OP DE STOEP. 6 De recruut was spoedig in het hoofdkwartier en stond van aange zicht tot aangezicht voor den gene raal. Wat kan ik voor je doen? vroeg generaal Grant. Een paar soldaten stuurden me hierheen. Zij zeiden me, dat gij do wasch deedt, hier is mijn pakje goed. Generaal Grant's onbeweeglijk ge laat kwam niet uit den plooi. Hij vroeg alleen: Zou je de mannen terug kunnen vinden Natuurlijk. Uitmuntendik zal je een kans geven. r De generaal wendde zich daarop tot een adjudant, wien hij beval een sergeant te gelasten, te gaan zoeken naar de plaats, waar de grappenma kers zich moesten bevinden, natuur lijk schuddend van het lachen. Laat do mannen hierheen bren gen, geef ze het pak goed van dezen man, en laat ze het zindelijk uit- wasschen. Zorg er voor, dat het werk goed gedaan wordt. Het bevel wer dopgevolgd de generaal was in lang niet in zulk een prettige stemming gezien. Ze hadden twist gehad en niet voor het eerst. Want hoewel Eva een lief meisje was, was zij wel wat op vliegend, terwijl Bertus zich ook niet altijd gedroeg, zooals zij van liaor verloofde verwachten kon. Toch lag 111 dit geval de schuld niet bij hem. Men had verteld, dat hij den vorigen avond met een andere dame naar den schouwburg was geweest. Dat was waar, maar hij kon het niet helpen, dat Eva hom niet geloofde, toen hij vertelde, dat het zijn nicht was ge weest. llij trok zich daar blijkbaar niet zoo heel veel van aan en daar om had zij vast besloten, heni nu eens te den gevoelen, dat er niet met haar viel te .spotten. Nadat zij dus flink tegen hem was uitgevaren, zeido zij dat het nu tusschen hen uit was en verzocht zij hem heen to gaan. Zonder meer gaf hij aan dat ver zoek gehoor. Don anderen dag om vier uur beide hij bij haar aan, doch do huisknecht had zijn orders al ontvangen. Is juffrouw Rudolfs thuis? Neen, mijnheer. Mevrouw Rudolfs Neen, mijnheer. Mijnheer .Rudolfs? Neen. mijnheer. Do kinderen Neen. mijnheer. Do kindermeid misschien? Neen, mijnheer. O Moet ik zeggen, dat u geweest bent, mijnheer? Neen. men verwacht mij. Heeft men u dat niet gezegd Heel goed, mijnheer. Mot moeite onerdrukte de huis knecht een glimlach, doch hij was niettemin wol wat met zijn houding verlegen, daar Bertus geen aanstalte maakte omi heen te gaan. Houd de deur niet open. zeidc Bertus, het tocht. Gij zoudt wel oven kunnen zeggen, dat ik hior ben. Heel goed, mijnheer. Eva was in het salon met twee gasten, toen Jan aankondiigdc Mijnheer Bertus Pilkman staat op de sloep, juffrouw. - Gij hebthem gezegd, dat mijn- hoer Rudolfs niet thuis was? Ja, juffrouw. Dat is goed. Jan ging heen, en vond Bertus nog steeds op de stoep staan. Juist hield er een rijtuig voor de deur stil waaruit twee dames stap ten. die Berthus kende. Een harer vroeg aan Jan of mevrouw Rudolfs thuis was. Jan keek schuins naar Bertus, kuchte even on zei: Ja, Mevrouw. De dames gingen nanr binnen en Berthus vroeg: Is mevrouw Rudolfs thuits? Een tentaoniieiling van Slaiaonltiikkeling. Te Dresden wordt op het oogonblik i steden in het jongst verleden. Behalve i de steden aan onderwijs, ziekenver- van gemeentewege een tentoonstel- i de nieuwste verbeteringen op het ge-pleging en sociaal werk wordt ge iing geopend, die dezer dagen plech-1 bied van verlichting, plaveisel, wa- daan. tig geopend is door den koning van j tervoorziening en andere takken van De plaat geeft afbeeldingen van Saksen. Het doel van de tentoonstel- gemeentelijk bedrijf, zijn een aantal voortbrengselen van de nieuwe Duit- ling is, een beeld te geven van deont- inzendingen bijeengebracht, om te se he architectuur, die op de tentoon- w ikke ling van de groote Duitsche getuigen van hetgeen in verschillen- stelling te Dresden zijn te zien. Neen, mijnheer. Juffrouw Rudolfs? Neen, mijnheer. Mijnheer Rudolfs? Neen, mijnheer. De kinderen? Neen, mijnheer. De kindermeid misschien? Neon, mijnheer Goed, doe