Licht en Schaduw. vormen. In elk district zal een verzame ling nieuwe, Engeilsche, boeken worden 'aangelegd, elke verzameling bevattende dezelfde boeken, en die boekerijen gaan clan kosteloos onder de bevolking rond. De firma Donald Carrie Co., van de Castle-Jijn, zal de boeken voor niets naar Zuid-Afirka overbrengen en in Transvaal zal het vervoer op de spoor wegen kosteloos zijn. Mem gelooft minstens 1 12.000 noodig te hebben. db zaterdagavond. Als men de Amerikaansche journalis ten mag gelooven, dan is de beroemde uitvinder Edison goed op weg, zich den haat der reporters op den hals te ha len. Tot voor korten tijd was het nog geeri dier vindiingirijke heeren gelukt, hem tot een interviieuw te bewegen en als men e vernuftige kunstmiddeltjes kent, tot welke een Yankee zijn toe vlucht neemt om van de een of andere interessante of beroemde persoonlijk heid bekentenissen af te pereen, dan weet men hoe moeilijk het valt zich buiten bereik dier persmuskieten", een woord van. recente uitvinding te houden. Het mocht echter eenigen tijd gele den een reporter van een New-Yoirker courant gelukken, den norschen uit vinder van de phonograaf en zooveel meer, grondig uit te vragen. De jour nalist en Edison hadden elkaar toeval lig ontmoet in d.en salon, eener bekende New-Yorksche dame. Het zeer levendi ge discours liep voornamelijk over bet leven van Edison en oveir zijn uitvindin gen. De reporter maakte van de gele genheid gebruik tot een vraag: „Mr. Edison, wat is eigenlijk uw eersite uit vinding geweest?" Edison, die tot dus verre ijverig deelgenomen had aan het gesprek, scheen te voelen, dat hij met een journalist te doen had, en hulde zich onmiddellijk ini een ijzig zwijgen. Maar de verslaggever had niet ten onrechte op de nieuwsgierigheid der dames ge rekend. Een schaar schoone vrouwen omringde den uitvinder en. verzocht hem de vraag te beantwoorden. En lachend begon de geniale uitvin der: „Toen ik nog een arme newsboy (krantenjongen) was, liad ik mijn hoofd vol ideeën maar mijn zakken waren ake lig leeg. Op zekeren dag las ik in een van mijn kranten dat de rijkste bankier in onze stad, mr. S. ontdekt had, dat zijn geldkist, dli.e hij vrAs trekt. veilig achtte, door dieven opengebroken was, Men vertelde, dat de bankier door de ze ontdekking doodelijk ontsteld was en vergeefs zijn hersens plaagde, ten einde een middel te vinden om zijn groot en rijkdom te beveiligen voor de begeerige handen der dieven. „Dat is je man", dacht ik. Benige oogenblikken later stond ik voor den bankier en zei: „Mijm- hoer, ik heb van uw groot ongeluk ge hoord, maar ik heb zoo juist een toe stel uitgevonden, dat onfeilbaar de die ven in uw handen, zal leveren, die een aanslag op uwe klisten zouden wijlen doen." „Is het mogelijk?" riep de bankier uit. En welken prijs eischt gij voor die uitvinding?" ,,D« hand van uw eenige dochter, niets meer en niets minder", antwoordde ik stout. „Neen, dat. is al te gek, ik geef u zoo veel duizend .dollar, zoodra ik zeker ben van de waarheid van uw beweren, maar mijn dochter niiet." Na eenig heen, en weer redeneer en, toen de bankier zag, dat mijn besluit onwrikbaar stond, zei hij: „Welnu, ge zult de hand van mijn dochter hebben, mits z*j zolve toestemt." Vol hoop ging ik aan het werk en bracht het door mij uitgevonden toestel aan de geldkist van den milUonnair aan. Twee dagen later kwam ik terug en vond hem te bed. „Mijnheer, zei Ik, u hebt gisteren avond om 8 uur uw geldkist willen ope nen?" „Dat klopt..." „Maar zoodra u het slot aanraakte hebt u een electrlschen schok gekregen die u omwierp en, u is tot vanmorgen