iek voor Dames.
ALLERLEI.
Haarlemmer Haüetjes.
DE ZATERDAGAVOND.
candidaat drie kolommen van een
naar 't allergewoonst schema gemaakt
sensatieartikel voor. Alles was er bij
gehaald .wat tot het recent behoort:
iie moorden van den bandiet, in ker-
missti.il ,de toebereidselen tot het op
hangen. galg en strop allernauwkeu
rigst beschreven, benevens de biogra-
phieën van alle gentlemen, die met
hetzelfde instrument naai- de andere
wereld werden gezonden.
Wij oude. hardgebakken reporters,
gruwden van dit procédé, maar Tibur-
cio stond bet door. zonder een spier te
vertrekken. Hij rookte als een sultan,
die zich door een vizier iets laat voor
lezen.
Den volgenden morgen stapte Ti-
burcio met lichte, statigen tred de
zonnige binnenplaats der gevangenis
op. Luchtig klom hij de noodlottige
trap op. keek met voorname onver
schilligheid op het gedrang onder hem
en wierp een somberen blik naar de
verwijderde blauwe bergen, die bet
schouwspel zijner daden geweest wa
ren.
Maartoen hielp hij als een gentle
man de menschen. wier taak het was
hem op te knoopen. Ze wilde hem zijn
jas en halsboord afnemen, maar hij
wenkte hen hoffelijk van zich af en
ontkleedde zichzelf. Hij hielp den beul
bij het aanleggen der riemen aan de
voeten en kwam door een beweging
met het hoofd don strop tegemoet. Hij i
overtuigde zich met een oogopslag, dat
hij juist op het valluik stond. Toen
stond hij geduldig en volwaardigheid,
terwijl lie mhet witte doodshemd over
de schouders werd geworpen, hem de
zwarte muts werd opgezet, die een ge
deelte der schouders bedekte.
Ik ben bereid, zei hij opgeruimd
en sloot de oogen
,,Dit waren de laatste woorden van
dezen bandiet", zei Jim de reporter
en wijdde het aandenken van zijn
vriend Tiburcio een langen weemoeds-
slok. Het was slok nommer zeven en
dan hield zijn samenhangende ver
haaltrant op. Den volgenden dag ver
nam ik weer, dat Jim aan een buiten
gewoon sterke spree was en dat hij
sinds langen tijd niet zoo sterk ge
dronken had Hij moet sinds lang
door zelfverbranding gestorven zijn,
mijn arme vriend Jim. een Adriaan
Brouwer der journalistiek, zooals er
daar zoo vele zijn.
Nauwelijks is de koude voorbij, of
de winkeliers, die eerst met hun han
den in 't haar en hun zomerartike-
letn doodkalm in de winkelkast za
ten. omdat niemand zich verwaardig
de er eenigen aandacht aan te schen
ken, kunnen diezelfde handen nu niet
genoeg reppen om genoemde onbe
wegelijke zomerartikelen op-, om- en
over verschillende kooplustigen te
hangen.
Onder die laatste categorie heb ook
ik mij deze week bewogen. Men mag
dan eens glimlachend de schouders
ophalen over die ïjdele vrouwenziel-
t.jes. die schijnen op te leven, als er
billijkerwijs gelegenheid is om zich
weer eens op te sieren, doch 't heeft
heusch ook zijn poëtische zijde. De
natuur verandert, de natuur ver
nieuwt het is of zij zich opheft, van
onder een zwaren druk. Wij worden
licht met haar, de vogels zingen, dat
werkt aanstekelijk op ons. Wij wen-
schen niet rnefer gedrukt te worden
door zware winterkleerenlichte,
vroolijke stoffen warden uitgezocht
lichte hoeden op het hoofd gezet, als
't kan lichte schoenen aangetrokken.
Wat al Verscheidenheid van koop
sters treft men hier en daar aan.
Eerst heb ik de eer U voor te stel
len de autoritair optredende dame.
