NIEUWS" EN ADVERTENTIEBLAD
Hkestgelezen Hagfolad in Haarlem en Om^creken.
)e Gouvernante.
2öe Jaargang
Woensdag 27 Mei I9Ub.
No. 6106
DAGBLAD
Atoojanementsprljs
Voer Haarlem per 3 maandenf 1.20
Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der
gemeente), per 3 maanden1.30
Firanco door het geheels Rijk, per 3 maanden1.65
Afscnderlijke nummers 0.02 V*
Geüinatreerd Zondagsblad, voor R&arlem, per 3 maanden0.37V®
de omstreken en franco per post. 0.45
Ad.vertentlën
V&E 15 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem
is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels f 0.75, elke regel meer f 0.15.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Reclames 30 Cent per regel.
Bureaus: Zolder BuUenspaarnc No. 6,
Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122,
Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724.
U!tg#ss dw Vennootschap Lourens Cosier- Directeur: J. C. PEEREBOOM.
fin AdvarttfiiüÈa. wcM®sl ssangenomtn door onzs Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantierg. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën
#3: Reclames betreffend® Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan hst Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam.
DM bSstdr wortsohljnf dagoHJka, bmhatwm ce Zon- oa Foostdagon.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère LBAVBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs 3Ibis Faubourg Montmartre.
Haarlem s Dagblad Tan 27 Mei
bevat o.a.
De Macedonische kwestie, De
gruwelen in Kischiuew, Wijkver
pleging en Wijkverpleegster, De
Koningianeweek te Amsterdam,
Prov. Staten van N.-Holland.
Wijkverpleging en
Wijkverpleegster.
„Is zuster Slotenmaker thuis?"
„Nog niet", zegt de vrouw van den
bewaarder van het gebouw van den
[Nederl. Protestantenbond op de Nieuwe
Gracht, „maar komt u even binnen, t Is
bij twaalven, de zuster zal wel zoo da
delijk komen".
En wanneer ik enkele minuten zit te
wachten en onwillekeurig aan 't soezen
raak, heb ik heel niet gemerkt, dat zus
ter Slotemaker binnengekomen is, totdat
een bedaarde stem 'goeien dag zegt en
ik zuster Slotemaker tegenover mij
plaats zie nemen, kalm glimlachend
door hare brilleglazen heen, met de
rustige bewegingen van de ervaren ver
pleegster de handen in den schoot leg
gende.
„Zuster, ik heb een circulaire in mijn
i bus gevonden, waarbij steun wordt ge
vraagd voor de wijkverpleging van -den
jProtestantenbond. Ilc zou er in de cou
rant wel een en ander over willen zeg
gen".
„Ja, wat wilt u eigenlijk weten", zegt
zuster Slotemaker, vriendelijk maar mei
een klein beetje voorzichtigheid tegen
over zoo'n krantenman, waar je toch
maar voorzichtig mee wezen moet!
„Och, zoowat van alles. U heeft het
druk, niet waar? Wie bezoekt u eigen
lijk?
„Iedereen, die mijn hulp inroept. Wij
maken geenerlei onderscheid van denk.
wijs of religie. -Alleen stel ik als voor
waarde, dat de patient een dokter heeft.
Veelal wordt dan ook door de doctoren
mijn hulp ingeroepen. Is het de patient
zelf, dan vraag Ut hem eerst wie zijn1
dokter is en stuur dezen dan een bood
schap. Anders zou het op kwakzalverij
gaan gelijken".
„En hoe oud zijn uw patiënten wel?"
I Daar moest zuster Slotemaker om
lachen. „Die hebben geen bepaalden
leeftijd", zei ze. „Mijn oudste patient op
pit 0 ogen blik is 98 jaar en mijn jongste
een jaar of vier en de anderen zijn er
lusschenin. Ik heb het wel volhandig,
it kunt u begrijpen en daarom zouden
Bestuur en ik zoo graag nog een
eede zuster hebben als we het konden
stalen. De stad wordt zooveel grooter.