bewus teloos gebleven, gaat het u thans beter?" „Ja, maar..." „Ja, dat is mijn geheim. Wie na liet sluiten, van de kist zo aanraakte, zal zoo lang bewusteloos h.ijven als u het be lieft en zoo u wilt zelfs voor eeuwig." „Dat is de authentieke geschiedenis mijner uitvinding." „En de dochter des huizes! vroegen in koor ail de jonge vrouwen, die niet een Annie Granger nabij de eindstreep. begrijpelijke belangstelling dit verhaal gevolgd hadden". „Is mijn vrouw niet. geworden, ant woordde Edison". De journalist vatte nu moed te zeg gen: ,.r waart zoo vriendelijk ons van uw eerste uitvinding te vertellen, zoudt u nu ook wel willen zeggen, wat tot nu toe uw laatste was." „Welzeker, zol de uitvinder met een sarcastischen glimlach, de geschiedenis, die ik u zooeven opgedischt heb." Eem («andelwetüffitrijci «O®»* kallsioc-annen. (Bij .de platen). Op den Tweeden Pinksterdag is zooais wij mededeelden te .Londen een ■wandelwedstrijd .gehouden out een „Tea-Table-Plate", aan welken wedlstrijid uitsluitend kellnerinnen mochten deelnemen. Deze kellnerin nen zijn echter van een geheel ander slag dan men haar hier kent. Het zijn meisjes, die bedienen in thee- eu melkhuizen, chocolade en andere lek kernijen verkoopen in openbare loka len enz.; „waitresses" noemt men ze. Natuurlijk had deze zonderlinge vvandehvedstrijd heel wat nieuwsgie rigen op de been gebracht. De gehee- le weg van Mansion House tot aan. Marble Arch, een afstand van onge veer 7 kilometer, was bezet met een dichte menigte, die de meisjes in het voorbijkomen aanmoedigde met ge schreeuw en gejuich, of haar aardig heden toeriep. Soms waren de deel neemsters onzichtbaar van het stof, dat zij deden opdwarrelen en het heete weer maakte de wandeling niet tot. een pretje. Er waren 160 deelneemsters en van haar was eerslaankomende die zeven tienjarige Annie Granger, die den weg aflegde in den, de omstandighe den in aanmerking genomen, goeden tijd van 47 minuten. Bij haar aan komst aan de eindstreep heerschte zulk een nieuwsgierigheid, om haar van nabij te zien, dat eenige politie agenten moesten meeloopen, om den weg vrij te houdien. Ean bitter zoete geschiedenis. Hij heette Ernst Bittieer en was een bitter ernstig meusch. Toen ontmoette hij Suze Zoet en kreeg haar lief en smaakte weldra de zoetheden van het huwelijk. Spoedig echter bleek dat Ernst Bitter gaarne bitter dronk en nu werd het ernsit. Suze Zoet zei met bitterheid): Ernst was voorheen mijn leven, thans is mijn leven ernst. Zij smeekte Ernst, „ach Bitter, bitter toch niet," maar hij antwoordde: ,,ik kan het niet laten." ,,Ts je dat ernst, Ernst?" „Bit tere ernst," antwoordde Ernst Bitter met ernst.. Toen schreide Suze Zoet bitter. Kort daarop overleed Ernst Bitter aan de lirium en Suze Bitter-Zoet bleef niets over als de bitter zoete herinnering aan Ernst Bitter. Edison on de interviewers. Schetsen van DEKA. Er was creiè een Koning tn cene Koningin. Glimlachend zat ze nog wat in de nu eenzame kamer jong blond moedertje. Waarom ze bleef wachten? Zo wist het niet. Haar man. zou laat thuis komen, en ze hadden immers af gesproken dat zij niet zou opblijven, om. dut ze er 's nachts zoo dikwijls voor de kinderen uit moest, en 's morgens 't kleine goed al weer zoo vroeg spookte. Toch bleef ze nog wat zitten, niet bezig, 5t.il de handen in de schoot, een beetje achterover leunend in haar gemakkelijk stoeltje. En een glimlachje dartelde om den welgevormden mond, terwijl zij peinsde en dacht. De kleintjes waren laat opgebleven, tot halftlen Hoewel zoo beel klein waren ze allemaal niet meer. De Jongste was vier jaar, dat was een