NIEUWS" EN ADVERTENTIEBLAD Hkestgelezen Hagfolad in Haarlem en Om^creken. )e Gouvernante. 2öe Jaargang Woensdag 27 Mei I9Ub. No. 6106 DAGBLAD Atoojanementsprljs Voer Haarlem per 3 maandenf 1.20 Voor de dorpen in den omtrek waar een Agent gevestigd is (kom der gemeente), per 3 maanden1.30 Firanco door het geheels Rijk, per 3 maanden1.65 Afscnderlijke nummers 0.02 V* Geüinatreerd Zondagsblad, voor R&arlem, per 3 maanden0.37V® de omstreken en franco per post. 0.45 Ad.vertentlën V&E 15 regels 50 Cts.iedere regel meer 10 Cts. Buiten het Arrondissement Haarlem is de prijs der Advertentiën van 1—5 regels f 0.75, elke regel meer f 0.15. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Reclames 30 Cent per regel. Bureaus: Zolder BuUenspaarnc No. 6, Intercommunaal Telefoonnummer der Redactie 600 en der Administratie 122, Groote Houtstraat No. 55. Telefoonnummer 724. U!tg#ss dw Vennootschap Lourens Cosier- Directeur: J. C. PEEREBOOM. fin AdvarttfiiüÈa. wcM®sl ssangenomtn door onzs Agenten en door alle Boekhandelaren en Courantierg. Met uitzondering van het Arrondissement Haarlem is het uitsluitend recht tot plaatsing van Advertentiën #3: Reclames betreffend® Handel, Nijverheid en Geldwezen, opgedragen aan hst Algemeen Advertentie-Bureau A. DE LA MAR Azn. te Amsterdam. DM bSstdr wortsohljnf dagoHJka, bmhatwm ce Zon- oa Foostdagon. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Générale de Publicité Etrangère LBAVBE Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs 3Ibis Faubourg Montmartre. Haarlem s Dagblad Tan 27 Mei bevat o.a. De Macedonische kwestie, De gruwelen in Kischiuew, Wijkver pleging en Wijkverpleegster, De Koningianeweek te Amsterdam, Prov. Staten van N.-Holland. Wijkverpleging en Wijkverpleegster. „Is zuster Slotenmaker thuis?" „Nog niet", zegt de vrouw van den bewaarder van het gebouw van den [Nederl. Protestantenbond op de Nieuwe Gracht, „maar komt u even binnen, t Is bij twaalven, de zuster zal wel zoo da delijk komen". En wanneer ik enkele minuten zit te wachten en onwillekeurig aan 't soezen raak, heb ik heel niet gemerkt, dat zus ter Slotemaker binnengekomen is, totdat een bedaarde stem 'goeien dag zegt en ik zuster Slotemaker tegenover mij plaats zie nemen, kalm glimlachend door hare brilleglazen heen, met de rustige bewegingen van de ervaren ver pleegster de handen in den schoot leg gende. „Zuster, ik heb een circulaire in mijn i bus gevonden, waarbij steun wordt ge vraagd voor de wijkverpleging van -den jProtestantenbond. Ilc zou er in de cou rant wel een en ander over willen zeg gen". „Ja, wat wilt u eigenlijk weten", zegt zuster Slotemaker, vriendelijk maar mei een klein beetje voorzichtigheid tegen over zoo'n krantenman, waar je toch maar voorzichtig mee wezen moet! „Och, zoowat van alles. U heeft het druk, niet waar? Wie bezoekt u eigen lijk? „Iedereen, die mijn hulp inroept. Wij maken geenerlei onderscheid van denk. wijs of religie. -Alleen stel ik als voor waarde, dat de patient een dokter heeft. Veelal wordt dan ook door de doctoren mijn hulp ingeroepen. Is het de patient zelf, dan vraag Ut hem eerst wie zijn1 dokter is en stuur dezen dan een bood schap. Anders zou het op kwakzalverij gaan gelijken". „En hoe oud zijn uw patiënten wel?" I Daar moest zuster Slotemaker om lachen. „Die hebben geen bepaalden leeftijd", zei ze. „Mijn oudste patient op pit 0 ogen blik is 98 jaar en mijn jongste een jaar of vier en de