Haarlemmer Halletjes.
DE ZATERDAGAVOND.
vlotten. De bezorgde vader was ge
durende geruimen tijd druk bezig met
allerlei proeven te nemen om vleeseh
zoo toe te bereiden, dat alle vetachtige
en andere moeilijk verteerbare deelen
daaruit verdwenen en alleen het abso
luut voor voeding benoodigde overbleef.
Op een goeden dag zei Liebig „Nu
geloof ik, dat ik het heb", en hij liet mij
een bruin sap proeven, dat ongeveer
smaakte als het tegenwoordige vleesch-
extract. Zoo bleef het eenige jaren.
Het extract werd in do Munchencr hof-
apotheek op bijzonder verzoek, voor kin.
deren zieken en zwakken bereid, maar
alleen om er den aanvragers een ple
zier mee te doen. 1
Op zekeren dag ontmoette Liebig in
een gezelschap een exotischen, door de
zon verbranden heer, uit Uruguay, die
h)3m vertelde, dat men daar jaarlijks de
huiden van duizenden runderen naar
Europa zendt, om tot leder te worden
bereid, maar het vleeseh als. onbruik
baar voor de wilde dieren der steppen
overliet. „Eurekariep Liebig plotse
ling. Wij keken hem verbaasd aan,
maar hij zeide niets meer.
Eenige jaren later, toen ik mij eens
met hem in zijn werkkamer bevond,
nam. hij een porceleinen kruikje van den
schoorsteenmantel en vroeg hij: „Her
innert. ge u nog den avond, tóe® die
Zuid-Amerikaan bij ons was? Ja? Nu,
In zulke kruikjes bevindt zich thans 't
vleeseh, dat vroeger aan het wild ge
dierte werd overgelaten."
Dikwijls vertelde Liebig ook van den
tijd, dat hij-te Parijs bij Guay Lussac en
Renard proeven d pd, „Ik was toen al
getrouwd", voegde hij er met schalk-
schen blik op zijn vrouw bij. ..Jawel,
zei mevrouw von Liebig, toen hij eens
weer met heel veel ingenomenheid van
zijn verblijf te Parijs vertelde „een
mooie tijd, waarin je zelf met je
proeven bijna het leven hadt verloren".
Liebiig was namelijk te Parijs bij het ne
men van een proef met knalzilver licht
.gekwetst gewonden,.
Zelden mislukten evenwel, zijn
proeven. Te onaangenamer was
du3 voor hem, dat, zij het dan ook
door de schuld van zijn famulus, een
proefneming, juist moest mislukken,
toen deze door koning Maximiliaan
van Beieren koningin Marai en het
hof werd bijgewoond. Liebig was nl.
in 1852 naar München vertrokken.
Geibel, Dingelstedjt en. andere geleer
den hielden er populaire voordrach
ten en ook Liebig begon in 1853 met
eenige populaire lezingen, door ex
perimenten verduidelijkt, in de groo-
te chemische gehoorzaal. Bij een
dezer lezingen, welke, zooals hierbo
ven werd gezegd, door den koning,
dc koningin en het hof werd bijge
woond, had een ontploffing plaats,
waarbij Liebig door glassplinters aan
de hand werd' gewond. Koning Maxi-
miliaan bleef volkomen kalm, de
koningin daarentegen was erg ze
nuwachtig en het gevolg, waarvan de
meesten Liebig slechts met tegenzin
hadden zien komen, sprak reeds van'n
„aanslag". Dit riep van dien anderen
kant weer het praatje in het leven,
dat. men den assistent had) omge
kocht om Ltiebig bij den koning in
ongenade te brengen. Dit gelukte
evenwel niet en Liebig vertelde later
graag een anecdote uit den tijd) dat
hij te Darmstadt, woonde, waar men
het ook eens had beproefd. „Em
mijner beschermers was' de groother
tog Ludwig 1. Een kamerheer
vroeg dien groothertog eens of,
hij wel wist dat Liebig materialist
was. „Wat?" vroeg de groothertog
schijnbaar zeer verbaasd, „do zoon
ook, de vader deed in allerlei materi
alen, maar die zoon is, geloof ik, pro
fessor!" De ander begreep liet en
zweeg.
