Licht enSchadw. 4 DB ZATERDAGAVOND. lu-omme sprongen van dien nu invali den Chinees, en de nu omvergetui- inelde dame. Maar wanneer hieit hem ontnomen werd, zou hij er niet om jammeren. Want dat kostbade goedje heeft zijn verbeelding niet voortdurend! kunnen bezighouden; hij heeft er zich niets andera bij' kunnen dienken, bij kun nen voorstellen, dan wat het ding was en moest vertonnen. Zulk. soort speelgoed is voor! hiet kind een dood' voorwierp, trots al het opgewonden leven daarin. Zeer veel liever dan een met alle finesses aangekDeedle pop zat het meisje een onaangekleed'e pop zien, die eenmaal van beteekenis en waar digheid1 verandeoten kan; nu een jong Mamaatje, dan weer Grootmoeder. Een pop als Scheveningsche gekleed of als Tiroolsche, blijft altijd) de Scheveningsche, de Tiroolschje juf frouw. Dé hoofdfout van het moderne speelgoed ligt daarin, dat het Veel te realistisch is, dat het de phantasie van het kind niet prikkelt of opwekt, maar eenvoudig verlamt. Evenzoo is het t© betreurfen, dat in d(e kinderkametris heel dikwijls de kasten oven Vul d zijn met speelgoed. De ware interesse voor het spel ver kwijnt dan rasch en gaat eindelijk gehjeel verloren. Daarbij verlwemt het de kinderen. Eerst verlangen zij al- leien naar mooie dingen, ten slotte eischen zij het van de ouders, en op deze wijze woitd't het egoïsme gevoed). Duizendmaal beter is loet den klei nen tevreden en dankbaar te leeren zijn met het eenvoudige. Dit een voudige geeft hun phantasie veel meer op tot verdefre ontwikkeling dan het mooiste, meest ingewikkelde dure speelgoed vermag te doen. Uit een plattelandschen gemeenteraad. De raad van het dorpje E. is in zit ting bijeen. Alle leden, zeven in ge tal, zijn present, E enige achtbare heeren stoppen een pijp, anderen, die een sterkeren prikkel noodig hebben, nemen een slaatje in hun mond. De burgervader zit in zijn hoogen fau teuil en overziet met ernstigen blik de vergadering. Hij is doordrongen van zijn waardigheid, van het hooge ge wicht dezer zittingdaarom legt hij zijn lange pijp neer, kijkt nog eens rond, klopt met zijn hamer op tafel en zegt niet krachtige stem Is men klaar? Dan zullen we maar beginnen, Aan de deur der raadkamer, die on middellijk aan de straat grenst, staat de veldwachter met zijn pet met groe nen rand op het hoofd en een dikken stok in de hand. Hij staat daar, als een schildwacht voor het paleis der koningin, Zijn gelaat is ook ernstig, streng officieel, bijna barsch, zooals het een goed ambtenaar in rijks- of gemeentedienst betaamt. Een, boertje stapt op het raadhuis toe en wil binnentreden. Nee, zegt de veldwachter, hem den weg versperrend. Laat mij er door, Dorus, ik wil de vergadering bijwonen Nee, herneemt Dorus onbeweeg lijk, dat kan nie, dat mag nie. 't Is een openbare zitting jong, zegt het hoertje, ik wil weten, wat ze tft vertellen hebben. De veldwachter blijft echter den toegang versperren en weigert hard nekkig den boer binnen te laten, die groot tumult begint te maken. Op het oogenblik dat de burgemees ter zegt,.Dan zullen we maar be ginnen," zijn de boer en de handha ver der openbare orde formeel met elkaar aan het vechten. De burger vader kijkt verstoord naar de deur en roept uit die verte Dorus, wat is daar aan de hand Hij wil er met alle geweld in. burgemeester, en dat mag toch om- mers nie, hij is geen lid van den raad. De burgemeester kijkt verstoord op Wie is het roept hij den veld wachter toe? Knelliske, de zwager van onzen wethouder. De burgemeester kijkt zijn raadsle den vragend aan. Men is gewoon, zonder