Haarlemmer Halletjes. DE ZATERDAGAVOND. vlotten. De bezorgde vader was ge durende geruimen tijd druk bezig met allerlei proeven te nemen om vleeseh zoo toe te bereiden, dat alle vetachtige en andere moeilijk verteerbare deelen daaruit verdwenen en alleen het abso luut voor voeding benoodigde overbleef. Op een goeden dag zei Liebig „Nu geloof ik, dat ik het heb", en hij liet mij een bruin sap proeven, dat ongeveer smaakte als het tegenwoordige vleesch- extract. Zoo bleef het eenige jaren. Het extract werd in do Munchencr hof- apotheek op bijzonder verzoek, voor kin. deren zieken en zwakken bereid, maar alleen om er den aanvragers een ple zier mee te doen. 1 Op zekeren dag ontmoette Liebig in een gezelschap een exotischen, door de zon verbranden heer, uit Uruguay, die h)3m vertelde, dat men daar jaarlijks de huiden van duizenden runderen naar Europa zendt, om tot leder te worden bereid, maar het vleeseh als. onbruik baar voor de wilde dieren der steppen overliet. „Eurekariep Liebig plotse ling. Wij keken hem verbaasd aan, maar hij zeide niets meer. Eenige jaren later, toen ik mij eens met hem in zijn werkkamer bevond, nam. hij een porceleinen kruikje van den schoorsteenmantel en vroeg hij: „Her innert. ge u nog den avond, tóe® die Zuid-Amerikaan bij ons was? Ja? Nu, In zulke kruikjes bevindt zich thans 't vleeseh, dat vroeger aan het wild ge dierte werd overgelaten." Dikwijls vertelde Liebig ook van den tijd, dat hij-te Parijs bij Guay Lussac en Renard proeven d pd, „Ik was toen al getrouwd", voegde hij er met schalk- schen blik op zijn vrouw bij. ..Jawel, zei mevrouw von Liebig, toen hij eens weer met heel veel ingenomenheid van zijn verblijf te Parijs vertelde „een mooie tijd, waarin je zelf met je proeven bijna het leven hadt verloren". Liebiig was namelijk te Parijs bij het ne men van een proef met knalzilver licht .gekwetst gewonden,. Zelden mislukten evenwel, zijn proeven. Te onaangenamer was du3 voor hem, dat, zij het dan ook door de schuld van zijn famulus, een proefneming, juist moest mislukken, toen deze door koning Maximiliaan van Beieren koningin Marai en het hof werd bijgewoond. Liebig was nl. in 1852 naar München vertrokken. Geibel, Dingelstedjt en. andere geleer den hielden er populaire voordrach ten en ook Liebig begon in 1853 met eenige populaire lezingen, door ex perimenten verduidelijkt, in de groo- te chemische gehoorzaal. Bij een dezer lezingen, welke, zooals hierbo ven werd gezegd, door den koning, dc koningin en het hof werd bijge woond, had een ontploffing plaats, waarbij Liebig door glassplinters aan de hand werd' gewond. Koning Maxi- miliaan bleef volkomen kalm, de koningin daarentegen was erg ze nuwachtig en het gevolg, waarvan de meesten Liebig slechts met tegenzin hadden zien komen, sprak reeds van'n „aanslag". Dit riep van dien anderen kant weer het praatje in het leven, dat. men den assistent had) omge kocht om Ltiebig bij den koning in ongenade te brengen. Dit gelukte evenwel niet en Liebig vertelde later graag een anecdote uit den tijd) dat hij te Darmstadt, woonde, waar men het ook eens had beproefd. „Em mijner beschermers was' de groother tog Ludwig 1. Een kamerheer vroeg dien groothertog eens of, hij wel wist dat Liebig materialist was. „Wat?" vroeg de groothertog schijnbaar zeer verbaasd, „do zoon ook, de vader deed in allerlei materi alen, maar die zoon is, geloof ik, pro fessor!" De ander begreep liet en zweeg. Een algemeen menschelijke eigen schap is zich te verbeelden dat het altijd op een andere plaats .en in an dere omstandigheden beter is, dan die waarop en waarin men zich op 't oogenblik bevindt. Of eigenlijk, maar dit heel zacht