iek voor Dames. ALLERLEI. Haarlemmer Haüetjes. DE ZATERDAGAVOND. candidaat drie kolommen van een naar 't allergewoonst schema gemaakt sensatieartikel voor. Alles was er bij gehaald .wat tot het recent behoort: iie moorden van den bandiet, in ker- missti.il ,de toebereidselen tot het op hangen. galg en strop allernauwkeu rigst beschreven, benevens de biogra- phieën van alle gentlemen, die met hetzelfde instrument naai- de andere wereld werden gezonden. Wij oude. hardgebakken reporters, gruwden van dit procédé, maar Tibur- cio stond bet door. zonder een spier te vertrekken. Hij rookte als een sultan, die zich door een vizier iets laat voor lezen. Den volgenden morgen stapte Ti- burcio met lichte, statigen tred de zonnige binnenplaats der gevangenis op. Luchtig klom hij de noodlottige trap op. keek met voorname onver schilligheid op het gedrang onder hem en wierp een somberen blik naar de verwijderde blauwe bergen, die bet schouwspel zijner daden geweest wa ren. Maartoen hielp hij als een gentle man de menschen. wier taak het was hem op te knoopen. Ze wilde hem zijn jas en halsboord afnemen, maar hij wenkte hen hoffelijk van zich af en ontkleedde zichzelf. Hij hielp den beul bij het aanleggen der riemen aan de voeten en kwam door een beweging met het hoofd don strop tegemoet. Hij i overtuigde zich met een oogopslag, dat hij juist op het valluik stond. Toen stond hij geduldig en volwaardigheid, terwijl lie mhet witte doodshemd over de schouders werd geworpen, hem de zwarte muts werd opgezet, die een ge deelte der schouders bedekte. Ik ben bereid, zei hij opgeruimd en sloot de oogen ,,Dit waren de laatste woorden van dezen bandiet", zei Jim de reporter en wijdde het aandenken van zijn vriend Tiburcio een langen weemoeds- slok. Het was slok nommer zeven en dan hield zijn samenhangende ver haaltrant op. Den volgenden dag ver nam ik weer, dat Jim aan een buiten gewoon sterke spree was en dat hij sinds langen tijd niet zoo sterk ge dronken had Hij moet sinds lang door zelfverbranding gestorven zijn, mijn arme vriend Jim. een Adriaan Brouwer der journalistiek, zooals er daar zoo vele zijn. Nauwelijks is de koude voorbij, of de winkeliers, die eerst met hun han den in 't haar en hun zomerartike- letn doodkalm in de winkelkast za ten. omdat niemand zich verwaardig de er eenigen aandacht aan te schen ken, kunnen diezelfde handen nu niet genoeg reppen om genoemde onbe wegelijke zomerartikelen op-, om- en over verschillende kooplustigen te hangen. Onder die laatste categorie heb ook ik mij deze week bewogen. Men mag dan eens glimlachend de schouders ophalen over die ïjdele vrouwenziel- t.jes. die schijnen op te leven, als er billijkerwijs gelegenheid is om zich weer eens op te sieren, doch 't heeft heusch ook zijn poëtische zijde. De natuur verandert, de natuur ver nieuwt het is of zij zich opheft, van onder een zwaren druk. Wij worden licht met haar, de vogels zingen, dat werkt aanstekelijk op ons. Wij wen- schen niet rnefer gedrukt te worden door zware winterkleerenlichte, vroolijke stoffen warden uitgezocht lichte hoeden op het hoofd gezet, als 't kan lichte schoenen aangetrokken. Wat al Verscheidenheid van koop sters treft men hier en daar aan. Eerst heb ik de eer U voor te stel len de autoritair optredende dame. Ik noem haar het eerst, omdat, bij haar binnentreden iedereen als 't ware eenigsz'ins terugwijkt is 't niet uit ontzag, dan toch uit verbazing over zooveel zelfingenomenheid. Ze zeilt in al haar belangrrijken omvang naar een der toonbanken en vraagt dan op luiden toon, zoo dat leder on willekeurig haai- kant heen kijkt, wat zij op 't hart heeft. Zij weet precies wat mooi en wat leelijk is, niiet wat zij zoo vindt, neen. heusch, als zij 't zegt. dan i s 't zoo. Zij laat alle