Iet heen- en weerloopen gaat er zooveel
tostelijke tijd nutteloos verloren. Wts
nog qen tweede zuster, dan zouden
e samen de sta l kunnen verdeelen en
leer werk doen. Maar ziet u", zei ze
ie er haastig bij, „nu gebeurt het wel,
lat sommige doctoren zeggen: „zus-
als we eens een verpleegster noo-
hebben, dan vragen we je maarniet,
ant je hebt het toch al zoo druk".
pat vind ik niet prettig, ik heb maar
liever, dat iedereen, die mij noodig denkt
te hebben, komt. Als ik eenigszins kan.
kom ik en anders, ja anders dan zeg ik
het wel".
Ilt opperde de veronderstelling, dat de
zuster wed' niet uit waken zou gaan,
want dag en nacht werken gaat zeker
niet. Nu, als regel deed ze dat dan ook
niet, „maar als ik gehaald word en het
noodig is, dan ga ik toch een enkelen
keer wel waken".
„En waar gaat u? alleen bij onbemid-
d'elden?"
„Volstrekt niet. On- en minvermogen
den natuurlijk wel! bet ineeist en 'die
worden gratis geholpen, maar ik kom
ook wel bij meer gegoeden. Van wat die
geven kunnen weer allerlei dingen ge
kocht worden voor de armen, ijszakken
bijvoorbeeld en andere verplegings-arti-
kelen, die zoo duur zijn".
Toen ik kwam had ik beneden bij den
ingang van 't sousterrain al een rijtje
kinderen zien staan wachten. „Dat zijn
mijn kleine patientjes", zei zuster Slote.
maker, „meestal schoolkinderen, die ik
na twaalven zoo even helpen kan. Hoe
veel er dan zoo komen? Dertig of daar
omtrent. Maar daarbij heb ik hulp van
een paar jonge dames, anders zou ik dat
niet alleen af kunnen".
We gingen even naar beneden om te
kijken, ,,'t Is hier een beetje primitief,"
zei de zuster en- ik kon haar niet tegen
spreken. De gelegenheid bestaat uil
twee kamertjes, die ook wel hokjes mo
gen heeten en waar juist een jonge assis
tente bezig was een van de kinderen een
nuttige hoofdwassching te geven. Die
kwamen nog wel eens meer voor. In
een van de kamertjes staat een badkuip
„daar krijgen, de kinderen medici
nale baden in", zei zuster Slotemaker,
„maar natuurlijk alleen op medisch
voorschrift. Een enkelen keer, b.v. als
de moeder in een gezin ziek is, geef ik
den kinderen hier ook wel eens een rei-
nigingsbad".
Dit is het eenvoudige verhaal van mijn
eenvoudig praatje met zuster Slotema
ker. En het doel daarvan? Eenig en al
leen om aan de 'lezers een denkbeeld
te geven van 'het groote nut, dat een
vriendelijke vrouw doet aan zieken en
zwakken, aan ouden en kinderen, door
ie reinigen, te verbinden, te verplegen
,in elk opzicht te zorgen dat een zieke
in huis kan blijven; door daar eens op
te ruimen, na te zien, toe te spreken,
af en toe ook wel eens door wat klin-
keads op tafel te leggen de armoe is
vaak zoo groot. En wanneer er zijn, die
dit goede werk willen bevorderen, dan
kunnen zij hun penningske offeren bij
de secretaresse der' commissie Mej. A.
Blok van Laer, "Wilhelminastraat 63.
Het kan moeilijk beter besteed zijn!
j C. P.
Buitenlandsch Nieuws
Engeknd.
Iii 'Engeland komen geen duels
meer voor. Toch moesten de Engelsche
bladen van Zaterdag twee berichten
over een duel opnemen. Vooreerst heen
McBride, de echtgenoot van Maud Gon-
ne, aanstoot genomen aan woorden van
John Redmond, Over het bekende op
stootje te Dublin schrijvende, had deze
gezegd, dat als Mevr. McBride geen
vrouw was geweest, de onruststokers
wel sneller verwijderd zouden zijn.