gezegd en onder ons. geloof ik. dat die eigenschap speciaal vr ouwe 1 ij k is. Dat laatste schrijf ik echter alleen daaraan toe, dat een vrouw door minder emotie en dus minder ondervinding niet geleerd heeft er mee te breken Met heeft geregend, een plas hier. een moddertje daar. glibberigheid overal, wij loope® aan den «enen kant en verbeelden ons met overtui ging. dat het aan den anderen kant minder vuil moet zijn nauwelijks aan den anderen kant gekomen, schijpt die één© kant cr weer beter uit te zien en zoo zouden wij zigzagsgc- wijze voort kunnen gaan als dait niet gek stond (zoo ziet men al weer. wat de vormen niet een nut kunnen stich ten). Wij wonen in een lief huis, volko men geschikt voor onze behoeften niet een serre en een tuin, maar heel wei nig passage* Kijk, dat huis daar is niet minder aardig en op zoo n gezelligen, druk ken stand, wel is waar is er geen tuin tje bij. maar daar heeft men ook al leen 's vomers wat aan. Verhuizen!... liet helpt niet En nu?.. Een drukke stand, maar 's zomers brandt de zon zoo op bet huis: dat er van vóór zit ten geen kwestie kan zijn en o, wat missen wij nu ons tuintje, 's Zomers geen passage en geen tuin! Het nieuwe seizoen nadert Er moe ten nieuwe hoeden, schoenen, hand schoenen, voiles, kousen, japonnen, mantels en wie weet, wat meer ge kocht. worden. Wat loopt dat toch op! Wacht, in Amsterdam. daar moet dit en dat :;oo goedkoop zijn Lastig, dat men dan niet alles mee kan nemen, wat een vracht komt daarop en dan moet Willem /of lv!aai"tje nog eens heem om te passen. De rekening wordt opgemaakt, wat komt daar een reisgeld bij en dan nog eens koffie drinken en dun die kleinigheidjes, die eigenlijk overbodig zijn en moeder moet eerlijk bekennen aan haar man, die er nooit vóór is, voor al dat ge- koop in een andere olaats. dat zij ei- eigenlijk niets nree uitgewonnen heeft Kijk eens even zegt vader, ik zou er niets tegen hebben als d'an de ïlol- landsche Spoor ook een tegemoetko ming gaf aan de Haarlemsche winke liers. want die vaart er eigenlijk het best bij. Zou dat ook de reden zijn. waar om, zooals ik in liet .Tijdschrift v. Nijverheid" las zooveel jonge dames graag in winkels koopen. waar Engel- sche of Fransen© artikelen verkocht worden, al zijn die artikelen ook duur en slecht? Of is dat alleen om dat het chic staat, omdat die verpak king met een buitenlandsch cachet er iets gedistingueerds aangeeft? Ik weet het niet. zeker, misschien is zoo wel het een als het ander een oorzaak er voor; maar wel weet ik zeker, dat ik instem met hen die daar tegenop komen. Laten wij toch onze eigen in dustrie bevorderen! Wij vrouwen kun nen daaraan zooveel doen. in dat op zicht vertegenwoordigen wij een macht. Mijn één© zoon beweert met overtuiging, dat vader het geld ver dient en dat moeder het weer uitgeeft. Dat klinkt grappig, maar het is waar. Mijn kleine zoon bedoelt daar geen verwijt mee; hij wil alleen maar zeg gen: moeder zorgt voor de inkoopen". En dat doen de vrouwen over 't alge meen, wat den kleinhandel aangaat. Wanneer wij nu eens begonnen om niet anders dan Hollandlsch© artikelen tc willen koopen. tapijten, linoleums, cacao, biscuits, zeep. eau de cologne, minerale wateren, bier. alles moest echt Hollandsch zijn. dan zouden de winkels zich alleen Ilollandsche arti kelen aanschaffen. De kleinhandel zou den groothandel dwingen en wij had den veel voor liet land1 gedaan waar wij toch hopen, dat later onze zoons weer een. welvarend bestaan vinden. HUISHOUDELIJKE WENKEN. I. Als het warm eten warm gehou den moet worden voor iemand, die later komt, doet men wijs het niet in dien oven tc zetten, maar in een pan gevuld) met kokend