jongetje, Een. lekkere dikzak van een ventje. Dam, kwam er een mleisje pa's .speelpopje, omdat omdat nu ja, omdat het zoo veel op moo leek. En dat was voor pa het summum van volmaking. Het scheel de net een jaar met haar jonger broertje en mot den oudsten baas, ook een boy van stavast, die. nu al school ging. Zes jaar 't was wel wat vroeg, had moe gevonden; ze had haar oudste liever wat langer bij zich gehouden. Kinderen ver anderen zoo als ze onder moeders vleu gels weg zijn. Dan neemt de wereld doei aan de opvoeding vaak wel eens op heel verkeerde wijze. Maar pa had het doorgezet; om haar het werk wat lichter te maken. Zoo'n «route bengel den gc- heeleu dag van den vloer zou moe een. heeleboel opluchten had hij gemeend. En 't was waar geweest ook! Maar van avond waren de drie weer echte kindertjes geweest, en moe die zich soms al oud' begon te voelen, als ze haar oudsten, bij zijn lessen liielp moe had zich ook weer eng Jonig en jolig gevoeld, eu had .sprookjes verleid. Sprookjes vertellen! Dat kon ze zoo heerlijk, omdat zij ze zelf zoo mooi vond. Zo wist. weï dat het leven geen sprook je is. maar ze voelde ook dat de poë zie die noodig is om een sprookje ie ver tellen en te genieten, een onmisbaar deel moet uitmaken van elk leven, voor al van vrouwen-leven, vim jong-moe. dortje-zijn. Dat gevoed gaf zooveel mooie kleuren en zachte vormen, aan ruwe, hoekige dingen van den dag. 't Vermoeide zoo veel grauwe «ogenblikken. En al kwa men ook veel prettige droomen niet uit, men had ze toch gedroomd, niet waar? Van haar Jeugd af had zij dat gevoel al gekend, en in haar huwelijk trachtte ze het ijverig ook aam de kinderen te ge. ven, Wat haar wel gelukte. Want als pa uil was, en het schemerig half-uurtjie vóór het naar bed gaan was aangebroken, dan drongen de kleintjes zich om haar heen, vleiend vra gend om nog een sprookje. En lang hoefden ze niet te vragen. Even be dacht zo zich dan, liep met vluggen geest de oude sprookjes en verhalen door, en als er haar zoo gauw geon in viel, dan bedacht zij er .een. Hoe kón j'o dat, toch?, vroegen wel eens verwonderd de dames van hun kennis. Ik heb hot ook wol eens geprobeerd, maar of er viel mij niets in, óf de kinderen liepen weg voor liet verhaaltje uit was. Ja, als er nu nog een prentenboek bij ls, dan kan ik wel 'wat van de plaatjes vertellen, maar zoo uit het hoofd; 't zou me totaal onmoige- lijk zijn. I Dan glimlachte jong moedertje wel eens ongeloofelijk, hoewel ze aanstonds I moest bekennen niet te weten hoe zij op de sprookjes-gedachten kwam. Zo had wel eens geprobeerd op aanraden van een uitgever de sprookjes op papier Ie zetten. Dat zou een heerlijke lectuur zijn voor duizenden kinderen. Maar dat gelukte haar nooit. Evenmin als ze de sprookjes voor een groote zaal van menschen of kinderen zou kunnen ver tellen. Neen, ze moest met haar trio alleen zijn. Heel dicht schoven zo dan de zaterdagavond. 5 Deelneemsters. Merkwaardige redding van een schipbreukeling. De Duitsche ijzeren tjalk „Erndte" tJiuisbehoorendie te Breiholz, bij Henidsburg, vertrok 16 April meit hout geladen van Memel. Reeds den volgen den diag werden hevige stormen on dervonden, doch het schip zette onder klein zeil de reis voort. Behalve de gezagvoerder, kapitein Engellandt, waren nog drie man equipage aan boord. Toen de kapitein 18 April in zijn kajuit ging om iets te halen, kwam plotseling zulk een hevige bui opzetten, dat heit schip met een ruk kenterde. Het water drukte onmiddel lijk de kajuitsluiken dicht en sloot al dus den kapitein op, terwijl do equi page waarschijnlijk wegspoelde en den dood in de golven