anderen zijn er lusschenin. Ik heb het wel volhandig, it kunt u begrijpen en daarom zouden Bestuur en ik zoo graag nog een eede zuster hebben als we het konden stalen. De stad wordt zooveel grooter. Iet heen- en weerloopen gaat er zooveel tostelijke tijd nutteloos verloren. Wts nog qen tweede zuster, dan zouden e samen de sta l kunnen verdeelen en leer werk doen. Maar ziet u", zei ze ie er haastig bij, „nu gebeurt het wel, lat sommige doctoren zeggen: „zus- als we eens een verpleegster noo- hebben, dan vragen we je maarniet, ant je hebt het toch al zoo druk". pat vind ik niet prettig, ik heb maar liever, dat iedereen, die mij noodig denkt te hebben, komt. Als ik eenigszins kan. kom ik en anders, ja anders dan zeg ik het wel". Ilt opperde de veronderstelling, dat de zuster wed' niet uit waken zou gaan, want dag en nacht werken gaat zeker niet. Nu, als regel deed ze dat dan ook niet, „maar als ik gehaald word en het noodig is, dan ga ik toch een enkelen keer wel waken". „En waar gaat u? alleen bij onbemid- d'elden?" „Volstrekt niet. On- en minvermogen den natuurlijk wel! bet ineeist en 'die worden gratis geholpen, maar ik kom ook wel bij meer gegoeden. Van wat die geven kunnen weer allerlei dingen ge kocht worden voor de armen, ijszakken bijvoorbeeld en andere verplegings-arti- kelen, die zoo duur zijn". Toen ik kwam had ik beneden bij den ingang van 't sousterrain al een rijtje kinderen zien staan wachten. „Dat zijn mijn kleine patientjes", zei zuster Slote. maker, „meestal schoolkinderen, die ik na twaalven zoo even helpen kan. Hoe veel er dan zoo komen? Dertig of daar omtrent. Maar daarbij heb ik hulp van een paar jonge dames, anders zou ik dat niet alleen af kunnen". We gingen even naar beneden om te kijken, ,,'t Is hier een beetje primitief," zei de zuster en- ik kon haar niet tegen spreken. De gelegenheid bestaat uil twee kamertjes, die ook wel hokjes mo gen heeten en waar juist een jonge assis tente bezig was een van de kinderen een nuttige hoofdwassching te geven. Die kwamen nog wel eens meer voor. In een van de kamertjes staat een badkuip „daar krijgen, de kinderen medici nale baden in", zei zuster Slotemaker, „maar natuurlijk alleen op medisch voorschrift. Een enkelen keer, b.v. als de moeder in een gezin ziek is, geef ik den kinderen hier ook wel eens een rei- nigingsbad". Dit is het eenvoudige verhaal van mijn eenvoudig praatje met zuster Slotema ker. En het doel daarvan? Eenig en al leen om aan de 'lezers een denkbeeld te geven van 'het groote nut, dat een vriendelijke vrouw doet aan zieken en zwakken, aan ouden en kinderen, door ie reinigen, te verbinden, te verplegen ,in elk opzicht te zorgen dat een zieke in huis kan blijven; door daar eens op te ruimen, na te zien, toe te spreken, af en toe ook wel eens door wat klin- keads op tafel te leggen de armoe is vaak zoo groot. En wanneer er zijn, die dit goede werk willen bevorderen, dan kunnen zij hun penningske offeren bij de secretaresse der' commissie Mej. A. Blok van Laer, "Wilhelminastraat 63. Het kan moeilijk beter besteed zijn! j C. P. Buitenlandsch Nieuws Engeknd. Iii 'Engeland komen geen duels meer voor. Toch moesten de Engelsche bladen van Zaterdag twee berichten over een duel opnemen. Vooreerst heen McBride, de echtgenoot van Maud Gon- ne, aanstoot genomen aan woorden van John Redmond, Over het bekende op stootje te Dublin schrijvende, had deze gezegd, dat als Mevr. McBride