het gemakkelijkste is. dat we
mijn jongen met een briefje naar haar
sturen, meende de waard. Zoo gezegd,
zoo gedaan.
Naar Janus' dictaat ontstond het
volgende door den brouwer geschre
ven briefje: .Lieve vrouw. Toeter
tien. Ik kan niet meer toeten. Janus
Bok".
Het zoontje van den waard ging
met deze depêche op weg. Gespannen
wachtte men op antwoord. Het duur
de niet lang of de jongen kwam terug
Hij scheen een beetje opgewonden en
wie goed toegekeken had. zou gezien
hebben dat hij gehuild had ,,Nu, wat
heeft ze gezegd? vroeg de waard.
Niets heeft ze gezegd, geslagen
heeft ze. gaf de jongen met treurige
stem ten antwoord en verliet de ka
mer. Janus was een beetje uit zijn hu
meur; want hij wist dat zijn resolute
vrouw nijdig geworden was en vrees-
do dat hem gauw hetzelfde kon over
komen als den jongen. Het dnurde
ook niet lang of de deur ging open en
naar binnen vlogen een pels. hand
schoenen. hoorn en spies. Met een
luiden smak viel de deur weer toe.
Janus Bok werd het immer banger te
moe en hij besloot dadelijk op te bre
ken. zijn dienst te doen en door zijn
toeten zijn vrouw te toonen dat hij op
post was. misschien werd ze dan een
beetje verzoenlijker. Hij zamelde zijn
rommeltje bij elkaar, trok den man
tel aan en nam afscheid.
Toen hij in de frissChe lucht was,
begon bet bier eerst goed te werken.
Hij kon zich bijna niet op de been
De vlieger bij sohipbreuken.
Sedet eenigen tijd wor'dien bij de
Fransche marine proeven genomen
met een vlieger, die dienst moet doen
bij schepen, die in nood verkeeren.
Voor dezen vlieger wordt gebruik ge
maakt van den wind, die van zee
uit waait en met behulp van den
vlieger een verbinding mogelijk ge
maakt tusschein heit in nood verkee-
rend vaartuig en den vasten wal.
Do vlieger is van gewone grootte
en wordt van geolied zeildoek ver
vaardigd. Boven in zijn vier lucht
zakken aangebracht, dit bestemd zijn,
om tegen te trekken als de vlieger
wordt opgelaten, en hem in even
wicht te houden.
De staart van den vlieger bestaat
uit zes zakken van zeildoek, die den
vorm hobben van brandemmers; zij
hangen boven elkaar.
Wanneer een vaartuig, dat zulk
een vlieger aan boord heeft, in nood
geraakt, laat de bemanning den vlie-
gor op en viert het touw, waaraan
hij vastzit, een honderdtal meters
uit. Het touw wordt aan een red
dingsgordel bevestigd en daarmee
springt één van de bemanning in zee
Die vlieger zal hem nu naar dien wal
tilekken, want het trokvermogen is
rroot genoeg om drie mannen voort
te slepen. Het kan noodig zijn, dat
de man in het water van richting
verandert, om hevige plaatsen in de
branding te ontwijken. Dat kan door
middel van oen soort roer, dat uit
een pagaai bestaat. De man in het
water heeft van het schip af een lijn
meegenomen en zoodra hij dus aan
land komt, is er verbinding verkre
gen met het vaartuig. Langs het
touw van den vlieger kan men nu
voorwerpen naar het schip zendien,
die worden opgehangen aan een
koord, dat langs het vliegertouw
schuift en dat eindigt op een drijver,
om te voorkomen, dat het vlieger
touw afslijt.
De proeven welke tot dusver zijn
genomen, zijn goed geslaagd.
houden en besloot eerst een uurtje te
rusten. Voor de deur stond het rijtuig
van den brouwer, die altijd laat in
den nacht terugTeed. Janus deed het
portier open en spoedig sliep hij in
zachte kussens Z. brak echter
spoediger op dan Janus gedacht had.