vond. Het vaar tuig dreef met de kiel naar boven ver der. 7.oo werd elf dagen later den 29en April, des namiddags 4 uur. op een afstand van ongeveer 170 mijlen van Rischöft aangetroffen door het Noorsche stoomschip „Aurora", en daar het stil weer was liet de kapi tein een. boot uitzetten om heit wrak op sleeptouw te nemen. Terwijl de matrozen met dezen arbeid bezig wat- ren, hoorden zij een kloppen uit het binnenste van den scheepsromp en toen zij luid geroepen hadden, werd ook een stem gehoord. Ter plaatse waar de stem te hooren was, werd nu door het machinepersoneel van het stoomschip een gaatje in den ijzeren romp geboord en het duurde niet lang of er kwam door dat gat een vinger te voorschijn. Het was dus duidelijk dat een levend wezen in de drijvende gevangenis aanwezig was. Door vra gen kwam men te weten, dat de ge vangene het noodig© voedsel gevonden had. doch. dat dit nog ma.ar voor een paar dagen toereikend was. Op zee was verder openmaken van den scheepsbodem niet geraden, daar dit geleid zou hebben tot het onmid dellijk zinken van het schip en daar om werd het geboorde gat veer dicht gemaakt. het, vaartuig op sleeptouw genomen en 30 April des avonds 5 uur te Neufahrwasser binnengebracht. Men liet daar het schip onmiddellijk onder ie groote kraan trekken en mot kettingen vastmaken. Toen begon men met kracht t,e werken aan de bevrij ding van den levend begravene. Dit was intusschon nog niet zoo gemakkelijk. De scheepsbodem die uit betrekkelijk nieuwe ijzeren platen, be stond het schip was nog maar vijf jaar oud bood aan de slagen krach tig weerstand. De opgesloten kapitein riep zijn redders aanwijzingen toe, doch liet werk vorderde maar lang- zaam en het duurde bijna vijf uur, voordat men een gat had, groot ge noeg om er een mensch doorheen t« laten. Te kwart voor tienen werd de kapitein onder het hoera-geroep van een groot aantal toeschouwers, die in alle stilte hef reddingswerk gevolgd hadden, naar boven geheschen en aan den bereids wachtenden dokter over- gegeven. Op diens raad werd hij ver volgens naar een hotel gebracht, waar hij allereerst een kop koffie dronk i Do man. die 31 jaar oud en gehuwd is, vertoont tot dusver geen teekenen, dat hij nadeel ondervonden heeft van dit buitengewone avontuur, wat te meer verwondering wekt, daar het drinkwiter hem volkomen heeft ont-1 broken, zoodat hij het den laatsten dag niet. meer kon uithouden en tot zeewater zijn toevlucht had genomen. Des dokters reden De dokter had zijn patient onder zocht en trok een heel ernstig gezicht. U moet u een maand lang ten minste zeer in acht nemen, zei de ge neesheer. Is het werkelijk zoo gevaarlijk? vroeg de patiënt, die bleek werdl van angst. Gevaarlijk en gevaarlijk zijn twee; maar als u inderdaad van de kuur het succes wilt ondervinden, dat ik er mij van voorstel .dan kunt u niet, te zorgvuldig zijn in liet opvolgen der voorschriften, die ik n zal geven, ver zekerde de man der wetenschap. De patiënt was zeer onder den in druk en nu inderdaad hevig benauwd voor zijn leven. Ileel gehoorzaam ant woordde hij; Ik wil graag alles doen wat u voorschrijft, dokter! Moet ik misschien wat minder stevig eten? Ja, daarmee dient u te beginnen. U moet eenvoudiger voedsel gebrui ken en niet zooveel. Als ik u oen goe den raad mag geven, maak dan uw slagersrekening do helft kleiner en de rest naar verhouding Ik s al het doen. dokter! U moest ook wat meer beweging nemen, vervolgde de geneeskundige. 