getuigen tie vergaderen nog nooit heeft de openbare tribune, die Postduiven voor legergebruiBs. Sedert den Fransch-Duitschen oor log zijn postduiven in het Duitsche leger in gebruik voor het overbren gen van berichten en postdiuivensta- tions zijn verbonden aan bijna alle legerkorpsen. Heit belangrijkste van deze postdrui- veustatlons is gevestigd te Potsdam. De manschappen, die belast zijn miet het africhten, oplaten, enz. van de duiven zijn bereden 'en toegeriist met kooien, waarin die düeden woilden ge borgen, en die op den rug worden be vestigd als een ransel.. De depêches worden in kleine buisjes geborgen, die vastgemaakt worden ondier aan den vogel. Twee vogels zijn gewoon- 'k bestemd voor het overbrengen van gewone en vier voor dat van be langrijke dépêches. uit een oud'e, vermolmde banlc be staat, bezoekers gehad. En nu vooral wenscht de burgemeester geen getui gen in den raad. nu er een gewich tige kwestie te beslissen valt. We zijn steeds gewoon geweest, zonder pottekijkers tie vergaderen, bromt het achtbare hoofd, half luid. Daar springt de wethouder, de zwa ger van het nog steeds voor de deur wachtende Knelliske, op. Hij is een nog jonge man.' met schrandier gelaat. Met uw verlof burgemeester, zegt hij, in een boekje bladerend. Artii 43 der gemeentewet zegtDe vergade ring wordt in het openbaar gehouden. Wij moeten dus iedereen, die maar wil, binnenlaten. De burgemeester kijkt den spreker met toornig gelaat aan. De jonige wethouder is steeds de 'felle oppositie man in den raad, en wat het ergst is, hij is ook de knapste. De geheele gemeentewet heeft hij in zijn hoofd zitten. Doch de burgemeester wil zich door hem niet laten overbluffen en herneemt miet waardigheid Met uw verlof, Hannes Boer mans, gij leest dat artikel slechts ten halve. In artikel 43 staat nog meer Is lees daar Dei deuren worden geslo ten, wanneer het in gemeenten be neden de 20.000 zielen door drie, in de overige gemeenten door een vijfde der aanwezige leden wordt gevorder d of de voorzitter het noodig keurt. De voorzitter dat ben ik, de burgemeester, Hannes Boermans, als ik het dus noo dig keur, zal miet gesloten deuren be raadslaagd worden.' De raadsleden kijken elkander een weinig beduust aan. Er heerscht een pijnlijke stilte, welke het eerst dooi den veldwachter onderbroken wordt, die luide roept: Burgemeester, wat mot ik doen? Ze komen er vandaag gelijk op los. Daar is de barbier ook al en Willemke Konings met z'n jonge en ginds komt nog al eene an Meuge ze binne? De burgemeester bijt zich op de tanden. Dat is een complot, een afspraak, om de vergadering in de war te stu ren, zegt de voorzitter toornig. En daarom stel ik voor dat de deuren worden gesloten. Ik protesteer roept de onverbid delijke. oppositievoerende wethouder Hannes Boermans, 't Is tegen de wet. burgemeester, want art. 44 zegt, dat in een besloten vergaderingjniet be raadslaagd noch een besluit genomen kan_worden over de plaatselijke be grooting -en rekening en onderhand- sche aanbesteding van werken of leve- rantiën. E n ik geloof, dat wat in deze vergadering aan de orde zal ko men, middellijk of onmiddellijk er mee in verband staat. De gansche raad staat verstomd bij zooveel wetgeleerdheid en sommigen hebben er heimelijk genoegen in. dat de wethouder er zoo flink voor uit durft te, komen, Het zij zoo, herneemt de voor zitter, ik stem er ditmaal in toe, dat men de deuren openlate. Doch men vergete niet. dat er ook een artikel in de gemeentewet staat, dat mij de be voegdheid geef, zoo noodig te allen tijde de toehoorders huiten te zettten. Als gij op bladzijde 35 kijkt, zoo wendt hij zich tot den weerspanni- gen wethouder, dan ziet ge daar arti- Schetsen van DEKA. Jaloezie. 