McBride zegt nu in een briefje uit Pa
rijs aan de Enigelsche pers, dat Redmond
en zijn vrienden blijkbaar betreurden,
dat Maud Gonne's echtgenoot niet te
genwoordig was. Helaas kan hij echter
vooreerst niet in Ierland komen (hij zou
evenals Lynch als landverrader in den
Boerenoorlog in da gevangenis belan
den), maar als zij naar Franschen trant
genoeg do en ing van hem willen hebben,
is hij tot hun dienst. Dit is een duel,
waarvan wel niets komen zal Het an
dere heeft kans door te gaan, of is mis
schien reeds doorgegaan. Prins Radzi-
wil-l, attaché van het Russische gezant
schap te Londen, en graaf SizzoJv'orris
hebben onder het spel twist gekregen
en zullen dat aan den overkant van het
Kanaal uitvechten.
Rusland
Dc grujvelen in Kischinew.
Tolstoï en Maxim Gorki hebben,
desgevraagd, een en ander gezegd
over de gruwelen te Kischinew.
Tolstoï had er niet veel zin in, want
hij is geien publicist, zegt hij.
Toch kan het hen, di<e zijn alge
meen© godsdienst- en wereldbeschou
wingen kennen, niet vr/eemd zijn,
hoe hij er over denkt.
■Hij schrijft o.a.:
Mijn verhouding tot de in Kischi
new gepleegde misdaden wordlt ook
door mijne godsdienstige wereldbe
schouwing vanzelve bepaald. Nog
voordat ik alle bijzonderheden, wel
ke daarna openbaar werden giemaakt
kcnd'e, spoedig na bet eerste kran
tenbericht begreep ik al het gru
welijke van het gebeurde en onder
vond ik een diep en gemengd gevoel
van medelijden voor de onschuldige
offers van de beestachtigheid der
menigte, een gevoel van verwondering
over de dierlijkheid dezer lieden, d'e-
ze schijn-Christenen, van afschuwen
diepe walging voor die zoogenaamde
„beschaafde" iriensclien, die de me
nigte ophitsten en hen in hunne ge
welddaden ondersteundetn; ook on
dervond ik eene gewaarwording van
ontzetting voor de eigenlijke stich
ters van h'et bloedbad, voor onze re
geer'mg, bare, de lieden bedriegende
fanatieke geestelijkheid en hare roof
zuchtige bende d'er Tschinowniki. De
Kischinewsche moord is een direct
gevolg van de leugen en van de ge
welddadige handelwijze, welke met
zulk eene hardnekkigheid door de
Russische iregeering werd uitgeo'e-
fend.
De verhouding der regeering tot
dit voorval is slechts een nieuw be
wijs van baar grove zelfzucht, welke
voor geen gruwzaamheid terugschrikt
indien het de onderdrukking van eene
haar gevaarlijk toeschijnende bewe
ging geldt, en van hare volkomen on-
verscbilliigkeiid, (gelijk staiande met
de onverschilligheid van de Turksche
regeering tegenover de Armenische
slachting) met betrekking tot devree-
selïjkste'moordaanslagen, als deze
hare belangen niet raken.
Maxim Gorki schrijft o.a.:
Wie draagt de schuld van deze val-
sche misdaad, die om zoo te zeggen
op ons allë.n eene bloedige vlek
werpt? De schuld van deze bevlekking
welke zelfs eeuwen van de treurige
geschiedenis van ons duister land
niet zullen kunnen uitwisschen?
Het zou onrechtvaardig en ook al
te gemakkelijk zijn, om de „menig
te", die de Joden vermoordde, tever-
oordeelen; neen de schuld moet wor
den geweten aan het verderfelijke
bewustzijn dat haar tot dezen roof
en moord dreef. Naar men weet,
werd de menigte in Kischinew door
lieden uit de intelligente 'klasse der
maatschappij aangevoerd; maar wat
is eigenlijk de Russische „intelligen
te Maatschappij?" Deze is ook eene
menigte, en wel een veel ergere dan
die van het,,volk", omdat ons volk
door zijn zwaar, kommervol leven op
gestookt is en blind gemaakt en in de
boeien geslagen wordt door de kunst
matige duisternis, welke liet geheel
aangeeft
De intelligente menigte echter is
een hoop laffe slaven, die, terwijl
zij het gevoel van de zelfachting en
van het bewustzijn harer rechten be
rooft, bereid is om voor iedere macht
de knie te buigen, die bereid is om
elke leugen voor waar aan te nemen,
alleen omdat zij in hare rust niet
wenscht gestoord te worden, eene
krachtelooze, onrechtvaardige, akelige
menigte, gansch zonder bewustzijn,
en etene schaamtelooze, niettegen
staande baar fatsoenlijk uiterlijk.