1-Ioe gaat u tegenwoordig naar uw kontoor? Gewoonlijk met de tram of ook wel met de omnibus, net zooals 't uit valt O, daarmee moet u dadelijk op houden! U moet eiken dag van uw huis naar het kantoor en van het kan toor naar huis wandelen, weer of geen weer. Daardoor krijgt u de noodige circulatie en wordt u tevens geharoL Ik zal het doen. dokter; dat beloof ik u. En ...e... gaat u dikwijls naar de comedie? Ja, nog al veel. Dat moet u niet doen, zoolang u onder mijn behandeling is. Ik acht hei zeer nadeelig voor u. De patiënt, zuchtte. Moet ik nog meer laten? vroeg hij aarzelend. Hoe staat het met het rooken? Ik rook natuurlijk, maar heel matig, 'n Sigaartje of drie, vier hoog stens per dag. O, laat het rooken liever heele- maal. Gooi desnoods al uw sigaren weg en koop geen andere; minstens zes weken moet u dat volhouden of ik geef u op. Ik zal 't. doen, dokter, maar Drinkt u bijgeva1 ook? Nu en dan een glas bier of een grogje; maar het is eigenlijk nief noemenswaard. Laat het heelemaal blijven. Zoadt u denken, dokter, dat een klein beetje wijn bij het eten mij dan ook zou hinderen? Geen druppel, zeg ik u, geen druppell Goed, dokter. En wat nu nog meer? Niemendal. Volg deze voorschrif ten nauwkeurig, zes weken lang, In dien Jijd Ja? vroeg de patiënt, ten hoogste nieuwsgierig; wat zal er gebeuren iö dien tijd? In dien tijd. antwoordde de dok ter kalm, zult u genoeg gespaard hebben om mij liet rekeningetje te betalen, dat u mij nu al achttien maanden schuldig is. Bonjour, me- neerl stoel. Toen hij zijn diner geëindigd had. vroeg hij de rekening en zag tot zijn groote verbazing dat hij voor twee personen moest betalen, Hoe zit dat? vroeg hij. Ten antwoord kreeg hij dat zijn city-bag dezelfde ruimte aan tafel had ingenomen als een gast. Kalm luisterde hij. betaalde en ging heen. Een paar dagen later kwam hij weer in dat hotel, nam weer deel aan de table-d'hóte en zette weer zijn city bag naast zich op een stoel. Weer werd het diner opgedragen De toerist liet het. zich uitstekend smaken, maar nu deed pit ook zijn city-bag, die ruim haar portie kreeg van alle schotels. Zooals te begrijpen is. keken alle gasten heel gek, en alleen onze toerist bleef ernstig en rustig. De kellners keken hoe langer hoe dwazer, toen de city-bag al voller en voller werd. Ten laatste kwam de hotelier woedend ten tooneele. Schaamt u u niet. mijnheer? huiderde hij. Zoo iets onbeschofts heb ik in mijn leven nog niet gezien, Ja, zei de toerist kalm, mijn city bag is u in heel wat betere conditie dan een paar dagen geleden. Het spijt naar erg dat haar aopeiijt toen een beetje in de war was. De hotelier keek perplex en gansch niet op zijn gemak, maar den anderen gasten ging een klein booglampje op. Met een paar woorden vertelde de toerist de heele geschiedenis en onder het schaterend gelach en de jubelende bijvalsbetuigingen der gasten kon de hotelier verdwijnen. Hij wilde waar fooi- zij n geld. Een toerist kwam in een hotel in Zwitserland en trad met zijn taschje in de hand de eetzaal binnen. Daar hij zeer moe was, ging hij zoo spoe dig mogelijk zitten en plaatste zijn taschje naast zich op oeji anderen Niet zoo bedoeld. Er wordt verteld, dat, gedurende dien Amerikaanschen burgeroorlog, eenige soldaten van de noordelijken in gesprek waren toen men op Co- rinthe zou aanrukken. Een ongebol- sterde recruut stapte op hen toe, mei een pakje vuil goed in de hand, en vroeg: Weet je niet, kameraads, waar ik dit. goed kan gewasschen krijgen? Oii, zeker, zei een van hen, een grappenmaker, weten wij dat. Ga daar maar heen met je pakje hij wees naar het hoofdkwartier van ge neraal Grant. Daar zal je een korten Slevigen man zien hij gaf de be schrijving van den persoon des ge neraals die doet de wasch. Breng hem het goed maar. Hé, juf, geef me eerst een kopje thee! bijeeö, en als de groote, ronde oogen van haar kleintjes heel spannend en ver langend op haar gericht waren, dan kwamen de gedachten langzamerhand aantrippelen. O, die kinderoogen, wat genoot ze ervan. 