't Was een mooie avond geweest. De concertzaal vol menschen en vol geestdrift. Het orkest wierd ra zend toegejuicht, maar/ haar zuster nog meer. Wat 'n succes Al die oude juffrouwen van beider lei kunne, die zich zoo lang in het openbaar, achter den rug der belang hebbenden, hadden bezig gehouden met het wereldsche vak van het jonge meisje, haar zuster, hadd'en stom ge zeten, en waren aan het eind weer uitgebarsten in bravo's en applaus. Wat 'n talent had die Lena Schouten, wat 'n talent 1 Wat was zij gefêteerd later, in de bestuurskamer. Wat waren pa eninoe gefeliciteerd' door vrienden en kennis sen en door kunstkenners en kunst minnaars. En ook haar, Marie, waren een paar lovertjes van géTukwensch ten deel gevallen. Welzeker, ze was immers de zuster 'van Lena. De zuster van Lena! Ongeduldig, toornig stampte ze met den voet op den grond, toen ze 's avonds laat op de slaapkamer, van haar heiden kwam. Gelukkig was Lena door een bevriende familie mee naar huiten genomen, om een weekje op haar lauweren te rusten. Ze mocht zich niet overspannen. Dat talent moest zorgvuldig wobden bewaard, geen 'kruimpje mocht ervan verloren gaan. De zuster van Lena! Wat maalde zij er om. Ze wilde niet slechts ge kend worden als die zuster van die beroemdheid. Zij wilde gekend; wor den als Marie, als Marie moesten ze van haar houden, niet als d'e zuster van Lena wilde ze genoemd; worden. Nu wist zij wat het was, wat haar den geli eel en avond gehinderd had. „Scheelt je wat kind?" had moe be zorgd gevraagd, want het contrast was te sterk geweest. Hier de bloeien de, vroolijke Lena, dronken van ge luk, daar Marie, bleeker en. ouweLij- kter dan anders, met een trek van te leurstelling en wrok om den mond. Moe voelde iets van medelijden, hoe wel het medelijden wel wat mis plaatst was. Mijn hemel, de een had talenten en de ander niet. Maar Ma rie was toch een goed kind en daan bij een jo-ng meisje, 't Moest ook wel hard zijn zoo een zuster, en nog wel! een jongere, gefêteerd' te zien, en zelf voorbij te worden gegaan. Eri in een opwelling van goedheid trok zij Marie naar zich toe, en vroeg maar Marie had zich plotseling hoog en trotsch opgericht. „Of mij wat scheelt?" vroeg ze spot tend, alsof deze vraag.naar haabwel stand erg verwonderlijk was en nog nooit voorgekomen; of mij wat scheelt? Weineen. ik zie er gewoon uit, zoover ik woei Kijk eens naai- Lena, moe, wat wordt ze aangehaald en gecomplimenteerd. Maar half en half gerustgesteld had moe zich afgewend, en zóó was de avond voorbijgegaan. En Marie had zich goed gehouden, zichzelf gedwon gen niet èl te strak te kijken. Maai* nu nu ze alleen op do ka mer was nu ontspande zich lang zamerhand d'e hardheid der jonge trekken, en ze werden weer jong en zacht, en haast weemoedig. «Ze nam een kapspiegel op en bekeek er zich in. Vier en twintig jaar al! Kon je dat al aan haar zien,? Ja, natuurlijk! Hoewel, 't was niet zoo oud. 't Was de mooiste tijd. Honderden meisjes trouwen immers later, 't Viel haar zoo zwaar omdat Lena pas twee en- twintie- was. Ach, Lena, altijd die Lena. Moest, die dan in elke gedachte van haan lieerschen. Neen, haar digen gedachten wilde ze ten minste houden. Die waren goed, dat wist ze, ze was innerlijk veel beter dan Lena, omdat zij had leeren nadenken, en DE ZATERDAGAVOND. 