mogelijke dingen uitpakken en neemt veel of in 't geheel niets, geheel naar 't haar behaagt. Of zij de winkeljuf frouw ook veel moeite bezorgt, daar mee wenscht zij zich niet in te laten. Na haar komit de jonge dame van tegenwoordig, met een minachtenden trek om den miond, alsof zij dat aan schaffen van nieuwe kleeren eigen lijk diep verafschuwt, maar inder daad dol blij, dat zij aan haar zucht tot ij dolheid bot kan vieren. Kom, ij del zieltje, wees gerust uzelve. zing met de vogeltjes mee en steek u even als zij. zingende in de nieuwe vee- ren. Laat, thuis gekomen, vol vreug de uw nieuwkoopjes zien. Uit u in éen woord, maar tracht niet te ver bergen wat zoo natuurlijk en daarom zoo mooi is. En nu de oude dame. Dat ik baar, uit eere voor den ouderdom, niet eerst genoemd heb, zit waarschijnlijk daar in, dat haar optreden in 't publiek gewoonlijk iets langzaams, iets aar- zelends heeft. Zij voelt zich niet thuis bij al dat nieuws, het heeft voor haar niet meer dat bekoorlijke, zij komt metestal op aandringen van haar huisgenooten tolt het koopen van nieuwe artikelen. Er is zoo weinig voor haar geschikt, de juffrouw is haar te haastig, het goed zit slecht in elkaar, de juffrouw begrijpt haar niet enz. enz. Gewoonlijk komt zij dan ook niet alleen zij is vergezeld van een dochter of een ander familielid, die met tact veel kan bijdragen tot 't bespoedigen van de onderhandelin gen. Nu het jonge meisje, dat een open bare betrekking bekleedt. In den regel is zij haastig in haar manier van doen. Zij heeft, nog meer boodschappen en op een bepaalden tijd moet zij hier of daar zijn, zoo dat haar tijd kostbaar is. Met moei lijk bedwongen ongeduld' wacht ze af, tot de juffrouw met een ander klaar is en dan zegt ze zeer positief wat van haar verlangen; is. Zij helt bijna altijd tot het practische en een voudige over maar gelukkigzon der ijdelheid is ze toch ook nieteven in den spiegel zien, ja, dat eenvou dige staat haar het besteen bloe mentuin op helt hoofd of een veeren- dos beteekent voar haar wansmaak, maar daarom is zij niet min der ij del. Al deze verschillende koopsters heb ben weer haar variëteiten. Zij, die niet besluiiten kan die de juffrouw afsnauwt, alsof zij haar ondergeschik te was die lange verhalen doet. ge heel buiten het sluiten van den koop om die het onmogelijke van de ver koopster vergtdie altijd twijfelt of het wel sterk, waschecht enz. enz. zal zijn. die zich beieedigd acht, als dit of dat te duur kan zijn en wat al va riëteiten niet meer. Zij zijn er en zullen eir wel altijd blijven. Allen hebben haar goede en haar kwade zijde!maar daarover jaagt de winkelierster zich geen har nas aan. Zij verdeelt haar klanten ook in tweeën, nl. in goede en slech te. De eerste zijn die veel koopen en geregeld betalen, de tweedenu ja. dat weten wij allemaal en daar over wensch ik in djeze heerlijk© da gen niet te spreken Huishoudelijke Wenken. I. Om afgesneden bloemen lang frisch te bewaren, moet men een stuk je van de stelen afknippen, ze iederen dag schoon water geven en een mes puntje zout er bij doen. II. De glacé-handschoenen moeten nooit aan de toppen der vingers uit getrokken worden, maar aan de pols omgekeerd 'en dan zoo afgestroopt. Beets en zijn barometer. De heer J. J. van Noort schrijft in de ..Nijmeegsche Ct.": Onder redactie van G. A. v. d. Brug- ghen. predikant bij de Vlaamsche af- deeling der Belgische zendelingskerk te Brussel, verschijnt Het Lampje", welk lampje vaak een lieflijk licht aan Oud- en Nieuw Testament ontstoken, den vromen christenzin ver-kondigt dien do algemeen geachte familie v. d. Brugghen te Nijmegen heeft verspreid. Het bevat in zijn onlangs verschenen No. 9 een dichterlijk chansonet, dat E«n Zaterdagavoudpraatje. De Anegang (is, wat de openbare