water Dan blijft het eten warm en droogt niet uit. II. Men schijnt citroenen goed te kunnen bewaren onder een omgekeerd) glas. Zelfs na zes maanden schijnen ze dan hun frischheid nog behouden te hebben. ALLERLEI. Spel aan het Hof. De keizer' van Oostenrijk speelt af en toe Patience. De c-zaar van Rusland speelt zel den. Zijn eenige ontspanning in ledi ge uren is muziek en lectuur. D0 koning van Italië speelt nooit; daarentegen was zijn grootvader Vic tor Emmaniied een echte speler, die, als hij verloor, vloekte al» een sjou wer, en zich tranen kon lachen als hij won. Alfonso XIII van Spanje speelt „trc- sillo" met de Spaansche tarokkaar- ten. Bij de Franschen hebben bijna alle koningen veel gespeeld, van Filips den Schoon© en Lode wijk XII af, tot Hendrik IV toe, die in het spel niet onberispelijk eerlijk was. In die 17de en dëi 18de eeuw speelde mien „passe- dix", „lansquenet", „triomphe", „een en dertig" en „boston de Fontairae- bleau", van welke laatste soort hot whisten afkomstig is. Madame die Mont esp an vei'loor in één Kerstnacht'700.000 daalders; in één nacht echter won zij 5 imllioen terug. Gaston van Orleans moest, om zijn speelschulden te betalen, zijn juwec- leri verpanden. Napoleon I wag een groot vérder- dér van het schaakspel, dat hij bij voorkeur met den predikant vanFon- tainebleau speelde. Hij verloor bijna altijd, omdat de predikant een sterk schaker was. Die keizer was altijd slecht geduimd, als hij zich over wonnen moest geven. Zoo iets erger de hem, zelfs toen hij Europa nog niet tot schaakbord had'. Witte haren en witte veeren. Het zwarte haar van den neger dankt zijn kleur aan een opeenhoo- ping van een donkere kleurstof in de cellen der haren. Het witte haan- op het eerbiedwaardig hoofd eens gri js aards echter en eveneens bijv. ook de witte veeren van een zwaan bevatten geen kleurstof, doch hun sneeuwach tig uiterlijk komt hier vandaan, dat het licht zich weerspiegeltin de lucht ruimten of luchtblazen der afzonder lijke cellen. Volgens hun bouw onderscheiden zich witte haren of grijze veeren in niets van grijze, bruine, zwarte, roo- de of geelachtige alleen bevatten zij geen kleurstof. Nieuwe onderzoekin- een hebben bewezen, dat men in aan merking moet nemen, dat de wanden der klouirlooze haarcellen hei licht in het oog richten. Deze afzonderlijke cellen zijn uiterst klein en hebben Een Zaterdagavondpraatje. Ik weet niet of het anderen ook op gevallen is, maar mij heeft het ge troffen. dat. er in cTc laatste maanden zoo verbazend veel kinderen in het water vallen, die er^elukkig onmid dellijk weer worcTen uitgehaald. „Gis- ,.tei avond omstreeks ze« uur viel een jongen al spelende ip de Burgwal. „Een man, die óp het geschreeuw „toekwam, begaf zich gekleed te wa- „ter en had het geluk het kind nog ..levend op het, droge te brengen." Zoo' is veelal de traditioneel© in houd. Alleen wordt de Burgwal dik wijls veranderd in de Bakenesser- gracht. een zéér gewild water om in te vallen, of in de Amsterdamsche vaart. Waarom1, zoo vraag ik mij af. is het aantal in de gvachtvallers zoo toege nomen Komt het misschien door een verbeterden informatiedienst van de couranten, die meebrengt dat zoodra er een ongelukje van deze soort voor komt, een aantal voftten zich in be weging zetten om het aan „de krant" te gaan vertellen en het traditioncele kwartje in ontvangst te nemen, dat tegenwoordig (in alles komt de klad) al vaak een dubbeltje geworden is? Of is werkelijk het aantal jongens, dat te water .raakt, zooveel grootar geworden staan ze minder vast op hun heenen dan vroeger Dit zou een slag zijn in het gezicht van den geest dezes voetbalspelenden fijds, die