5 kei 66, dat luidt: ,,De burgemeester is de voorzitter van den raadhij zorgt voor de handhaving der orde en is bevoegd, bevoegd herhaalt hij met nadruk, terwijl zijn oogen op Hannes Boermans rusten wanneer die orde op e enigerlei wijze door de toehoorders wordt verstoord, hen, die dit. doen, of alle toehoorders te. do-en vertrekken. Daarna zich tot den veldwachter wendende zegt hij Laat ze maar binnen, die nieuws gierigen, Dorus, doch blijf hier en waak voor de orde en rust. De veldwachter tikt met zijn wijs vinger tegen zijn pet eui gaat ter zijde staan om de belangstellenden in de gemeentezaken, vier in getal, door te laten. En nu terzake, vervolgt de bur gemeester. Wij kunnen onzen tijd wel beter gebruiken, dan idien ie- v erbeuzelen miet nietswaardige din gen. Laten we kort zijn, gij weet al len waarover het gaat. Ik vraag het woord, onderbreekt hem de wethouder. De burgemeester kijkt hem nijdig aan, doch zegt- niettemin Hannes Boermans heeft het woord." Burgermeester, begint Hannes, ik. weet. waarover hiet gaatik heb gis terenavond toevallig in, het Zwaantje gehoord, dat gij van plan waart, vijf lantaarns in het dom bij te zetten, wat ik, alvast bij voorbaat gezegd, geld weggooien vind. Maar wat ik op het oogenblik eigenlijk zeggen wil is dit. Ik weet, waaover het hier gaat, dat is zoo, maar niet als raadslid ik heb het zooals gezegd, alleen toe vallig gehoord. Op de oproepings briefjes, die, in passant gezegd, twee maal vierentwintig uren voor het hou den der vergadering aan- de leden van den raad bezorgd moeten worden, en ik heb het mijne pas gistermorgen gekregen moeten de zaken ver meld staan, waarvoor de vergadering belegd is, en nu constateer ik, dat dit niet is geschiedDaar protesteer ik tegen. De voorzitter kijkt den oppositieman met woedende blikken aan. Hij weet niet wat te antwoorden eindelijk ant woordt hij ,,Mij dunkt, wij doen be ter, voort te gaan met hetgeen thans aan de orde is. Ik stel dus voor vijf lantaarns in de kom der gemeente bij te plaatsenIk zal u, mijne heie ren. niet behoeven te overtuigen van de dringende noodzakelijkheid daar van Gij allen weet, hoe donker het 's avonds op sommige plaatsen onzer gemeente is, en gij weet ook. dat onze veldwachter de vorige week bijna het slachtoffer is geworden van hetvan hethier blijft hij even steken te weinig licht in onze gemeente. Op zijn nachtelijken rondgang door het dorp voor ons aller veiligheid liep hij, door de duisternis misleid, in de sloot achter de kerk en zou zeker verdronken zijn indien de sloot dieper ware geweest. Dorus was op dien avond zat, burgemeester, Toept een stem van de ..publieke tribune." Hij kwam uit de kaartclub, een nuchter mensch zal nie in de sloot loopen. Woede van den burgemeesterwild fonkelende oogen richten zich naar de tribune, dreigend opgeheven vuist van den in zijn eer aangeranden veld wachter, vroolijk gelach hijgde acht bare raadsleden. De burgemeester slaat met zijn voorzittershamer met geweld op de tafel, leest nogmaals met luider stem het vreeselijke arti kel 66 uit de gemeentewet vóór en ge last daarna den veldwachter den schuL dige uit de raadzaal te verwijderen. Als dit onder veel tumult geschied is, herneemt de burgemeester uiterlijk! kalm Mijne heeren, ge zijt dus allen doordrongen van de noodzakelijkheid van mijn voorstel? Welnu, dan is liet voorstel met algemieene stemmen aangenomen. En reeds wilde hij ter „bekrachti ging ruet den hamer op de tafel slaan als Hannes Boermans nog juist gele genheid heeft, het woord te vragen. Evlenals zoo menig oud volksge bruik. dat door minder poëtische tij den is verdrongen, nog hier en daar voortleeft in