Van de onteerende en afgrijselijke
daad. die in Kischinew werd vol
bracht, draagt onze intelligente
maatschappij niet minder d'e schuld
dan de actieve moordenaars en ge
weldenaars.
Tnrkye.
De Macedonische kwestie.
Er zijn ten behoeve van het derde le
gerkorps in den laatstee tijd 16 aanvul-
lingsbataljons gemobiliseerd. Daardoor
is de sterkte van dit korps, dat in de
wilajets Saloniki, Uskub, Monastir,
Skoetari en Janina opereert, op rond
140.000 man gebracht. Twee derden hier
van zijn beschikbaar om tegen de op
standelingen op te treden, wat dan ook,
sedert meer strikte bevelen van Kon-
stantinopei zijn gekomen, met succes
heet te geschieden. Met name in Mona-
stir zouden ne benden afnemen.
De correspondent te Weenen van de
N. R. Cl. schrijft:
Marco Stojan, de man die de bank te
Saloniki in de lucht heeft laten sprin
gen, hec-ft gezegd dat hij schuld bekend
heeft niet om zijn leven te redden, maar
uit verontwaardiging over de hoofden
van het revolutionaire comité, die hem
en zijn kameraden verteld hadden dat
als de aanslag uitgevoerd was, Saloniki
door de bemanningen der vreemde sche
pen zou bezet worden. Nu het blijkt dat
Europa niet tusschen beiden komen wil,
ziet Stojan dat man hem bedrogen heeft.
En om dit bekend te maken en te laten
zien wat voor ellendige kerels die aan
voerders zijn, heeft hij zich laten pak
ken en verwacht zijn lot met gelaten
heid.
8**e sa 1 i S t® ia,
Uit bet Engelsch
naar
DOROTHEA GERARD.
i Zij wist, dat de man meer om baar
eld kwam dan om baar zelf, maar zij
touwde hem, omdat zij dan misschien
en kind zou krijgen en ook omdat bij
Iïelmatige trekken had. betgeen des
meer 1 oop gaf om haar wenscb ver-
ld te zien.
En toen volgde een groote teleur-
telling. want zij bleef kinderloos.
Op haar veertigste jaar werd zij
'eduwe en besloot nooit weer te trou-
ten (minnen met regelmatig gelaat
i Ieelijke vrouwen zijn meestal geen
iodel-e?htgenooten). Zoo nu en dan
haar het idéé een kind aan
1 nemen, om zoodoende wat meer
leur in haar leven te brengen. Maar
energie ontbrak haar om daarvoor
ïel moeite te doen. Als de. gelegen-
5id daartoe baar als 'tware niet voor
i voeten geworpen was en Clara niet
zulk buitengewoon baar en oogen bad
gehad, zou het idéé waarschijnlijk in
de wieg gesmoord zijn. Maar als zij
naar dit kind' keek. zag zij in een vi
sioen als 't war© de mooie vrouw voor
zich, en zoo zou bet genieten van de
triomfen toch binnen haar bereik lig
gen.
En bet kleine weesje was zoo vol
maakt aileen op de wereld geen en
kele bloedverwant was op de begrafe
nis geweest zoodat geen lastige
connee.ties zouden blijken te bestaan
en bet üus bijna zoo goed als baar
eigen dochter zou kunnen worden.
Zoo'n gelegenheid kon zij niet laten
voorbijgaan.
En nu was de baornes gestorven
en bet meisje, dat nogmaals alleen en
verlaten on de wereld stond, omdat er
geen uiterste wilsbeschikking was,
dacht: zij hadden mij even goed in
bet circus kunnen laten waar ik ge
vonden werd.