verlichting betreft, wel een beetje stiefkind geworden. Al zeggen we nu honderd maal, dat de electrische ver lichting enkel en alleen voor den hoofdverkeersweg in de stad bestemd is, en dat de Anegang daar natuurlijk niet bij behoort, toch kan ik mij le vendig begrijpen, dat de Anegangers ook graag van liet buitenkansje, mooie straatverlichting voor niemen dal, zouden profiteeren. Toen al onze straten het nog met gasgloeilicht moesten döen, wisten, we niet be ter of het behoorde zoo, maar nu de Groote Houtstraat overgoten is met een vloed van electrisch licht, nu ziet 't er vooral Zondagsavonds in de Ane gang uit als iri oen bakkersoven, wan neer er niet gebakken wordt. Zoo is het betere altijd de vijand van het goede. Ik zou dan ook aan de Anegangers hun electrische verlichting met vreug de gunnen, maar ik vrees dat er wel bezwaren tegen zullen worden inge bracht. Vooreerst het bezwaar van de kosten. Al heb je een gemeente lichtfabriek. dat neemt niet weg dat het licht geld kost en de ballons en de koolspitsen ein het onderhoud en de verdere ap- en dependentiën. En het tweede bezwaar zal wel wezen, dat er meer liefhebbers op de vlakte zijn. Die van de Zijlstraat, een buurt dfie zich ook al heel aardig tot win kelstraat begint te ontwikkelen, zitten ook op ';t vinketouw en zullen, als de Raad den Anegang electrisch wil ver lichten, wel gauw dezelfde vraag la ten hooren. Nu weet ik niet, wat de plannen zijn en als ik er naar vroeg, zou ik denkelijk niet veel wijzer worden» Al les wat met het stadhuis in verband staat 'is tegenwoordig meer dan ge heimzinnig. Dit is wel zeker, dat het nooit in de bedoeling zal hebben trelegen om. mettertijd de geheele stad electrisch te verlichten. Dat zou te kostbaar wezen. Misschien, dat de Raad wel te vinden zou wezen voor langzame uitbreiding in 't centrum van de gemeente: het volgend jaar bijvoorbeeld de Anegang. dan een jaar of drie. vier naderhand de Zijl straat en dan een jaar of wat later de Jansstraat. In dien tusschentijd zouden de li'chttfabrieken wat geld verdiend kunnen hebben en een deel daarvan aldus besteed kunnen wor den aan een verbetering van de pu blieke verlichting, die toch ten slotte voor ons allen zonder uitzondering een voordeel en een genot 'is. Voorloopig kunnen we datzelfde van de fabrieken zeiven nog niet zeg gen. Goeie help. wat hebben die lichtfabrieken ons al een narigheid en displezier op den hals geschoven. Het wordt al een heele jrij, die quaesties d'ie wie aan haar te danken hebben. Eerst dat de begrooting zoo bitter te genviel, toen dat de leverantie niet aan de Haarlemsche Machine fabriek opgedragen werd, toen de quaestie-Beynen, en vervolgens de quaestie-Van Rhijn en nu komt zoo waar een vijfde quaesti© op die prop pen door een adressant, die opzichter op het werk is geweest en een heele reeks van fouten komt aanwijzen, die aan het werk zouden kleven. Het met selwerk jis niet. goed. d© cement is verkeerd, de heipalen zijn te dun en- zoovoorts enzoovoorts. Om te beginnen vind ik, dat deze heer met zijn opmerkingen geen heel prettige rol speelt, maar enfin dat moet hij zelf weten. Maar wat zullen we nu krijgen? Een commissie van en quête naar die qualiteit van de met selspecie en van de dikte der heripalen? Zouden we misschien de halve fa briek moéten gaan afbreken om te zien of er ook een foutje is in de ma de re helft? Het gezond verstand van den Raad moge ons voor zooiets bewaren. En als ik wat in to brengen had, dan zou ik aan alle menschen vriende lijk verzoeken, zich nu asjeblief enkel en alleen eens met hun eigen zaken te bemoeien en de lichtfabrieken aan onze groote vaderlander Beets met een belangwekkend Nijinegenaar in geestig rijm gevoerd beeft» Deze Nijmegenaar was Jan van Dreeven, een man van