geen vrouw was geweest, de onruststokers wel sneller verwijderd zouden zijn. McBride zegt nu in een briefje uit Pa rijs aan de Enigelsche pers, dat Redmond en zijn vrienden blijkbaar betreurden, dat Maud Gonne's echtgenoot niet te genwoordig was. Helaas kan hij echter vooreerst niet in Ierland komen (hij zou evenals Lynch als landverrader in den Boerenoorlog in da gevangenis belan den), maar als zij naar Franschen trant genoeg do en ing van hem willen hebben, is hij tot hun dienst. Dit is een duel, waarvan wel niets komen zal Het an dere heeft kans door te gaan, of is mis schien reeds doorgegaan. Prins Radzi- wil-l, attaché van het Russische gezant schap te Londen, en graaf SizzoJv'orris hebben onder het spel twist gekregen en zullen dat aan den overkant van het Kanaal uitvechten. Rusland Dc grujvelen in Kischinew. Tolstoï en Maxim Gorki hebben, desgevraagd, een en ander gezegd over de gruwelen te Kischinew. Tolstoï had er niet veel zin in, want hij is geien publicist, zegt hij. Toch kan het hen, di<e zijn alge meen© godsdienst- en wereldbeschou wingen kennen, niet vr/eemd zijn, hoe hij er over denkt. ■Hij schrijft o.a.: Mijn verhouding tot de in Kischi new gepleegde misdaden wordlt ook door mijne godsdienstige wereldbe schouwing vanzelve bepaald. Nog voordat ik alle bijzonderheden, wel ke daarna openbaar werden giemaakt kcnd'e, spoedig na bet eerste kran tenbericht begreep ik al het gru welijke van het gebeurde en onder vond ik een diep en gemengd gevoel van medelijden voor de onschuldige offers van de beestachtigheid der menigte, een gevoel van verwondering over de dierlijkheid dezer lieden, d'e- ze schijn-Christenen, van afschuwen diepe walging voor die zoogenaamde „beschaafde" iriensclien, die de me nigte ophitsten en hen in hunne ge welddaden ondersteundetn; ook on dervond ik eene gewaarwording van ontzetting voor de eigenlijke stich ters van h'et bloedbad, voor onze re geer'mg, bare, de lieden bedriegende fanatieke geestelijkheid en hare roof zuchtige bende d'er Tschinowniki. De Kischinewsche moord is een direct gevolg van de leugen en van de ge welddadige handelwijze, welke met zulk eene hardnekkigheid door de Russische iregeering werd uitgeo'e- fend. De verhouding der regeering tot dit voorval is slechts een nieuw be wijs van baar grove zelfzucht, welke voor geen gruwzaamheid terugschrikt indien het de onderdrukking van eene haar gevaarlijk toeschijnende bewe ging geldt, en van hare volkomen on- verscbilliigkeiid, (gelijk staiande met de onverschilligheid van de Turksche regeering tegenover de Armenische slachting) met betrekking tot devree- selïjkste'moordaanslagen, als deze hare belangen niet raken. Maxim Gorki schrijft o.a.: Wie draagt de schuld van deze val- sche misdaad, die om zoo te zeggen op ons allë.n eene bloedige vlek werpt? De schuld van deze bevlekking welke zelfs eeuwen van de treurige geschiedenis van ons duister land niet zullen kunnen uitwisschen? Het zou onrechtvaardig en ook al te gemakkelijk zijn, om de „menig te", die de Joden vermoordde, tever- oordeelen; neen de schuld moet wor den geweten aan het verderfelijke bewustzijn dat haar tot dezen roof en moord dreef. Naar men weet, werd de menigte in Kischinew door lieden uit de intelligente 'klasse der maatschappij aangevoerd; maar wat is eigenlijk de Russische „intelligen te Maatschappij?" Deze is ook eene menigte, en wel een veel ergere dan die van