Licht enSchadw.
4
DB ZATERDAGAVOND.
lu-omme sprongen van dien nu invali
den Chinees, en de nu omvergetui-
inelde dame.
Maar wanneer hieit hem ontnomen
werd, zou hij er niet om jammeren.
Want dat kostbade goedje heeft zijn
verbeelding niet voortdurend! kunnen
bezighouden; hij heeft er zich niets
andera bij' kunnen dienken, bij kun
nen voorstellen, dan wat het ding
was en moest vertonnen. Zulk. soort
speelgoed is voor! hiet kind een dood'
voorwierp, trots al het opgewonden
leven daarin.
Zeer veel liever dan een met alle
finesses aangekDeedle pop zat het
meisje een onaangekleed'e pop zien,
die eenmaal van beteekenis en waar
digheid1 verandeoten kan; nu een jong
Mamaatje, dan weer Grootmoeder.
Een pop als Scheveningsche gekleed
of als Tiroolsche, blijft altijd) de
Scheveningsche, de Tiroolschje juf
frouw.
Dé hoofdfout van het moderne
speelgoed ligt daarin, dat het Veel te
realistisch is, dat het de phantasie
van het kind niet prikkelt of opwekt,
maar eenvoudig verlamt.
Evenzoo is het t© betreurfen, dat in
d(e kinderkametris heel dikwijls de
kasten oven Vul d zijn met speelgoed.
De ware interesse voor het spel ver
kwijnt dan rasch en gaat eindelijk
gehjeel verloren. Daarbij verlwemt het
de kinderen. Eerst verlangen zij al-
leien naar mooie dingen, ten slotte
eischen zij het van de ouders, en op
deze wijze woitd't het egoïsme gevoed).
Duizendmaal beter is loet den klei
nen tevreden en dankbaar te leeren
zijn met het eenvoudige. Dit een
voudige geeft hun phantasie veel
meer op tot verdefre ontwikkeling
dan het mooiste, meest ingewikkelde
dure speelgoed vermag te doen.
Uit een plattelandschen
gemeenteraad.
De raad van het dorpje E. is in zit
ting bijeen. Alle leden, zeven in ge
tal, zijn present, E enige achtbare
heeren stoppen een pijp, anderen, die
een sterkeren prikkel noodig hebben,
nemen een slaatje in hun mond. De
burgervader zit in zijn hoogen fau
teuil en overziet met ernstigen blik de
vergadering. Hij is doordrongen van
zijn waardigheid, van het hooge ge
wicht dezer zittingdaarom legt hij
zijn lange pijp neer, kijkt nog eens
rond, klopt met zijn hamer op tafel
en zegt niet krachtige stem
Is men klaar? Dan zullen we
maar beginnen,
Aan de deur der raadkamer, die on
middellijk aan de straat grenst, staat
de veldwachter met zijn pet met groe
nen rand op het hoofd en een dikken
stok in de hand. Hij staat daar, als
een schildwacht voor het paleis der
koningin, Zijn gelaat is ook ernstig,
streng officieel, bijna barsch, zooals
het een goed ambtenaar in rijks- of
gemeentedienst betaamt.
Een, boertje stapt op het raadhuis
toe en wil binnentreden.
Nee, zegt de veldwachter, hem
den weg versperrend.
Laat mij er door, Dorus, ik wil
de vergadering bijwonen
Nee, herneemt Dorus onbeweeg
lijk, dat kan nie, dat mag nie.
't Is een openbare zitting jong,
zegt het hoertje, ik wil weten, wat ze
tft vertellen hebben.
De veldwachter blijft echter den
toegang versperren en weigert hard
nekkig den boer binnen te laten, die
groot tumult begint te maken.
Op het oogenblik dat de burgemees
ter zegt,.Dan zullen we maar be
ginnen," zijn de boer en de handha
ver der openbare orde formeel met
elkaar aan het vechten. De burger
vader kijkt verstoord naar de deur
en roept uit die verte
Dorus, wat is daar aan de hand
Hij wil er met alle geweld in.
burgemeester, en dat mag toch om-
mers nie, hij is geen lid van den raad.
De burgemeester kijkt verstoord op
Wie is het roept hij den veld
wachter toe?
Knelliske, de zwager van onzen
wethouder.