erkende deugd] en godsdienstzin, dien oudere Nijme- genaars een halve eeuw geleden in die Molenstraat gekend hebben. Hij was geweermaker en als mechanicus zoo bekend' dat hij als amanuensis bij het Physisch cabinet der Hoogeschool te Utrecht tot zijn dood zeer geëerd was. Prof. Beets had een barometer, die gerepareerd moest worden. Hij zond hem (8 Febr. 1866) aan den heer J. J. van Dreeven met dit versje: Hier drijft het koper 't ijzer, Maar doet zijn zaken slecht. Ei, breng hem eens terecht En maak den Wijzer wijzer. BEETS. Den 15en Oct. van dat jaar zond de heer Van Dreeven hem aan Dr. Beets terug met het rijmpje: Dreef vroeger 't koper 't ijzer Zeer ongeregeld voort, Het gaat nu zoo 't behoort, De Wijzer is thans wijzer. Verloopt hij weer, stuur hem dan even Bij uwen dienaar J. J. van Dreeven. Maar in Mei 1870 schijnt de Aeroïde- barometer weer zijn diensten gewei gerd te hebben. Prof. Beets zond hem althans op nieuw aan zijn vriend J. J. van Dreeven met 't gedichtje: Het ijzer viel van 't koper, 't Ligt log en ledig neer; Beziel het nog eens weer. En maak den ligger looper. N. BEETS. En de heer Van Dreeven herstelde en retourneerde hem naar d© Booth- straat met het bijschrift: Het koper draagt weêr 't ijzer: 't Ligt log noch ledig neer, Maar blijve lang als wijzer Bezield door heerlijk weêr. VAN DREEVEN. En daarop kwam dit antwoord: Aan mijn vriend J. J. van Dree ven. Mechanicus, hersteller van den Wijzer op mijn Barometer. Hij wijst weer 't weêr Gelijk weleer; Mocht hij steeds meer Het mooie wijzen! Hoe 't zij, uw kunst. Uw zorg. uw gunst Zal 'k altoos prijzen. N. BEETS. Boothstraat, 30 Mei 1870. Beiden zijn nu ingegaan in het land. waar geen stormen zijn doch de zon eeuwig schijnt en de wijzer op „Vrede" staat. Prof Beets, de beken- zichzelven over te laten. Wanneer deze adressant inderdaad een nuttig werk had willen dioen, dan had hij eens een gloeiend stuk moeten schrij ven over onze a'llermiserabelste be strating. Daar verbetering in te bren gen zou een allerloflelijkst werk zijn geweest. We hebben jaren achtereen gewandeld over hobbelige straten, maar heel veel geprutteld hebben we niet. Immer© er was red'etn voordien slechten toestand1. De straten waren opgebroken voor telefoon, waterlei ding, gas, electrisch licht wat hielp bet om de straten in orde te maken, als er toch voortdurend iemand ver scheen, die ze weer opbnak? Maar nu is dat allemaal', achter den rug. Voor zoover ik weet heeft geen enkel© tak van bedrijf voorloopig wat in den grond te maken en toch laat men de straten zoo liggen: Zie den Kruisweg en de Kruisstraat, die BarteL jorisstraat, de heele Groote Hout straat, onzen hoofdverkecilsweg com pleet en zeg dan of die bestrating niet beneden critiek is. En laat ons dan vooral de Groote Markt niet vergeten. Dit centrum van verkeer, waar alle Haarlemmers die zich maar eenigszins buitenshuis bicwegen, eenige keeren d'aag3 over gaan. is zoo slecht bestraat, dat het om te lachen zou wezen, als het niet om te huilen was. Vooral wanneer het geregend beeft, komt dit treffend DE ZATERDAGAVOND. 7 niet langer dan zes minuten duren* langer trekken maakt het treksel bit ter Den trekpot zet men dan nog een minuut of zes op de heete kookplaat van de kachel of op den heeten water ketel, in welken zich het overige thee water bevindt. Koken mag dit echter niet meer; de ketel mag zich alzoo niet meer over het vuur bevinden. Uit de kan giet men dan het extract, het treksel, in de kopjes, iu het buitenland gebruikt men glazen, terwijl men de blaren terughoudt. Zoo heeft men het in de hand al naar den smaak van ieder afzonderlijk, om de thee sterker of slapper te gebruiken meer of minder extract in het glas of het kopje te doen De Russen gebruiken de zoo bereide thee vaak met