dan de deur dicht, want het tocht. In het salon wist Eva niet, welke nieuwe uitvlucht te verzinnen. Zij kon nu niet meer zeggen, dat hij kwam om papa te spreken, omdat de dames duidelijk hadden gehoord, dat hij naar alle huisgenoot©® had gevraagd, tot de kindermeid incluis. Nieuwe bezoekers werden aange kondigd. Hoe maakt gij het? zei mevrouw Walters. Waarom zit mijnheer Pilk man op de stoep? Dat staat toch wel wat al te mal. Mevrouw Rudolfs en Eva deden al het mogelijke om het gesprek op een ander onderwerp te brengen, toen de aankomst, van nieuwe gasten de conversatie weer op mijnheer Pilk man bracht. Eva was woedend on haar moeder fluisterde haar haastig haastig in het oor: -.liet was maar beter hem binnen te Juten komen. Nooit! antwoordde Eva. Jan kwam binnen met thee en Eva maakte van de gelegenheid gebruik hem te vragen: Wel? Hij antwoordde zóó, dat meerdere gasten het hoorden: Mijnheer Pilkman zegt. dat hij zijn thee wel op de stoep wil hebben. Aller oogen waren nu op haar ge vestigd. Het ging niet aan om te wei geren en met bevende hand schonk zij een kop thee voor hem in. Een oogenblik later verscheen de huisknecht in de deur met de bood schap Mijnheer Pilkman laat vragen of u soms een parapluie voor hem hebt, want het begint te rege nen. Geef er maar een! stamelde Evn, bijna stikkend van woede, te meer toen een der gaston ondeugend vroeg Wil ik hem oen taartje brengen? Eindelijk stonden de gasten op om te vertrekken. Buiten vonden zij een elegant gekleeden jongen man, die op zijn gemak op de stoep zat met een parapluie hoven het hoofd. Hij maakte zijn excuus, dat, hij niet, opstond, want. zei hij, hij had nu een droog plekje om op te zitten en dat zou nat regenen, wanneer hij opstond. Een. politieagent Jiad hem reeds oenigen tijd in het oog gehouden, doch hij wist blijkbaar niet, wat hij van het geval denken moest, toen hij zag, dat den zonderlingen klant thee werd buiten gebracht. Nadat de laatste gast vertrokken was, werd Jan in het sajon geroepen waar va, woedend, uit het raam keek. Waarom heb je dien man niet weggestuurd? vroeg zij. Hij wilde niet, juffrouw, of ik, had geweld moeten gebruiken. Maar hij kan daar toch niet blijven? Hij heeft juist laten vragen juffrouw, of u hem oen deken zoudt willen geven, als het vannacht koud mocht worden. Goede hemel! riep zij wanhopig, Er komen vanavond menschcn om te dineeren. Wat moeten we beginnen? Laat hem door de politie wegjagen! Goed, juffrouw, antwoordde Jan en ging heen. Het werd donker buiten. Om de stoep had zich al een aantal nieuws gierigen verzameld, terwijl drie poli- tie-agenten het geval met elkander bespraken. Eva keek van achter het gordijn naar buiten. Gij zult thans heen moeten gaan mijnheer! zei Jan. Het spijt me wel. Volstrekt niet, zei Bertus. Wie zegt dat? Juffrouw Rudolfs. En ik dacht dat ze uit was! Jan kuchte. Ja, mijnheer, dat was ook zoo... tot op een zekere hoogte. Wie moet me wegjagen? Juffrouw Rudolfs heeft mij be volen de politie te halen, mijnheer. Heeft ze dat gedaan? Dan is alles voorbij! Gaat ge nu weg, mijnheer? vroeg Jan. Neen! antwoordde hij vastgeslo- ten. Ik hen hier en ik blijf hior. Met merkbaren tegenzin wenkte Jan de politieagenten, wien hij ver zocht dien mijnheer te verwijderen. U kunt hier niet blijven, mijn heer. zei een der agenten. Waarom niet? Wees zoo vriendelijk om heen te gaan, mijnheer, (ia naar huis. Naar huis? Als je eens wfst hoe akelig en lees- het er is. Ik kan hier nipt blijven staan praten, mijnheer. Wilt ge heengaan? Neen. Dan moet ik u naar net bureau brengen, mijnheer. Zoo, gij gebruikt dus geweld? Ilcel goed, geef mij uw hand maar. llij stond op, keek even naar bo ven en zag, dat Eva achter het gor dijn stond. Waar zijn de handboeien? vroeg hij. - Die zullen niet noodig zijn, mijnheer. Doe ze aan of anders zal ik trachten te ontvluchten. Eva zag, dat men hem de