kinderspelen, ligt ook aan den vroolijken stoet, dien men op de plaat ziet afgebeeld, een oud fdest ten grondslag, dat eertijds van het strand der Oostzee tot in het zon nige Provence jaarlijks bij het begin van de Meimaand werd gevierd. Nog levend in innig verkeer met de na tuur, maar ook minder beschermd te- gien haar onhebbelijkheden, waren de menschen in de middeleeuwen Lena maar vroolijk voortleefde. En tjassus, wat was ze oud. Zij onder vinding, bah, ze wildle geen ondervin ding hebben, ze wilde jong zijn, en onbezorgd, en onnadenkend, fladde rend ais een bonte vlinder van bloem tot bloem. Al dat nadenken gaf je maar rimpels in je voorhoofd. Ze wilde net doen als Lena maar het talent dan? Dat had ze niet. En waar óm ook als Lena- Neen, ze wilde Ma rie zijn ©n blijven. Ach, lieve hemel, als ze nu ook nog haar oorspronke lijkheid te grabbelen gooide, om een' volksuitgave van haar jongere zuster te worden, dan kon ze zich zelf wel heelemaal wegcijferen. Maar wat scheelde haar toch van avond? Ze had moe afgegrauwd en zoo l'eelijk gekeken dat de meeste menschen maar heel gauw van haar waren weggegaan. Ze wist het niet. 't Was iets onverklaarbaars, nog nooit had ze zoo iets gehad. Neen waarachtig niet dat kon ze verkla ren. Maar dan was het dètt ook ge Een Meifeest. dubbel blij om het heengaan van den winter, die reeds in de heidensche periode beschouwd werd als een reus die den mensclien vijandig gezind was, en tegenover wien men als be lichaming van het schoone jaarge tijde den „Meigraaf' en de „Meigra vin" stelde. De dragers-van deze rol len werden door de dorpsbewoner^ uit hun midden gekozen, of het gebeurde dat de Meigraaf zelf zijn gezellin uit koos, door haar een bruidskrans aan te bieden. Bij het aanbreken van den eersten weest, wat ze al zoo lang heel stil in zichzelf had hooren fluisteren. Zou het dan toch jaloezie zijn? Bah! En opeens uitbrekend in een war me tranenvloed, wierp zij zich met het hoofd voorover op het bed, en snikte het mokkend uit. Jaloezie. En dat zij die altijd zoo'n zuiver ka rakter had willen houden. Moe was altijd haar ideaal geweest, moe had zoo'n gr'ooten invloed op haar inner lijk Beven uitgeoefend, door flinke en teedere leiding, van den beginne af. En Manite had karaktervorming gekregen. Ze was zachtmoedig en geduldig, opgewekt en flink gewor den bereid tot die kleine opofferin gen, en vriendelijkheden, die het le ven opvroolijken en gelukkig maken. Ze was in dit opzicht beter beter geslaagd, dan Lena, op wie moe wei nig invloied had gehad, die meer het mieter van pa had, luchtig en wuft. Gelukkig dat haar aangeborten talent die klëihe fouten goedmoedig verborg. Meidag hield dan het paar zijn in tocht in het dorp, omringd dooi" speelluiden, die opgewekte wijzen lieten weerklinken. En de uit het bosch gehaalde Meiboom werd op het dorpsplein opgesteld, waar met zang en dan© de terugkeer van het schoone jaargetijde werd gevierd. I-Ioe de jeugd alles nadoet, wat zij volwassenen ziet doen, ziet men op de plaat. In sommige dorpen van Duitschland wordt hiet Meifeest door* d'e kinderen nog met een optocht van het boisch naar het dorp gevierd. Burgemeester, zegt hij, 'tis mijn voornemen niet, met alle geweld op positie te voeren tegen uw voorstel doch alvorens er mijn stem aan te geven, wensch ik inlichtingen om trent d'e kosten der nieuwe lantaarns en de plaats waar gij ze denkt te zet ten. En allereerst wou ik u de vraag stellenHoeveel lantarens heeft de gemeente op het oogenblik Ik meen van achttien, wellicht ware het moge lijk, de kwestie