het,,volk", omdat ons volk door zijn zwaar, kommervol leven op gestookt is en blind gemaakt en in de boeien geslagen wordt door de kunst matige duisternis, welke liet geheel aangeeft De intelligente menigte echter is een hoop laffe slaven, die, terwijl zij het gevoel van de zelfachting en van het bewustzijn harer rechten be rooft, bereid is om voor iedere macht de knie te buigen, die bereid is om elke leugen voor waar aan te nemen, alleen omdat zij in hare rust niet wenscht gestoord te worden, eene krachtelooze, onrechtvaardige, akelige menigte, gansch zonder bewustzijn, en etene schaamtelooze, niettegen staande baar fatsoenlijk uiterlijk. Van de onteerende en afgrijselijke daad. die in Kischinew werd vol bracht, draagt onze intelligente maatschappij niet minder d'e schuld dan de actieve moordenaars en ge weldenaars. Tnrkye. De Macedonische kwestie. Er zijn ten behoeve van het derde le gerkorps in den laatstee tijd 16 aanvul- lingsbataljons gemobiliseerd. Daardoor is de sterkte van dit korps, dat in de wilajets Saloniki, Uskub, Monastir, Skoetari en Janina opereert, op rond 140.000 man gebracht. Twee derden hier van zijn beschikbaar om tegen de op standelingen op te treden, wat dan ook, sedert meer strikte bevelen van Kon- stantinopei zijn gekomen, met succes heet te geschieden. Met name in Mona- stir zouden ne benden afnemen. De correspondent te Weenen van de N. R. Cl. schrijft: Marco Stojan, de man die de bank te Saloniki in de lucht heeft laten sprin gen, hec-ft gezegd dat hij schuld bekend heeft niet om zijn leven te redden, maar uit verontwaardiging over de hoofden van het revolutionaire comité, die hem en zijn kameraden verteld hadden dat als de aanslag uitgevoerd was, Saloniki door de bemanningen der vreemde sche pen zou bezet worden. Nu het blijkt dat Europa niet tusschen beiden komen wil, ziet Stojan dat man hem bedrogen heeft. En om dit bekend te maken en te laten zien wat voor ellendige kerels die aan voerders zijn, heeft hij zich laten pak ken en verwacht zijn lot met gelaten heid. 8**e sa 1 i S t® ia, Uit bet Engelsch naar DOROTHEA GERARD. i Zij wist, dat de man meer om baar eld kwam dan om baar zelf, maar zij touwde hem, omdat zij dan misschien en kind zou krijgen en ook omdat bij Iïelmatige trekken had. betgeen des meer 1 oop gaf om haar wenscb ver- ld te zien. En toen volgde een groote teleur- telling. want zij bleef kinderloos. Op haar veertigste jaar werd zij 'eduwe en besloot nooit weer te trou- ten (minnen met regelmatig gelaat i Ieelijke vrouwen zijn meestal geen iodel-e?htgenooten). Zoo nu en dan haar het idéé een kind aan 1 nemen, om zoodoende wat meer leur in haar leven te brengen. Maar energie ontbrak haar om daarvoor ïel moeite te doen. Als de. gelegen- 5id daartoe baar als 'tware niet voor i voeten geworpen was en Clara niet zulk buitengewoon baar en oogen bad gehad, zou het idéé waarschijnlijk in de wieg gesmoord zijn. Maar als zij naar dit kind' keek. zag zij in een vi sioen als 't war© de mooie vrouw voor zich, en zoo zou bet genieten van de triomfen toch binnen haar bereik lig gen. En bet kleine weesje was zoo vol maakt aileen op de wereld geen en kele bloedverwant was op de begrafe nis geweest zoodat geen lastige connee.ties zouden blijken te bestaan en bet üus bijna zoo goed als baar eigen dochter zou kunnen worden. Zoo'n gelegenheid kon zij niet laten voorbijgaan. En nu was de baornes gestorven en bet meisje, dat