't Ware do spiegels van de kleine zieltjes. Al do kleurige (gedachten die zij vertelde, vond zij daarin terug, vertee der end en vermind. Die blijdschap als de Prins kwam, du rijke Prins, en het verachte maar beeld- schoone dochtertje van den houthakker trouwde. Dit ontzetting als het monster uit zijn hol kwam gekropen, en den moe digen ridder met zijn vurigen tong be dreigde. En clan dat vertrouwen op do deugd, de deugd die steeds overwint, en de on deugd die altijd weer ten langen leste verslagen wordt. Ze genoot er haast nog meer van dan de kinderen. Van avond had ze weer haar beste beentje voorgezet. Ze had ver teld van een Jongen Koning en een Ko- ZUintgin, en van een ontzettenden groe ten reus die hen haatte. Zóo ver had haar phantasio haar weggevoerd, zulke sterke staaltjes had ze van 's mans kracht en ruwheid verteld, dat zij zich haast zelf niet de overwinning had kun nen voorstellen. Maar toch was de zege ten slotte aan den kant van. den Koning en zijne gemalin geweest; want het heele volk had meegeholpen, en samen hadden zo den reus aan handen en voeten ge bonden, en toen. gegooid in eon hol, waar hij niet meer uit kon. Hoewel de Koningin niet wilde, dat haar vijand werd doodgemaakt, en zij zelf eiken, morgen mot een zilveren mandje met brood en vruchten kwam om den reus te voeren. Een zucht van verlichting was den kin deren ontsnapt. Dat was een bange strijd geweest, maar zie je tegen al die vvenschen kon de reus niet op. Lek ker, dat het volk allemaal meehielp, hé moe, vond Frans, de oudste. Want hij ha dhet verschrikkelijk gevonden als di.e goede Koningin vermoord was door den reus, en van dien dapperen koning was 't ook zonde geweest I-Ialf elf sloeg de klok. Ai zoo laat? Dan moest ze maar gauw naar bed gaan. Even draaide ze het licht meer, en ging toen zacht naar boven. In du kinderkamer bleef ze even bij de bedjes staan. Wat sliepen ze allemaal vast. Dat kwam door het blijc-einde van bet sprookje. Frans lag met saam,gekne pen vuisten, en een licht wenkbrauw fronsen, dat vreemd stond op het gladde kindervoorhoofd. Hij verbeeldde zich ze. ker mee te doen aan den strijd. Maar een half uur later droomde zij van haar eigen sprookje, ook met een glimlach op de lippen, Ze was in droo men land, zoo vlak bij het sprookjespa radijs liggend. Opeens schrikte ze wakker. Haar man kwam de slaapkamer op, heel zachtjes en behoedzaam om haar en de kinderen niet wakker te maken. Maar de kleinste begon opeens te schreeuwen en maakte de anderen en zijn moeder ook wakker! Hé, zei ze lachend, toen de rust weer was terug gekeerd. En half slaperig vroeg zij: „En ls er nog nieuws". Hij geeuwde. Neen eigenlijk niet. Ten minste, het zal jou niet veel interesseeren. Je doet niet aan binnen- noch aan buitenland scho politiek. Maar heb jo al gehoord, dat do jonge Koning cn Koningin van Servië zijn vermoord. Opeens was ze klaar wakker, zat over. eind in 't bed. Vermoordde koning en de koningin. Nou ja, spotte hij. Maak je maar niet ongerust. Servië is hier ver vandaan. Wij zuilen er van nachl niet minder rus tig om slapen. Zij lachte mee, maar nu heel anders dan van avond. En zij voelde dat ze nu in lang niet zou kunnen verteilen het sprookje: „Daar was ere is een jonge Koning en een schoone Koningin". 't Leven stampt soms sprookjes dood.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 8