Daar de luch't lekker warm was en
het bier hem nogal had verhit, be
sloot de brouwer naast den koetsier
op den bok te gaan zitten. Men reed
weg, zonder dat men er zelfs aan
dacht dat een onvrijwillige passagier
mee naar T. reed.
In T. aangekomen werd uitgespan
nen; het rijtuig liet men echter voor
de deur staan omdat de brouwer ome
vijf uur op reis moest en daartoe van
het rijtuig eebruik zou maken On
geveer om 2 uur werd Janus Bok wak
ker en klauterde uit het rijtuig. Hij
voelde zich nu veel lekkerder. Nu zou
hij ook fiksch zijn post vervullen. Op
den toren sloeg het twee uur. Janus
nam zijn hoorn en Toet. toet" klonk
het in den nacht.
Maar wat was dat? In dezelfde straat
klonk op eens ook een hoorn, maar
in een andere toonaard. Waarschijn
lijk heeft Krelis Dam de wijk zoolang
overgenomen, om het verzuim niet te
doen opvallen", dacht Janus en be
zield met een heerlijk gevoel van
dank, ging hij zijn vriend tegemoet.
Toen hij de gestalte voor zich opdoe
men zag. liet hij nog eens krachtig
zijn hoorn klinken. Maar een nijdige
stem riep: ..Kerel, hoe kom je er toe,
mij na te apen. Ik zal je inrekenen
wegens het verwekken van nachtelijk
rumo er 1"
- Mij inrekenen? Maar Dammetje,
ben jij dan van avond ook niet heele-
maal sikker?
Wacht, ik zal jou leeren sikker
zijn! brulde de gestaite en een krach
tige vuist waartegen de halfdronkene
geen weerstand kon bieden pakte Ja
nus hij den kraag en al heel gauw zat
hij achter slot en grendel. Hoe hij 't
nu had. wist Janus in 't geheel niet
meer en ten slotte kwam hij tot de
overtuiging dat hier niet alles rechtoe
ging. daar zaten boozen geesten ach
ter. Den volgenden morgen kwam
op het politiebureau de heele zaak
uit, D© burgemeester van T. schopte
Bok een duchtig standje en zei hem
dat hij eigenlijk beboet moest wor
den wegens het verwekken van nach
telijk rumoer.
Geheel terneergeslagen verliet Ja
nus T. en hield in volledige nachtwar
kersuitrusting zijn intocht in zijn
eigen stadje. Lachende gezichten en
spotternijen bewezen dat hij haar
eene vroolijke verrassing bereidde.
Over do ontvangst door zijn beminde
wederhelft heb ik niets precies meer
vernomen, maar dat ze warm zal ge
weest rijn, daarvoor kan ik instaan.
RIJK AAN WILD.
Pachter van een jachtveld (tot voor
bijkomenden boer). Zeg eens, besta
vriend, heb je ergens mijn twee ha
zen gezien?
A. Bent u ook een bestrijder
van de jenever?
B. Zeker, maar in vertrouwen
gesprokenik ben wijnhandelaar
gewapend, beter ingelicht omtrent de
listen en lagen uwer vijanden. En
thans zal het u mogelijk zijn door
uw verworven kennis den vijand
eindelijk te verslaan.
Maar vader barstte do jongen nu
uit ik wil deze kennis niet, ik heb
deze kennis nooit gevraagd. Ze heeft
me beroofd van alle teere. gelukkige
gedachten. Nu lijken mij al die gou
den paleizen van do stad gepleisterde
graven. In elk woord zoek ik ver
raad. in eiken glimlach bedrog. Wordt
mij een -dronk gereikt door vrienden
hand dan proef ik vergift, wordt mij
een zacht woord in intiem gefluister
meegedeeld dan herhaal ik het hard
en schreeuwend Want ik wil niemand
vertrouwen meer ik kan niemands
vertrouwen meer aanvaarden, nu mijn
eigen vertrouwen gestorven is. gestor
ven als een helle vlind'er die te vroeg
was uitgevloe-en en verkleumd' wordt
door nijdige voorjaarskou.