nogmaals alleen en verlaten on de wereld stond, omdat er geen uiterste wilsbeschikking was, dacht: zij hadden mij even goed in bet circus kunnen laten waar ik ge vonden werd. Zij kreeg den indruk, alsof zij dit alles al eens meer beleefd bad. Al sinds laag was zij vergeten, hoe zij zich gevoeld had den dag van de groote catastrophe; maar nu kwam de berinnering daaraan plotseling weer boven. Haar gewaarwordingen leken nu zooveel op wat zij toen voelde. Dezelfde verbijsterende ge waarwording beving baar van bij niemand te beliooren. datzelfde wat zij voel ie. toen de oude vrouw tot haar sprak bij het bed van baar ge storven moeder. Veel was er veranderd sinds dien tijd. maar toch leken de omstandig heden er ook weer zooveel op; toen stond zij op straat, nu was dat weer het geval, en de twaalf jaar van weel de en gemak leek haar nu een droom toe. Het was geen nieuwe ondervin ding enkel de herhaling van een oude. ,Het zou zoo gemakkelijk geweest zijn daar te blijven?" Een gevoel van wrok sloop haar hart binnen en droogde de tranen van oprecht verdriet, die zij heden ge schreid had bij het graf van haar weldoenster. Weldoenster? Verdiende deze arm© zwakkeling dien titel wel, die om niet aan haar eigen dood her innerd te worden haar geheele toe komst had opgeofferd; die haar had laten proeven van alle weelde des le vens om baar ongeschikt te maken tot het dragen van tegenspoed, die haar leerde rijk te zijn en haar nu veroordeelde om verder arm door 't leven te gaan. Maar terwijl dergelijke gedachten haar overstelpten .sprong Clara plot seling van haar zetel op als wide zij daardoor de sombere gedachten ver drijven, wier grove ondankbaarheid haarzelf schrik aanjoegen. „Neen, neen, zoo meende zij het niet waarom kwamen die ge dachten bij haar op! Bovendien wat ligt er voor nut in te tobben over wat voorbij 's? Vooruit moet ik zien. en zoo spoedig mogelijk ook. want ik ver lang niet door de gelukkige erfgename nog hier aangetroffen te worden". De toestand moest direct flink on der de oogen gezien worden. Met ge fronst voorhoofd en de handen op den rug liep zij langzaam op het Brus- selsch karpet heen en weer en liet in- tussclien haar gedachten den vrijen loop: „Ik zal [natuurlijk eigens mijn brood moeten verdienen maar op wel ke wijze? Ik kan nu niet goed meer naar bet circus teruggaan; als ik daar gebleven was zou ik nu een eerste schoolrijderes zijn. dat durf ik zeg gen. De directeur zou mij waarschijn lijk gehouden hebben ik weet. dat ik een veelbelovende pupil was maar die kans is verkeken". Zij onder drukte weer ongeduldig een zucht. „Maar wat dan te doen? Ik zou zie kenverpleegster kunnen worden, mis schien de barones gaf mij gelegen heid genoeg mij daarin te oefenen De hoofdea der comités brachten vele boeren er toe om hunne bezittingen te hypoihekeeren, welke gelden dan in de oproerskas gestort werden. De opstand, zoo werd gezegd, zou gelukken omdat Europa niet onzijdig zou blijven en als Macedonië vrij geworden was, zouden zij niet alleen hun geld terugkrijgen maar nog veel meer. De grootste tegen vallers voor het revolutionaire comité waren de door Oostenrijk en Rusland voorgestelde hervormingen. De bevol king was daarmee zeer ingenomen. Maar dit paste niet in de kraam der revolu tionairen. Italië. De Italiaanscbe pers, bijzonderlijk de Venetiaansche, gaat voort baar verbolgenheid te luchten over de maatregelen, Welke de Oostenrijksche