DE ZATERDAGAVOND.
Gratis Bijvoegsel van Haarlem's Dagblad
Letterkundig Weekblad voor Jong en Oud.
ingen in Kennemsrlani
Justus von Liebig.
DE MODE.
Mevrouw (een mode-journal van cTe
vorige maand doorbladerend). Art
hur, zie toch eens, wat men toenmaals
kluchtige hoeden droeg.
OOK EEN WATERKUUR.
Wat hoor ik daar, vrouw M.,
komt uw man altijd zoo laat thuis!?
Nu, dat heb ik de mijne spoedig af
geleerd! Telkens als hij na half elf
thuis komt, heb ik hem met een groot
glas water opgewacht, dat hij voor
zijn straf moest drinken. Nu komt hij
nooit meter na tienen thuis!
NIET OVERDREVEN.
Kapitein. Sergeant Brul Ier, ik
zie daar, dat soldaat Meier in strijd
met de voorschriften een te kort©
broek aan heeft. Neem d'en man eens
onderhanden en zorg, dat er verbete
ring in komt.
Sergeant. Meier, zeehond, alg je
morgen weer met een zwembroek aan
op het appel komt, ga je de doos in,
begrepen?
LETTERLIJK OPGEVAT.
Boekhouder. Ik moet je er attent
op maken, dat de patroon geen papie
ren op den grond kan zien liggen.
Nieuwe kantoorbediende (me'ewarig)
Och, is hij zoo kippig!
GOEDE LAARZEN.
Ben tegenwoordig bijzonder te
vreden met mijn schoenmaker. Laar
zen zitten zoo gemakkelijk, dat men
heelemaal vergeet, ze te betalen.
Zeg eens, lieve vriendin, leef je
gelukkig met je man?
Natuurlijk! Die moest 't eens wa
gen niet gelukkig met mij te lteven!
GEESTDRIFT.
Heer (aan tafel) Juffrouw, u en
zuurkool met spek zijn me het liefst
op aarde
DE Z,
NAUWLETTENDE VRAAG.
Kamenier. Gauw, Hendrik; me
vrouw is in onmacht gevallen. Breng
wat water?
Huisknecht. Goed; moet h'et
wasch-, drink-, oog-, mond-, tand- of
vlekkenwater zijn?
EEN GOEDE KEREL.
Aangevallene (tot een struikroover)
Het spijt mij, dat ik geen geld bij
mij heb, maar ik zal mijn vrienden
dezen weg als wandelweg aanbeve
len I
CONCURRENTIE.
Maar Betje, wat heb je een aan
loop? Je krijgt meer bezo'ek op een
dag dan ik in een week!
Och, mevrouw, wat zal ik u zeg
gen! Als u wat vriendelijker tegen
de menschen was, had u misschien
óók meer kennissen.
TOENEMENDE WEELDE.
Jochemboer doet voortdurend weel
deriger. Eerst is hij een zakdoek gaan
dragen, en nu draagt hij zelfs een
schoonen.
GOED VOORUITZICHT.
Bruidegorh. Mijn lieve Hilda,
één ding moet ik u nog bekennen,
ik brom nu en dan zonder reden.
Bruid. O, aan redenen zal het
je niet ontbreken.
Och, mijnheertje! riep een bede
laar, die aan verstrooiing leed, een
voorbijganger toe, geef mij toch een
stukje brood... want ik heb zoo'n
dorst, dat ik niet weet, waar een on
derkomen .te Vinden.
GOEDHARTIG.
Houd je werkelijk van je ver
loofde? Ze heeft toch weinig aantrek
kelijks!
Dat weet ik wel, maar ik kan 't
niet over mijn hart verkrijgen, haar
met al haar geld eeme oudejongejuf
frouw te laten worden!
OOK EEN TESTAMENT.
A. Wat, heeft die student een
testament nagelaten?
B. Ja, hij heeft daarin nauwkeurig
aangegeven wie zijne schulden bij
den kastelein, wie bij den kleermaker
wie bij den kapper en wie ze bij zijne
hospita moest betalen!
VERSTROOID.
Berggids. Ziet u, hier is onlangs
iemand naar beneden gevallen.
Toerist (professor). Zoo, wat wil
de hij daar beneden do'en?
Kom je alweer uit de herberg,
Frans?
Ja, vrouw, ik kan ver toch niet
altijd in blijven.
Mevrouw. De portretten deugden
niet. Mijn man ziet er uit als een
aap
Fotograaf. Ja, dat had u moeten
bedenken, eer u trouwde.
FILOSOFIE VAN EEN GEHUWD
MAN.
Voor hiet huwelijk heeft men een
goede maag noodiig, in het bijzonder
als een moderne vrouw zelf kookt.
DE NULLEN.
Is het werkelijk waar, dat je je
dochter aan den zoon van den bier
brouwer ten huwelijk wiit geven? Dat
is toch immers een groote nul?
Ja, zie je, dat weet ik wel, beste
vriend, maar juist de nullen interes
seeren mij in dlit geval het meest.
DENKOEFENINGEN.
Op een warmen zomerdag kwam
de schoolopziener op een dorpsschool.
Hiet was er bijzonder stil, want de
oude schoolmeester en al zijne leer
lingen lagen in een diepen slaap.
Wat doet gij? riep de schoolop
ziener.
Wij houden denkoefeningen,
mijnheer, gaf de onderwijzer tenant
woord.
IN DE HANDELSSCHOOL.
Onderwijzer. 'k H'eib je nu de
verhouding van schuldenaar en
schuld ei scher onderling i verklaard'.
Meijer, wat zou ik wezen, als ik bijv.
honderd gulden geleend had?
Meijer. Eeneen
Onderwijzer. Nu?
Meijer. Een uil. Want vader zegt
altijd' wie in den tegenwooridigen
tijd geld leent is elan uil.
DEELNAME.
A. Is het werkelijk waar, dat die
C.'s het zoo ellendig hebben?
B. O, het is verschrikkelijk, ze
hebben zelfs geen stuk roggebrood in
den broodtrommel.
A. Maar waarom ellen zij dan
geen wittebrood?
ERFELIJK BELAST.
Commissielid (bij een schoolbezoek)
Hoe komt het dat Frans X. bij
zijne andere goede cijfers een 3 heeft
voor gedrag"?
Onderwijzer. Omdat hij mij meer
dan eens heeft voorgelogen.
Commissielid. Och, geef heandan
maar een 5; zijn vader is jager, clus
is hij erfelijk belast.
De vorst van Gerolstein bestudeer
de de spijskaart in een Berlijnschho-
tel en wileirp haar eindelijk verdrietig
op de tafel met d'e woorden: Anders
niet? Niet veel" bijzonders!
Een dicht daarbij zittend; student
nam de spijskaart op, las haan- ook
door en wierp haar evieneens met den
uitroep: Niet veel bijzonders! op de
tafel.
Woedend sprong die vorst op en
ratelde: Mijnheerrr! Iloe durft u zich
te vermeten mi] na te doen? Ik ben
de vorst van Gerolstein.
Kalmpjes antwoordde d'e student:
Anders niet? Niet veel bijzonders!
Onder het daverend gelach van de
talrijke gasten verliet die vorst het
lokaal.
51 DE DIAMANT
,,'t Scherm op! 't Scherm op!"
Er brak een stormachtig gelach uit, zoowel in de zaal als
op de galerij. De kreet werd terstond in allerlei toonaard her
haald; uit alle hoeken van de zaal werd den organiseerders
van de meeting, die zich nog op den achtergrond hielden, toe
geschreeuwd: ,,'t Scherm op!"
De kreet werd afgewisseld door vreemd gefluit en kreten
als: „Kom, ouwe heer. ga naar bed, we hebben jou niet noo-
dig!" toen een man, die er tamelijk verwaand en opgeblazen
uitzag, op de estrade verscheen.
„Dat is de gemeente-secretaris", deelde Philip aan zijn buur
man mede.
De secretaris hield een stuk papier in de hand en. scheen iets
te willen voorlezen. Hij deed eenfge vruchlelooze pogingen
om zich verstaanbaar te maken, doch toen het geraas aanhield,
gaf hij het niet een schouderophalen op, Toen, door een plotse.
ILns opsteken van de hand een oogenblik stilte verkrijgend,
riep hij met luider stem:
„Heeren, het scherm is op!"
Nieuw gelach.
„Bravo, ouwe! Dat 's goed gezegd!"
Plotseling trof hem een ei, dat uit. den linkerhoek der zaal
scheen te komen, midden tegen zijn vest; het spatte uiteen,
een geweldige vlek veroorzakend.
Het tumult verdubbelde. Een woest hoongelach weerklonk.
„Dat 's gemeen! Jammer van zijn Zondagsche vest! Houd
'm onder ds pomp!"
De ongelukkige secretaris bleef sprakeloos van. woede als
vastgenageld staan; men zag hem krampachtig de vuisten bal
len, tot groot vermaak van het meedoogenloos gepeupel onder
het publiek. En mi-schien zou het eene projectiel door meer
van gelijken aard zijn gevolgd, als niet plotseling de algemeene
aandacht was afgeleid door een groep mannen, welke van
achter een schut, dat op het podium was geplaatst, te voor
schijn kwam Dit was het sein. tot nieuw lawaai, geweldiger
nog dan tevoren. Tusschen het applaus hoorde men gefluit
en gesis, komend uit de groep mannen, die zich in. de linker
helft van de zaal had opgesteld.
„Wie zijn dat?" vroeg de heer Clayton aan zijn buurman
„Diegroote, goedhartig uitziende man is Plowman Edwards",
antwoordde Philip, zich inspannend om zich te midden van
D E D 1A M A N T 52
het helsche leven verstaanbaar te maken. „Hij is de directeur-
generaal van de Porters-maatschappij. Die man met hooge
schouders en dat zuur gezicht, vlak achter hem, is Crookes,
de adjunct-directeur Ik denk, dat die jonge man met zijn
hoogen boord en zijn kleurige das Lethbridge is, de vierde
candidaat. Ha, daar is Baldwin, de burgemeester, ook, hij
heeft veel weg van Plowman Edwards, alleen is hij een beetje
kleiner. Hij is ook candidaat".
„Waar is BenjieBenoni?" vroeg de lieer Clayton belangstel
lend.
„Benoni is er niet bij. Hij komt pas Woensdagmorgen, tege
lijk met Magnus. Benoni acht liet beneden zich, om zich druk
te maken met een meeting als deze. Die magere, donkere man,
daarginds, met zijn halfkalen schede], is zijn neef Hartmann.
En daarachter, bij het schut, staat Davidson; hij ziet er uit
alsof hij ziclï maar half op zijn gemak gevoelt".
Gedurende al dezen tijd. had het geschreeuw, gestamp en ge
huil onverminderd voortgeduurd; vooral de vijandige groep
links weerde zicli geducht, met al de middelen waarover zij
beschikte om het lawaai te verhoogen.
„Waar is Benjie? Allo, Artmannl Benjie! Ben-JEE! Hoe maak
je't CrookesI Dag, ouwe Jongen! Crookes! Crooookes! I-Ioe
is het met je vieeschkast, Crookes? Goeie ouwe vleeschkast!
Hoera, leve Davidson!"
De heeren. op het podium hadden inmiddels plaats genomen
"l> de gereedstaande stoelen. Plowman Edwards nam den voor-
zittcrsstoel in, met de beide Porters-candidaten aan zijn rechter-,
en Davidson, de onafhankelijke candidaat, een zeer kalm uit
ziend man, aari zijn linkerzijde. De andere vertegenwoordigers
en ambtenaren der maatschappij namen achter den voorzitter
plaats.
Allen, behalve de lieer Crookes, gaven slechts door een glim.
lach blijk, dat zij notitie namen vun de luidruchtige manier,
waarop zij door de vergadering werden verwelkomd. Toen.
Crookes de schimpscheuten op zijn gebrekkigen lichaamsbouw
vernam, keek hij met een gelaat, bleek en vertrokken van
kwaadheid, in de richting uit welke d'9 kreet het eerst was ge
hoord. 't Was duidelijk, dat hij trachtte de gezichten te herken
nen. De lawaaimakers links maakten zich vroolijk over zijn
houding, en opnieuw klonken er spotteiile en smalende woor
den aan zijn adres door de zaal. „Crookes, houd-je gedekt man!
144,
X®fces"s!l»<g B Juni
1583
Meest gelezen Dag-blad in Haarlem en Omstreken.
Door
W. P. J. OVERMEER.
VI.
Wellicht zullen er lezers zijn die wel
eens nagedacht hebben over den
naam van de herberg ,,de Dorstige
Kuil". Dit is niets anders dan een
verbastering van de benaming „de
Dorstige Keel", iets wat zich met het
oog op de inrichting zeer goed laat
verklaren.
Reeds vóór bij na drie eeuwen be
vond zich alhier een herberg, ge
naamd „De Dorstige_Kuir\ en later
„Kennemeroo-rd", een herberg, die
gelijk uit de- transporten blijkt
steeds zeer nerangrijk, ig geweest.
Tusschen 1793 en 1803 wenl de be
naming veranderd in „Kennemer-
onrd" 1).
Niet alleen door Haarlemmers, doch
ook vooral door Amsterdammers wer
den deze omstreken onzer stad druk
bezocht, en vele voorname Amsterdam.
sche familiën hadden hier hunne bui
tenplaatsen. Was de Vechtstreek eer
tijds de meest gezochte woonplaats,
in het eerste kwartgedeelte der 18e
eeuw begon onder de rijke Amster-
dammeris een verhuizing van laatstge
noemde streek naar den Haarlemmer,
hout. De een deed liet om die gezond
heid, de ander om de mode, vele be-
toog'ingen werden erover en tegen ge
schreven, doch heit hielp niets. Het
was gelijk wij daarover lezen„de
algemeen gaande stroom ging zijn
gang men verliet de klei voor het
zand,, den stroom voor het bosch, en
de hemel aan de Vecht werd ontwolkt.
om nieuwe hemeltjes in Haarlem's
omstreken te zoeken."
We zien dusook toen hing het
welvaren ecner geheele streek van de
publieke opinie af. Buitenplaatsen,
langs de Vecht vielen stuk voor stuk
in sloopershanden. ja, d'it strekte, zich
zelfs uit tot aan den Amstel en aan
het Diemermeer, wier bewoners ver
trokken naar het Vclzer kwartier.
Tn een mijner vorige opstellen ver
meldde ik kortelings dat de Leidsche
Vaart werd gegraven in 165G1657.
De heer Springer was zoo welwillend
in „Haarlem's Dagblad" van 28 Mei
jl. deze mededeeling aan te vullen
met een'ige bijzonderheden over den
geologischen toestand van de omlig
gende terreinen, naar aanleiding van
eon door mij overgenomen veronder
stelling. als zoude het door mij be
doelde gedeelte van den Hout, vóór
het graven dier Vaairtf, zeer moerassig
en vochtig zijn geweest-
Ter aanvulling nog 't volgende
In 1656 werden de bakens voor de
te graven vaart gesteld, en den 26en
September van dat jaar staken Hugo
en Jan Steyn, beide zoons van Mat-
theus Steyn, commissaris van gc-
1). Door heti wegvallen van een
noot herstel ik hier een onwillekeurig
verzuim. Ik ontving nl. verschillen
de aan teek en ingen uit de transport-
registens van den heer A. van Damine,
ambtenaar aan het Rijksarchief te
Haarlem, o.m. een afschrift van het
verhaal over het oproer op de bui
tenplaats Eindenhout. Van genoem
den heer, niet slechts bekend als ijve
rig verzamelaar, doch ook door zijn
groote welwillendheid, verschijnt
eerdaags een zeer belangrijk werk,
bevattende de verschillende transpor
ten enz.
Eén van de hardnekkigste pro'pagun-
disten voor de bestaansmogelijkheid der
bestuurbare luchtvaart is ongetwijfeld
de jonge Braziliaansche aeronaut San
tos Dumont, die door zijne vele proef
nemingen met bestuurbare luchtballons
een wereldreputatie heeft verkregen
In den zomer van 1901 vertoefde San
tos Dumont te Parijs en steeg er bijna
iedere week eenmaal op, niet ter wille
van geldelijke voordeelen of voor recla
me-doeleinden, maar uitsluitend met
wetenschappelijke bedoelingen. Het was
er .toen om te doen een zekeren afstand
naar den Eifeltoren, er om heen en te
rug per ballon af te leggen, waarvoor
de voorzitter van de Parijsche Véro-
Club, de heer Deutsch, een prijs van
100.000 francs had uitgeloofd. Hij vol
bracht de reis herhaaldelijk met succes,
doch nimmer binnen den dooT Deutsch
Santos Cüuioitt,
vastgesteld en maximum-tijd. Eenmaai
ontstond er geschil over het al of niet
toekennen van den prijs. Om te toon en»,
dat het hem om de zaak en niet om dm
prijs te doen was, beloofde Santos Du
mont bij eventueele toekenning het geld
aan de armen te zullen geven, maar
men -stelde hem in het ongelijk en kende
hem den prijs niet toe. De Braziliaan
keerde daarop boos Parijs den rug toe,
zwoer naar het heette flat hij er als
aeronant nimmer meer zou komen, en
vertrok naar Monaco, om zijn proefne
mingen voort te zeiten.
Hier was hij niet. gelukkig. Bij zijn
eerste opstijging, in Februari 1902, kwam
zijn ballon in de Middellandsche Zee
terecht en het scheelde weinig of hij zou
verdronken zijn. De bemanning van een
vaartuig redde hem op het laatste oo
genblik.
Sedert is Santos Dumont niet meer op
gestegen. Wat hoorde man, dat hij te
Londen een nieuwen, verbéterden) ballon
liet bouwen en dat hij voornemens was,
uit te komen in den luchtballon wed
strijd, dile gehouden zat worden bij ge
legenheid van da internationale tentoon
stelling te Saint-Louis.
Nu is hij met zijn nieuwen ballon, die
„Santos Dumont no. 9" heet, en hierbij
is afgebeeld, te Parijs terug. Hij is
reeds eenmaal met succes opgestegen
en bereikte bij geringen wind een snel
heid van ongeveer 20 KM. per uur, ter
wijl allerlei manoeuvres werden uitge
voerd. De nieuwe ballon is kleiner dan
de ballons, waarmede Santos Dumont
vroeger is opgestegen.
noemde vaart, de eerste spade, waar
na lY.et werk onmiddellijk begonnen
en niet zooveel ispoed werd voortge
zet dat de eerste schuit reeds op den
len November 1657 van den hieuwen
waterweg gebruik maakte. Ter her
innering aan dat voor beide beltrok
ken steden zoo hoogst belangrijke
werk, werd in 1659 een gedenkpen-
ning geslagen, m|et liet volgende
uit het 1 afijn overgezette opschrift
..Ter gedachtenis aan den gebaan-
den weg en de gegraven vaart voor
trekschuiten tot het gebruik van het
algemeen en tot. gemak der reizi
gers. Hugo en Johannes Steyn het
werk aanvarende, en de heeren
CornelisGuldewagen, Gaaf F abri
tius. Mattheus Steyn en Frans Wou
ters. het van Stadswege besturen
de hebben Burgemeesters des ja ars
1659 deze penning laten slaan.
(Allan. Dl. 11.
O VERVEEN en BLOEMEND A AL
Bloemendaal, Overveen en Vogelen
zang éene gemeente, en oudtijds ge
naamd Aalbrechtsberg. Tetterode en
Overveen, hebben steeds bij e-lkander
behoord Moest ik de geschiedenis
dezer plaatsen naar behooren schrij
ven. zeer zeker zou zich dat moeten
uitstrekken over een behoorlijk boek
deel.
Rijk aan historie is deze klassieke
bodem, verrukkend en indrukwekkend
schoon zijn deze omstreken. Bij her
haling zijn ze op de incest gevoelvolle
wijze bezongen door dichters en dich
teressen.
Heerlijke herinneringen zijn aan
deze plaatsen, verbonden, doch ook
droeve. Een der droeve herinnerin
gen uit de latere historie is zeker wel
de vernedering, welke wij in 1803
dus juist een eeuw geleden - - moes
ten ondervinden, toen bij de Blinkert
een militair kamp was opgeslagen,
„schitterend vooral naar den kant
van Elswout, waar de drie njen ten
ten opdaagden door_het levendige
groen van het geboomte, en het meest
schitterend ten dage waarop generaal
Dumonöeau revue kwam houden over
de troepen, in hunne bonte uniformen
marcheerendo door het duin", gelijk
Hofdijk dit mededeelt in zijn Histo
rische Landschappen.
Welk een verschil met vijf eeuwen
daarvoor, 'tóen Witte van Haamstede
Hollands bodem zuiverde van de
Vlaamsche henden.
(Wordt vervolgd.)
Omtrent Justus von Liebiig, den be
kenden scheikundige, die vele jaren te
München woonde en daar zijn wereld
beroemdheid verwierf, vertelt een Miin-
chener, die Liebig in 1854 teerde ken
nen, het een en ander. Hij was een in
nemende verschijning, zegt hij. Zijn
edehe regelmatige trekken boezemden
onmiddellijk achting en genegenheid in;
de groote, bruine oogen, die u onder
dichte wenkbrauwen uit aanzagen,
schenen u in het hart tt? willen zien.
Dikwijls placht Liebig te vertellen, hoe
belangrijke ontdekkingen soms aan het
taaiste en hardnekkigste onderzoek
weerstand bcxUn en dan plotseling den
onderzoeker als het ware in den schoot
vielen. Zoo tets had o.a. plaats met het
Liebig» vleeschextract, dat den naam
van den populalren chemicus meer be-
oemd heeft gemaakt dan al zijn andere
ontdekkingen.
Zijn oudste dochter Agnes was door
typhus aangetast en bij haar herstel wil
de liet met de voedselopname rnaar niet