immers zich juist op versteviging van de boenen der jeugd toelegt en deze veronderstelling wil ik dan ook niet mak.en. Een nog veel erger veronderstelling, namelijk dat er op het papier veel moer jongens te water vallen dan in werkelijkheid in de gracht met an dere woorden dat. de fantasie van som mige berichtgevers wel eten9 dubbel tjes weet te smeden uit het niet. die veronderstelling is zoo ijselijk, dat ik haar nauwelijks durf opperen, nog veel minder gelooven. Jammer maar, dat, het_n!iet altijd zoo goed afloopt en dat de kloeke voorbijganger, die gekleed' te water gaat om den drenkeling te redden, op het dringentfete.oogenblik wel eens ontbreekt. Dat hebben we gezien, toen er onlangs een knaapje te water raak te en niet meer teruggevonden werd dan een dag of wat latei-, toen zijn lijkje aan den Spaarnckant kwam aandrijven. Iemand had het gezien en kwam hot mij zeggen; „Je hebt het toch dadelijk uit het water gehaald?" vroeg ik. Neen, zeker niet, daar had hij wel op gepast. Er was bericht naai- de politie gegaan. „Maar mijn hemel, waarom heb je het niet gedaan?" ,,'t Mag immers niet", gaf hij ten antwoord. E11 hoewel ik hem verze kerde. dat het immers dwaasheid was en dat biet zelfs plicht van een mensch is om dit te doen, kon ik aan zijn gezicht zien, dat ik hem niet over tuigd had. Hij is trouwens de eenige niet. Het is een vrijwel algemeen volksgeloof, dat men een drenkeling niet zonder politie 11 it, het water mag halen. Naai' 't schijnt, hebben sommigen een. con cessie gedaan en meenen zij. dat het al voldoende is wanneer men het li chaam halverwege in liet water laat. Evenzoo zijn de menschen van mee ning. dal niemand ©era andier die zich opgehangen heeft, mag afsnijden. Daar moet de politie ook al bi j. Hoewel deze opvattingen zoo muur vast zitten, dat ik geen, kans zie ze zoo maar even miet. een pen 0111 te stooten, wil ik joch hier nog eens zeggen, dat er hoegenaamd' niets van aan i.s. Niemand beloopt eenige be risping of straf, wanneer hij eigen machtig een lijk uit het water haalt, of een gehangene afsnijdt. Wel heeft hij kans op een istandje. als hij het niet gedaan heeft. Het zo u de moeite waard zijn ecn« na te gaan waar dit vreemde en toch zoo vastgeroeste volksgeloof vandaan komt. Misschien is hier een zekere voorzichtigheid de reden, angst om te worden aangezien voor den dader, wanneer hot later blijken mocht, dat de drenkeling of de gehangene door geweld' om het leven was gekomen, 's Is een typisch Nederlandsche ka raktertrek om, ook in dc dualiteit van getuige, liever niet met de justitie te doen te hebben en wanneer w© we ten. hoe vaak getuigen vooor sommige rechtbanken uren lang moeten waclh ten vóór zij hunne verklaringen kun nen afhggen. zal dit verschijnsel ons niet meer zoo erg verwonderen. Je hebt anders wel meer wonder lijke opvattingen in de wereld. Zoo was er >p de® avond van een van de Pinksterdagen een man blijkbaar niet geheel buiten alcoholische invloeden, die op een gegeven mam ent in de Nieuwe Gracht was gestapt. Het u-luk wou. dat het aan d& kan ten te Ondiep is 0111 te verdrinken. Al thans voor iemand van zijn grootte. Hij stond: zoowat tot aan de schou ders in het water Verder niet.' Ik constateer bij deze. dat het een geluk is dat de Nieuwe Gracht niet beter wordt uitgediept. De billijkheid gebiedt mij te erkennen dat ze af en toe wèl stinken kan. Dg ZATERDAGAVOND.7 u niet ontsnappe en voert hem tot mij. uw aller hoofd en ik za.l er zorg voor dragen dat deze paria zijn welver diende straf niet ontkome. Gaat. man nen,. gedenk mijne woorden en uw eed. en doet uw plicht". ■Oogenblikke'liijk ,na deze tot hun hart gaande woorden maakten