Haarlemmer Halletjes.
De groote prijs.
Van de keuze van een hoed hangt
dikwijls het elegante van* een geheel
toilet af, veel zorg moet daarbij in
acht genomen worden.
Schilderachtige groote hoeden met
een rijken vederdos zijn niet geschikt
voor meisjes, die haar dagelijksche
bezigheden buitenshuis hebben. Zij
moeten dagelijks wandelen of in een
tram rijden naar haai* bestemming; de
hoed heeft veel te lijden, begint er
heel spoedig verflenst uit te zien en is
dan veel minder aantrekkelijk dan een
doodeenvoudige hoed.
Eenvoud' is altijd, verkieselijk maar
bijzonder in een hoed. Onlangs kwam
ik een jong meisje tegen met een hoed
vol bloemen en zijde van schitteren
den kleur met afhangende lamfers
enz. Men vroeg mij. of ik dat niet een
bijzonder lief gezicht vond.
Een gezichtOch kom. daarvan
heb ik niets gezien, ik zag een hoed,
een bloementuin met schitterende om
geving on verder zag ik niets; dat ééne
priemde als 't ware in mijn oog zoo
brutaal mogelijk, dat het verblind
werd voor iets anders Hoe jammer,
werd mij gezegd, het is zoo'n mooi.
leif persoontje. Een paar dagen later
kom ik een wielrijdster tegen.
„Wat een lief meisje", zeg ik tot
hetzelfde gezelschap.
,Zoo, zie je het nu. wel. dat is de
zelfde juffrouw van de bloementuin".
Hé, dan moest zij altijd met een
matelot op de fiets zitten of wande
lende haar bloementuin thuis laten,
wat nog maar het beste zou zijn. want
iets moois moet ons niet al te snel
Voorbijgaan. Het doet zoo goed naar
iets moois te kijken.
Ik heb een kennis van middelbaren
leeftijd. Met haar jeugd is ook haar
frisch uiterlijk heengegaan en al heeft
"ze voor mijn geestesoog nog altijd het
zelfde aantrekkelijk gezicht, mijn phy-
6iek oog ziet toch wel. dat de jaren
hun stempel op haar uiterlijk hebben
gedrukt. Zij koopt een nieuwe hoed
en bevangen door een verlangen naar
iets kleurigs, misschien in de hoop,
dat het haar op zal fleuren, kiest zij
een hoed vol schitterende gitten en
helroode zijde. Die hoed hindert mij,
wat ik zoo graag eens wil vergeten,
komt nu zoo naar duidelijk uit. Het
schitterende van dien hoed vestigt des
te meer ae aandacht op het fletse ge
laat; het contrast moet in 't oog val
len en ik vraag haar vriendelijk toch
een eenvoudigen hoed te kiezen.
Een Zaterdagavondpraatje.
Een paar van mijn lezers hebben
mij verzocht om eens de aandacht te
vestigen op den sterken reuk van het
gas in deze dagen. Ik wil dat wel
doen, maar het zou niet veel nut op
leveren als ik het daarbij liet blijven.
Deze eigenaardige reuk heeft een
oorzaak en die oorzaak is er een, die
ons do onaangename geur doet ver
geven. Het geval is, dal zich in de
buizen gemakkelijk verstopping voor
doet door naphthaline; enkele maan
den voor hare concessie eindigde,
heeft de Imperial daarmee nog groo
te moeilijkheden gehad, zoo zelfs, dat
het gas in de buizen bijna niet bran
den wou. Om dit kwaad tegen te gaan
vermengt men aan de gemeentelijke
fabriek het gas met een weinig anti-
naphthaline, of xylol. En deze stof is
het, die de eigenaardige geur af
geeft.
I.ekker ruikt ze niet. maar het is
in ieder geval beter dan dat d« naph-
taline aanslag ons licht wegneemt en
de lezers, die inïj verzochten om er
eens over te klagen, moeten zich
maar troosten met de gedachte, dat
het xylol (hoe weinig „lollig" het in
Een klein, vlug schoolmeisje met
blonde krullen. Zij gaat naar school
met -en eenvoudig rood mutsje op.