een schijfje ci troen er in. De citroen geeft de thee -een zeer aangenamen smaak, maar de ondervinding heeft geleerd, dat de heet© vloeistof ook de zuren van de citroenschil mee uitzuigt, waardoor w-eder de smaak wordt benadeeld. Veel fijner is de thee. als men slechts eenige druppels citroensap in het glas of kopje laat vallen. Rum en melk kan men er dan natuurlijk niet ook nog bijdoen, want dan zou men een zeer zonderling brouwsel krijgen. Een paar druppels rum aan de thee toe gevoegd maken deze, zonder twijfel, zeer aangenaam van smaak; doch op gemerkt zij .dat zij slechts met toevoe ging van wat suiker, een kostelijk ge notmiddel vormt en verder© toevoegin gen niet behoeft. In 't algemeen wordt veel te veel theeblaren genomen; een goed gevulde theelepel is voldoende voor drie kopjes; wat te veel is schaadt Ten slotte nog een paar wenken: al les wat geurt in de keuken schaadt de thee. deze behoudt het best haar smaak, als ze heelemaal niet in die keuken komt. maar on een andere doorgaans droge plaats bewaard wordt. Maak den pot. vóór ge er thee in gaat zetten, warm; ook de theeblaren moeten, eerst zwakjes, in een kopje wat warm gemaakt worden, vóór ze in den pot gaan. Een paar malen lang zaam en voorzichtig omroeren der theeblaren gedurende het trekken zal de thee ten goede komen. Hardingsvoorscliriften. Nu naar wij hopen tenminste langzamerhand het warme seizoen komt. ontwaakt bij vele menschen ook het verlangen om. eens een proef te nemen met eene hardingskuur, om daardoor tegen een volgend1 jaar wat beter gewapend te zijn tegen de guur heden van het klimaat en daarin be scherming te zoeken tegen verkoud heden van allerlei aard. Intusschen wordt die hardingskuur. waarbij wa ter op alle mogelijke wijzen wordt aangewend, meestal zeer eenzijdig en overdreven toegepast. Daarom is het van groot belang vóór men tot zulk een kuur overgaat, eerst eens het gevoelen van .deskundigen te hooren. In de „Blattem fürklinische Was- serbehandlunig" geeft een bekend Duitsch arts. dr. Buxbaum, eenige wenken, die bij de toepassing van die kouidwaterniiddelen' In acht moeten worden genomen. De eerste en voornaamste voorwaar de. de grondslag voor de geheele be handeling. is, dat elk geval volkomen op zichzelf moet worden behandeld, m. a. w. dat iedereenvol strekt niet naar algemeen© voorschriften te werk kan gaan. Zuigelingen en bejaarde personen moeten aan geen krasse har dingen worden onderworpen. Men mioet met die harding eerst na het eerstel levensjaar beginnien. maar daarbij in het oog houden, dat, even min als water van een zeer* lage temperatuur aan te bevelen is. water dat men zoo warm heeft gemaakt als men het kan verdragen, goede uit werking heeft. Voor kinderen is een bad. dat met den tijd van 't jaar re kening houdt, het beste, en dan eene koude begieting na met flinksterk af wrijven. Douches zijn wegen© de te sterke prikkeling der zenuwen min der aan te bevelen. Het bad moet maar eenmaal daags, en wel des och tends, worden genomen; des avond acht dr. Buxbaum verkeerd. De persoonlijke ondervinding mag gerust een groote rol spelen bij de behandeling; kinderen bijv. moeten niet bang gemaakt worden met de koudwaterprocessen. Daarmee zou men juist het tegengestelde uitwerken van wat men bedoelde. De vraag, bij welk weer men met de hardingskuur moet beginnen, laat zich niet in het algemeen beantwoor den; in elk geval kan eene in het warme jaargetijde begonnenkuur ge nist in het koudere en koude op ver standige wijze worden voortgezet. Lijders aan bloedarmoede moeten heel voorzichtig behandeld worden en volbloedige, phlegmatieke dikkerds, weer anders dan magere „opgewon den standjes". Maar voor elk geval af zonderlijk moet de huisarts worden geraadpleegd. Wit water. Een uitgebreid artikel