Een algemeen menschelijke eigen
schap is zich te verbeelden dat het
altijd op een andere plaats .en in an
dere omstandigheden beter is, dan
die waarop en waarin men zich op 't
oogenblik bevindt. Of eigenlijk, maar
dit heel zacht gezegd en onder ons.
geloof ik. dat die eigenschap speciaal
vr ouwe 1 ij k is. Dat laatste schrijf ik
echter alleen daaraan toe, dat een
vrouw door minder emotie en dus
minder ondervinding niet geleerd
heeft er mee te breken
Met heeft geregend, een plas hier.
een moddertje daar. glibberigheid
overal, wij loope® aan den «enen
kant en verbeelden ons met overtui
ging. dat het aan den anderen kant
minder vuil moet zijn nauwelijks
aan den anderen kant gekomen,
schijpt die één© kant cr weer beter uit
te zien en zoo zouden wij zigzagsgc-
wijze voort kunnen gaan als dait niet
gek stond (zoo ziet men al weer. wat
de vormen niet een nut kunnen stich
ten).
Wij wonen in een lief huis, volko
men geschikt voor onze behoeften niet
een serre en een tuin, maar heel wei
nig passage*
Kijk, dat huis daar is niet minder
aardig en op zoo n gezelligen, druk
ken stand, wel is waar is er geen tuin
tje bij. maar daar heeft men ook al
leen 's vomers wat aan. Verhuizen!...
liet helpt niet En nu?.. Een drukke
stand, maar 's zomers brandt de zon
zoo op bet huis: dat er van vóór zit
ten geen kwestie kan zijn en o, wat
missen wij nu ons tuintje, 's Zomers
geen passage en geen tuin!
Het nieuwe seizoen nadert Er moe
ten nieuwe hoeden, schoenen, hand
schoenen, voiles, kousen, japonnen,
mantels en wie weet, wat meer ge
kocht. worden. Wat loopt dat toch op!
Wacht, in Amsterdam. daar moet dit
en dat :;oo goedkoop zijn Lastig, dat
men dan niet alles mee kan nemen,
wat een vracht komt daarop en dan
moet Willem /of lv!aai"tje nog eens
heem om te passen. De rekening
wordt opgemaakt, wat komt daar een
reisgeld bij en dan nog eens koffie
drinken en dun die kleinigheidjes, die
eigenlijk overbodig zijn en moeder
moet eerlijk bekennen aan haar man,
die er nooit vóór is, voor al dat ge-
koop in een andere olaats. dat zij ei-
eigenlijk niets nree uitgewonnen heeft
Kijk eens even zegt vader, ik zou er
niets tegen hebben als d'an de ïlol-
landsche Spoor ook een tegemoetko
ming gaf aan de Haarlemsche winke
liers. want die vaart er eigenlijk het
best bij.
Zou dat ook de reden zijn. waar
om, zooals ik in liet .Tijdschrift v.
Nijverheid" las zooveel jonge dames
graag in winkels koopen. waar Engel-
sche of Fransen© artikelen verkocht
worden, al zijn die artikelen ook
duur en slecht? Of is dat alleen om
dat het chic staat, omdat die verpak
king met een buitenlandsch cachet er
iets gedistingueerds aangeeft? Ik
weet het niet. zeker, misschien is zoo
wel het een als het ander een oorzaak
er voor; maar wel weet ik zeker, dat
ik instem met hen die daar tegenop
komen. Laten wij toch onze eigen in
dustrie bevorderen! Wij vrouwen kun
nen daaraan zooveel doen. in dat op
zicht vertegenwoordigen wij een
macht. Mijn één© zoon beweert met
overtuiging, dat vader het geld ver
dient en dat moeder het weer uitgeeft.