regeering heeft genomen ten aanzien van het Italiaansche onderwijs aan de universiteit van Innsbruck. En de studenten in verschillende plaat sen volharden in hun anti-Ooslenrijk- sche betoogingen door hun kreten: Leve Trente! Leve Triest! Weg met Oostenrijk! Dat he4 Drievoudig Verbond toch al niet meer populair in Italië niet buiten de zaak wordt gehou den, is begrijpelijk. Een sprekend voorbeeld daarvan vindt men in hot blad ltesto del Carlino, dat zich als volgt- uitlaat: „Italië's historische, noodlottige ten opzettelijke vijand is Oostenrijk; hoewel het Italiaansche volk een verbond met dat land duldt, kan het toch zijn vriend niet zijn. Dat zou tegeu de natuur strijden. Ita lië zal metT vreugde eten verbond zien eindigen waarvan het van nu af aan de nutteloosheid inziet. Het nationale politieke geweten is gnheel doordron gen van deze antipathie tegen alle verdrukkingen en brutale aanrandin gen in het verleden zoowel als tegen de huidige aanmatigingen van Oos tenrijk op ons grondgebied. Wij Ita lianen zijn en willen blijven de on verzoenlijke vijanden van onzen bondgenoot Oostenrijk." Gematigder drukt zich een Tegee- ringsgezind blad, de Capitale, uit. Deze courant raadt de regeering aan haar houding jegens Oostenrijk t)ei wijzigen. Zij meent dat verbonden op papier weinig te beteekenen hebben als zij niet bekrachtigd worden door de gevoelens der belanghebbende vol keren. Italië, vervolgt het blad, kan zeer goed aan Oostenrijk zeggen dat niemand hier te lande er over denkt het initiatief te nemen tot een oorlog met haar. Dat is onloochenbaar waar, maar Italië kan er ook aan toevoegen, en dat moest het doen, dat een ware, duurzame en oprechte vriendschap tusachen beide landen niet mogelijk is alvorens de wensch des dichters is verwezenlijkt: „Dat( zij terugkeerden over de x\lpen, dan zullen wij weer broeders worden!" Behalve uit de liefelijke woorden van de Resto del Carlino krijgt men een denkbeeld) van het Italiaansch verlangen naar die broederschap door berichten als deze, dat de studenten te Padua de Oostenrijksche vlag ver brand hebben, wat herhaald is in den schouwburg Academia te Corjvglieno. En de voorzitter der gewestelijke ver- tegenwoordiging te \\rona, een ze kere meneer Dorigo, heeft keizer Frans Jozef een tweetal hem ver- eerende decoraties teruggezonden om van zijn afkeer van Oostenrijk getui genis af te leggen! Spaüje. De „AlLgemeine Corresponded.2 te Weenen meent te weten, dat de jonge koning Alphonsus in den herfst van het volgende jaar de hoven van Weenen en Berlijn zal bezoeken. Dit is wel een wetenschap lang vooruit. Het is niet sterk te verwonderen dat juist dezer da gen dergelijke geruchten gaan loopen, althans wat een bezoek aan Berlijn be treft. De Spanjaarden zijn werkelijk in de wolken over bet bezoek van prins Hendrik van Pruisen met zooveel oor logsschepen aan hun land. In de opge wondenheid is er al verteld, dat Spanje en het Duitsche Rijk een bondgenoot schap zouden hebben gesloten, dat daar althans sprake van was. Van officieele zijde is dit verhaal in Spanje in zijn ommegang gestoord. Buiten het Iberisch schiereiland zou het allicht bij gebrek aan geloovigen en oververtellers van zelf zijn doodgeloopen. Men moet wer kelijk Spanjaard zijn om zoo iets met ernst te aanvaarden. De Koningitmeweek te Anistordam Speciale correspondentie van (Peereboom 8 algemeenen dienst) voor Haarlem's Dagblad. maar ik twijfel