Zij kreeg den indruk, alsof zij dit
alles al eens meer beleefd bad. Al
sinds laag was zij vergeten, hoe zij
zich gevoeld had den dag van de
groote catastrophe; maar nu kwam
de berinnering daaraan plotseling
weer boven. Haar gewaarwordingen
leken nu zooveel op wat zij toen
voelde. Dezelfde verbijsterende ge
waarwording beving baar van bij
niemand te beliooren. datzelfde wat
zij voel ie. toen de oude vrouw tot
haar sprak bij het bed van baar ge
storven moeder.
Veel was er veranderd sinds dien
tijd. maar toch leken de omstandig
heden er ook weer zooveel op; toen
stond zij op straat, nu was dat weer
het geval, en de twaalf jaar van weel
de en gemak leek haar nu een droom
toe. Het was geen nieuwe ondervin
ding enkel de herhaling van een oude.
,Het zou zoo gemakkelijk geweest
zijn daar te blijven?"
Een gevoel van wrok sloop haar
hart binnen en droogde de tranen van
oprecht verdriet, die zij heden ge
schreid had bij het graf van haar
weldoenster. Weldoenster? Verdiende
deze arm© zwakkeling dien titel wel,
die om niet aan haar eigen dood her
innerd te worden haar geheele toe
komst had opgeofferd; die haar had
laten proeven van alle weelde des le
vens om baar ongeschikt te maken
tot het dragen van tegenspoed, die
haar leerde rijk te zijn en haar nu
veroordeelde om verder arm door 't
leven te gaan.
Maar terwijl dergelijke gedachten
haar overstelpten .sprong Clara plot
seling van haar zetel op als wide zij
daardoor de sombere gedachten ver
drijven, wier grove ondankbaarheid
haarzelf schrik aanjoegen.
„Neen, neen, zoo meende zij
het niet waarom kwamen die ge
dachten bij haar op! Bovendien wat
ligt er voor nut in te tobben over wat
voorbij 's? Vooruit moet ik zien. en
zoo spoedig mogelijk ook. want ik ver
lang niet door de gelukkige erfgename
nog hier aangetroffen te worden".
De toestand moest direct flink on
der de oogen gezien worden. Met ge
fronst voorhoofd en de handen op
den rug liep zij langzaam op het Brus-
selsch karpet heen en weer en liet in-
tussclien haar gedachten den vrijen
loop:
„Ik zal [natuurlijk eigens mijn
brood moeten verdienen maar op wel
ke wijze? Ik kan nu niet goed meer
naar bet circus teruggaan; als ik daar
gebleven was zou ik nu een eerste
schoolrijderes zijn. dat durf ik zeg
gen. De directeur zou mij waarschijn
lijk gehouden hebben ik weet. dat
ik een veelbelovende pupil was
maar die kans is verkeken". Zij onder
drukte weer ongeduldig een zucht.
„Maar wat dan te doen? Ik zou zie
kenverpleegster kunnen worden, mis
schien de barones gaf mij gelegen
heid genoeg mij daarin te oefenen
De hoofdea der comités brachten vele
boeren er toe om hunne bezittingen te
hypoihekeeren, welke gelden dan in de
oproerskas gestort werden. De opstand,
zoo werd gezegd, zou gelukken omdat
Europa niet onzijdig zou blijven en als
Macedonië vrij geworden was, zouden
zij niet alleen hun geld terugkrijgen
maar nog veel meer. De grootste tegen
vallers voor het revolutionaire comité
waren de door Oostenrijk en Rusland
voorgestelde hervormingen. De bevol
king was daarmee zeer ingenomen. Maar
dit paste niet in de kraam der revolu
tionairen.
Italië.
De Italiaanscbe pers, bijzonderlijk
de Venetiaansche, gaat voort baar
verbolgenheid te luchten over de
maatregelen, Welke de Oostenrijksche
regeering heeft genomen ten aanzien
van het Italiaansche onderwijs aan
de universiteit van Innsbruck. En
de studenten in verschillende plaat
sen volharden in hun anti-Ooslenrijk-
sche betoogingen door hun kreten:
Leve Trente! Leve Triest! Weg met
Oostenrijk!