Dat klinkt grappig, maar het is waar.
Mijn kleine zoon bedoelt daar geen
verwijt mee; hij wil alleen maar zeg
gen: moeder zorgt voor de inkoopen".
En dat doen de vrouwen over 't alge
meen, wat den kleinhandel aangaat.
Wanneer wij nu eens begonnen om
niet anders dan Hollandlsch© artikelen
tc willen koopen. tapijten, linoleums,
cacao, biscuits, zeep. eau de cologne,
minerale wateren, bier. alles moest
echt Hollandsch zijn. dan zouden de
winkels zich alleen Ilollandsche arti
kelen aanschaffen. De kleinhandel zou
den groothandel dwingen en wij had
den veel voor liet land1 gedaan waar
wij toch hopen, dat later onze zoons
weer een. welvarend bestaan vinden.
HUISHOUDELIJKE WENKEN.
I. Als het warm eten warm gehou
den moet worden voor iemand, die
later komt, doet men wijs het niet in
dien oven tc zetten, maar in een pan
gevuld) met kokend water Dan blijft
het eten warm en droogt niet uit.
II. Men schijnt citroenen goed te
kunnen bewaren onder een omgekeerd)
glas. Zelfs na zes maanden schijnen
ze dan hun frischheid nog behouden
te hebben.
ALLERLEI.
Spel aan het Hof.
De keizer' van Oostenrijk speelt af
en toe Patience.
De c-zaar van Rusland speelt zel
den. Zijn eenige ontspanning in ledi
ge uren is muziek en lectuur.
D0 koning van Italië speelt nooit;
daarentegen was zijn grootvader Vic
tor Emmaniied een echte speler, die,
als hij verloor, vloekte al» een sjou
wer, en zich tranen kon lachen als
hij won.
Alfonso XIII van Spanje speelt „trc-
sillo" met de Spaansche tarokkaar-
ten.
Bij de Franschen hebben bijna alle
koningen veel gespeeld, van Filips
den Schoon© en Lode wijk XII af, tot
Hendrik IV toe, die in het spel niet
onberispelijk eerlijk was. In die 17de
en dëi 18de eeuw speelde mien „passe-
dix", „lansquenet", „triomphe", „een
en dertig" en „boston de Fontairae-
bleau", van welke laatste soort hot
whisten afkomstig is.
Madame die Mont esp an vei'loor in
één Kerstnacht'700.000 daalders; in
één nacht echter won zij 5 imllioen
terug.
Gaston van Orleans moest, om zijn
speelschulden te betalen, zijn juwec-
leri verpanden.
Napoleon I wag een groot vérder-
dér van het schaakspel, dat hij bij
voorkeur met den predikant vanFon-
tainebleau speelde. Hij verloor bijna
altijd, omdat de predikant een sterk
schaker was. Die keizer was altijd
slecht geduimd, als hij zich over
wonnen moest geven. Zoo iets erger
de hem, zelfs toen hij Europa nog
niet tot schaakbord had'.
Witte haren en witte veeren.
Het zwarte haar van den neger
dankt zijn kleur aan een opeenhoo-
ping van een donkere kleurstof in de
cellen der haren. Het witte haan- op
het eerbiedwaardig hoofd eens gri js
aards echter en eveneens bijv. ook de
witte veeren van een zwaan bevatten
geen kleurstof, doch hun sneeuwach
tig uiterlijk komt hier vandaan, dat
het licht zich weerspiegeltin de lucht
ruimten of luchtblazen der afzonder
lijke cellen.
Volgens hun bouw onderscheiden
zich witte haren of grijze veeren in
niets van grijze, bruine, zwarte, roo-
de of geelachtige alleen bevatten zij
geen kleurstof. Nieuwe onderzoekin-
een hebben bewezen, dat men in aan
merking moet nemen, dat de wanden
der klouirlooze haarcellen hei licht in
het oog richten. Deze afzonderlijke
cellen zijn uiterst klein en hebben
Een Zaterdagavondpraatje.