de agenten salueerend rechtsomkeert en verspreidden zich in de stad. IJverig zochten ze. en na uren van de scherp st© naspeuringen .mocht het een twee tal. die door een onzichtbare spiritua listische liand; geleid waren, gelukken cc® allergemeenst: uitziend sujet op te pikken tegen wien ze zware ver moedens waren gaan koesteren. Zwaar geboeid werd hij eerst naar het politiebureau gebracht en nadat de commissaris do beide agenten hoog de luent in had gestoken figuur lijk altijd, want dat is voor een kam pioen athleet te zwaar laat staan dus voor een commissaris van politic en na en half uur ondervraging zat onze gevangene in eep somber hok. Een week of wat lateir kwam de snoodaard voor de rechters. Ernstig wees die president hem op de zwaarte van zijn misdrijf: moord met voorbedachten rade voorafgegaan door diefstal. Toen kwam 's mans tons los. ..Maar meheer .ik heb 't beesie niet gestolen. Ik liep zoo over de grach en toe zag'ik een katsjie loope. 't Beessie scharrelde zoo gek heen en weer da 'k dach dat 't verdwaald was 'k Ging op 't diertsie af, maar teilekens liep 't weg. tot 't op een stoep ging zitte. Toen kon, 'lc 't pakke en 'k nam 't. op m'en arrern. 't Was waarachtig een aardig beessie. Toen 'k 't een poossi© ha gestreeld, helde ik an. Een raessie de© ope maar ze schrok zoo van me. dat zc. as ik niet gauw m'en voet tusse de deur ha gezet, die meteen weer voor m'en. gezichhad tocgesmete. Messie, zeg ik. hoort da katsjie bij jullie? Bè je gek. zeit ze. dat smerige dier. da het de sehurref en. meheer 1 hêt 't de deur uitgetrap. toen 't, binn© is komme loope. Zoo zeg ik. as 't de 1 sehurref liét., kenne jullie 't ook niet. houwe. Dankie wel hoor en leef geluk- kig. Pats ging de deur toe. WA mos ik nou met 't beessie doen. As 'k het op straat ha gelate, had.de de jongens het maar vennalletreiteerd'. uwé weet wel da dat zulke gemeene rakkers teu- genswoordig binoe. Weet je wat, dach ik. 't diertsie hêt toch een ziekte, waar van 't niet meer boven op komp, we zuil© hem maar meteen naar de an dere wereld hellepe Toe heb ik 't doodi gemaak. Ziet uwé, dat is de waarach tige waarheid en eigenlijk mos ik een belooning hebben, omdat ik gezorg liep dat 't niet meer beessies hét angestoke. DA 'k het vellegie heb verkoch aan de koopman is waar; 't zou zonde gewee* zijn om 't weg te gooie Rrrrrt. daar liep de juffrouw d'r mondje af 11a deze schitterende ver dediging. „Meheer" zei ze en trane© begonnen reeds in hare oogen te schit teren. 't beessie was net zoo zuiver as u of ik, 't mankeerde nog dat niet. Maar de vent het 't met z'en koppie teug© dc grond geslage. zoodat 't bloed an de vloer zat. O mijn poessie. 'kreet ze in vertwijfeling en het oogen water 'iet ze den vrijen loop, m'en atnni poessie. voor geen honderd; guide had 'k 't wille misse. As 'k thuis kwam. zat 't op de mat op me te wachten en as 'l wat wou bebbe. ging 't opzitte, net as een hondsjie. O m'en poessie, m'en poessie". Tranen verstikten haar stem, haar zakdoek kon alle nat niet meer af- wasschen. haar hand moest die te hulp komen, haar geheele lichaam schokte. Allen werden we diep bewo gen en een. marchand de mouchoirs had: prachtige zaken kunnen doen. Ieders oog welde fonteinen wij huil den. d© juffrouw huilde, de rechters huilden, de officier van justitie huil de. de veldwachters, liet publiek, ieder huilde, behalve de beklaagde. die strak, boosaardig voor zich zat te kij ken. Totem hij zflch weder een weinig meester was. hield de officier, eerst hortend, later al vloeiender een gloei end requisitoir. Hij relaveerde het feit dat de oud© afstammeling van de Nubische. de Fells, maniculata do- mestica. door