er aan. of dat mijn roeping wel is. Ik denk dat ik eerder geschikt zal zijn om iets te onderwij zen, maar wat? Ik verbeeld mij dat ik ben, wat men gewoonlijk welopgevoed notemt, maar ik geloof niet, dat ik in eenige richting boven andere uitmunt in muziek zeker niet, en ofschoon ik een beetje teekenen kan, zou ik niet in staat zijn het een ander te onder wijzen, Mijn Fransch is goed, geloof ik en natuurlijk ken ik mijn Engel sche taal uitstekend maar, ol wat een droevig bestaan om heen en weer te vliegen om lessen te geven evenals die arme Miss Watson, en dat in Wee nen, waar ik zoo gewoon ben te rij den! Hoe jammer, dat ik geen enkel groot talent heb om van te leven! Wat zou ik mij oefenen op de viool of met mijn stem, als ik maar één van beide bezat! Waarom ben ik niet artiest? Wat ben ik eigenlijk? Nu ik er over begin te denken, ben ik eigenlijk niets bijzonders ik ben zelfs geen schoonheid en ik heb niets, dat ik in kapitaal omzetten kan, zelfs mijn uiterlijk niet. Zij bleef voor een van de groote spiegels aan den wand staan en be keek zichzelf goed daarin. 4e Dag. De dag der audiëntiën is steeds de ondankbaarste. Op straat is weinig anders van het feest, te zien het feestelijk bezoek wel te verstaan dan verCoon van veel uniformen zoo militaire als civiele. Dat is een kleine vergoeding voor de grage kijkers, die in een Ko- ninginneweek altijd den tijd hebben om het Paleis op den Dam aan te ga pen of de Koningin toe te juichen. Men toont zijn kennis van militaire uniformen. Achter het Paleis, aan de zijde Nieuwezijds Voorburgwal, staat trouw den ganschen lieven dag een onverminderbare schare. Ilooger dan officiers-kennis brengen de menschen het echter niet of het moest zijn dat do „generaals" ken baar zijn aan hun steken, hun rood gouden kraag en breede roode bie zen langs de pantalon. Toch zijn er wel enkelen meest al familieleden van militairen, die een 2en luitenant van eten majoor kunnen onderscheiden. Maar bij de zeemacht wordt het erger, en de cava- ierie-officieren worden rnjtestal met mfanterie-namen betiteld. Stel je voor! maar de oogen genieten, dat is hoofdzaak. Ze genieten van goud- en zilvergeschitter, het stoeien der witte of groengouden veeren, van de oran- jesjerpen en glimmende sabels, van rinkelende sporen eat zooveel meer. 't Was mooi weer Maandag dat troffen de kijkers. Want de meeste audlentie-gangers kwamen aange wandeld. „Moos" die gewoonlijk de rijtuigen aanroept, en ook Buiten kwestie was zij niet mooi, maar evenmin was zij leelijk. Op twintigjarigen leeftijd was Clara Wood een welgevormd meisje van middelmatige grootte met een frjsch gelaat, zooals men er iedeiten dag een dozijn op straat ontmoet, een bevallig, slank meisje en daardoor een aantrekkelijke vrouw. Sommies menschen beweerden zelfs, dat zit bijzonder aantrekkelijk was, maar dat was met om iets bijzonder inte ressants m haar gelaat, maar oZTi haar verschijnen een geest ademde ïtï "iW 1" Eez°ndheid wegens haar elas ■sohen gang, haar moois houding haar vroolijke glimlach en boten alles wegens haar schitterende bruine oogen, wier gloed niet teblus- schen scheen. Want, ofschoon zij minder groot schenen, was luinna uitdrukking niet minder moedig dan toen Barones Seifort het circuskind bij zich aan het hotel had ontboden. De zelfbeschouwing eindigde met een hoofdschudden, vlug gevolgd door een lach. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 1