Ik weet niet of het anderen ook op
gevallen is, maar mij heeft het ge
troffen. dat. er in cTc laatste maanden
zoo verbazend veel kinderen in het
water vallen, die er^elukkig onmid
dellijk weer worcTen uitgehaald. „Gis-
,.tei avond omstreeks ze« uur viel een
jongen al spelende ip de Burgwal.
„Een man, die óp het geschreeuw
„toekwam, begaf zich gekleed te wa-
„ter en had het geluk het kind nog
..levend op het, droge te brengen."
Zoo' is veelal de traditioneel© in
houd. Alleen wordt de Burgwal dik
wijls veranderd in de Bakenesser-
gracht. een zéér gewild water om in te
vallen, of in de Amsterdamsche vaart.
Waarom1, zoo vraag ik mij af. is het
aantal in de gvachtvallers zoo toege
nomen Komt het misschien door een
verbeterden informatiedienst van de
couranten, die meebrengt dat zoodra
er een ongelukje van deze soort voor
komt, een aantal voftten zich in be
weging zetten om het aan „de krant"
te gaan vertellen en het traditioncele
kwartje in ontvangst te nemen, dat
tegenwoordig (in alles komt de klad)
al vaak een dubbeltje geworden is?
Of is werkelijk het aantal jongens,
dat te water .raakt, zooveel grootar
geworden staan ze minder vast op
hun heenen dan vroeger Dit zou
een slag zijn in het gezicht van den
geest dezes voetbalspelenden fijds,
die immers zich juist op versteviging
van de boenen der jeugd toelegt en
deze veronderstelling wil ik dan ook
niet mak.en.
Een nog veel erger veronderstelling,
namelijk dat er op het papier veel
moer jongens te water vallen dan in
werkelijkheid in de gracht met an
dere woorden dat. de fantasie van som
mige berichtgevers wel eten9 dubbel
tjes weet te smeden uit het niet. die
veronderstelling is zoo ijselijk, dat ik
haar nauwelijks durf opperen, nog
veel minder gelooven.
Jammer maar, dat, het_n!iet altijd
zoo goed afloopt en dat de kloeke
voorbijganger, die gekleed' te water
gaat om den drenkeling te redden,
op het dringentfete.oogenblik wel eens
ontbreekt. Dat hebben we gezien, toen
er onlangs een knaapje te water raak
te en niet meer teruggevonden werd
dan een dag of wat latei-, toen zijn
lijkje aan den Spaarnckant kwam
aandrijven.
Iemand had het gezien en kwam hot
mij zeggen;
„Je hebt het toch dadelijk uit het
water gehaald?" vroeg ik.
Neen, zeker niet, daar had hij wel
op gepast. Er was bericht naai- de
politie gegaan.
„Maar mijn hemel, waarom heb je
het niet gedaan?"
,,'t Mag immers niet", gaf hij ten
antwoord. E11 hoewel ik hem verze
kerde. dat het immers dwaasheid was
en dat biet zelfs plicht van een mensch
is om dit te doen, kon ik aan zijn
gezicht zien, dat ik hem niet over
tuigd had.
Hij is trouwens de eenige niet. Het
is een vrijwel algemeen volksgeloof,
dat men een drenkeling niet zonder
politie 11 it, het water mag halen. Naai'
't schijnt, hebben sommigen een. con
cessie gedaan en meenen zij. dat het
al voldoende is wanneer men het li
chaam halverwege in liet water laat.
Evenzoo zijn de menschen van mee
ning. dal niemand ©era andier die zich
opgehangen heeft, mag afsnijden.
Daar moet de politie ook al bi j.