Ik noem haar het eerst, omdat, bij
haar binnentreden iedereen als 't
ware eenigsz'ins terugwijkt is 't niet
uit ontzag, dan toch uit verbazing
over zooveel zelfingenomenheid. Ze
zeilt in al haar belangrrijken omvang
naar een der toonbanken en vraagt
dan op luiden toon, zoo dat leder on
willekeurig haai- kant heen kijkt, wat
zij op 't hart heeft. Zij weet precies
wat mooi en wat leelijk is, niiet wat
zij zoo vindt, neen. heusch, als zij
't zegt. dan i s 't zoo. Zij laat alle
mogelijke dingen uitpakken en neemt
veel of in 't geheel niets, geheel naar
't haar behaagt. Of zij de winkeljuf
frouw ook veel moeite bezorgt, daar
mee wenscht zij zich niet in te laten.
Na haar komit de jonge dame van
tegenwoordig, met een minachtenden
trek om den miond, alsof zij dat aan
schaffen van nieuwe kleeren eigen
lijk diep verafschuwt, maar inder
daad dol blij, dat zij aan haar zucht
tot ij dolheid bot kan vieren. Kom,
ij del zieltje, wees gerust uzelve. zing
met de vogeltjes mee en steek u even
als zij. zingende in de nieuwe vee-
ren. Laat, thuis gekomen, vol vreug
de uw nieuwkoopjes zien. Uit u in
éen woord, maar tracht niet te ver
bergen wat zoo natuurlijk en daarom
zoo mooi is.
En nu de oude dame. Dat ik baar,
uit eere voor den ouderdom, niet eerst
genoemd heb, zit waarschijnlijk daar
in, dat haar optreden in 't publiek
gewoonlijk iets langzaams, iets aar-
zelends heeft. Zij voelt zich niet
thuis bij al dat nieuws, het heeft
voor haar niet meer dat bekoorlijke,
zij komt metestal op aandringen van
haar huisgenooten tolt het koopen van
nieuwe artikelen. Er is zoo weinig
voor haar geschikt, de juffrouw is
haar te haastig, het goed zit slecht in
elkaar, de juffrouw begrijpt haar niet
enz. enz. Gewoonlijk komt zij dan
ook niet alleen zij is vergezeld van
een dochter of een ander familielid,
die met tact veel kan bijdragen tot 't
bespoedigen van de onderhandelin
gen.
Nu het jonge meisje, dat een open
bare betrekking bekleedt.
In den regel is zij haastig in haar
manier van doen. Zij heeft, nog meer
boodschappen en op een bepaalden
tijd moet zij hier of daar zijn, zoo
dat haar tijd kostbaar is. Met moei
lijk bedwongen ongeduld' wacht ze
af, tot de juffrouw met een ander
klaar is en dan zegt ze zeer positief
wat van haar verlangen; is. Zij helt
bijna altijd tot het practische en een
voudige over maar gelukkigzon
der ijdelheid is ze toch ook nieteven
in den spiegel zien, ja, dat eenvou
dige staat haar het besteen bloe
mentuin op helt hoofd of een veeren-
dos beteekent voar haar wansmaak,
maar daarom is zij niet min der ij del.
Al deze verschillende koopsters heb
ben weer haar variëteiten. Zij, die
niet besluiiten kan die de juffrouw
afsnauwt, alsof zij haar ondergeschik
te was die lange verhalen doet. ge
heel buiten het sluiten van den koop
om die het onmogelijke van de ver
koopster vergtdie altijd twijfelt of
het wel sterk, waschecht enz. enz. zal
zijn. die zich beieedigd acht, als dit
of dat te duur kan zijn en wat al va
riëteiten niet meer.
Zij zijn er en zullen eir wel altijd
blijven. Allen hebben haar goede en
haar kwade zijde!maar daarover
jaagt de winkelierster zich geen har
nas aan. Zij verdeelt haar klanten
ook in tweeën, nl. in goede en slech
te. De eerste zijn die veel koopen en
geregeld betalen, de tweedenu
ja. dat weten wij allemaal en daar
over wensch ik in djeze heerlijk© da
gen niet te spreken
Huishoudelijke Wenken.