Het kind ziet er uit om te stelen, het
onschuldig kindergezichtje komt zoo
onomwonden te. voorschijn en de
blonde krullen hebben alle gelegen
heid zich over hals, achoudiers en
ooren te laten kijken.
's Zondags zie ik het kleine ding
weer. maar nu netjes wandelend niet
vader en moeder. Zij heeft een groote
hoed1 op met veeren en een zijden
band mider de kin gestrikt. Aan iede-
ren kant van het hoofd hangt één
krul. verder is de haardos verdwenen
door den hoed. Wij mogen geleende
vogel,- en zijwormenpracht zien in
plaats van het natuurlijke sieraad. O
moeder, wat ziet uw meisje er in haar
schooldracht oneindig aantrekkelijker
uit!
Bloemen moeten nooit verzonden
worden in een cartonnen doos, maar
altijd in een blikken of beter nog een
houten kist. De kist moet geheel ge
vuld zijn maar zorg dat er geen dTuk.
king op de bloemen wordt uitgeoefend.
Besprenkel de bloemen goed met wa
ter en gebruik alleen vloeipapier om
in de kist te leggen. Bloemen met lan
ge stelen moet men tegen de wanden
der kist aanleggen, zoodat do einden
der stelen in 't midden bij elkaar ko
men. Neem nu een stokje, dat iets lan
ger is dan de breedte der kist en span
het midden over de kist heen het
neerdrukkende op de einden der
bloemstelen. Daardoor blijven de bloe
men op haar plaats en kneuzen noch
.verleppen.
HUISHOUDELIJKE WENKEN.
I. Om de meubelen goed te laten
glimmen doet men verstandig ze eerst
met een doek. uitgewrongen in vrij
wax*m water af te wrijven en ze daar
na met was te boenen.
II. Woschlijiien moeten nooit bui
tenshuis gelalen worden, als zij niet in
gebruik zijn; zij moeten zorgvuldig
gedroogd en opgeborgen worden. an
ders gaan zij rotten en maken vlekken
op het linnen.
Zijn verdediger wilde hem bepra
ten om tegen het vonnis in hooger be
roep te komen, maar hij had afwij
zend het hoofd geschud.
Waarom zou hij dat? Hij dacht er
niet over. Hij had hoegenaamd geen
lust om viiftien jaar in het tuchthuis
te gaan bronynen.
Dan maar liever ineens dood!
Met, een schamperen glimlach had
hij alles bekend. Hoe hij de vrouw
hun neus ook schijnen mag) de vei
ligheid helpt vergrooten. Er kan geen
lek meer wezen, hoe klein ook, of
het^ xylol wijst het duidelijk aan.
En riu ik toch over gas spreek,
mag ik wel even vermelden dat een
van de leden dr Comm. v. Bijstand mij
heeft verteld, dat hij nog maar zelden
een fabriek heeft gezien, die zoo mooi
gebouwd is als onze lichtfabrieken.
Dit lot geruststelling van benauwde
zielen, in afwachting van het rap
port van de Commissie over de be
weerde knoeierijen bij den bouw,
en als een soort van meter van wat
wij in dat rapport kunnen verwach
ten.
Ja, die meters! En nu bedoel; ik de
muntmeters zij hebben al heel wat
gepraat in onzen Raad teweeg ge
bracht. Soms kun je met gewoon
menschenverstand de discussies in
den gemeenteraad niet beseffen.
Maanden geleden werd er geklaagd
over de plaatsing van die meters in
de voorkamer van de arbeiderswonin
gen. Kon dat niet op een andere
plaats geschieden? B. en W. beloof
den. dat ze er met den directeur over
zouden spreken en de directeur bracht
een uitvoerig rapport, uit, dat op de
gebruikelijke loffelijke wijs voor pers
en publiek werd geheim gehouden.
Toen hoorden we er een poosje niets
van zijn vriend; op de gruwelijkste
wijze had doodgeslagen met alles, wat
hem toevallig onder de hand gekomen
was.