in het bulle tin voor Maart van het Meteorologi cal Office bevat eenige belangrijke bijzonderheden omtrent een verschijn sel dat onder de zeelui bekend is als de melkzee en meest schijnt voor te komen in de tropische wateren van den Indischen Oceaan. Verschillende waarnemers zeggen van het ver schijnsel, dat het „spookachtig" en ..huiveringwiekkend" is, en kapitein Carpenter van de Challenger ver klaart, dat als een schip door de melk zee gaat, het is alsof bet een melk witte mist doorklieft, waarin alle schatting van afstanden onmogelijk wordt. Zee en hemel schijnen een te worden en er bestaat minstens even veel gevaar voor aanvaren als in een werkelijk© mast. Heit; verschijnsel is hoogstwaar schijnlijk een vorm van fosforescen- tie, maar een voldoende verklaring ervan is nog niet gegeven. De „kurksmaak" van wijn. Een ieder heeft zoo nu en dan wel eens kennis gemaakt met dit incon venient. Men weel, dat de onaange name odeur op de kurk te vinden is. en toch is de kurk, als zoodanig, er niet voor verantwoordelijk. De brui ne poederachtige stof tusschen de gleuven en in de openingen der kurk bevond zich daar oorspronkelijk niet. De aangetaste kurk vertoont zich bijna altijd op sommige plekken een schirnmelachtigen. aanslag, welke ma terie zich voornamelijk in de gaatjes vergaartdeze aanwas neemt snel in ontwikkeling toe. De kleur daarvan is in den begin ne wit. verandert, als ze ouder wordt, in blauwachtig-groen, overeenkomen de in eigenschap met de schimmel plant Penicillium glaucum. Soms ontstaat de zoo gen. kurk smaak ook niet op de kurk, doch is te vinden in het bruine residu, dat men soms in de barstjes van het glas vindt en dat een zeer sterke lucht heeft. In cultuur gebracht ontstaat uilt dit poeder het penicillium glau cum. Het wijn-bouquet gaat door de aan wezigheid dezer stof direct verloren en wordt vervangen door den bekenden sterk onaangenamen reuk en smaak. Proeven om kurk door iets anders te vervangen, zijn reeds tallooze malen genomen door aanwending van an dere bastsoorten, caoutchouc, enz., doch het schijnt dat nog nietts proef houdend bevonden is geworden, ten minste de kurksmaak is nog steeds de schrik van wijnkoopers en hotel houders. Geparfumeerde boter. Parijs is te allen tijde de voorgang ster geweest der beschaafde wereld; van haar uit begon de hervorming tot onze hedendaagsche maatschappij, werd de wereld geregeerd, het men-sch- dom d:e wetten gesteld1; van haar kwa men en komen ook nu nov dé nieuw ste nieuwigheden op allerlei gebied tot ons. en déze vinden, hoe bespottelijk, hoe ondoelmatig, boe weerzinwekkend, en afstuitend ook dikwijls, toch altijd hunne getrouwe navolgers. Want wat van Parijs komt. is voortreffelijk, bij de meeste menschen daar weet men hoe het behoort en dus verdient haar 36 DE DIAMANT aan den grond te ontwoekeren. Van tijd tot tijd hadden er on- igelukken plaats. Het gebeurde dat eenige ploegen arbeiders plotseling overstroomd werden' door een golf van vloeibare modder, die hen geheel opslorpte, waardoor het opsporen van hun overblijfselen een afschuwelijk werk werd. Vaak ook kwam het voor, dat door den pJotselingem val van een of ander voor werp een arbeider het hoofd werd verbrijzeld' nog voor hij tot hiet besef was gekomen dat hem eeniig gevaar bedreigde. Soms gebeurde het, dat door een misstap of door uitglijden een mijnwerker twee- of driehonderd voet naar beneden tuimelde, om even later als een vormelooze massa naar boven te worden geheschen. Doch al deze voorvallen brachten niet de minste stoornis in het bedrijf teweeg: de wielen van het hoofdtoestel bij de opening der groote schacht piepten even vroolijk als te voren bij het op- en neerlaten der bakken, en de eindelooze processie van wagens langs do vloeren, op welke