boeien aandeed en begon berouw te krijgen. Onder grooten toeloop werd hij naar het bureau gebracht, nadat hij nog een laatsten smachtenden bLik geworpen had naar het venster, waar achter Eva, verteerd door berouw over hetgeen zij gedaan had, ineen- zonk. Een uurtje later bracht een politie agent eon slecht geschreven briefje, geadresseerd aan juffrouw Rudolfs. Het bevatte het volgende: .,Mijn hart is gebroken. Misschien hebt gij zelfs mijn naam wel verge ten. Ik zit hier op e^n harde bank met een oude, beschonken vrouw naast mij, wier hoofd op mijn schouder ligt. terwijl ik schrijf. Ik heb geen recht om u te schrijven, doch ik kan niet nalaten voor het laatst een woord te richten tot haar, die mij eenmaal lief had De oude vrouw is wakker geworden. Lieveling, ik kan u niet zeggen welk een taal zij uitslaat. Ik heb het recht niet u lieveling to noe men. O. deze bank is hard. Doch har der zal morgen mijn lot zijn. tenzij iemand vanavond nog hier komt om te verklaren, dat cr een vergissing heeft plaats gehad. Wien zou echter zulk een vriendendienst kunnen ver zoeken? Vaarwel! Wees gelukkig. Denk eens aan mij in mijn eenzame cel. O, mijn hart is gebrokenij Vaar wel, voor altijd BERTUS. P.S. Laat. mijnheer Rudolfs zoo gauw mogelijk komen." Tweemaal las Eva dit aandoenlijk briefje over. Zij was geheel veran derd. In haar oog was Berthus nu) nog slechts een martelaar ter wille van haar. Zij dwong haar vader di rect met haar mee te gaan om hem) te gaan bevrijden. Op het politiebureau gekomen hoor de zij uit een vertrek in do gang stemmen komen. Iemand was het Bertus! Ja, hij was het! riep: DE ZATERDAGAVOND. fel, beraam de procureur-generaal, of ik u er modedeeling van zou doen. Want u Kunt er ongelukkig niet meer van profiteeren. Maar weQ kunt u de een of andere beschikking maken; dat staat u vrii Mocht u in dit opzicht een wensch hebben, wend u dan maar tot den directeur, die u stellig tege moet zal komen. Ik moet u alleen on der het oog brengen, dat de kosten van het proces tegen u. die ten laste van den Staat kwamen nu uit die som gedekt zullen worden met en bene vens de nog te maliën kosten voor u weet wel de laatste kosten u begrijpt mij welDit een en ander is echter niet veel. in verhouding tot de zestig duizend mailt, die u gewon nen hebt. En over het overblijvende bedrag staat u natuurlijk de vrije be schikkingGoeden morgen! Hiermede nam de man van het ge recht zijn papieren bij elkaar en, ver liet de cel Daar rat hij nu. en kon het nog al toos niet goed gelooven. Uil betastte zichzelf eens. of hij al temet gedroomd had. Hij koek rond. of die man daareven werkelijk bij hem was geweest en met hem gesproken had; ja of neen. Zestig duizend mark! En 'iij dacht aan die ellendige vier goudstukken die hij in de lade der commode gevonden had terwijl de vrouw daar naast rochelend op den vloer lag en het kleine kind in cte aangrenzende kamer schreeuwde, alsof het gekeeld) werd zoodat hij grooten lust had gevoeld om ook dit dien, hals af te snijden. AJles om een miserabele tachtig mark! En in zijn zak had hij toen een stukje papier gehad, waarvoor men hem nu zestig duizend mark uitbe taalde! En daarvan zou hij nu niets heb ben! Niets! Nog fwec of drie dagen dan was het uit met hem Een zinnelooze woede overviel hem, en voor het eerst bekroop hem een hevige engst voor hetgeen hem te wachten stond... Niets niets zou hij aan dat geld hebben! Nu was alles te laatl Hij verlangde nu naar de vijftien jaren uchthuis. die hij moedwillig verspeeld had. Kalm zou hij ze hebben afgezeten en als hij dan weer op vrije voeten kwam, dan. zou hij een rijk man zijn geweest. Maar nu! Wanhoop beving hem. Al zijn kalmte, al zijn stoïcijnsche onverschil ligheid was weg. Den ganschen dag zat hij ©r over te tobben. Des nachts kon hij niet slapen. Met open oogen lag hij daar en altijd be kroop aem weer de angst v de angst