De burgemeester kijkt zijn raadsle
den vragend aan. Men is gewoon,
zonder getuigen tie vergaderen nog
nooit heeft de openbare tribune, die
Postduiven voor legergebruiBs.
Sedert den Fransch-Duitschen oor
log zijn postduiven in het Duitsche
leger in gebruik voor het overbren
gen van berichten en postdiuivensta-
tions zijn verbonden aan bijna alle
legerkorpsen.
Heit belangrijkste van deze postdrui-
veustatlons is gevestigd te Potsdam.
De manschappen, die belast zijn miet
het africhten, oplaten, enz. van de
duiven zijn bereden 'en toegeriist met
kooien, waarin die düeden woilden ge
borgen, en die op den rug worden be
vestigd als een ransel.. De depêches
worden in kleine buisjes geborgen,
die vastgemaakt worden ondier aan
den vogel. Twee vogels zijn gewoon-
'k bestemd voor het overbrengen
van gewone en vier voor dat van be
langrijke dépêches.
uit een oud'e, vermolmde banlc be
staat, bezoekers gehad. En nu vooral
wenscht de burgemeester geen getui
gen in den raad. nu er een gewich
tige kwestie te beslissen valt.
We zijn steeds gewoon geweest,
zonder pottekijkers tie vergaderen,
bromt het achtbare hoofd, half luid.
Daar springt de wethouder, de zwa
ger van het nog steeds voor de deur
wachtende Knelliske, op. Hij is een
nog jonge man.' met schrandier gelaat.
Met uw verlof burgemeester, zegt
hij, in een boekje bladerend. Artii
43 der gemeentewet zegtDe vergade
ring wordt in het openbaar gehouden.
Wij moeten dus iedereen, die maar
wil, binnenlaten.
De burgemeester kijkt den spreker
met toornig gelaat aan. De jonige
wethouder is steeds de 'felle oppositie
man in den raad, en wat het ergst
is, hij is ook de knapste. De geheele
gemeentewet heeft hij in zijn hoofd
zitten. Doch de burgemeester wil
zich door hem niet laten overbluffen
en herneemt miet waardigheid
Met uw verlof, Hannes Boer
mans, gij leest dat artikel slechts ten
halve. In artikel 43 staat nog meer
Is lees daar Dei deuren worden geslo
ten, wanneer het in gemeenten be
neden de 20.000 zielen door drie, in
de overige gemeenten door een vijfde
der aanwezige leden wordt gevorder d
of de voorzitter het noodig keurt. De
voorzitter dat ben ik, de burgemeester,
Hannes Boermans, als ik het dus noo
dig keur, zal miet gesloten deuren be
raadslaagd worden.'
De raadsleden kijken elkander een
weinig beduust aan. Er heerscht een
pijnlijke stilte, welke het eerst dooi
den veldwachter onderbroken wordt,
die luide roept: Burgemeester, wat
mot ik doen? Ze komen er vandaag
gelijk op los. Daar is de barbier ook
al en Willemke Konings met z'n jonge
en ginds komt nog al eene an
Meuge ze binne?
De burgemeester bijt zich op de
tanden.
Dat is een complot, een afspraak,
om de vergadering in de war te stu
ren, zegt de voorzitter toornig. En
daarom stel ik voor dat de deuren
worden gesloten.
Ik protesteer roept de onverbid
delijke. oppositievoerende wethouder
Hannes Boermans, 't Is tegen de wet.
burgemeester, want art. 44 zegt, dat
in een besloten vergaderingjniet be
raadslaagd noch een besluit genomen
kan_worden over de plaatselijke be
grooting -en rekening en onderhand-
sche aanbesteding van werken of leve-
rantiën. E n ik geloof, dat wat in
deze vergadering aan de orde zal ko
men, middellijk of onmiddellijk er
mee in verband staat.
De gansche raad staat verstomd bij
zooveel wetgeleerdheid en sommigen
hebben er heimelijk genoegen in. dat
de wethouder er zoo flink voor uit
durft te, komen,
Het zij zoo, herneemt de voor
zitter, ik stem er ditmaal in toe, dat
men de deuren openlate. Doch men
vergete niet. dat er ook een artikel in
de gemeentewet staat, dat mij de be
voegdheid geef, zoo noodig te allen
tijde de toehoorders huiten te zettten.