Daarop had hij de gansche woning
ten onderst boven gehaald. Maar in
plaats «ri de vijf- of zeshonderd marx.
waarmede hij naar het buitenland had
willen vluchten, had1 hij er maar tach
tig kunnen vinden. Dat was een te
leurstelling geweest, want met tach
tig mark kon hij niet op den loop
gaan. Hij was er dus maar eens voor
„uit" gegaan, had er wat pleizier mee
gemaakt. en dein volgenden avoud
reeds was hij in een danshuis half
dronken gevat.
Hij loochende niets, trachtte in het
geringst riet zijn daad te vergoelijken.
Heel bedaard vertelde hij aan ue
rechtbank hoe het zich toegedragen
had, met een cynisme, dat de hoor
ders deed huiveren.
De zaak was zoo klaar als glas.
Maar 'och zou het den verdediger niet
moeilijk zijn geweest, het geval als
.dood'slxg' te karakteriseeren. indien
niet de beklaagde zelf door zijn, bru
tale openhartigheid zich elke moge
lijkheid van een vonnis onder verzacn-
tenclo omstandigheden afgesneden
had.
En zoo werd hij dan ter dood ver
oordeeld.
Hij had het vonnis aangehoord zon
der een, spier van zijn gezicht te ver
trekken.
Nu stond alleen nog maar de beslis
sing van den Koning af te wachten,
of die aan het recht den loop zou ia-
ten. Anders was zijn hoofd votrr oen
beul.
Kalm sleet hij de dagen, die hem
mg overbleven.
Men sprak hem van een verzoek
om gratie maar daar wilde hij niets
van weten.
Mooie gratie!Hij was zes en
twintig jaar oud; en dan tot levens
lange gevangenisstraf veroordeeld te
worden - daarvoor bedankte hij! Nog
dertig jaar of langer achter slot en
grendel te zitten dat genoegen liet
hij aan anderen. Dddrvoor. om dat te
bereiken .had hij met zijn gruweldaad
niet zoo gepronkt.
Neen, maar ineens den kop af. Hij
zou wel weten te sterven.
Als het maar niet te lang duurde.
Tot dusver had hij 's nachts goed ge
slapen. Maar ééns was hij wakker ge
worden, en toen had hi i het toch in
d:e donkere cel wel wat benauwd ge
kregen. Hij had toen zulke rare din
gen gezien of zich verbeeld te zien...
Neen. dat zou hij toch liever niet dik
wijls meer hebben.
Met de handen tusschen de knieën
zat hij daar nu. en staarde op uen
grond.
Dat viel in zijn smaak, dat hij nu
niet behoefde te werken terwijl in
het tuchthuis nu, daar had hi] ge
noeg van hooren vertellen. Daar was
't sjouwen aTs een moienpaard!
Hij dacht aan zijn laat sten dag. als
hij zich nog eens naar hartelust te
meer van en dacht je dus, dat de di
recteur de oppositie had overtuigd.
Mis, hoor, daar komt zoowaar Woens
dag in den Raad, alsof het wonder
war, nieuws was, een van de leden
weer over die meters >en die voorka
mers praten!
Voor menschen die ergens anders
ruimte hebben in hun huis, ka,n ik
het mij begrijpen, dat zij de voorka
mer nu juist de aangenaamste plaats
voor hun meter niet vinden. Maar in
de meeste arbeiderswoningen zal wel
geen andere geschikte plaats te
vinden zijn. Is de gang geschikt? De
gang, waar de kinderen spelen en
allicht eens aan den nieter peuteren,
er op hameren of andere tegenmeter-
lijke dingen doen, naar kinderen
aard? De kelder, waar moeder de
vrouw allicht het een of ander be
waart, dat onfeilbaar bederft, zoodra
er maar een klein lekje aan de lei
ding ontstaat? Nog gezwegen van de
moeilijkheid, dat een van de huisge-
nooten d0 keldertrap af moet, telkens
wanneer er een muntstukje in den
meter moet worden geworpen.