voor den dood. Een wild verlangen naar vrijheid en genot had zich van hem meester gemaakt. Lokkend ston de» daar buiten het leven en de vreugde °.n hij moest binnen deze mu ien misprijzend mëe, zelfs de hit voor een slagerswagen schudt afkeurend zijn dikken kop. En allen turen naar de schuit die komt aandrijven, lang zaam. zoo langzaam, dat het is alsof ze stil ligt. „Hei, hardlooper van luie Kees", roept een schelle jongensstem. Even kijkt do schipper op en veegt met de mouw van zijn boezeroen het prikkelende zweet van neus en voor hoofd. Nu glijdt hij door de brug heen en al de wachtenden turen naar beneden en naar de vrouw, die met haar magere bruine handen het roer een draai geeft. De .brugwachter be gint zijn eindeloozen kringloop on schreeuwt nog even als do brug bijna dicht is: ,,hei daar, even wachten!" maar de menschen vol ongeduld smij ten de hekken al open en stormen de brug over, alsof zij een seconde lan ger wachten» met den dood zouden moeten bekoopen. Er zijn er onder die wachtende pruttelaars heel wat. voor wie liet er niets toe doet of zij daar vijf of tien minuten moeten staan wachten en die er dan ook maar alleen" over prut- telen, omda4 '/ij er over willen prut telen. Voor anderen daarentegen is het wel degelijk nadeel, als zij de bruggen open vinden, ik bedoel de arbeiders, die tijdig op hun werk moe ten wezen. Do orde op elke werk ren blij/en. moest straks sterven op het schavot. Nog één. gang slechts zou hij doen ,den laatsten. naar den som beren binnenhof, waar de man m©t de bijl rp zijn hoofd wachtte En er wilde geen einde komen, aan dien na:ht. Een streepje maanlicht drong door het smalle venster van boven 'n de cel. Langzaam verdween het. langzaam kwam het grauwen van den dag, en het werd weder le vendig in d,o gangen van den kerker. Op zijn verzoek bracht men hem papier en schrijfgereedschap. Den ganschen dag zat hij ie broeden over zijn testament. Eindelijk was hij tot een besluit gekomen. Aan ieder zijner vrienden gaf hii duizend mark. De rest vermaakte h,j aan het kind van de door hein ver moorde vrouw, dat hij bijna mede had omgebracht. Den sranschen nacht had hem het geschreeuw van het. kind in die ooren geklonken zoodat het-hem schier waanzinnig had gemaakt. En plotseling was in hem de gedachte gerezen om voor dit kind te zorgen. Toen de directeur der gevangenis het. geschrevene in ontvangst nam, zeidie hij: Zoo! Dat is goed. Daar heb je ten minste nog een goed werk aan gedaan. Dat is behoorlijk en braaf van je. Toen des avonds vóór het slapen gaan de cipier naar den gevangene kwam zien vond hij op den vloer een stukje papier, waarop geschreven stond: Dat ze me den kop willen afhak ken, dat kan me niet schelen. Maar dat met dat geld. waar ik nu niets aan hebben zal, dat overleef ik niet". Met een afgescheurde strook van zijn deken had hij zich geworgd, en alle pogingen om hem tot liet leven terug te brengen bleven vruchteloos. Bonte steentjes. De mensch is steeds de martelaar van zijn eigen gebreken. Op de geheele aarde worden Jaarlijks voor ongeveer 40 m U-Hoen gulden knoo- pen van allerlei soort verbruikt. De wijnoogst van Frankrijk In 't vori ge jaar wordt op 39.943.000 hectoliter ge. schat, een getal van f8.000.000 hectoliter minder dan in 1901 en van gemiddeld 2,797.000 hectoliter in de laatste 10 ja ren. Iedereen, die het witte huls te Was hington binnentreedt, wordt door een automatisch apparaat geteld. Het klei. ne instrument bevat een deurkruk en deze drukt voor lederen intredende één maal een knop neder. plaats brengt mee, dat ieder daar op tijd present is. Zoo niet, dan krijgt hij boete en wordt daarvan door de mededeeling, dat de brug open was, niet ontslagen. Waarom hiervoor geen welwillende uitzondering gemaakt wordt, ligt voor d.c hand. Ernstige menschen zouden er geen misbruik van maken, maar minder ernstige zouden allicht wanneer ze