onze vooroud'ei'9 in de 1 30e of 40e graad', welke wist hij niet precies en 't kwam er ook op een stuk of tien niet op aan. ten koste van zeer veel was geïmporteerd. Hoe moesten we het od deze aarde stellen, als we niet om ons 'heen hadden dat aardige fluweelige dier dat. in zich vereenigt sluwheid en nuttigheid, volharding en zelfbeheersching. vlugheid en nuttig heid! Ik vraag U WelEdclGestrenge hee- ren. hoe zouden we het stellen, hoe zouden onze meiden de kaas of het vleeseh bewaren vooir hare soldaten, als er geen katten waren om de mui zen op te snappen! Ik waag u hoe zouden onze kaartlegsters en planeet- lezeressen. hofjesjuffrouwen en neep jesmutsen het stellen zonder poesje! Wat zou dié he ale Natuurlijke Histo rie verte'len als de kat als het geheele geslacht Felis domestica niet meer be stond! Dat is immers onmogelijk Dat is het begin van de ondergang der wereld. En daarom mijne heeren, is deze man zoo hoogst gevaarlijk voor de maatschappij waarin wij leven omdat hij den oorlog tot het bitterste einde heeft verklaard aa® dit den mensch zooveel nut en genoegen verschaffen de dieremgeslacht Kunt ge u voorstel len iemand, die een argeloos dier dat 's middags warmpjes in die zon ligt met zijn. hoogst merkwaardige diafragma- tisch© oogen zoo in koelen bloede op de wreedaardigste wijze vermoordt? 't ls allerafschuweliikst. Het teekent den man zonder hart, zonder geweten, zonder gevoel. En daarom mijn© hee ren. om dit gevaar voor de samenle ving en voor het dierenrijk te verwij deren uit deze maatschappij die hij onteart heb ik de eer te eischen dat hij zal veroordeeld worden tot eenige jaren eenzame opsluiting". Een zucht van verlichting ging door de zaal. Allen keken we voldaan op, met van vreugde schitterende oogen, en. bet was nu de beurt van den be klaagde om treurig te kijken. 't Was ook wat moois voor „zoo'n kreng" zooveel straf. Hij werd vetroordóeid en ons poesje was gewroken. OOK NIET MIS. Barones. Ik zal het u dadelijk maar zeggen, ik ben wat zenuwach tig. wat driftig. Kamenier. O, ik heb er al zoo velen klein gekregenI IN I1ET VERRE WESTEN. Vreemdeling. Jelui lyncht iemand maar zoo zonder vorm van proces; is er da® geen gevaar, dat je den ver keerde te pakken neemt? Inboorling. Geen nood. Er is hier niemand, die het niet ieder oogenblik dubbel 'aii dwars heeft ver diend. ECONOMIE. Lieve, zei de heer D. tot zijn vrouw het is nu toch onvermijde lijk, dat we wat zuiniger gaan leven; wij moeten het een en ander Heel goed, viel zijn vrouwtje hem in de rede, wat dunkt je cr van, als wij je sociëteit opgeven, het rooken afschaffen en als jij je zelve® eens scheerde? Een heel aardig programma, dat moet ik zeggen. En wat zal jouw aandeel in onze bezuiniging zijn? Ik zal je haar knippen. EEN BEHOEDZAME. Heer. Jij hebt me, als ik me niet bedrieg, laatst geschoren, zeg? Barbier. Jawel, meneer. Heer. Dan moet ik je verzoeken, vóór de kunstbewerking mie ongevoe lig te maken door lachgas. 53 D E D I A M A N T Ras op, dat je pruik niet afvalt! Dit laatste vooral verwekte een uitbundig gelach, wegens de omstandilgheid dat de heer Crookes nagenoeg geheel kaal was. „Wat bedoelen zij loeh met die vleeschkast?" vroeg de heer Clayton. „Slaat dat op zijn hoogen rug?" Philip keek hem onderzoekend aan, met een flauwen glim lach op zijn gelaat. „Neen, dat heeft nog een bijzondere he te eken is; daar is een lieeie geschiedenis aan verbonden, die ik u hier echter niet kan vertellen". Plowman Edwards was opgestaan en naar voren getreden, wachtende op een gelegenheid om het woord te kunne® nemen. In het eerst glimlachte hij (gemoedelijk; toen echter het geraas aanhield, veranderde de