Als gij op bladzijde 35 kijkt, zoo
wendt hij zich tot den weerspanni-
gen wethouder, dan ziet ge daar arti-
Schetsen van DEKA.
Jaloezie.
't Was een mooie avond geweest.
De concertzaal vol menschen en
vol geestdrift. Het orkest wierd ra
zend toegejuicht, maar/ haar zuster
nog meer.
Wat 'n succes
Al die oude juffrouwen van beider
lei kunne, die zich zoo lang in het
openbaar, achter den rug der belang
hebbenden, hadden bezig gehouden
met het wereldsche vak van het jonge
meisje, haar zuster, hadd'en stom ge
zeten, en waren aan het eind weer
uitgebarsten in bravo's en applaus.
Wat 'n talent had die Lena Schouten,
wat 'n talent 1
Wat was zij gefêteerd later, in de
bestuurskamer. Wat waren pa eninoe
gefeliciteerd' door vrienden en kennis
sen en door kunstkenners en kunst
minnaars. En ook haar, Marie, waren
een paar lovertjes van géTukwensch
ten deel gevallen. Welzeker, ze was
immers de zuster 'van Lena.
De zuster van Lena! Ongeduldig,
toornig stampte ze met den voet op
den grond, toen ze 's avonds laat op
de slaapkamer, van haar heiden
kwam. Gelukkig was Lena door een
bevriende familie mee naar huiten
genomen, om een weekje op haar
lauweren te rusten. Ze mocht zich
niet overspannen. Dat talent moest
zorgvuldig wobden bewaard, geen
'kruimpje mocht ervan verloren gaan.
De zuster van Lena! Wat maalde
zij er om. Ze wilde niet slechts ge
kend worden als die zuster van die
beroemdheid. Zij wilde gekend; wor
den als Marie, als Marie moesten ze
van haar houden, niet als d'e zuster
van Lena wilde ze genoemd; worden.
Nu wist zij wat het was, wat haar
den geli eel en avond gehinderd had.
„Scheelt je wat kind?" had moe be
zorgd gevraagd, want het contrast
was te sterk geweest. Hier de bloeien
de, vroolijke Lena, dronken van ge
luk, daar Marie, bleeker en. ouweLij-
kter dan anders, met een trek van te
leurstelling en wrok om den mond.
Moe voelde iets van medelijden, hoe
wel het medelijden wel wat mis
plaatst was. Mijn hemel, de een had
talenten en de ander niet. Maar Ma
rie was toch een goed kind en daan
bij een jo-ng meisje, 't Moest ook wel
hard zijn zoo een zuster, en nog wel!
een jongere, gefêteerd' te zien, en zelf
voorbij te worden gegaan.
Eri in een opwelling van goedheid
trok zij Marie naar zich toe, en vroeg
maar Marie had zich plotseling
hoog en trotsch opgericht.
„Of mij wat scheelt?" vroeg ze spot
tend, alsof deze vraag.naar haabwel
stand erg verwonderlijk was en nog
nooit voorgekomen; of mij wat
scheelt? Weineen. ik zie er gewoon
uit, zoover ik woei Kijk eens naai-
Lena, moe, wat wordt ze aangehaald
en gecomplimenteerd.
Maar half en half gerustgesteld had
moe zich afgewend, en zóó was de
avond voorbijgegaan. En Marie had
zich goed gehouden, zichzelf gedwon
gen niet èl te strak te kijken.
Maai* nu nu ze alleen op do ka
mer was nu ontspande zich lang
zamerhand d'e hardheid der jonge
trekken, en ze werden weer jong en
zacht, en haast weemoedig. «Ze nam
een kapspiegel op en bekeek er zich
in. Vier en twintig jaar al! Kon je dat
al aan haar zien,? Ja, natuurlijk!
Hoewel, 't was niet zoo oud. 't Was
de mooiste tijd. Honderden meisjes
trouwen immers later, 't Viel haar
zoo zwaar omdat Lena pas twee en-
twintie- was. Ach, Lena, altijd die
Lena. Moest, die dan in elke gedachte
van haan lieerschen. Neen, haar
digen gedachten wilde ze ten minste
houden. Die waren goed, dat wist ze,
ze was innerlijk veel beter dan Lena,
omdat zij had leeren nadenken, en
DE ZATERDAGAVOND.