te laat waren opgestaan, of onderweg een praatje gemaakt hadden, de brug gebruiken als eeu wig en niet te controleeren excuus. Derhalve is het hoogst gewenscht, dat de bruggen dicht zijn op tijden dat de arbeiders van en naar hun werk gaan. Maar d© heer de Braai heeft in den Raad nog meer gevraagd hij zou ook 's avonds do brugen een paar kwartieren gesloten willen heb ben. En dat gaat, dunkt mij. wat ver. Tusschen twaalf en half twee is het wat anders, maar 's avonds, wanneer het, werk ig afgeloopen, behoeft de naar buis gaande arbeider toch niet zooveel haast te maken, dat de enkele minuten wachtens voor de brug hem den dood zouden aandoen. In dat ge val staat hij toch gelijk mot alle an dere wachtenden en voor do schippe rij zijn al die vaste oogenblikken van sluiting der bruggen niet enkel over last, maar ook nadeel. Dat behoort Zuld-Amcrika heeft een rijkore plan tenwereld, dim eenlg ander deel der aar de. Men telt hier 40.000 soort-en planten, tegen 3G.000 in Azië, 25.200 in Afrika, 14.000 in Noord-Amerlka, 11.200 ln Eu ropa en slechts 7200 soorten in Austra lië. De Simplontmtnel is tegenwoordig on geveer 17 kilometer uitgeboord, op de diepste pielt in zijn binnenste werd daar een warmte van 58 gr. C. waargenomen, terw ijl ui de open lucht voor den ingang bijna 37 gr. C. koude geheerscht had. Dit vormt dus een bijna even groot tempe ratuursverschil ais tusschen het kook- en het vriespunt van het water. Hollandsche visschens hebben reeds dikwijls een zeer rijken vangst door een hoogst eenvoudig middel verkregen. Zij doen nl. een aantal wurmen en insek- ten in een half in,et water gevulde helder doorzichtige flesch, welke zorgvuldig gekurkt is. De flesch wordt in 't water gelaten en de visschers laien hunne vischhaken er naast neer. Het schijnt'nu, dat de door elkaar wiemelende inhoud de visschen zoodanig aanlokt, dat zij woldra aan de met aas voorziene haken worden opgehaald. Amerika, het klassieke land der vrou wen-emancipatie en vrouwenrechten, heeft alg merkwaardige tegenstelling van do voorrechten welke de vrouw zich daar in verschillende opzichten heeft weten te veroveren, een© stad aan te wijzen, waar hot den vrouwen verbo den is, te vertoeven en waar dun ook nog nooit een vrouwelijk wezen 'heeft gewoond! Deze vrouwen-hatende stad Is Sunnyside en ligt in den Staal Utah. Zij telt 2009 inwoners en wordt voorname lijk door bergwerkers en andere werk lieden bewoond, die meest allen ln de groote kolenbangwerkon ln den omi rek der stad werkzaam zijn. De stad werd twee jaren geleden door eeu syndicaat gesticht, dat liet women in deze nieuw gebouwde stad aan vrouwen streng ver bood. Zelfs de gehuwde werklieden mo gen er hunne vrouwen niet meebrengen, maar moeten deze achterlaten in het naaste stadje, dat ongeveer 30 KM. van Sumiyside verwijderd ligt en dat zij dus enkel op Zon- en feestdagen kunnen be zoeken. Eeaig© nadere bijzonderheden hoe het er met de zindelijkheid, enz. in. dit stadje zonder vrouwen uitziet, zouden mis schien niet onaardig zijn. Een vleoscli-etend paard. „Bobs en de biéfstuk", luidt de ti tel van een fantastisch verhaal, dat, niet lang geleden, in de meeste En- gelsch-Indische couranten heeft ge- men t© bedenken, voor aan den va rensman gelast wordt te wachten te.i pleziere van den man op het land. Zei ik niet, dat er altjjd een zekere spanning heeft geheerscht tusschen land en water? Do arbeiders vinden hier hun belangen in den Raad ver dedigd door den heer de Braai, maar de schipperij heeft daar geen woord voerder. Voor de gratificatiën aan de ambte naren van de gemeentiereiniglng heeft ook niemand, in don Raad het woord gevoerd. Na alles wat er over gezegd is. was dit wel te voorzien. De Raad was de zaak moe geworden, vond die vervelend en wou er maar liefst zoo weinig mogelijk meer van hooren. Vandaar, dat de heeren de Jong, Re- nes en van Tongeren er ten