Zoo blijkt maar weer voor wie het
nog niet wisten, dat een mensch de
werelds che zaken niet naar welge
vallen kan regelen on schikken. Daar
heb je nu bijvoorbeeld de quaestie
van het bruggen sluiten. Er heeft van
goed zou kunnen doen. Een paar goe-
d'e sigaren, een halve flesch wijn en
dan het galgemaal! Alleen was hij hef,
met zichzelf nog niet eens, of hij een
lekkeren ragout, dan wel een bief
stuk met ei en uien verlangen zou.
Daar ging de deur open.
Hij hief zijn hoofd op en zag den
procureur-generaal vóór zich.
Ach! Eindelijk... Nu zou het komen.
Zeker dus tegen morgen al O ja! Hoe
eerder noe beter nu maar
Daarin vergiste hij zich echter.
Schrik maar niet, begon die pro
cureur-generaal. Ik kom voor een heel
onschuldige zaak.
Dan maar over de brug er mee,
meneer! Schrikken do.e ik zoo gauw
niet.
On Ier uw zaken is ook een lot
in do Moissener Dombouwloterij ge
vonden; nummer 173211.
Precies!
Waar hebt u dat lot vandaan?
Ik heb u dat vroeger al eans ge
vraagd. Maar aangezien de quaestie
tamelijk zonder beteekenis was, ben ik
er toen niet op teruggekomen.
Dat lot heb ik gekocht.
Dus niet gestolen?
Neen. Als ik het gestolen had.
dan zou ik het zeggen. Ik wind geen
doekjes om mijn doen en laten.
Goed. Waar hebt u het gekocht?
Gekocht eigenlijk niet. maar ge
wonnen.
Hoizoo gewonnen?
Wil, dat zal ik u vertellen. Eens
op een avond zaten wij bij Tübbeke
te eten. Het was op een Zaterdag
avond. en ik had mijn weekloon in
mijn zak. Daar kwam een koopman
binnen met een lot, en toen hebben
wo allemaal wat*bij elkaar gelegd en
hem het lot afgekocht: en later heb
ben wij de dobbelsteenen er om laten
rollen.
Is dat waar?
Wis en zeker! Ander9 zou ik het
niet zegren. Ik heb het gewonnen met
twee kerken en een boerenvenster. ik
wou zeggen, met twee zessen en eeu
vier.
En dat was nummer 173211 van ae
Meissener loterij? Weet u dat wel ze
ker?
Volkomen zeker. Zoo zeker als ik
hier zit. Mijn vriend Schütze heeft
het nummer ook opgeschreven. Want
wij hadden afgesproken, als er op het
lot een nijs viel. dan zou de winner
trakteer en.
Nu, dan zou je aan het traktee-
ren hebben kunnen gaan. man; want
op dat Ie' is de hoofdprijs van 60,000
mark gevallen.
W xt blieft u?
Schütze heeft mij gisteren dezen
brief geschreven. Ik zou er anders
niets van hebben geweten. Maar nu
heb ik elf de zaak onderzocht en het
is waar.
Op mijn lot, zestig duizend
mark?..
Met strakke oogen zat hij daar. Hij
begreep net noch altijd niet.
Ik was eerst met mijzelf in twij-
ouder tot ouder altijd een zekere
spanning geheerscht tusschen de
menschen die op het land en die op
het water. „Zoo'n landrot", zei de
een, „zoo'n zeebonk" zei de ander.
Deze wrijving bestaat niet enkel tus
schen den mensch op 't land en den
zoutwaterbevaardier, maar ook wel
degelijk met den zoetwaterschipper.
Wie het niet gelooft moet, onverschil
lig -op welk uur van den dag, maar
eens op liet Spaarne bij een van de
bruggen gaan kijken. Met, tergende
langzaamheid komt daar een schuit
aandrijven. moeizaam voorge-
boomd door vader, zoon of
knecht, terwijl de vrouw liet
roer hanteert. Veel te vroeg naar den
zin van de menschen die nog naar
den overkant willen, draait de brug
wachter de brug open. Ongeduldig
luren de wachtenden naar de schuit,
di'ie niet voort schijnt te gaan, al be
steden de opvarenden ook rijkelijk
het zweet huns aanschijns aan ener
giek boomen. De wachtenden groeien
aan en mopperen. „Eeuwig en altijd
is die brug dicht", zeggen ze, verge
tende hoeveel honderde malen ze er
zonder wachten over zijn gegaan.