5
kei 66, dat luidt: ,,De burgemeester
is de voorzitter van den raadhij
zorgt voor de handhaving der orde
en is bevoegd, bevoegd herhaalt hij
met nadruk, terwijl zijn oogen op
Hannes Boermans rusten wanneer
die orde op e enigerlei wijze door de
toehoorders wordt verstoord, hen, die
dit. doen, of alle toehoorders te. do-en
vertrekken.
Daarna zich tot den veldwachter
wendende zegt hij
Laat ze maar binnen, die nieuws
gierigen, Dorus, doch blijf hier en
waak voor de orde en rust.
De veldwachter tikt met zijn wijs
vinger tegen zijn pet eui gaat ter zijde
staan om de belangstellenden in de
gemeentezaken, vier in getal, door
te laten.
En nu terzake, vervolgt de bur
gemeester. Wij kunnen onzen tijd
wel beter gebruiken, dan idien ie-
v erbeuzelen miet nietswaardige din
gen. Laten we kort zijn, gij weet al
len waarover het gaat.
Ik vraag het woord, onderbreekt
hem de wethouder.
De burgemeester kijkt hem nijdig
aan, doch zegt- niettemin Hannes
Boermans heeft het woord."
Burgermeester, begint Hannes, ik.
weet. waarover hiet gaatik heb gis
terenavond toevallig in, het Zwaantje
gehoord, dat gij van plan waart, vijf
lantaarns in het dom bij te zetten,
wat ik, alvast bij voorbaat gezegd,
geld weggooien vind. Maar wat ik op
het oogenblik eigenlijk zeggen wil is
dit. Ik weet, waaover het hier gaat,
dat is zoo, maar niet als raadslid
ik heb het zooals gezegd, alleen toe
vallig gehoord. Op de oproepings
briefjes, die, in passant gezegd, twee
maal vierentwintig uren voor het hou
den der vergadering aan- de leden
van den raad bezorgd moeten worden,
en ik heb het mijne pas gistermorgen
gekregen moeten de zaken ver
meld staan, waarvoor de vergadering
belegd is, en nu constateer ik, dat dit
niet is geschiedDaar protesteer
ik tegen.
De voorzitter kijkt den oppositieman
met woedende blikken aan. Hij weet
niet wat te antwoorden eindelijk ant
woordt hij ,,Mij dunkt, wij doen be
ter, voort te gaan met hetgeen thans
aan de orde is. Ik stel dus voor vijf
lantaarns in de kom der gemeente bij
te plaatsenIk zal u, mijne heie
ren. niet behoeven te overtuigen van
de dringende noodzakelijkheid daar
van Gij allen weet, hoe donker
het 's avonds op sommige plaatsen
onzer gemeente is, en gij weet ook.
dat onze veldwachter de vorige week
bijna het slachtoffer is geworden van
hetvan hethier blijft hij
even steken te weinig licht in onze
gemeente. Op zijn nachtelijken
rondgang door het dorp voor ons aller
veiligheid liep hij, door de duisternis
misleid, in de sloot achter de kerk en
zou zeker verdronken zijn indien de
sloot dieper ware geweest.
Dorus was op dien avond zat,
burgemeester, Toept een stem van de
..publieke tribune." Hij kwam uit de
kaartclub, een nuchter mensch zal
nie in de sloot loopen.
Woede van den burgemeesterwild
fonkelende oogen richten zich naar
de tribune, dreigend opgeheven vuist
van den in zijn eer aangeranden veld
wachter, vroolijk gelach hijgde acht
bare raadsleden. De burgemeester
slaat met zijn voorzittershamer met
geweld op de tafel, leest nogmaals
met luider stem het vreeselijke arti
kel 66 uit de gemeentewet vóór en ge
last daarna den veldwachter den schuL
dige uit de raadzaal te verwijderen.
Als dit onder veel tumult geschied is,
herneemt de burgemeester uiterlijk!
kalm
Mijne heeren, ge zijt dus allen
doordrongen van de noodzakelijkheid
van mijn voorstel? Welnu, dan is
liet voorstel met algemieene stemmen
aangenomen.
En reeds wilde hij ter „bekrachti
ging ruet den hamer op de tafel slaan
als Hannes Boermans nog juist gele
genheid heeft, het woord te vragen.