de kiezel werd uitgestrooid, ging even gelijkmatig zijn gang. VIJFDE HOOFDSTUK. Toen Nellie uit haar bezwijming ontwaakte, kwam zij tot het bewustzijn van een groote en onbeschrijflijke verandering dio er had plaats gehad, zonder dat zij met juistheid zou heb ben kunnen zeggen, waarin die verandering bestond. Alles in haar verleden scheen ver af, alsof het behoorde tot een bestaan dat zij duizenden jaren geleden had geleid. Zelfs de gebeur tenissen van de reis en van den spoortocht naar Camberton schenen betrekking te hebben op een ander wezen dan zijzelf. uit eindelijk de gaping in haar herinneringsvermogen scheen aan te vullen, was het zien van het gelaat van de vriendin, die zij gedurende do reis had leeren kennen en die thans met tee- dere bezorgdheid over haar zat heen gebogen. De tegenwoordigheid van mevrouw Clayton gaf haar het besef terug dat zij dezelfde Nellie was, die een paar weken geleden door de bosschen van Dartmoor had gezworven, en dat het haar omgeving, niet zij zelf was, die een verandering had ondergaan. Toen dit goed tot haar was doorgedrongen en voordat zij zich sterk genoeg gevoeldie een woord te uiten, welden de tranen haar in de oogen; een zwakke snik deed haar vriendin vreezen, dat de bezwijming waaruit zij pas was ontwaakt, zou terugkeeren. DE DIAMANT 33 berton zelf bezig te houden. De directeur der maatschappij greep met forsche hand in en hield het bedrijf gaande tot hij zijn zak genoeg had gespekt; Camberton begon opnieuw te kwijnen, geraakte in verval en verstandige menschen begonnen het hoofd te schudden over zijn toekomst. In financiën of politiek treft men soms toestanden aan, die veel overeenkomst hebben met astronomische feiten. Een der gelijk geval viel te comstafceeren bij de groote Camberton-mijn. De mijn grootste opening, ooit door menschenhanden in de oppervlakte der aarde gemaakt was min of meer elliptisch van vorm. Een ellips heeft, naar men weet, twee brandpunten. Zoo ook de Camberton-mijn, d. w. z. uit een financieel oog punt beschouwd. Deze twee brandpunten werden langzamer hand waarneembaar naarmate de financieele moeilijkheden grooter werden. Het eene brandpunt was de heer Magnus, die gaandeweg een man van beteekenis en invloed was ge worden; het andere was Benjie Benend, Het verleden van Benjie Benoni verloor zich in den on- doordringbaren nevel waarachter zich de intieme levensge schiedenis van zoo menig eminent man verbergt. Eerst be weerde men dat zijn wieg in het Eastend van Londen had ge staan, tot plotseling het Westend rechten op hem deed gelden. Hoe hij het eerst te Camberton was gekomen, en waarom, kon niemand met zekerheid zeggen, en hij zelf had nooit eenige geneigdheid aan dein dag gelegd om de verspreiding van juiste inlichtingen omtrent zijn persoon te bevorderen. Sommigen beweerden dat zijn oorspronkelijk kapitaal bestond uit 17 shiL ling en 6 pence; anderen stemden de 6 pence toe, doch loochen den de 17 shilling. Volgens het eene verhaal was hij zijn car rière begonnen als rondtrekkend liedjeszanger, het leven der mijnwerkers wat opvroolijkend in hun uren van rust en op die wijze een schamel stuk brood verdienend; volgens een an dere mythe had hij met goocheltoeren den kost opgehaald. Doch wat hij ook geweest mocht zijn, het feit viel niet te ont kennen, dat hij langzamerhand een macht in den staat was geworden. Er brak een tijd aan, dat Benjie en de heer Magnus tegenover elkander stonden als mededingers naar het opperge zag over de Camberton-mijn, twee brandpunten van een finan cieele ellips, elk trachtende den ander te verplaatsen. Of Benjie zou dien heer Magnus opslokken, of de heer Magnus Benjie opslokken. Gedurende eenigen tijd stonden de kansen nage-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 6