istorie Licht en Schaduw. 4 Dl ZATERDAGAVOND. nog zoo erg niet. Wat altijd beweerd wordt van den dag, die bestemd is voor het werk, en den nacht, waarin men slapen moet. heeft nooit veel in druk op mij gemaakt. Iets is er wel van waar natuurlijk, want het dag licht is voor onze oogen beter dan het kunstlicht en als wij 's morgens laat opstaan kunnen wij ons allicht niet zoo goed verzekeren van de rust om ons heen. die voor de degelijkheid van onzen slaap noodig is. maar het kwaad van die gewoonte ligt toch ze ker veel meer dan in de onnatuurlijk heid, in de onhygiënische wijze waar op de menschen die laat naar bed gaan, een deel van den nacht door brengen. En de hoofdzaak is in ieder geval, dat men zijn tijd van slapen niet verkort, en dus niet beknibbelt op zijn nachtrust. Dat is al zoowat het slechtste en onverstandigste, wat een mensch doen kan Niet eens voor een keer. maar als regel, men ruïneert er zijn licnam mee, en men heeft er per slot niets aan. Als men laat gewerkt heeft, en 's morgens vroeg weer aan zijn schrijftafel zit. heeft men mis schien een trotsch maar tevens veel te- slaperig gevoel om flink wat uit te voeren, tenzij de belangrijkheid] van den arbeid de indolentie overwint, en als later een ander naast u komt zit ten. die behoorlijk uitgeslapen is. heeft hij u in een oogenblik ingehaald. Ma.r al heeft men den arbeid op zij gezet, de gedachten is men niet kwijt. Men neemt tiet een of ander kalm boek en slaagt er in zijn aandacht daarbij te bepalen, maar zoo aan stonds in bed. als het boek weg is. stormt al wat onzen geest bezighoudt, weer op ons af. Dan geldt het zich zel- ven te dwingen aan onverschillige dingen, liefst aan den slaap zeiven. te denken. Op geen gebied misschien kan men met de zoogenaamde gym nastiek van den wil zooveel bereiken als hier. Er is juist in den laatsten tijd; nog al eens wat geschreven over dit onderwerp, en een zeer lezenswaar dig boekje is b.v. dat van Paul Emile Lévy: De Wil enz., vertaald door Hen ry Eshuis. en uitgegeven bij C. L. G. Veldt, te Amsterdam. Een ander boekje in, dezen geest dat zelfs aller lei preciese formules geeft voor de suggestie, loopt eigenlijk voor een groot deel uit op een aanbeveling van een zoogenaamde bezielingsthee" en dat bederft de zaak weer wat Maar ..De Wil" van Levy is een ernstig en wetenschappelijk geschrift, dat voor het verkrijgen van een goed inzicht in deze quaestie uitstekend is. Men leert dan wat methode brengen in de tal- looze raadgevingen, die in deze rich ting al zoo lang gegeven werden, om te tellen van 1 tot 1000 en terug, te be denken wat men de vorige dagen ge geten heeft en al zulke dingen meer. De geneeskundige medewerker van do .Frankfurter Zeitung" die onlangs over dit zelfde onderwerp schreef, geeft den raad als men niet slapen kan, maar op te staan en eenige ge heel onbeduidende lectuur te nemen. Hij recommandeert daarvoor een adresboek of een spoorweggids. en wil de lijders dan maar bij het licht en op hun stoel laten inslapen, omdat an ders de gedachten toch weer terugko men. Het lijkt me wat vreemd1 en heel verkwikkend zal de nachtrust op die manier ook niet worden, maar men kan het probeeren als men lust heeft. Sommige menschen hebben het in de behandeling van zich zeiven en het vermogen om te slapen als zij maar willen verbazend ver gebracht. Ik ken een Engelschman die letterlijk van ieder oogenblik daartoe gebruik weet te maken. Hij had een hekel aan mu ziek en als in den huiselijken kring gezongen zou worden en men zich om hem geneerde, gaf hij te kennen dat men gerust zijn gang kon gaan. dan zou hij wel oven een dutje doen. ,,Oh, never mind, I'll just take a sleep!" En dan ging hij meteen onder zeil, totdat men hem bij zijn naam riep, anders sliep hij door ook. Zoo heb ik het nog nooit gezien. Maar gewone menschen moete nzich behalve door een training in die richting, helpen door alles te doen wat het ontstaan van de bloed- leegte in de hersenen bevorderen kan. Het zorgen voor warme voeten, op da manier van Kneipp b.v.. door met de voeten in koud) water te gaanstaan en dan zonder ze af te drogen in bed. is Een reuzenontwerp als alleen iu Amerika bedacht en uitgevoerd kan worden, is aangekondigd. De gewel dig rijke Pennsylvania Railroad Company richt op e>en reuzencomplex van het Manhattan-eiland een tunnel- eindstation op en overspant met dien bouw vier groote wijken in het hartje van New-York. Het ontwerp, dat de Newyorksche architect Charles E. Reid daarvoor heeft uitgeweifkt, houdt niet alleen rekening met de verkeerseischen van de ongeveer 20 millioen reizigers, die hier jaarlijks uit en in den trein stappen, maar het omvat ook een hotel als een paleis, een badinrich ting e.n allo mogelijke inrichtingen van vermaak, waar de passagiers zich den tijd van wachten op een trein kunnen verkorten. Het geheel vormt een geweldig grooten koepel. Onder den grond be- Schetsen van DEKA. Een modern sprookje. Tegen den avond kwam de jonge man thuis. De oude vader had hein al lang zitten wachten, langer dan gewoonlijk. Drie maanden was zijn jongen nu in de s:ad aart het werk geweest, en geen dag was hij later thuis gekomen dan de schemering. Nu was het laatste avondrood al lang verbleekt toen hij binnentrad bleek en kleurloos als de komende duisternis Zwijgend gebruikten zij het avond maal; ciitmaal werd geen belangstel lende vraag gedaan, geen opgeruimd antwoord gegeven Maar toen het eten was afgeloopen, heiden voor het groo te haardvuur waren gezeten, richtte de grijsaard lang en ernstig den blik op zijn zoon. Die bemerkte het eerst niet. zoo verdiept was hij in zijn ge dachten, bittere wraakzuchtige ge dachten. Want het gladde jongens voorhoofd was wrevelig geplooid, en de gevulde, zachte handen die tot 'dus ver niets hadden gedaan dan grijpen naar geluk. en streelen van zachtheid, kromden zich heftig. En do vingers grepen samen, wild en hard, alsof ze iets wilden vermorzelen. Eindelijk dwóng de grijsaard hem op te zien. Een oogenblik keken die oude halfgedoofde oogen in de groote, open vensters van de jonge ziel. Toeii steunde do knaap plotseling het hoofd diep op de handen, zoodat de glan zende. blonde lokken over het gelaat heenvielcn Maar het schokken van zijn schouders, het hortend geluid van zijn horst, bewezen dat hij weende. Even vloog een goedSge, milde glimlach, een glimlach vol medelij den. maar zonder verrassing over het doorgroefd gelaat van den oude. Toen zei hij kalm en vertrouwelijk: Je weent om de stad, mijn jongen! Ikwil er nooit meer heen... neen. vader, nooit meer Sst, nooit is een oneindig woord, en wij moeten ons zelven geen slag boom neerwerpen op den weg naar de toekomst. Ik heb er velen gezien, Een wereldronder. vinden zich de stations voor passa ges- en go edere/n vervoer, gelijk vloers liggen de talrijke administra- tie-bureaux, een politiepost, een brandweerpost, en een automobielen- depot benevens r e.p aratie-werkplaat- sen. Het middelste d'eel van het ge bouw zal als hotel dienen en twee hoeken zijn bestemd voor tooneol- en operavoorstellingen. In verbinding met de toiletlokalen, waartoe men toe gang krijgt van de wachtkamer,9 uit, worden Russische en Turksche baden •een lang zwembassin en een ruime turnzaal gemaakt. Daar hier dagelijks duizenden rei zigers bijeen zijn, die misschien voor het vertrek van hun trein of hun boot een uur of twee moeten wachten zal een schouwburg, die vfoor z.g. continuous variety performances" bestemd is, en waarin men direct van de wachtkamers uit kan komen, zeker goede diensten bewijzen. Op de eerste verdieping komen win kels. Van de achtste verdieping uit vor men massieve bogtai van staal en g'as gewelven. Onder het glazen ge welf is een vrije ruimte van ongeveer de breedte van een half blok huizen. Hier zal een groote renbaan voor oaarden worden ingericht. Voorts ko men er een reusachtig lokaal voor monsteirmeetings, dat 60.000 perso nen kan bevatten, club- en commis sie-zalen, enz. enz. Dan een groot volksrestaurant, dat kan veranderd worden in een balzaal, een groot plantenhuis met serres ten dienste van de groote plantsoenen der spoor wegmaatschappij, een wintertuin, een tuin op het dak De kosten voor het reuzengebouw zijn op 100 millioen dollars geschat mijn zoon. die er later beschaamd en mot veel moeite over heen klauterden. Want dien weg moeten we toch allen gaan. iongen al haten wij hom en de toekomst ook van ganscher harte. Toen sprong de knaap driftig en toornig overeind Dat zoudt gij niet zeggen, vader .als ge wist hoe ze me daar beleedigd en misleid hebben. Ik ging er heen op uw aanraden; ik droomde me zooveel van al dat schoons en nuttigg dat ik daar zien zou en Ie oren kennen. E11 nu heb ik ervaren dat men niet onschuldig en onwetend mag zijn in die stad Ze rekenen het jo daar als een misdaad aan als je het bent. Ze maken er misbruik van. Ze plegen verraad aan het heiligste wat er is het geloof in de menschen en in je zelf. O waarom zondt gij er mij heen. Gij wist toch dat het daar zoo was, dat het daar zoo moest zijn? Gij hebt er toch zelf gewoond'! Mijn zoon. zeido de oude man met waardigheid, nu zie ik dat gij de stad niet hebt kunnen weerstaan. Ge hebt een wonde geslagen in uw hart, in uw menschenliefde, en nu wilt ge ze aan mij wreken. Welnu ik wil open met u zijn. Ja... ik wist dat dit vandaag of morgen zou gebeuren. Ik wist dat do glimlach waarmede ge uwe loop haan betrad weldra zou versterven. Dat. de gouden gloed waarme-de de pa leizen aer wonderstad voor uw oog overtogen waren, weldra zou verblee- ken en vergrijzen. Ik wist dat er eens een dag zou komen waarop al dat geluk opeens zou wegvallen in den diepen afgrond van ontluisterd geluk. Dat heb ik zelf ondervonden, gelijk gij het nu ondervindt. Maar aan de andere zijde wist ik dat gij dat zoudt moeten ondervinden, 't Is misschien wreed in uw oogen, maar de mensch mag niet opgroeien in het bewustzijn dat alles in de wereld heilig is en hoog staat. Eens zou er toch een dag komen dat ge met hittere tranen uw onkunde zoudt. beweenen, als 't te laat zou zijn. 't Moést gebeuren, zooals het nu gebeurd is. nu ge nog zijt in de veerkrachtige dagen der jonkheid. Ge zult u over deze eerste teleurstellin gen heenzetten Het staal wordt be proefd in het vuur liet goud in deai smeltkroes. Nu zult ge krachtiger kun nen voortstrijden, krachtiger en beter DB ZATBRDAGATOND. 5 in d« eerste plaats noodig. Dat verder alles verwijderd moet worden wat een indruk maakt op de zintuigen spreekt vanzelf. En ook dat men zeer verkeerd doet, anders dan bij groote uitzonde ring en op voorschrift van den arts, slaapmiddelen te nemen. Hier doe ik, evenals alle geneeskundigen, aan den strijd tegen het geregeld gebruik van medicijnen van harte mee. Hoe lang men slapen moet, valt niet te zeggen Zoolang tot men genoeg heeft, en dat voelt ieder zelf het best. Ook als men te lang slaapt, want dan ontwaakt men evenmin frisch en op gewekt En als iemand er behoefte aan heeft overdag een beetje te slapen, om het dan 's nachts met wat minder te doen. kan hij dat ook wel inrichten, zooals het hem aangenaamst is, zon der dat het hem kwaad doet. De Indi sche manier, om geregeld tweemaal te gaan 9lapen .heeft mij altijd zeer ge schikt geleken. Men kan met minder toe, en men heeft er meer profijt van. door LUDOVICUS. Twee oude prachtstukken waren het .de beidé nachtwakers van mijn woonplaats, Janus Bok en Krelis Dam. Ze rusten nu al lang onder de aar de. In eenzame uren denk ik dikwijls aan de vroolijke gebeurtenissen in mijn jeugd en in die herinneringen duiken vaak die nomen van hun tweeën op. vooral echter Janus Bok. Op een avond zat hij in zijn lijfher- berg .,de blauwe Engel". Daar kwa men altijd de handelsreizigers, die ons plaatsje bezochten. Er waren zoo'n paar ..Reispieten" als Bok ze noemde, daar, dan mocht hij ook niet ontbreken. Hij vertelde moppen uit de oude, overoude overgrootvaders- doos en maakte zich zoo bemind dat er menig biertje en tikkertje en menige sigaar voor hem overschoot We mo gen hem die niet kwalijk nemen, want met de bezoldiging en de bijverdien sten was het toen ter tijd. vooral in do kleine landstadjes treurig gesteld. Op den- bewu stern avond, dan, het was in het voorjaar, was de brouwer Z. uit T. verschenen en 't ging er fi deel toe. Het eene rondje na het an dere werdl gegeven en Bok deed zich bijzonder te goed. zoodat hij niet be merkte, dat het tiende uur al nader en nader kwam en hij spoedig met hellebaard en hoorn gewapend, zijn dienst moest beginnen Toen het tien sloeg, maakte de waard hem er op merkzaam op ..Och wat?" Jo blijft hier. Laat je collega toeteren! Dat kan anders je vrouw ook wel eens doen. ..Zoo druk is 't in dit nest niet!" riep de brouwer. Mijn vrouw kan me wel eens vervangen zo voert den heelen dag toch niets uit" antwoordde Janus. We zullen iemand naar haar toe sturen en laten vertellen hoe de vork in den steel zit", sloeg Z. voor. Het gemakkelijkste is. dat we mijn jongen met een briefje naar haar sturen, meende de waard. Zoo gezegd, zoo gedaan. Naar Janus' dictaat ontstond het volgende door den brouwer geschre ven briefje: .Lieve vrouw. Toeter tien. Ik kan niet meer toeten. Janus Bok". Het zoontje van den waard ging met deze depêche op weg. Gespannen wachtte men op antwoord. Het duur de niet lang of de jongen kwam terug Hij scheen een beetje opgewonden en wie goed toegekeken had. zou gezien hebben dat hij gehuild had ,,Nu, wat heeft ze gezegd? vroeg de waard. Niets heeft ze gezegd, geslagen heeft ze. gaf de jongen met treurige stem ten antwoord en verliet de ka mer. Janus was een beetje uit zijn hu meur; want hij wist dat zijn resolute vrouw nijdig geworden was en vrees- do dat hem gauw hetzelfde kon over komen als den jongen. Het dnurde ook niet lang of de deur ging open en naar binnen vlogen een pels. hand schoenen. hoorn en spies. Met een luiden smak viel de deur weer toe. Janus Bok werd het immer banger te moe en hij besloot dadelijk op te bre ken. zijn dienst te doen en door zijn toeten zijn vrouw te toonen dat hij op post was. misschien werd ze dan een beetje verzoenlijker. Hij zamelde zijn rommeltje bij elkaar, trok den man tel aan en nam afscheid. Toen hij in de frissChe lucht was, begon bet bier eerst goed te werken. Hij kon zich bijna niet op de been De vlieger bij sohipbreuken. Sedet eenigen tijd wor'dien bij de Fransche marine proeven genomen met een vlieger, die dienst moet doen bij schepen, die in nood verkeeren. Voor dezen vlieger wordt gebruik ge maakt van den wind, die van zee uit waait en met behulp van den vlieger een verbinding mogelijk ge maakt tusschein heit in nood verkee- rend vaartuig en den vasten wal. Do vlieger is van gewone grootte en wordt van geolied zeildoek ver vaardigd. Boven in zijn vier lucht zakken aangebracht, dit bestemd zijn, om tegen te trekken als de vlieger wordt opgelaten, en hem in even wicht te houden. De staart van den vlieger bestaat uit zes zakken van zeildoek, die den vorm hobben van brandemmers; zij hangen boven elkaar. Wanneer een vaartuig, dat zulk een vlieger aan boord heeft, in nood geraakt, laat de bemanning den vlie- gor op en viert het touw, waaraan hij vastzit, een honderdtal meters uit. Het touw wordt aan een red dingsgordel bevestigd en daarmee springt één van de bemanning in zee Die vlieger zal hem nu naar dien wal tilekken, want het trokvermogen is rroot genoeg om drie mannen voort te slepen. Het kan noodig zijn, dat de man in het water van richting verandert, om hevige plaatsen in de branding te ontwijken. Dat kan door middel van oen soort roer, dat uit een pagaai bestaat. De man in het water heeft van het schip af een lijn meegenomen en zoodra hij dus aan land komt, is er verbinding verkre gen met het vaartuig. Langs het touw van den vlieger kan men nu voorwerpen naar het schip zendien, die worden opgehangen aan een koord, dat langs het vliegertouw schuift en dat eindigt op een drijver, om te voorkomen, dat het vlieger touw afslijt. De proeven welke tot dusver zijn genomen, zijn goed geslaagd. houden en besloot eerst een uurtje te rusten. Voor de deur stond het rijtuig van den brouwer, die altijd laat in den nacht terugTeed. Janus deed het portier open en spoedig sliep hij in zachte kussens Z. brak echter spoediger op dan Janus gedacht had. Daar de luch't lekker warm was en het bier hem nogal had verhit, be sloot de brouwer naast den koetsier op den bok te gaan zitten. Men reed weg, zonder dat men er zelfs aan dacht dat een onvrijwillige passagier mee naar T. reed. In T. aangekomen werd uitgespan nen; het rijtuig liet men echter voor de deur staan omdat de brouwer ome vijf uur op reis moest en daartoe van het rijtuig eebruik zou maken On geveer om 2 uur werd Janus Bok wak ker en klauterde uit het rijtuig. Hij voelde zich nu veel lekkerder. Nu zou hij ook fiksch zijn post vervullen. Op den toren sloeg het twee uur. Janus nam zijn hoorn en Toet. toet" klonk het in den nacht. Maar wat was dat? In dezelfde straat klonk op eens ook een hoorn, maar in een andere toonaard. Waarschijn lijk heeft Krelis Dam de wijk zoolang overgenomen, om het verzuim niet te doen opvallen", dacht Janus en be zield met een heerlijk gevoel van dank, ging hij zijn vriend tegemoet. Toen hij de gestalte voor zich opdoe men zag. liet hij nog eens krachtig zijn hoorn klinken. Maar een nijdige stem riep: ..Kerel, hoe kom je er toe, mij na te apen. Ik zal je inrekenen wegens het verwekken van nachtelijk rumo er 1" - Mij inrekenen? Maar Dammetje, ben jij dan van avond ook niet heele- maal sikker? Wacht, ik zal jou leeren sikker zijn! brulde de gestaite en een krach tige vuist waartegen de halfdronkene geen weerstand kon bieden pakte Ja nus hij den kraag en al heel gauw zat hij achter slot en grendel. Hoe hij 't nu had. wist Janus in 't geheel niet meer en ten slotte kwam hij tot de overtuiging dat hier niet alles rechtoe ging. daar zaten boozen geesten ach ter. Den volgenden morgen kwam op het politiebureau de heele zaak uit, D© burgemeester van T. schopte Bok een duchtig standje en zei hem dat hij eigenlijk beboet moest wor den wegens het verwekken van nach telijk rumoer. Geheel terneergeslagen verliet Ja nus T. en hield in volledige nachtwar kersuitrusting zijn intocht in zijn eigen stadje. Lachende gezichten en spotternijen bewezen dat hij haar eene vroolijke verrassing bereidde. Over do ontvangst door zijn beminde wederhelft heb ik niets precies meer vernomen, maar dat ze warm zal ge weest rijn, daarvoor kan ik instaan. RIJK AAN WILD. Pachter van een jachtveld (tot voor bijkomenden boer). Zeg eens, besta vriend, heb je ergens mijn twee ha zen gezien? A. Bent u ook een bestrijder van de jenever? B. Zeker, maar in vertrouwen gesprokenik ben wijnhandelaar gewapend, beter ingelicht omtrent de listen en lagen uwer vijanden. En thans zal het u mogelijk zijn door uw verworven kennis den vijand eindelijk te verslaan. Maar vader barstte do jongen nu uit ik wil deze kennis niet, ik heb deze kennis nooit gevraagd. Ze heeft me beroofd van alle teere. gelukkige gedachten. Nu lijken mij al die gou den paleizen van do stad gepleisterde graven. In elk woord zoek ik ver raad. in eiken glimlach bedrog. Wordt mij een -dronk gereikt door vrienden hand dan proef ik vergift, wordt mij een zacht woord in intiem gefluister meegedeeld dan herhaal ik het hard en schreeuwend Want ik wil niemand vertrouwen meer ik kan niemands vertrouwen meer aanvaarden, nu mijn eigen vertrouwen gestorven is. gestor ven als een helle vlind'er die te vroeg was uitgevloe-en en verkleumd' wordt door nijdige voorjaarskou. Even schudde de oude bestraffend, het hoofd ruajir wiis berustend, om dat hij deze uiting van afschuw en teleurstelling al lang had vóórgevoeld, trok hij den jongen half noch kind naar zich toe, en zette hem op zijn knie, zooals voor drie maanden gele den. den dag van 't afscheid, toen de knaap voor het eerst zou gaan naar de stad. En daar was weemoed in zijn stem, weemoed van vader over kind. dat hij zoo gaarne voor desillu sie had behoed, toen hij sprak: Mijn zoon verzet u niet tegen het lot, tegen 's menschen bestemming. Ge zoudlt er u tegen doodfladderen, het hoofd ie bersten loopen. Leer berusten in hot onvermijdelijke, leer kalm den strijd van kwaad en goed onder de oogen zien. Want dit zal de schoonste tooi zijn van uwe grijsheid als ge ondanks ontrouw en verraad aan u gepleegd uw jonge ziel in frisch- heid bewaart, in frischheid zonder besmetting der mokkende wrok. Het leven is geen speelbal mijn jongen. Zoo placht gij het wel te zien in uw jonge jaren. En er is een tijd geweest, dat ik u in die illusie liet voortleven. Al te vioeg moet de droom niet ver stoord worden Maar nu is het oogen blik daaren voor die ervaring moet gij zegenen en niet vervloeken niet inij, maar het leven, het Groote Leven. dat zoo smartelijk en zoo heerlijk is. Veel bitters zult ge nog moeten door maken. Want de wonde die ge nu ont vangen hebt is klein en onbeduidend vergeleken bij de andere die ge nog later ontvangen zult. Alleen de pijn i* u nog wat vreemd, gelijk ze mij ook eenmaal vreemd is geweest. Ik heb deze baan bijna ten einde geloopen. en toch hoeveel zal mij nog geschieden, i-n hoe weinig tijd. E,n toen schertsend: Zooeven ver weet gij mij al dat ik u willens en we tens pijn had laten doenGeloof mij O vader, spreek zoo niet. Nu begrijp, nu voel ik't Was voor mijn best wil. Maar kennis is een bittere vrucht. Een vrucht mijn zoon. die alleen flinke mannen, geharde krijgers, kun nen vordragen. Maar meen nu niet dat de boomgaard! dezer wereld alleen bittere vruchten voortbrengt. Dat is de overdrijving van de jeugd. Gij zijt veeleischend of alle geluk, of alle leed gij wilt niet schipperen. En toch moeten wij zooveel schipperen in het levenEr is stuurmanskunst noodig om de verborgen, verraderlijke klippen op 's levens zee te ontkomen. Maar daarom is die geheele scheep vaart nog niet uti den booze. Er kun nen stormen komen Welnu wat zou dat? Inspanning staalt do spie ren Laffe rust verzacht en ver zwakt. Want er is slechts een kleine grens tusschen zachtheid en zwak heid. Weet dat mijn jongen. En in uw later leven, na vele beproevingen, als ik zelf mijn oogen reeds lang ge sloten heb. zult ge eerst leere-n welke zachtheid verwerpelijk is welke aan te prijzen. De een verloopt in hard heid en verbittering de andere in weekheid en karakterloosheid. En voor dat laatste mijn jongen, moet ge u nog meer hoeden dan voor het eer ste. Zult ge daaraan denken, zult ge zóó handelen? Ik zal beproeven vader, zeide de jongen nederigEnen morgen ga ik weer na stad terug. Zóó is het goed, mijn jongen, zei zacht do oude man. Toen staarden beiden peinzend' in het vuur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 8