De honden, die altijd bij een gezel
schap wachtende menschen te vinden
zijn, en waarvan niemand weet wat
ze er eigenlijk te rnaken hebben, kef-
D1 ZATSKPAGAVOMP,
7
Geen schoppen, als 't u blieft!
Zij klemde zich aan haar vader
vast. Werd hij daar dan mishandeld?
Ik zal hem zeggen, dat gij hier
zijt, mijnheer! zei een der agenten.
Hij deed de deur van het vertrek
open. Bertus, in een armstoel geze
ten, een sigaar in den mond, zat daar
...met een der inspecteurs te pandoe
ren!
Iemand om u te spreken, mijn
heer.
Goed, zei Bertus, de kamer uit
komende.
Zijt gij het, Eva?
Bertus!
Zij wierp zich in zijn armen en
snikte:
Lieveling, wat moet gij geleden
hebben!
Hij zuchtte.
Dat is nu voorbij, liefste. Laten
wij alles vergeven en vergeten. Ik
was ook niet geheel smetteloos.
Automatisch© kaarsendoover
Hoe dikwijls heeft reeds een kaars
op het nachtttafeitje scliadê aange
richt, wanneer de slaap zich plotse
ling van den in bed liggenren lezer
meester maakte en hem dus verhin
derde, het licht uit te blazen. De vol
gende, even eenvoudige als belang
wekkende proef maakt het mogelijk,
dergelijke ongelukken te voorkomen.
Men kan zelfs wanneer men de snel
heid kent waarmede de kaars op
brandt, deze op een vooraf bepaald
uur doen uitdooven.
Op ongeveer 5 millimeter boven dei
opening 'van den kandelaar boort
men dicht langs de pit met een gloei
ende breinaald twee openingen, die
ongeveer een rechten hoek met el
kaar maken. Deze beide kanalen sluit
men aan de eene zijde met een stukje
was en vult ze daarna met water,
waarop men ook de beide andere ope
ningen met was sluit. Zoodra de
vlam nu de beide kanalen genaderd
is, wordt het water vrij, zal het zich
om de vlam uitspreiden en ze blus-
schen. Hoe vroeger men de kaars wil
dooven, hoe hooger men de kanalen
moet aanbrengen.
Brandvrij vensterglas (Elec-
troglas.)
Dit glas ontleent zijn naam aan de
samenstelling: kleine vierkanten van
glas igevat in koperen banden., die op
elcctro-galvanische wijze te zamen ge
voegd zijn.
Vensters en wanden van dit glas zijn
brandvrij, in zooverre, dat proeven heb
ben aangetoond, dat het electrogas
stand houdt, nadat de kozijnstijlen en
het raamhout totaal verkoold en uiteen-
ge vallen zijn.
Het is een bekend feit, dat zware bran
den zich tot kleine binnenbranden be
perkt zouden hebben, indien de scheids
muren brandvrij geweest waren, en al
thans eenigen tijd aan de vlammen
weerstand hadden kunnen bieden, en
niet door het springen der glasruiten
meerder voedsel aan het vuur verstrekt
was geworden. Electroglas zal in dierge
lijke gevallen een binnenbrand dikwijls
kunnen beperken tot heit lokaa.l waar de
brand is ontstaan.
Het „British fire prevent commitee
heeft dit glas aan de volgende proef on
derworpen.
Een klein huis voorzien' van een sepa
ratie van electroglas, werd gedurende 30
minuten aan een hitte van 2500 gr. Fah
renheit blootgesteld, terwijl voortdurend
waterstralen onder vrij grooten druk op
beide zijden van den scheidingswand ge.
richt werden. Van de 3S4 vierkanten, die
nooit igrooter zijn dan 10 vierk. c.M.,
waren 317 stuks onaangetast gebleven
en geen enkele der gaJvanoplastische
verbindingen was beschadigd of zelfs
geoxydeerd. Rij dit geval was het glas
gevat in schuiframen, waarvan de stij
len en regels na brand tot op 1 cM.
dikte verkoold waren.