Dat he4 Drievoudig Verbond
toch al niet meer populair in Italië
niet buiten de zaak wordt gehou
den, is begrijpelijk. Een sprekend
voorbeeld daarvan vindt men in hot
blad ltesto del Carlino, dat zich als
volgt- uitlaat: „Italië's historische,
noodlottige ten opzettelijke vijand is
Oostenrijk; hoewel het Italiaansche
volk een verbond met dat land duldt,
kan het toch zijn vriend niet zijn.
Dat zou tegeu de natuur strijden. Ita
lië zal metT vreugde eten verbond zien
eindigen waarvan het van nu af aan
de nutteloosheid inziet. Het nationale
politieke geweten is gnheel doordron
gen van deze antipathie tegen alle
verdrukkingen en brutale aanrandin
gen in het verleden zoowel als tegen
de huidige aanmatigingen van Oos
tenrijk op ons grondgebied. Wij Ita
lianen zijn en willen blijven de on
verzoenlijke vijanden van onzen
bondgenoot Oostenrijk."
Gematigder drukt zich een Tegee-
ringsgezind blad, de Capitale, uit.
Deze courant raadt de regeering aan
haar houding jegens Oostenrijk t)ei
wijzigen. Zij meent dat verbonden op
papier weinig te beteekenen hebben
als zij niet bekrachtigd worden door
de gevoelens der belanghebbende vol
keren. Italië, vervolgt het blad, kan
zeer goed aan Oostenrijk zeggen dat
niemand hier te lande er over denkt
het initiatief te nemen tot een oorlog
met haar. Dat is onloochenbaar
waar, maar Italië kan er ook aan
toevoegen, en dat moest het doen,
dat een ware, duurzame en oprechte
vriendschap tusachen beide landen
niet mogelijk is alvorens de wensch
des dichters is verwezenlijkt: „Dat(
zij terugkeerden over de x\lpen, dan
zullen wij weer broeders worden!"
Behalve uit de liefelijke woorden
van de Resto del Carlino krijgt men
een denkbeeld) van het Italiaansch
verlangen naar die broederschap door
berichten als deze, dat de studenten
te Padua de Oostenrijksche vlag ver
brand hebben, wat herhaald is in den
schouwburg Academia te Corjvglieno.
En de voorzitter der gewestelijke ver-
tegenwoordiging te \\rona, een ze
kere meneer Dorigo, heeft keizer
Frans Jozef een tweetal hem ver-
eerende decoraties teruggezonden om
van zijn afkeer van Oostenrijk getui
genis af te leggen!
Spaüje.
De „AlLgemeine Corresponded.2 te
Weenen meent te weten, dat de jonge
koning Alphonsus in den herfst van het
volgende jaar de hoven van Weenen
en Berlijn zal bezoeken. Dit is wel een
wetenschap lang vooruit. Het is niet
sterk te verwonderen dat juist dezer da
gen dergelijke geruchten gaan loopen,
althans wat een bezoek aan Berlijn be
treft. De Spanjaarden zijn werkelijk in
de wolken over bet bezoek van prins
Hendrik van Pruisen met zooveel oor
logsschepen aan hun land. In de opge
wondenheid is er al verteld, dat Spanje
en het Duitsche Rijk een bondgenoot
schap zouden hebben gesloten, dat daar
althans sprake van was. Van officieele
zijde is dit verhaal in Spanje in zijn
ommegang gestoord. Buiten het Iberisch
schiereiland zou het allicht bij gebrek
aan geloovigen en oververtellers van
zelf zijn doodgeloopen. Men moet wer
kelijk Spanjaard zijn om zoo iets met
ernst te aanvaarden.
De Koningitmeweek te Anistordam
Speciale correspondentie van
(Peereboom 8 algemeenen dienst)
voor Haarlem's Dagblad.
maar ik twijfel er aan. of dat mijn
roeping wel is. Ik denk dat ik eerder
geschikt zal zijn om iets te onderwij
zen, maar wat?