Evlenals zoo menig oud volksge
bruik. dat door minder poëtische tij
den is verdrongen, nog hier en daar
voortleeft in kinderspelen, ligt ook
aan den vroolijken stoet, dien men
op de plaat ziet afgebeeld, een oud
fdest ten grondslag, dat eertijds van
het strand der Oostzee tot in het zon
nige Provence jaarlijks bij het begin
van de Meimaand werd gevierd. Nog
levend in innig verkeer met de na
tuur, maar ook minder beschermd te-
gien haar onhebbelijkheden, waren
de menschen in de middeleeuwen
Lena maar vroolijk voortleefde. En
tjassus, wat was ze oud. Zij onder
vinding, bah, ze wildle geen ondervin
ding hebben, ze wilde jong zijn, en
onbezorgd, en onnadenkend, fladde
rend ais een bonte vlinder van bloem
tot bloem. Al dat nadenken gaf je
maar rimpels in je voorhoofd. Ze
wilde net doen als Lena maar het
talent dan? Dat had ze niet. En waar
óm ook als Lena- Neen, ze wilde Ma
rie zijn ©n blijven. Ach, lieve hemel,
als ze nu ook nog haar oorspronke
lijkheid te grabbelen gooide, om een'
volksuitgave van haar jongere zuster
te worden, dan kon ze zich zelf wel
heelemaal wegcijferen.
Maar wat scheelde haar toch van
avond? Ze had moe afgegrauwd en
zoo l'eelijk gekeken dat de meeste
menschen maar heel gauw van haar
waren weggegaan. Ze wist het niet.
't Was iets onverklaarbaars, nog
nooit had ze zoo iets gehad. Neen
waarachtig niet dat kon ze verkla
ren. Maar dan was het dètt ook ge
Een Meifeest.
dubbel blij om het heengaan van den
winter, die reeds in de heidensche
periode beschouwd werd als een reus
die den mensclien vijandig gezind
was, en tegenover wien men als be
lichaming van het schoone jaarge
tijde den „Meigraaf' en de „Meigra
vin" stelde. De dragers-van deze rol
len werden door de dorpsbewoner^ uit
hun midden gekozen, of het gebeurde
dat de Meigraaf zelf zijn gezellin uit
koos, door haar een bruidskrans aan
te bieden.
Bij het aanbreken van den eersten
weest, wat ze al zoo lang heel stil in
zichzelf had hooren fluisteren. Zou
het dan toch jaloezie zijn? Bah!
En opeens uitbrekend in een war
me tranenvloed, wierp zij zich met
het hoofd voorover op het bed, en
snikte het mokkend uit. Jaloezie. En
dat zij die altijd zoo'n zuiver ka
rakter had willen houden. Moe was
altijd haar ideaal geweest, moe had
zoo'n gr'ooten invloed op haar inner
lijk Beven uitgeoefend, door flinke
en teedere leiding, van den beginne
af. En Manite had karaktervorming
gekregen. Ze was zachtmoedig en
geduldig, opgewekt en flink gewor
den bereid tot die kleine opofferin
gen, en vriendelijkheden, die het le
ven opvroolijken en gelukkig maken.
Ze was in dit opzicht beter beter
geslaagd, dan Lena, op wie moe wei
nig invloied had gehad, die meer het
mieter van pa had, luchtig en
wuft. Gelukkig dat haar aangeborten
talent die klëihe fouten goedmoedig
verborg.
Meidag hield dan het paar zijn in
tocht in het dorp, omringd dooi"
speelluiden, die opgewekte wijzen
lieten weerklinken. En de uit het
bosch gehaalde Meiboom werd op
het dorpsplein opgesteld, waar met
zang en dan© de terugkeer van het
schoone jaargetijde werd gevierd.
I-Ioe de jeugd alles nadoet, wat zij
volwassenen ziet doen, ziet men op
de plaat. In sommige dorpen van
Duitschland wordt hiet Meifeest door*
d'e kinderen nog met een optocht van
het boisch naar het dorp gevierd.
Burgemeester, zegt hij, 'tis mijn
voornemen niet, met alle geweld op
positie te voeren tegen uw voorstel
doch alvorens er mijn stem aan te
geven, wensch ik inlichtingen om
trent d'e kosten der nieuwe lantaarns
en de plaats waar gij ze denkt te zet
ten. En allereerst wou ik u de vraag
stellenHoeveel lantarens heeft de
gemeente op het oogenblik Ik meen
van achttien, wellicht ware het moge
lijk, de kwestie op te lossen, door
eenige lantarens, die om het zoo
eens uit te drukken, toch maar voor
spek en boonen er hij staan, te ver
plaatsen, m. a. w. een betere plaats
te geven.