Ook proeven in Amerika genomen
hebben het groote weerstandsvermogen
van dit glas afdoende bewezen.
Dit materiaal verdient dus alle aan
beveling voor. het afsluiten van winkel-
étalages, voor scheidingsmuren in bank
instellingen, hotels, liftkokers enz., en
overal waar door den bouw de vlam
men .zich over alle verdiepingen tegelijk
kunnen verspreiden.
In Amsterdam o.a. is het electroglas
door den commandant der brandweer in
verschillende gebouwen als brandwe
rend materiaal voorgeschreven.
IN DE TRAM.
Ik kan dat dubbeltje niet ontvan
gen. mijnheer zei de conducteur tot
een passagier
Waarom niet?
't Js te veel afgesleten.
Wat mooist Ik heb datzelfde dub
beltje Dij 't wisselen van u ontvangen.
Daaruit blijkt dat wij nauwkeu
riger toe zien dan u, mijnheer!
OP 't GEMASKERD BAL.
U zijt het bekoorlijkste masker
tje van 't heele bal!
Zoo. baron? Nu, als u 't zegt dap
is 't ook waar. want u hebt nog nooit
gelogen!
Dat doet me pleizier. lief kind...
maar, hoe weet je dat?
Wel. kinderen en gekken zeggen
de waarheid!
BEPEINZING.
Professor (nadat hij den top van
den Mont-Blanc bereikt heeft). Wat
wou ik hier toch eigenlijk doen?... O,
ja. 't is waar ook: naar beneden gaan!
TOCH GEGEVEN.
Moeder. Frits, waar is het dub
beltje gebleven, dat ik op de tafel leg
de?
Frits. Dat gaf ik aan een armen
man.
Moeder. Waarom?
Frits. Omdat hij mij suikergoed
gaf.
Geëerd publiek! Hier ziet u voor
niemendal den klensten man der we
reld. Voor een dubbeltje kunt u bin
nen de tent den grootsten man der
wereld zien!
Stem uit het publiek. Maar die
is toch zoo klein niet!
Juist. Denk nu eens aan als de
kleinste man al zoo groot is. hoe groot
moet dan wel de grootste zijn!
ER IN GELOOPEN.
De dikke schoonmoeder (hijgend en
blazend de kamer binnentredend).
Kinderen, het komt mij voor dat je
dit huis met die nauwe deuren alleen
maar gehuurd hebt. dat ik er niet in
zou kunnen; maar het is mij toch na
veel moeite gelukt. Nu vrees ik echter,
dat ik er niet weer uit kan
57 DE DIAMANT
ik herkozen zal worden; ik zie zeer goed in, dat mijn kansen
slecht staan, maar toch geef ik den strijd niet op. Ik acht het
mijn plicht pal to staan, omdat het hier geldt een beginsel, en
omdat ik wil toonen dat er althans nog enkele mannen in het
land worden gevonden, wier overtuiging niet te koop is".
De hoeren op het platform keken tamelijk zuur toen de heer
Davidson onder het geestdriftig gejuich van zijn vrienden, dat
do galerij zelfs niet poogde te onderbreken, ging zitten en
Plowman Edwards fluisterde den heer Crookes iets toe, waarop
deze met het hoofd schudde. Toen richtte de voorzitter zich we
der tot de vergadering met uitnoodiging, dat ieder die vragen
wenschte te stellen, op 't platform zou komen. De uitnoodiging
werd terstond aangenomen door dien man, die in een vroeger
stadium van de vergadering door den commissaris van politie
was ontzet, toen eenige anderen hem te lijf wilden gaan. Hij
begaf zich haastig naar het platform met het voorkomen van
iemand die volkomen op zijn gamak en zeker van zijn zaak is.
Zijn verschijning werd van de galerij met gefluit en gesis be
groet.
„Wie is die man?" vroeg de heer Clayton aan Philip.