Hoewel deze opvattingen zoo muur
vast zitten, dat ik geen, kans zie ze
zoo maar even miet. een pen 0111 te
stooten, wil ik joch hier nog eens
zeggen, dat er hoegenaamd' niets van
aan i.s. Niemand beloopt eenige be
risping of straf, wanneer hij eigen
machtig een lijk uit het water haalt,
of een gehangene afsnijdt. Wel heeft
hij kans op een istandje. als hij het
niet gedaan heeft.
Het zo u de moeite waard zijn ecn«
na te gaan waar dit vreemde en toch
zoo vastgeroeste volksgeloof vandaan
komt. Misschien is hier een zekere
voorzichtigheid de reden, angst om te
worden aangezien voor den dader,
wanneer hot later blijken mocht, dat
de drenkeling of de gehangene door
geweld' om het leven was gekomen,
's Is een typisch Nederlandsche ka
raktertrek om, ook in dc dualiteit van
getuige, liever niet met de justitie te
doen te hebben en wanneer w© we
ten. hoe vaak getuigen vooor sommige
rechtbanken uren lang moeten waclh
ten vóór zij hunne verklaringen kun
nen afhggen. zal dit verschijnsel ons
niet meer zoo erg verwonderen.
Je hebt anders wel meer wonder
lijke opvattingen in de wereld. Zoo
was er >p de® avond van een van de
Pinksterdagen een man blijkbaar niet
geheel buiten alcoholische invloeden,
die op een gegeven mam ent in de
Nieuwe Gracht was gestapt.
Het u-luk wou. dat het aan d& kan
ten te Ondiep is 0111 te verdrinken. Al
thans voor iemand van zijn grootte.
Hij stond: zoowat tot aan de schou
ders in het water Verder niet.'
Ik constateer bij deze. dat het een
geluk is dat de Nieuwe Gracht niet
beter wordt uitgediept. De billijkheid
gebiedt mij te erkennen dat ze af en toe
wèl stinken kan.
Dg ZATERDAGAVOND.7
u niet ontsnappe en voert hem tot mij.
uw aller hoofd en ik za.l er zorg voor
dragen dat deze paria zijn welver
diende straf niet ontkome. Gaat. man
nen,. gedenk mijne woorden en uw
eed. en doet uw plicht".
■Oogenblikke'liijk ,na deze tot hun
hart gaande woorden maakten de
agenten salueerend rechtsomkeert en
verspreidden zich in de stad. IJverig
zochten ze. en na uren van de scherp
st© naspeuringen .mocht het een twee
tal. die door een onzichtbare spiritua
listische liand; geleid waren, gelukken
cc® allergemeenst: uitziend sujet op
te pikken tegen wien ze zware ver
moedens waren gaan koesteren.
Zwaar geboeid werd hij eerst naar
het politiebureau gebracht en nadat
de commissaris do beide agenten hoog
de luent in had gestoken figuur
lijk altijd, want dat is voor een kam
pioen athleet te zwaar laat staan dus
voor een commissaris van politic
en na en half uur ondervraging zat
onze gevangene in eep somber hok.
Een week of wat lateir kwam de
snoodaard voor de rechters.
Ernstig wees die president hem op
de zwaarte van zijn misdrijf: moord
met voorbedachten rade voorafgegaan
door diefstal.
Toen kwam 's mans tons los.
..Maar meheer .ik heb 't beesie niet
gestolen. Ik liep zoo over de grach en
toe zag'ik een katsjie loope. 't Beessie
scharrelde zoo gek heen en weer da 'k
dach dat 't verdwaald was 'k Ging
op 't diertsie af, maar teilekens liep 't
weg. tot 't op een stoep ging zitte.
Toen kon, 'lc 't pakke en 'k nam 't. op
m'en arrern. 't Was waarachtig een
aardig beessie. Toen 'k 't een poossi©
ha gestreeld, helde ik an. Een raessie
de© ope maar ze schrok zoo van me.
dat zc. as ik niet gauw m'en voet tusse
de deur ha gezet, die meteen weer
voor m'en. gezichhad tocgesmete.