Ik kan Hannes Boermans be
scheid geven op zijn eerste vraag,
antwoordt de burgemeesteronze ge
meente bezit niet achttien doch veer
tien lantarens.
Dat kan niet, antwoordt de wet
houder.
Zestien, op zri minst, zegt een
ander raadslid!.
Zeventien verklaart „een derde.
En zoo geeft elk raadslid een ander
cijfer op, doch altijd hooger dan het
cijfer van den burgemeester. Deze
wendt zich tot den veldwachter, en
vraagt, of hij weet. hoeveel lantarens
er in het dorp staan. De veldwach
ter heeft een oogenblik het debat niet
gevolgd en zegt„Zoo'n stuk of twin
tig, burgemeester.
Veertien, lomperd, bijt de burge
meester hem to 6.
Zestien achttien 1 twintig 1 zoo
klinkt het in 't rond.
Wij kunnen het voorstel van den
burgemeester nilet aannemen, voor
wij weten, hoeveel lantaarns er al
zijn, herneemt Hannes Boermans.
Daarom wil ik een motie indienen,
om het voorstel tot een. volgende ver
gadering aan te houden en eerst de
lantaarns nauwkeurig te tellen.
De motie wordt in stemming ge
bracht en met zes tegen eén stem aan
genomen. En de raad gaat onder
gi'oote hilariteit uiteen om nauwkeu
rig de lantaarns langs de wegen te
tellen
Numero 1898.
ïk ben dokter en woonde sindis drie
maanden in een klein Beiersch dorp
je. Tot mijn spijt brak in de elerste
acht weken van mijn verblijf aldaar
geen epidemie uit, zoodat ik, nadat
het bezoeken brengen en ontvangen
afufedoopen was, veel vrijen tijd had.
Mijn spreekuren had ik gesteld tus-
schen drieën en zessen. Wat ik in
deze drie uur deed? Ik moest thuis
blijven, want het geval zou zich. heb
ben kunnen voordoen, dat een pa
tiënt verscheen.
Studeeren ging niet, want ik wacht
te en zoo gaat het met eiken dok
ter zonder praktijk op het overha
len der schel niet, even sterk verlan
gen als een schrijver, die zijn penne-
vruehten aan een uitgever heeft ge
zonden.
In die vervelende spreek- of beter
zwijguren las ik uit pure vervteling
Marie wist d.'at! Ze wist dat, door
dat moe er vaak met haar over ge
spreken had. Zij was zich van haar
beter-ik bewust, en had altijd een
soort van beschermende houding aan
genomen onwillekeurig dus om
haar kleinere, onbezonnener zuster.
Ze wist dat die veel' te kort kwam,
en wilde het gaarne trachten aan te
vullen. Ze sprak vergoelijkend over de
kleine karaktergebreken van Lena.
En nu, opeens, met dit concert, wa
ren de rollen omgekeerd. Wat zij
zich in een geheel leven had trachten
eigen te maken, aan goeds en edels,
was in één oogenblik waardeloos ge
n-den tegenover de schitterende
stem van haar zuster, nota bene een
aangeboren talent.
Och, wat baatte het dan om goed
en braaf te zijn? Daar werd je oud
door en moe; de menschen vonden
het heel pleizierig omdat dan niemand
op je behoefde te letten. Je kon dan
in geen zeven slooten tegelijk loopen.
Maar eigenlijk vond iedereen het ven
velend en saai. Ondeugd was aan
een jong meisje gemakkelijker te ver1
geven dan saaiheid. De wereld liet
die schepsels links liggen. En zoo
ging het ook h&ar. Pa gaf al weinig
meer om haar en moe evenmin. Bah
nee, dat was niet waar. Dat was een
leugen. Had moe vanavond niet da
delijk gezien, dat haar wat schortte?
Die gaf wèl om haai-, die lette wel op
haar. Maar ze kreeg een slecht ge
moed, dat was wat anders. Ze ver
loor nog d& laatste eigenschap, die
haar mooi maaJcte
En snikkend sliep ze in.
Anders dan haar zuster