op te lossen, door eenige lantarens, die om het zoo eens uit te drukken, toch maar voor spek en boonen er hij staan, te ver plaatsen, m. a. w. een betere plaats te geven. Ik kan Hannes Boermans be scheid geven op zijn eerste vraag, antwoordt de burgemeesteronze ge meente bezit niet achttien doch veer tien lantarens. Dat kan niet, antwoordt de wet houder. Zestien, op zri minst, zegt een ander raadslid!. Zeventien verklaart „een derde. En zoo geeft elk raadslid een ander cijfer op, doch altijd hooger dan het cijfer van den burgemeester. Deze wendt zich tot den veldwachter, en vraagt, of hij weet. hoeveel lantarens er in het dorp staan. De veldwach ter heeft een oogenblik het debat niet gevolgd en zegt„Zoo'n stuk of twin tig, burgemeester. Veertien, lomperd, bijt de burge meester hem to 6. Zestien achttien 1 twintig 1 zoo klinkt het in 't rond. Wij kunnen het voorstel van den burgemeester nilet aannemen, voor wij weten, hoeveel lantaarns er al zijn, herneemt Hannes Boermans. Daarom wil ik een motie indienen, om het voorstel tot een. volgende ver gadering aan te houden en eerst de lantaarns nauwkeurig te tellen. De motie wordt in stemming ge bracht en met zes tegen eén stem aan genomen. En de raad gaat onder gi'oote hilariteit uiteen om nauwkeu rig de lantaarns langs de wegen te tellen Numero 1898. ïk ben dokter en woonde sindis drie maanden in een klein Beiersch dorp je. Tot mijn spijt brak in de elerste acht weken van mijn verblijf aldaar geen epidemie uit, zoodat ik, nadat het bezoeken brengen en ontvangen afufedoopen was, veel vrijen tijd had. Mijn spreekuren had ik gesteld tus- schen drieën en zessen. Wat ik in deze drie uur deed? Ik moest thuis blijven, want het geval zou zich. heb ben kunnen voordoen, dat een pa tiënt verscheen. Studeeren ging niet, want ik wacht te en zoo gaat het met eiken dok ter zonder praktijk op het overha len der schel niet, even sterk verlan gen als een schrijver, die zijn penne- vruehten aan een uitgever heeft ge zonden. In die vervelende spreek- of beter zwijguren las ik uit pure vervteling Marie wist d.'at! Ze wist dat, door dat moe er vaak met haar over ge spreken had. Zij was zich van haar beter-ik bewust, en had altijd een soort van beschermende houding aan genomen onwillekeurig dus om haar kleinere, onbezonnener zuster. Ze wist dat die veel' te kort kwam, en wilde het gaarne trachten aan te vullen. Ze sprak vergoelijkend over de kleine karaktergebreken van Lena. En nu, opeens, met dit concert, wa ren de rollen omgekeerd. Wat zij zich in een geheel leven had trachten eigen te maken, aan goeds en edels, was in één oogenblik waardeloos ge n-den tegenover de schitterende stem van haar zuster, nota bene een aangeboren talent. Och, wat baatte het dan om goed en braaf te zijn? Daar werd je oud door en moe; de menschen vonden het heel pleizierig omdat dan niemand op je behoefde te letten. Je kon dan in geen zeven slooten tegelijk loopen. Maar eigenlijk vond iedereen het ven velend en saai. Ondeugd was aan een jong meisje gemakkelijker te ver1 geven dan saaiheid. De wereld liet die schepsels links liggen. En zoo ging het ook h&ar. Pa gaf al weinig meer om haar en moe evenmin. Bah nee, dat was niet waar. Dat was een leugen. Had moe vanavond niet da delijk gezien, dat haar wat schortte? Die gaf wèl om haai-, die lette wel op haar. Maar ze kreeg een slecht ge moed, dat was wat anders. Ze ver loor nog d& laatste eigenschap, die haar mooi maaJcte En snikkend sliep ze in. Anders dan haar zuster

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 8