Messie, zeg ik. hoort da katsjie bij
jullie? Bè je gek. zeit ze. dat smerige
dier. da het de sehurref en. meheer 1
hêt 't de deur uitgetrap. toen 't, binn©
is komme loope. Zoo zeg ik. as 't de 1
sehurref liét., kenne jullie 't ook niet.
houwe. Dankie wel hoor en leef geluk-
kig. Pats ging de deur toe. WA mos
ik nou met 't beessie doen. As 'k het
op straat ha gelate, had.de de jongens
het maar vennalletreiteerd'. uwé weet
wel da dat zulke gemeene rakkers teu-
genswoordig binoe. Weet je wat, dach
ik. 't diertsie hêt toch een ziekte, waar
van 't niet meer boven op komp, we
zuil© hem maar meteen naar de an
dere wereld hellepe Toe heb ik 't doodi
gemaak. Ziet uwé, dat is de waarach
tige waarheid en eigenlijk mos ik een
belooning hebben, omdat ik gezorg liep
dat 't niet meer beessies hét angestoke.
DA 'k het vellegie heb verkoch aan de
koopman is waar; 't zou zonde gewee*
zijn om 't weg te gooie
Rrrrrt. daar liep de juffrouw d'r
mondje af 11a deze schitterende ver
dediging. „Meheer" zei ze en trane©
begonnen reeds in hare oogen te schit
teren. 't beessie was net zoo zuiver as
u of ik, 't mankeerde nog dat niet.
Maar de vent het 't met z'en koppie
teug© dc grond geslage. zoodat 't
bloed an de vloer zat. O mijn poessie.
'kreet ze in vertwijfeling en het oogen
water 'iet ze den vrijen loop, m'en
atnni poessie. voor geen honderd; guide
had 'k 't wille misse. As 'k thuis kwam.
zat 't op de mat op me te wachten en
as 'l wat wou bebbe. ging 't opzitte,
net as een hondsjie. O m'en poessie,
m'en poessie".
Tranen verstikten haar stem, haar
zakdoek kon alle nat niet meer af-
wasschen. haar hand moest die te
hulp komen, haar geheele lichaam
schokte. Allen werden we diep bewo
gen en een. marchand de mouchoirs
had: prachtige zaken kunnen doen.
Ieders oog welde fonteinen wij huil
den. d© juffrouw huilde, de rechters
huilden, de officier van justitie huil
de. de veldwachters, liet publiek, ieder
huilde, behalve de beklaagde. die
strak, boosaardig voor zich zat te kij
ken.
Totem hij zflch weder een weinig
meester was. hield de officier, eerst
hortend, later al vloeiender een gloei
end requisitoir. Hij relaveerde het
feit dat de oud© afstammeling van de
Nubische. de Fells, maniculata do-
mestica. door onze vooroud'ei'9 in de 1
30e of 40e graad', welke wist hij niet
precies en 't kwam er ook op een stuk
of tien niet op aan. ten koste van zeer
veel was geïmporteerd. Hoe moesten
we het od deze aarde stellen, als we
niet om ons 'heen hadden dat aardige
fluweelige dier dat. in zich vereenigt
sluwheid en nuttigheid, volharding en
zelfbeheersching. vlugheid en nuttig
heid!
Ik vraag U WelEdclGestrenge hee-
ren. hoe zouden we het stellen, hoe
zouden onze meiden de kaas of het
vleeseh bewaren vooir hare soldaten,
als er geen katten waren om de mui
zen op te snappen! Ik waag u hoe
zouden onze kaartlegsters en planeet-
lezeressen. hofjesjuffrouwen en neep
jesmutsen het stellen zonder poesje!
Wat zou dié he ale Natuurlijke Histo
rie verte'len als de kat als het geheele
geslacht Felis domestica niet meer be
stond!
Dat is immers onmogelijk Dat is het
begin van de ondergang der wereld.