Ik verbeeld mij dat ik ben, wat
men gewoonlijk welopgevoed notemt,
maar ik geloof niet, dat ik in eenige
richting boven andere uitmunt in
muziek zeker niet, en ofschoon ik
een beetje teekenen kan, zou ik niet
in staat zijn het een ander te onder
wijzen, Mijn Fransch is goed, geloof
ik en natuurlijk ken ik mijn Engel
sche taal uitstekend maar, ol wat
een droevig bestaan om heen en weer
te vliegen om lessen te geven evenals
die arme Miss Watson, en dat in Wee
nen, waar ik zoo gewoon ben te rij
den! Hoe jammer, dat ik geen enkel
groot talent heb om van te leven! Wat
zou ik mij oefenen op de viool of met
mijn stem, als ik maar één van beide
bezat! Waarom ben ik niet artiest?
Wat ben ik eigenlijk? Nu ik er over
begin te denken, ben ik eigenlijk
niets bijzonders ik ben zelfs geen
schoonheid en ik heb niets, dat ik
in kapitaal omzetten kan, zelfs mijn
uiterlijk niet.
Zij bleef voor een van de groote
spiegels aan den wand staan en be
keek zichzelf goed daarin.
4e Dag.
De dag der audiëntiën is steeds de
ondankbaarste.
Op straat is weinig anders van het
feest, te zien het feestelijk bezoek
wel te verstaan dan verCoon van
veel uniformen zoo militaire als
civiele. Dat is een kleine vergoeding
voor de grage kijkers, die in een Ko-
ninginneweek altijd den tijd hebben
om het Paleis op den Dam aan te ga
pen of de Koningin toe te juichen.
Men toont zijn kennis van militaire
uniformen. Achter het Paleis, aan
de zijde Nieuwezijds Voorburgwal,
staat trouw den ganschen lieven
dag een onverminderbare schare.
Ilooger dan officiers-kennis brengen
de menschen het echter niet of het
moest zijn dat do „generaals" ken
baar zijn aan hun steken, hun rood
gouden kraag en breede roode bie
zen langs de pantalon.
Toch zijn er wel enkelen meest
al familieleden van militairen, die
een 2en luitenant van eten majoor
kunnen onderscheiden. Maar bij de
zeemacht wordt het erger, en de cava-
ierie-officieren worden rnjtestal met
mfanterie-namen betiteld. Stel je
voor! maar de oogen genieten, dat is
hoofdzaak. Ze genieten van goud- en
zilvergeschitter, het stoeien der witte
of groengouden veeren, van de oran-
jesjerpen en glimmende sabels, van
rinkelende sporen eat zooveel meer.
't Was mooi weer Maandag dat
troffen de kijkers. Want de meeste
audlentie-gangers kwamen aange
wandeld. „Moos" die gewoonlijk de
rijtuigen aanroept, en ook
Buiten kwestie was zij niet mooi,
maar evenmin was zij leelijk. Op
twintigjarigen leeftijd was Clara
Wood een welgevormd meisje van
middelmatige grootte met een frjsch
gelaat, zooals men er iedeiten dag
een dozijn op straat ontmoet, een
bevallig, slank meisje en daardoor
een aantrekkelijke vrouw. Sommies
menschen beweerden zelfs, dat zit
bijzonder aantrekkelijk was, maar
dat was met om iets bijzonder inte
ressants m haar gelaat, maar oZTi
haar verschijnen een geest ademde
ïtï "iW 1" Eez°ndheid wegens
haar elas ■sohen gang, haar moois
houding haar vroolijke glimlach en
boten alles wegens haar schitterende
bruine oogen, wier gloed niet teblus-
schen scheen. Want, ofschoon zij
minder groot schenen, was luinna
uitdrukking niet minder moedig dan
toen Barones Seifort het circuskind
bij zich aan het hotel had ontboden.
De zelfbeschouwing eindigde met
een hoofdschudden, vlug gevolgd
door een lach.
(Wordt vervolgd.)