I. Om afgesneden bloemen lang
frisch te bewaren, moet men een stuk
je van de stelen afknippen, ze iederen
dag schoon water geven en een mes
puntje zout er bij doen.
II. De glacé-handschoenen moeten
nooit aan de toppen der vingers uit
getrokken worden, maar aan de pols
omgekeerd 'en dan zoo afgestroopt.
Beets en zijn barometer.
De heer J. J. van Noort schrijft in
de ..Nijmeegsche Ct.":
Onder redactie van G. A. v. d. Brug-
ghen. predikant bij de Vlaamsche af-
deeling der Belgische zendelingskerk
te Brussel, verschijnt Het Lampje",
welk lampje vaak een lieflijk licht aan
Oud- en Nieuw Testament ontstoken,
den vromen christenzin ver-kondigt dien
do algemeen geachte familie v. d.
Brugghen te Nijmegen heeft verspreid.
Het bevat in zijn onlangs verschenen
No. 9 een dichterlijk chansonet, dat
E«n Zaterdagavoudpraatje.
De Anegang (is, wat de openbare
verlichting betreft, wel een beetje
stiefkind geworden. Al zeggen we nu
honderd maal, dat de electrische ver
lichting enkel en alleen voor den
hoofdverkeersweg in de stad bestemd
is, en dat de Anegang daar natuurlijk
niet bij behoort, toch kan ik mij le
vendig begrijpen, dat de Anegangers
ook graag van liet buitenkansje,
mooie straatverlichting voor niemen
dal, zouden profiteeren. Toen al onze
straten het nog met gasgloeilicht
moesten döen, wisten, we niet be
ter of het behoorde zoo, maar nu de
Groote Houtstraat overgoten is met
een vloed van electrisch licht, nu ziet
't er vooral Zondagsavonds in de Ane
gang uit als iri oen bakkersoven, wan
neer er niet gebakken wordt. Zoo is
het betere altijd de vijand van het
goede.
Ik zou dan ook aan de Anegangers
hun electrische verlichting met vreug
de gunnen, maar ik vrees dat er wel
bezwaren tegen zullen worden inge
bracht. Vooreerst het bezwaar van
de kosten. Al heb je een gemeente
lichtfabriek. dat neemt niet weg dat
het licht geld kost en de ballons en
de koolspitsen ein het onderhoud en
de verdere ap- en dependentiën. En
het tweede bezwaar zal wel wezen,
dat er meer liefhebbers op de vlakte
zijn. Die van de Zijlstraat, een buurt
dfie zich ook al heel aardig tot win
kelstraat begint te ontwikkelen, zitten
ook op ';t vinketouw en zullen, als de
Raad den Anegang electrisch wil ver
lichten, wel gauw dezelfde vraag la
ten hooren.
Nu weet ik niet, wat de plannen
zijn en als ik er naar vroeg, zou ik
denkelijk niet veel wijzer worden» Al
les wat met het stadhuis in verband
staat 'is tegenwoordig meer dan ge
heimzinnig. Dit is wel zeker, dat
het nooit in de bedoeling zal hebben
trelegen om. mettertijd de geheele stad
electrisch te verlichten. Dat zou te
kostbaar wezen. Misschien, dat de
Raad wel te vinden zou wezen voor
langzame uitbreiding in 't centrum
van de gemeente: het volgend jaar
bijvoorbeeld de Anegang. dan een
jaar of drie. vier naderhand de Zijl
straat en dan een jaar of wat later
de Jansstraat. In dien tusschentijd
zouden de li'chttfabrieken wat geld
verdiend kunnen hebben en een deel
daarvan aldus besteed kunnen wor
den aan een verbetering van de pu
blieke verlichting, die toch ten slotte
voor ons allen zonder uitzondering
een voordeel en een genot 'is.