uitdrukking van zijn gelaat en keek hij met gefronste wenkbrauwen naar de bende links, die nog steeds het ergste te keer ging. Eindelijk stale hij dreigend de vuist tegen hen op, wat echter, in stede van het gewenschte gevolg te hebben, het tumult nog deed toenemen. Het werd nu een soort van wedstrijd, wie het ergste leven kon maken. De meerderheid in de zaal was op de hand van de mijndiroctie, een minderheid was heftig gekant tegen de candid aten van de maatschappij, terwijl een groot aantal personen alleen voor do pret was gekomen, zonder dat 't hun iets kon schelen, wie va:n de candidate® de zege zou behalen. De aanhangers van dc directie, die bijna uitsluitend de galerij vulden, trachtten de on afhankelijke kiezers door oorverdoovend gillen tot zwijgen te nopen, terwijl dezen op hun beurt door schreeuwen en brullen hun tegenstanders trachtten te verslaan. Het lawaai in de zaal vermeerderde met elke minuut, en de kans, dat een van de candidaten gelegenheid zou krijgen om aan het woord te komen, scheen al heel gering. Men zag den commissaris van politie, Turnbull, zijn uiterste best doen om door gebaren de groep links tot kalmte bewegen, doch de mannen keerden zich e enigszins verontwaardigd, van hem af, en wezen met uitge stoken vinger naar de mijnwerkers op de galerij, als om dezen de schuld van het lawaai te geven. Plotseling als op een afgesproken teeken verminderde het getier en weldra was het bijna stil geworden Van dat oogenblik maakte de voorzitter gebruik. „Luistert!" 7.00 begon hij met forsche stem. „wij hebben ons voorgesteld, een ordelijke en vreedzame vergadering te hou- DE DIAMANT 50 onttrokken te worden aan het gevoel var -rees e® angst over het lot van zijn vriend, dat hem voortdurend beklemde, had ook Philip Winter besloten de vergadering te gaan bijwonen. Hel toeval wilde, dat de heer Clayton naast hem kwam te zitten. Is hier tot nu toe nog al kalm", zeide deze, zich tot Philip wc:. 1 mde. „O ja", antwoordde Phi 'p, „op het oogenblik is bet heel kalm, maar 't is die vraaR", of het den geheele® avond zoo zal blijven. Ziet u die kerels "aar zitten!" En hij wees op een groep mannen, die dicht aaneengesloten aan de linkerzijde van de zaal zaten e® den indruk maakten, dat zij p.j elkander behooren. „Nu, wat zou dat?" „Dat zijn enkele van Davidsons menschen; zij zeggen althans dat zij het zijn, ofschoon ik betwijfel of Davidson de moesten hunner kent". „Wie is Davidson?" „O, u is hier dus niet bekend? Davidson is de onafhankelijke candidaat; in alle opzichten een beste kerel,maai- ik betwijfel of hij veel kans heeft". „En die mannen daar?" „Z.ij zijn van plan lawaai te schoppen als ze cr kans toe zien. Er zijn verscheidene slechte elementen onder, zelfs enkele kaai boeven." „Wat zijn dat: kaaiboeven?" „O, 7.00 noemen we hier de lui. die wegens diamantsmokkel zijn veroordeeld en hun tijd bij de havenwerken te Bergstad hebben uitgediend. Z.iet u dien man rapt. het roo.de haar, die in het gangpad dicht hij hen staat? Kijk, hij is juist bezig iets in zijn notitieboekje op te teekenen". „Wie is dat?" „Dat is Turnbull, de commissaris van politie, Hij zou over heel watmienschen hier in de zaal merkwaardige dingen kun nen vertellen, als hij wilde!" Op dit oogenblik hoorde men een klok buiten acht uur slaan. Onmiddellijk ontstond er een heftige beweging op de galerij. „'t Is tijd, 't is tijd! Muziek voor m'n duiten!" en meer derge lijke uitroepen hoorde men, vergezeld gaande van gestamp en slaan met stokken, gefluit en gebrul. Toen het lawaai een oogenblik verminderde, klonk een schelle stem door de zaal, roepende:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 6