„Wilson Jones", luidde het antwoord. ..Hij gaat zoo wat door
voor een leider van de werklieden, maar ik geloof niet dat dezen
hem veel vertrouwen".
Wilson Jones, die een welgeorganiseerde claque had aan de
zijde die hij hud verlaten, verklaarde, dat, voor hij eenige vra
gen zou stellen, hij een paar opmerkingen wenschte te maken,
welke hij hoopte dat in goede aarde zouden vallen, ofschoon
zij wel niet. zouden strooken met de inzichten van liet mach
tige lichaam dat hedenavond zoo goed vertegenwoordigd was
op het platform. (Teekenen van bijval en. afkeuring). Eén. ding
zou hij heel graag willen weten, nl. waarom er zoo veel ver
tegenwoordigers van het bestuur hier waren verschenen, als
het niet was om.pressie te oefenen op de vergadering en haar
zanid in de. oogen te .strooien. (Bravogeroep en gefluit). Tegen
de aanwezigheid van enkelen van die hoeren had hij geen
groot bezwaar, maar als hij daar mannen zag zitten, wier leven
een publiek schandaal was, dan
Men liet hem niet uitsproken. Een geweldige beweging ont
stond' er door de geheele zaal. Men hoorde geroep van: „Wat
heeft dat er mee te maken!", gevolgd door woedende kreten als:
„Smijt den kerel er uit!" „Hij raaskalt!"
DE D I A M A N T 5i
den. /Vis er iemand is en hier keerde hij zich met een drei
genden bliik naar de groep links als er iemand is, die de
orde tracht te verstoren, dan. wordt hij er uitgesmeten".
Deze woorden verwekten een geschreeuw en gebrul, dat ie
mand hooren en zien verging. De lieden op de galerij applau
disseerden als krankzinnigen, terwijl de oppositiegroep woe
dende protesten deed hooren. Verscheidene hunner waren op
gestaan om des te luider te kunnen schreeuwen: „Hoort dien
rekel!" „Zeg, ouwe, waar is je revolver?" „Kom op, als je
durft!" „Is een schande!"
Te midden van he.t rumoer sprongen twee mannen, die in
't middengedeelte van de zaal hadden, gezeten, op en snelden
naar den hoek waar de anti Portersfractie zich bevond. Half
dol van drift, grepen zij een van de ergste lawaaimakers op
ruwe wijze aan. Terstond sprongen anderen op om hun kame
raad te beschermen, men zag allerwegen dreigende gezichten,
verwenschingen werden gehoord, en alles duidde aan, dat er
een handgemeen was te verwachten. Op dit kritieke oogenblik
echter kwam de commissaris van politie haastig toegesneld,
op den voet gevolgd door twee zijner trawanten; zij ontrukten
den aangevallene aan den forschen greep der beide mannen en
noodzaakten dezen, naar hun plaats terug te keeren. Deze tus-
schenkomst van het openbaar gezag ten gunste van de oppositie
scheen een goeden indruk te maken. De zaal werd rustiger
en men scheen meer geneigd iemand aan het woord te laten
komen.
„Kom nu, Plowman-" riep een stem van de galerij, „steek
van wal!"
Opnieuw verhief de heer Plowman EdwaTds zijn stem. Men
was hier gekomen, zeide hij, om de candidaten te hooren spre
ken. (Kreten van „Oh!" „Waar is Magnus!" „Waar is Benjee!"
Ieder zoo ging hij voort kent dc inzichten van deze beide
hoeren: er is geen sprake van, dat zij niet herkozen zullen wor
den. („Dat zullen we eens zien!") Ieder weet dat zij gewichtige
openbare betrekkingen bekleeden, waaraan zij zich met hart en
ziel wijden, 't Is niet mijn taak, mannen te verdedigen, die
niet slechts geen verdediging behoeven, maar die. zoo noodig,
uitstekend zichzelven kunnen weren. („Zend om Benjee! Bon-
JEE!") Er zijn hier echter andere candidaten, die neg niet zoo
algemeen bekend zijn en die ik de eer heb aan de vergadering
voor te stellen. In de eerste plaats de heer Lethbridge („Wie