Voorloopig kunnen we datzelfde
van de fabrieken zeiven nog niet zeg
gen. Goeie help. wat hebben die
lichtfabrieken ons al een narigheid en
displezier op den hals geschoven. Het
wordt al een heele jrij, die quaesties
d'ie wie aan haar te danken hebben.
Eerst dat de begrooting zoo bitter te
genviel, toen dat de leverantie
niet aan de Haarlemsche Machine
fabriek opgedragen werd, toen de
quaestie-Beynen, en vervolgens de
quaestie-Van Rhijn en nu komt zoo
waar een vijfde quaesti© op die prop
pen door een adressant, die opzichter
op het werk is geweest en een heele
reeks van fouten komt aanwijzen, die
aan het werk zouden kleven. Het met
selwerk jis niet. goed. d© cement is
verkeerd, de heipalen zijn te dun en-
zoovoorts enzoovoorts.
Om te beginnen vind ik, dat deze
heer met zijn opmerkingen geen heel
prettige rol speelt, maar enfin dat moet
hij zelf weten. Maar wat zullen we
nu krijgen? Een commissie van en
quête naar die qualiteit van de met
selspecie en van de dikte der heripalen?
Zouden we misschien de halve fa
briek moéten gaan afbreken om te
zien of er ook een foutje is in de ma
de re helft?
Het gezond verstand van den Raad
moge ons voor zooiets bewaren. En
als ik wat in to brengen had, dan
zou ik aan alle menschen vriende
lijk verzoeken, zich nu asjeblief enkel
en alleen eens met hun eigen zaken
te bemoeien en de lichtfabrieken aan
onze groote vaderlander Beets met
een belangwekkend Nijinegenaar in
geestig rijm gevoerd beeft»
Deze Nijmegenaar was Jan van
Dreeven, een man van erkende deugd]
en godsdienstzin, dien oudere Nijme-
genaars een halve eeuw geleden in die
Molenstraat gekend hebben. Hij was
geweermaker en als mechanicus zoo
bekend' dat hij als amanuensis bij het
Physisch cabinet der Hoogeschool te
Utrecht tot zijn dood zeer geëerd was.
Prof. Beets had een barometer, die
gerepareerd moest worden. Hij zond
hem (8 Febr. 1866) aan den heer J. J.
van Dreeven met dit versje:
Hier drijft het koper 't ijzer,
Maar doet zijn zaken slecht.
Ei, breng hem eens terecht
En maak den Wijzer wijzer.
BEETS.
Den 15en Oct. van dat jaar zond
de heer Van Dreeven hem aan Dr.
Beets terug met het rijmpje:
Dreef vroeger 't koper 't ijzer
Zeer ongeregeld voort,
Het gaat nu zoo 't behoort,
De Wijzer is thans wijzer.
Verloopt hij weer, stuur hem dan
even
Bij uwen dienaar J. J. van Dreeven.
Maar in Mei 1870 schijnt de Aeroïde-
barometer weer zijn diensten gewei
gerd te hebben. Prof. Beets zond hem
althans op nieuw aan zijn vriend J.
J. van Dreeven met 't gedichtje:
Het ijzer viel van 't koper,
't Ligt log en ledig neer;
Beziel het nog eens weer.
En maak den ligger looper.
N. BEETS.
En de heer Van Dreeven herstelde
en retourneerde hem naar d© Booth-
straat met het bijschrift:
Het koper draagt weêr 't ijzer:
't Ligt log noch ledig neer,
Maar blijve lang als wijzer
Bezield door heerlijk weêr.
VAN DREEVEN.
En daarop kwam dit antwoord:
Aan mijn vriend J. J. van Dree
ven. Mechanicus, hersteller van den
Wijzer op mijn Barometer.
Hij wijst weer 't weêr
Gelijk weleer;
Mocht hij steeds meer
Het mooie wijzen!