Even schudde de oude bestraffend,
het hoofd ruajir wiis berustend, om
dat hij deze uiting van afschuw en
teleurstelling al lang had vóórgevoeld,
trok hij den jongen half noch kind
naar zich toe, en zette hem op zijn
knie, zooals voor drie maanden gele
den. den dag van 't afscheid, toen de
knaap voor het eerst zou gaan naar
de stad. En daar was weemoed in
zijn stem, weemoed van vader over
kind. dat hij zoo gaarne voor desillu
sie had behoed, toen hij sprak:
Mijn zoon verzet u niet tegen het
lot, tegen 's menschen bestemming. Ge
zoudlt er u tegen doodfladderen, het
hoofd ie bersten loopen. Leer berusten
in hot onvermijdelijke, leer kalm den
strijd van kwaad en goed onder de
oogen zien. Want dit zal de schoonste
tooi zijn van uwe grijsheid als ge
ondanks ontrouw en verraad aan u
gepleegd uw jonge ziel in frisch-
heid bewaart, in frischheid zonder
besmetting der mokkende wrok. Het
leven is geen speelbal mijn jongen.
Zoo placht gij het wel te zien in uw
jonge jaren. En er is een tijd geweest,
dat ik u in die illusie liet voortleven.
Al te vioeg moet de droom niet ver
stoord worden Maar nu is het oogen
blik daaren voor die ervaring moet
gij zegenen en niet vervloeken niet
inij, maar het leven, het Groote Leven.
dat zoo smartelijk en zoo heerlijk is.
Veel bitters zult ge nog moeten door
maken. Want de wonde die ge nu ont
vangen hebt is klein en onbeduidend
vergeleken bij de andere die ge nog
later ontvangen zult. Alleen de pijn i*
u nog wat vreemd, gelijk ze mij ook
eenmaal vreemd is geweest. Ik heb
deze baan bijna ten einde geloopen. en
toch hoeveel zal mij nog geschieden,
i-n hoe weinig tijd.
E,n toen schertsend: Zooeven ver
weet gij mij al dat ik u willens en we
tens pijn had laten doenGeloof
mij
O vader, spreek zoo niet. Nu begrijp,
nu voel ik't Was voor mijn best
wil. Maar kennis is een bittere vrucht.
Een vrucht mijn zoon. die alleen
flinke mannen, geharde krijgers, kun
nen vordragen. Maar meen nu niet
dat de boomgaard! dezer wereld alleen
bittere vruchten voortbrengt. Dat is
de overdrijving van de jeugd. Gij zijt
veeleischend of alle geluk, of alle
leed gij wilt niet schipperen. En
toch moeten wij zooveel schipperen
in het levenEr is stuurmanskunst
noodig om de verborgen, verraderlijke
klippen op 's levens zee te ontkomen.
Maar daarom is die geheele scheep
vaart nog niet uti den booze. Er kun
nen stormen komen Welnu wat
zou dat? Inspanning staalt do spie
ren Laffe rust verzacht en ver
zwakt. Want er is slechts een kleine
grens tusschen zachtheid en zwak
heid. Weet dat mijn jongen. En in
uw later leven, na vele beproevingen,
als ik zelf mijn oogen reeds lang ge
sloten heb. zult ge eerst leere-n welke
zachtheid verwerpelijk is welke aan
te prijzen. De een verloopt in hard
heid en verbittering de andere in
weekheid en karakterloosheid. En
voor dat laatste mijn jongen, moet ge
u nog meer hoeden dan voor het eer
ste. Zult ge daaraan denken, zult ge
zóó handelen?
Ik zal beproeven vader, zeide de
jongen nederigEnen morgen
ga ik weer na stad terug.
Zóó is het goed, mijn jongen, zei
zacht do oude man. Toen staarden
beiden peinzend' in het vuur.