En daarom mijne heeren, is deze
man zoo hoogst gevaarlijk voor de
maatschappij waarin wij leven omdat
hij den oorlog tot het bitterste einde
heeft verklaard aa® dit den mensch
zooveel nut en genoegen verschaffen
de dieremgeslacht Kunt ge u voorstel
len iemand, die een argeloos dier dat
's middags warmpjes in die zon ligt met
zijn. hoogst merkwaardige diafragma-
tisch© oogen zoo in koelen bloede op
de wreedaardigste wijze vermoordt?
't ls allerafschuweliikst. Het teekent
den man zonder hart, zonder geweten,
zonder gevoel. En daarom mijn© hee
ren. om dit gevaar voor de samenle
ving en voor het dierenrijk te verwij
deren uit deze maatschappij die hij
onteart heb ik de eer te eischen dat
hij zal veroordeeld worden tot eenige
jaren eenzame opsluiting".
Een zucht van verlichting ging door
de zaal. Allen keken we voldaan op,
met van vreugde schitterende oogen,
en. bet was nu de beurt van den be
klaagde om treurig te kijken.
't Was ook wat moois voor „zoo'n
kreng" zooveel straf.
Hij werd vetroordóeid en ons poesje
was gewroken.
OOK NIET MIS.
Barones. Ik zal het u dadelijk
maar zeggen, ik ben wat zenuwach
tig. wat driftig.
Kamenier. O, ik heb er al zoo
velen klein gekregenI
IN I1ET VERRE WESTEN.
Vreemdeling. Jelui lyncht iemand
maar zoo zonder vorm van proces;
is er da® geen gevaar, dat je den ver
keerde te pakken neemt?
Inboorling. Geen nood. Er is
hier niemand, die het niet ieder
oogenblik dubbel 'aii dwars heeft ver
diend.
ECONOMIE.
Lieve, zei de heer D. tot zijn
vrouw het is nu toch onvermijde
lijk, dat we wat zuiniger gaan leven;
wij moeten het een en ander
Heel goed, viel zijn vrouwtje
hem in de rede, wat dunkt je cr
van, als wij je sociëteit opgeven, het
rooken afschaffen en als jij je zelve®
eens scheerde?
Een heel aardig programma,
dat moet ik zeggen. En wat zal jouw
aandeel in onze bezuiniging zijn?
Ik zal je haar knippen.
EEN BEHOEDZAME.
Heer. Jij hebt me, als ik me niet
bedrieg, laatst geschoren, zeg?
Barbier. Jawel, meneer.
Heer. Dan moet ik je verzoeken,
vóór de kunstbewerking mie ongevoe
lig te maken door lachgas.
53 D E D I A M A N T
Ras op, dat je pruik niet afvalt! Dit laatste vooral verwekte
een uitbundig gelach, wegens de omstandilgheid dat de heer
Crookes nagenoeg geheel kaal was.
„Wat bedoelen zij loeh met die vleeschkast?" vroeg de heer
Clayton. „Slaat dat op zijn hoogen rug?"
Philip keek hem onderzoekend aan, met een flauwen glim
lach op zijn gelaat.
„Neen, dat heeft nog een bijzondere he te eken is; daar is een
lieeie geschiedenis aan verbonden, die ik u hier echter niet
kan vertellen".
Plowman Edwards was opgestaan en naar voren getreden,
wachtende op een gelegenheid om het woord te kunne® nemen.
In het eerst glimlachte hij (gemoedelijk; toen echter het geraas
aanhield, veranderde de uitdrukking van zijn gelaat en keek
hij met gefronste wenkbrauwen naar de bende links, die nog
steeds het ergste te keer ging. Eindelijk stale hij dreigend de
vuist tegen hen op, wat echter, in stede van het gewenschte
gevolg te hebben, het tumult nog deed toenemen. Het werd
nu een soort van wedstrijd, wie het ergste leven kon maken.