Hoe 't zij, uw kunst.
Uw zorg. uw gunst
Zal 'k altoos prijzen.
N. BEETS.
Boothstraat, 30 Mei 1870.
Beiden zijn nu ingegaan in het
land. waar geen stormen zijn doch
de zon eeuwig schijnt en de wijzer op
„Vrede" staat. Prof Beets, de beken-
zichzelven over te laten. Wanneer
deze adressant inderdaad een nuttig
werk had willen dioen, dan had hij
eens een gloeiend stuk moeten schrij
ven over onze a'llermiserabelste be
strating. Daar verbetering in te bren
gen zou een allerloflelijkst werk zijn
geweest. We hebben jaren achtereen
gewandeld over hobbelige straten,
maar heel veel geprutteld hebben we
niet. Immer© er was red'etn voordien
slechten toestand1. De straten waren
opgebroken voor telefoon, waterlei
ding, gas, electrisch licht wat hielp
bet om de straten in orde te maken,
als er toch voortdurend iemand ver
scheen, die ze weer opbnak?
Maar nu is dat allemaal', achter den
rug. Voor zoover ik weet heeft geen
enkel© tak van bedrijf voorloopig
wat in den grond te maken en toch laat
men de straten zoo liggen: Zie den
Kruisweg en de Kruisstraat, die BarteL
jorisstraat, de heele Groote Hout
straat, onzen hoofdverkecilsweg com
pleet en zeg dan of die bestrating
niet beneden critiek is.
En laat ons dan vooral de Groote
Markt niet vergeten. Dit centrum
van verkeer, waar alle Haarlemmers
die zich maar eenigszins buitenshuis
bicwegen, eenige keeren d'aag3 over
gaan. is zoo slecht bestraat, dat het
om te lachen zou wezen, als het niet
om te huilen was. Vooral wanneer
het geregend beeft, komt dit treffend
DE ZATERDAGAVOND.
7
niet langer dan zes minuten duren*
langer trekken maakt het treksel bit
ter Den trekpot zet men dan nog een
minuut of zes op de heete kookplaat
van de kachel of op den heeten water
ketel, in welken zich het overige thee
water bevindt. Koken mag dit echter
niet meer; de ketel mag zich alzoo niet
meer over het vuur bevinden. Uit de
kan giet men dan het extract, het
treksel, in de kopjes, iu het buitenland
gebruikt men glazen, terwijl men de
blaren terughoudt. Zoo heeft men het
in de hand al naar den smaak van
ieder afzonderlijk, om de thee sterker
of slapper te gebruiken meer of
minder extract in het glas of het kopje
te doen De Russen gebruiken de zoo
bereide thee vaak met een schijfje ci
troen er in. De citroen geeft de thee
-een zeer aangenamen smaak, maar
de ondervinding heeft geleerd, dat de
heet© vloeistof ook de zuren van de
citroenschil mee uitzuigt, waardoor
w-eder de smaak wordt benadeeld.
Veel fijner is de thee. als men slechts
eenige druppels citroensap in het glas
of kopje laat vallen. Rum en melk
kan men er dan natuurlijk niet ook
nog bijdoen, want dan zou men een
zeer zonderling brouwsel krijgen. Een
paar druppels rum aan de thee toe
gevoegd maken deze, zonder twijfel,
zeer aangenaam van smaak; doch op
gemerkt zij .dat zij slechts met toevoe
ging van wat suiker, een kostelijk ge
notmiddel vormt en verder© toevoegin
gen niet behoeft. In 't algemeen wordt
veel te veel theeblaren genomen; een
goed gevulde theelepel is voldoende
voor drie kopjes; wat te veel is schaadt
Ten slotte nog een paar wenken: al
les wat geurt in de keuken schaadt de
thee. deze behoudt het best haar
smaak, als ze heelemaal niet in die
keuken komt. maar on een andere
doorgaans droge plaats bewaard
wordt. Maak den pot. vóór ge er thee
in gaat zetten, warm; ook de theeblaren
moeten, eerst zwakjes, in een kopje
wat warm gemaakt worden, vóór ze
in den pot gaan. Een paar malen lang
zaam en voorzichtig omroeren der
theeblaren gedurende het trekken zal
de thee ten goede komen.
Hardingsvoorscliriften.
Nu naar wij hopen tenminste
langzamerhand het warme seizoen
komt. ontwaakt bij vele menschen ook
het verlangen om. eens een proef te
nemen met eene hardingskuur, om
daardoor tegen een volgend1 jaar wat
beter gewapend te zijn tegen de guur
heden van het klimaat en daarin be
scherming te zoeken tegen verkoud
heden van allerlei aard. Intusschen
wordt die hardingskuur. waarbij wa
ter op alle mogelijke wijzen wordt
aangewend, meestal zeer eenzijdig en
overdreven toegepast. Daarom is het
van groot belang vóór men tot zulk een
kuur overgaat, eerst eens het gevoelen
van .deskundigen te hooren.
In de „Blattem fürklinische Was-
serbehandlunig" geeft een bekend
Duitsch arts. dr. Buxbaum, eenige
wenken, die bij de toepassing van die
kouidwaterniiddelen' In acht moeten
worden genomen.
De eerste en voornaamste voorwaar
de. de grondslag voor de geheele be
handeling. is, dat elk geval volkomen
op zichzelf moet worden behandeld,
m. a. w. dat iedereenvol strekt niet
naar algemeen© voorschriften te werk
kan gaan. Zuigelingen en bejaarde
personen moeten aan geen krasse har
dingen worden onderworpen. Men
mioet met die harding eerst na het
eerstel levensjaar beginnien. maar
daarbij in het oog houden, dat, even
min als water van een zeer* lage
temperatuur aan te bevelen is. water
dat men zoo warm heeft gemaakt als
men het kan verdragen, goede uit
werking heeft. Voor kinderen is een
bad. dat met den tijd van 't jaar re
kening houdt, het beste, en dan eene
koude begieting na met flinksterk af
wrijven. Douches zijn wegen© de te
sterke prikkeling der zenuwen min
der aan te bevelen. Het bad moet
maar eenmaal daags, en wel des och
tends, worden genomen; des avond
acht dr. Buxbaum verkeerd.
De persoonlijke ondervinding mag
gerust een groote rol spelen bij de
behandeling; kinderen bijv. moeten
niet bang gemaakt worden met de
koudwaterprocessen. Daarmee zou
men juist het tegengestelde uitwerken
van wat men bedoelde.
De vraag, bij welk weer men met
de hardingskuur moet beginnen, laat
zich niet in het algemeen beantwoor
den; in elk geval kan eene in het
warme jaargetijde begonnenkuur ge
nist in het koudere en koude op ver
standige wijze worden voortgezet.
Lijders aan bloedarmoede moeten
heel voorzichtig behandeld worden en
volbloedige, phlegmatieke dikkerds,
weer anders dan magere „opgewon
den standjes". Maar voor elk geval af
zonderlijk moet de huisarts worden
geraadpleegd.
Wit water.
Een uitgebreid artikel in het bulle
tin voor Maart van het Meteorologi
cal Office bevat eenige belangrijke
bijzonderheden omtrent een verschijn
sel dat onder de zeelui bekend is als
de melkzee en meest schijnt voor te
komen in de tropische wateren van
den Indischen Oceaan. Verschillende
waarnemers zeggen van het ver
schijnsel, dat het „spookachtig" en
..huiveringwiekkend" is, en kapitein
Carpenter van de Challenger ver
klaart, dat als een schip door de melk
zee gaat, het is alsof bet een melk
witte mist doorklieft, waarin alle
schatting van afstanden onmogelijk
wordt. Zee en hemel schijnen een te
worden en er bestaat minstens even
veel gevaar voor aanvaren als in een
werkelijk© mast.
Heit; verschijnsel is hoogstwaar
schijnlijk een vorm van fosforescen-
tie, maar een voldoende verklaring
ervan is nog niet gegeven.
De „kurksmaak" van wijn.
Een ieder heeft zoo nu en dan wel
eens kennis gemaakt met dit incon
venient. Men weel, dat de onaange
name odeur op de kurk te vinden is.
en toch is de kurk, als zoodanig, er
niet voor verantwoordelijk. De brui
ne poederachtige stof tusschen de
gleuven en in de openingen der kurk
bevond zich daar oorspronkelijk niet.
De aangetaste kurk vertoont zich
bijna altijd op sommige plekken een
schirnmelachtigen. aanslag, welke ma
terie zich voornamelijk in de gaatjes
vergaartdeze aanwas neemt snel in
ontwikkeling toe.
De kleur daarvan is in den begin
ne wit. verandert, als ze ouder wordt,
in blauwachtig-groen, overeenkomen
de in eigenschap met de schimmel
plant Penicillium glaucum.
Soms ontstaat de zoo gen. kurk
smaak ook niet op de kurk, doch is
te vinden in het bruine residu, dat
men soms in de barstjes van het glas
vindt en dat een zeer sterke lucht
heeft. In cultuur gebracht ontstaat
uilt dit poeder het penicillium glau
cum.
Het wijn-bouquet gaat door de aan
wezigheid dezer stof direct verloren en
wordt vervangen door den bekenden
sterk onaangenamen reuk en smaak.
Proeven om kurk door iets anders te
vervangen, zijn reeds tallooze malen
genomen door aanwending van an
dere bastsoorten, caoutchouc, enz.,
doch het schijnt dat nog nietts proef
houdend bevonden is geworden, ten
minste de kurksmaak is nog steeds
de schrik van wijnkoopers en hotel
houders.
Geparfumeerde boter.
Parijs is te allen tijde de voorgang
ster geweest der beschaafde wereld;
van haar uit begon de hervorming tot
onze hedendaagsche maatschappij,
werd de wereld geregeerd, het men-sch-
dom d:e wetten gesteld1; van haar kwa
men en komen ook nu nov dé nieuw
ste nieuwigheden op allerlei gebied tot
ons. en déze vinden, hoe bespottelijk,
hoe ondoelmatig, boe weerzinwekkend,
en afstuitend ook dikwijls, toch altijd
hunne getrouwe navolgers. Want wat
van Parijs komt. is voortreffelijk, bij
de meeste menschen daar weet men
hoe het behoort en dus verdient haar
36 DE DIAMANT
aan den grond te ontwoekeren. Van tijd tot tijd hadden er on-
igelukken plaats. Het gebeurde dat eenige ploegen arbeiders
plotseling overstroomd werden' door een golf van vloeibare
modder, die hen geheel opslorpte, waardoor het opsporen van
hun overblijfselen een afschuwelijk werk werd. Vaak ook kwam
het voor, dat door den pJotselingem val van een of ander voor
werp een arbeider het hoofd werd verbrijzeld' nog voor hij tot
hiet besef was gekomen dat hem eeniig gevaar bedreigde. Soms
gebeurde het, dat door een misstap of door uitglijden een
mijnwerker twee- of driehonderd voet naar beneden tuimelde,
om even later als een vormelooze massa naar boven te worden
geheschen. Doch al deze voorvallen brachten niet de minste
stoornis in het bedrijf teweeg: de wielen van het hoofdtoestel
bij de opening der groote schacht piepten even vroolijk als te
voren bij het op- en neerlaten der bakken, en de eindelooze
processie van wagens langs do vloeren, op welke de kiezel
werd uitgestrooid, ging even gelijkmatig zijn gang.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Toen Nellie uit haar bezwijming ontwaakte, kwam zij tot
het bewustzijn van een groote en onbeschrijflijke verandering
dio er had plaats gehad, zonder dat zij met juistheid zou heb
ben kunnen zeggen, waarin die verandering bestond. Alles in
haar verleden scheen ver af, alsof het behoorde tot een bestaan
dat zij duizenden jaren geleden had geleid. Zelfs de gebeur
tenissen van de reis en van den spoortocht naar Camberton
schenen betrekking te hebben op een ander wezen dan zijzelf.
uit eindelijk de gaping in haar herinneringsvermogen scheen
aan te vullen, was het zien van het gelaat van de vriendin, die
zij gedurende do reis had leeren kennen en die thans met tee-
dere bezorgdheid over haar zat heen gebogen.
De tegenwoordigheid van mevrouw Clayton gaf haar het
besef terug dat zij dezelfde Nellie was, die een paar weken
geleden door de bosschen van Dartmoor had gezworven, en
dat het haar omgeving, niet zij zelf was, die een verandering
had ondergaan. Toen dit goed tot haar was doorgedrongen en
voordat zij zich sterk genoeg gevoeldie een woord te uiten,
welden de tranen haar in de oogen; een zwakke snik deed
haar vriendin vreezen, dat de bezwijming waaruit zij pas was
ontwaakt, zou terugkeeren.
DE DIAMANT 33
berton zelf bezig te houden. De directeur der maatschappij
greep met forsche hand in en hield het bedrijf gaande tot hij
zijn zak genoeg had gespekt; Camberton begon opnieuw te
kwijnen, geraakte in verval en verstandige menschen begonnen
het hoofd te schudden over zijn toekomst.
In financiën of politiek treft men soms toestanden aan, die
veel overeenkomst hebben met astronomische feiten. Een der
gelijk geval viel te comstafceeren bij de groote Camberton-mijn.
De mijn grootste opening, ooit door menschenhanden in de
oppervlakte der aarde gemaakt was min of meer elliptisch
van vorm. Een ellips heeft, naar men weet, twee brandpunten.
Zoo ook de Camberton-mijn, d. w. z. uit een financieel oog
punt beschouwd. Deze twee brandpunten werden langzamer
hand waarneembaar naarmate de financieele moeilijkheden
grooter werden. Het eene brandpunt was de heer Magnus,
die gaandeweg een man van beteekenis en invloed was ge
worden; het andere was Benjie Benend,
Het verleden van Benjie Benoni verloor zich in den on-
doordringbaren nevel waarachter zich de intieme levensge
schiedenis van zoo menig eminent man verbergt. Eerst be
weerde men dat zijn wieg in het Eastend van Londen had ge
staan, tot plotseling het Westend rechten op hem deed gelden.
Hoe hij het eerst te Camberton was gekomen, en waarom, kon
niemand met zekerheid zeggen, en hij zelf had nooit eenige
geneigdheid aan dein dag gelegd om de verspreiding van juiste
inlichtingen omtrent zijn persoon te bevorderen. Sommigen
beweerden dat zijn oorspronkelijk kapitaal bestond uit 17 shiL
ling en 6 pence; anderen stemden de 6 pence toe, doch loochen
den de 17 shilling. Volgens het eene verhaal was hij zijn car
rière begonnen als rondtrekkend liedjeszanger, het leven der
mijnwerkers wat opvroolijkend in hun uren van rust en op
die wijze een schamel stuk brood verdienend; volgens een an
dere mythe had hij met goocheltoeren den kost opgehaald.
Doch wat hij ook geweest mocht zijn, het feit viel niet te ont
kennen, dat hij langzamerhand een macht in den staat was
geworden. Er brak een tijd aan, dat Benjie en de heer Magnus
tegenover elkander stonden als mededingers naar het opperge
zag over de Camberton-mijn, twee brandpunten van een finan
cieele ellips, elk trachtende den ander te verplaatsen. Of Benjie
zou dien heer Magnus opslokken, of de heer Magnus Benjie
opslokken. Gedurende eenigen tijd stonden de kansen nage-