slotte even mager zijn afgekomen, als de heer Boerkoel, die ook niets gekregen heeft. Persoonlijk zou ik aan deze ambte naren met graagte een douceurtje hebben gegund. Het zou onmeneche- lijk wezen om het. bun niet te gunnen Een andere vraag is het. of in begin- >e 1 die gratificatiën niet uit den hooze zijn. Natuurlijk kan het wel eens ge- beuren. dat iemand gedurende korten tijd het werk van twee waarnemende daarvoor tijd van ontspanning, ja gedeeltelijk nachtrust opofferende, staan. Dat lord Roberts van biefstuk houdt en ook dikwijls eet, is volstrekt niets bijzonders, maar de hier bedoel de Bobs is geen Bïïtsch generaal doch een prachtige schimmel, toebehooren- de aan een Engelsch ambtenaar bij het boschwezen, ergens in de buurt van Gwalior. De schimmel, een Engelsch rijpaard, was door den eigenaar uit het vader land meegebracht, doch had het aan boord zoo te kwaad gekregen met de zeeziekte, dat hij van zwakte zou zijn gestoi-ven, indien de dokter hem niet met biefstuk en gehakt had in het le ven behouden. Een maal aan land. en goed en wel hersteld van de gevolgen der reis. bleef 't paard zich de biefstuk herin neren (om het gehakt gaf het niets). Do liefde voor biefstuk daarentegen uitte zich op een zonderlinge wijze het paard begon te stelen. Werd er vleesch gebraden, dat rook het paar dit. en ging uit op zijn roof tocht. De eigenaardige bouwwijze der huizen in liet binnenland was oor zaak, dat het. paard in ieder vertrek wist door te dringen en slechts zel den slaagde het er niet in, het gebra den vleesch geheel of gedeeltelijk te stelen. De eigenaar vond deze eigen schap in zijn trouwen viervoeter zóo aardig, dat hij niets deed om het dier van zijn kleptomaiusche neigingen te genezen. Allefe ging dan ook goed, totdat op zekeren dag de nderkoning Curzon, op een inspectiereis ook te Gwalior kwam. Bij een rit in de omstreken zou de onderkoning afstappen aar» de bungalow van den houtvester, om daar te lunchen. De gastheer had met groote moeite en kosten versch vleesch laten komen, en., zorg gedragen paard in de stal op to sluiten. Het \lecsch, heerlijk gebraden biefstuk kwam dan ook zónder ongevallen op tafel en op de borden der gasten. Heeds was een dronk uitgebracht, op den koning toen een hard gestommel werd gehoord in de voorgalerij: het paard was uit den stal gebroken en kwam zijn vleesch halen. Het dig ging regelrecht af op Curzon boog zich over diens schouder en met een hap was de portie op het bord naar bin nen gewerkt. In het volgende oogen blik was het paard door de toegescho ten inlandsche bedienden naar buiten geleid. Curzon was vrceselijk geschrikt en doodsbleek Toen echter de gastheer na alleriiei eatcuses te hebben gemaakt, uitlegging gaf van het gebeurde, ver dween de ontstemming van den on- derkoning. Hij liet zich een nieuwe portie van den biefstuk geven en zeide niets anders dan: „Och, „Bobs" kan men toch ook nooit iets weigeren. Koebergen voor Transvaal. In EageJand wordi geld gevraagd om in de veertien cxnderwljsdtetricten van Transvaal wandelende boekerijen te billijke aanspraken beeft op een ze kere extra belooning. Dit zal evenwol altijd een hooge zeldzaamheid wezen om de eenvoudige reden dat als zoo'n toestand lang duurt, een dergelijke buitengewone krachtsinspanning toch onmogelijk is en een gedeelte van bet werk zal moeten blijven lig gen. Bovendien wordt een gemeente ambtenaar niet per uur bezoldigd ea heeft hij het soms wat drukker, och, dan heeft hij het een anderen tijd wat stiller en komt het weer overeen uit. Het vreemde systeem, dat hij overlijden of vertrek van een amhte- naar diens uitgespaard salaris onder andere ambtenaren werd verdeeld, zal misschien nu, nu de gevallen be slissing over de gratificatiën aan de roinigings-ambtena^en. wel in den urn der vergetelheid zijn opgeborgen. FIDEL IO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 7