De meerderheid in de zaal was op de hand van de mijndiroctie,
een minderheid was heftig gekant tegen de candid aten van
de maatschappij, terwijl een groot aantal personen alleen voor
do pret was gekomen, zonder dat 't hun iets kon schelen, wie
va:n de candidate® de zege zou behalen. De aanhangers van dc
directie, die bijna uitsluitend de galerij vulden, trachtten de on
afhankelijke kiezers door oorverdoovend gillen tot zwijgen te
nopen, terwijl dezen op hun beurt door schreeuwen en brullen
hun tegenstanders trachtten te verslaan. Het lawaai in de
zaal vermeerderde met elke minuut, en de kans, dat een van
de candidaten gelegenheid zou krijgen om aan het woord te
komen, scheen al heel gering. Men zag den commissaris van
politie, Turnbull, zijn uiterste best doen om door gebaren de
groep links tot kalmte bewegen, doch de mannen keerden zich
e enigszins verontwaardigd, van hem af, en wezen met uitge
stoken vinger naar de mijnwerkers op de galerij, als om dezen
de schuld van het lawaai te geven. Plotseling als op een
afgesproken teeken verminderde het getier en weldra was
het bijna stil geworden
Van dat oogenblik maakte de voorzitter gebruik.
„Luistert!" 7.00 begon hij met forsche stem. „wij hebben ons
voorgesteld, een ordelijke en vreedzame vergadering te hou-
DE DIAMANT 50
onttrokken te worden aan het gevoel var -rees e® angst over
het lot van zijn vriend, dat hem voortdurend beklemde, had
ook Philip Winter besloten de vergadering te gaan bijwonen.
Hel toeval wilde, dat de heer Clayton naast hem kwam te zitten.
Is hier tot nu toe nog al kalm", zeide deze, zich tot Philip
wc:. 1 mde.
„O ja", antwoordde Phi 'p, „op het oogenblik is bet heel
kalm, maar 't is die vraaR", of het den geheele® avond zoo zal
blijven. Ziet u die kerels "aar zitten!"
En hij wees op een groep mannen, die dicht aaneengesloten
aan de linkerzijde van de zaal zaten e® den indruk maakten,
dat zij p.j elkander behooren.
„Nu, wat zou dat?"
„Dat zijn enkele van Davidsons menschen; zij zeggen althans
dat zij het zijn, ofschoon ik betwijfel of Davidson de moesten
hunner kent".
„Wie is Davidson?"
„O, u is hier dus niet bekend? Davidson is de onafhankelijke
candidaat; in alle opzichten een beste kerel,maai- ik betwijfel
of hij veel kans heeft".
„En die mannen daar?"
„Z.ij zijn van plan lawaai te schoppen als ze cr kans toe
zien. Er zijn verscheidene slechte elementen onder, zelfs enkele
kaai boeven."
„Wat zijn dat: kaaiboeven?"
„O, 7.00 noemen we hier de lui. die wegens diamantsmokkel
zijn veroordeeld en hun tijd bij de havenwerken te Bergstad
hebben uitgediend. Z.iet u dien man rapt. het roo.de haar, die in
het gangpad dicht hij hen staat? Kijk, hij is juist bezig iets in
zijn notitieboekje op te teekenen".
„Wie is dat?"
„Dat is Turnbull, de commissaris van politie, Hij zou over
heel watmienschen hier in de zaal merkwaardige dingen kun
nen vertellen, als hij wilde!"
Op dit oogenblik hoorde men een klok buiten acht uur slaan.
Onmiddellijk ontstond er een heftige beweging op de galerij.
„'t Is tijd, 't is tijd! Muziek voor m'n duiten!" en meer derge
lijke uitroepen hoorde men, vergezeld gaande van gestamp en
slaan met stokken, gefluit en gebrul. Toen het lawaai een
oogenblik verminderde, klonk een schelle stem door de zaal,
roepende: