Licht en Schaduw.
vormen. In elk district zal een verzame
ling nieuwe, Engeilsche, boeken worden
'aangelegd, elke verzameling bevattende
dezelfde boeken, en die boekerijen gaan
clan kosteloos onder de bevolking rond.
De firma Donald Carrie Co., van de
Castle-Jijn, zal de boeken voor niets
naar Zuid-Afirka overbrengen en in
Transvaal zal het vervoer op de spoor
wegen kosteloos zijn.
Mem gelooft minstens 1 12.000 noodig
te hebben.
db zaterdagavond.
Als men de Amerikaansche journalis
ten mag gelooven, dan is de beroemde
uitvinder Edison goed op weg, zich den
haat der reporters op den hals te ha
len. Tot voor korten tijd was het nog
geeri dier vindiingirijke heeren gelukt,
hem tot een interviieuw te bewegen en
als men e vernuftige kunstmiddeltjes
kent, tot welke een Yankee zijn toe
vlucht neemt om van de een of andere
interessante of beroemde persoonlijk
heid bekentenissen af te pereen, dan weet
men hoe moeilijk het valt zich buiten
bereik dier persmuskieten", een woord
van. recente uitvinding te houden.
Het mocht echter eenigen tijd gele
den een reporter van een New-Yoirker
courant gelukken, den norschen uit
vinder van de phonograaf en zooveel
meer, grondig uit te vragen. De jour
nalist en Edison hadden elkaar toeval
lig ontmoet in d.en salon, eener bekende
New-Yorksche dame. Het zeer levendi
ge discours liep voornamelijk over bet
leven van Edison en oveir zijn uitvindin
gen. De reporter maakte van de gele
genheid gebruik tot een vraag: „Mr.
Edison, wat is eigenlijk uw eersite uit
vinding geweest?" Edison, die tot dus
verre ijverig deelgenomen had aan het
gesprek, scheen te voelen, dat hij met
een journalist te doen had, en hulde zich
onmiddellijk ini een ijzig zwijgen. Maar
de verslaggever had niet ten onrechte
op de nieuwsgierigheid der dames ge
rekend. Een schaar schoone vrouwen
omringde den uitvinder en. verzocht hem
de vraag te beantwoorden.
En lachend begon de geniale uitvin
der: „Toen ik nog een arme newsboy
(krantenjongen) was, liad ik mijn hoofd
vol ideeën maar mijn zakken waren ake
lig leeg. Op zekeren dag las ik in een
van mijn kranten dat de rijkste bankier
in onze stad, mr. S. ontdekt had, dat
zijn geldkist, dli.e hij vrAs trekt. veilig
achtte, door dieven opengebroken was,
Men vertelde, dat de bankier door de
ze ontdekking doodelijk ontsteld was en
vergeefs zijn hersens plaagde, ten einde
een middel te vinden om zijn groot en
rijkdom te beveiligen voor de begeerige
handen der dieven. „Dat is je man",
dacht ik. Benige oogenblikken later
stond ik voor den bankier en zei: „Mijm-
hoer, ik heb van uw groot ongeluk ge
hoord, maar ik heb zoo juist een toe
stel uitgevonden, dat onfeilbaar de die
ven in uw handen, zal leveren, die een
aanslag op uwe klisten zouden wijlen
doen."
„Is het mogelijk?" riep de bankier uit.
En welken prijs eischt gij voor die
uitvinding?"
,,D« hand van uw eenige dochter, niets
meer en niets minder", antwoordde ik
stout.
„Neen, dat. is al te gek, ik geef u zoo
veel duizend .dollar, zoodra ik zeker ben
van de waarheid van uw beweren, maar
mijn dochter niiet."
Na eenig heen, en weer redeneer en,
toen de bankier zag, dat mijn besluit
onwrikbaar stond, zei hij: „Welnu, ge
zult de hand van mijn dochter hebben,
mits z*j zolve toestemt."
Vol hoop ging ik aan het werk en
bracht het door mij uitgevonden toestel
aan de geldkist van den milUonnair
aan. Twee dagen later kwam ik terug
en vond hem te bed.
„Mijnheer, zei Ik, u hebt gisteren
avond om 8 uur uw geldkist willen ope
nen?"
„Dat klopt..."
„Maar zoodra u het slot aanraakte hebt
u een electrlschen schok gekregen die
u omwierp en, u is tot vanmorgen bewus
teloos gebleven, gaat het u thans beter?"
„Ja, maar..."
„Ja, dat is mijn geheim. Wie na liet
sluiten, van de kist zo aanraakte, zal zoo
lang bewusteloos h.ijven als u het be
lieft en zoo u wilt zelfs voor eeuwig."
„Dat is de authentieke geschiedenis
mijner uitvinding."
„En de dochter des huizes! vroegen in
koor ail de jonge vrouwen, die niet een
Annie Granger nabij de eindstreep.
begrijpelijke belangstelling dit verhaal
gevolgd hadden".
„Is mijn vrouw niet. geworden, ant
woordde Edison".
De journalist vatte nu moed te zeg
gen: ,.r waart zoo vriendelijk ons van
uw eerste uitvinding te vertellen, zoudt
u nu ook wel willen zeggen, wat tot nu
toe uw laatste was."
„Welzeker, zol de uitvinder met een
sarcastischen glimlach, de geschiedenis,
die ik u zooeven opgedischt heb."
Eem («andelwetüffitrijci
«O®»* kallsioc-annen.
(Bij .de platen).
Op den Tweeden Pinksterdag is
zooais wij mededeelden te .Londen
een ■wandelwedstrijd .gehouden out
een „Tea-Table-Plate", aan welken
wedlstrijid uitsluitend kellnerinnen
mochten deelnemen. Deze kellnerin
nen zijn echter van een geheel ander
slag dan men haar hier kent. Het
zijn meisjes, die bedienen in thee- eu
melkhuizen, chocolade en andere lek
kernijen verkoopen in openbare loka
len enz.; „waitresses" noemt men ze.
Natuurlijk had deze zonderlinge
vvandehvedstrijd heel wat nieuwsgie
rigen op de been gebracht. De gehee-
le weg van Mansion House tot aan.
Marble Arch, een afstand van onge
veer 7 kilometer, was bezet met een
dichte menigte, die de meisjes in het
voorbijkomen aanmoedigde met ge
schreeuw en gejuich, of haar aardig
heden toeriep. Soms waren de deel
neemsters onzichtbaar van het stof,
dat zij deden opdwarrelen en het
heete weer maakte de wandeling niet
tot. een pretje.
Er waren 160 deelneemsters en van
haar was eerslaankomende die zeven
tienjarige Annie Granger, die den
weg aflegde in den, de omstandighe
den in aanmerking genomen, goeden
tijd van 47 minuten. Bij haar aan
komst aan de eindstreep heerschte
zulk een nieuwsgierigheid, om haar
van nabij te zien, dat eenige politie
agenten moesten meeloopen, om den
weg vrij te houdien.
Ean bitter zoete geschiedenis.
Hij heette Ernst Bittieer en was een
bitter ernstig meusch. Toen ontmoette
hij Suze Zoet en kreeg haar lief en
smaakte weldra de zoetheden van het
huwelijk. Spoedig echter bleek dat
Ernst Bitter gaarne bitter dronk en
nu werd het ernsit. Suze Zoet zei met
bitterheid):
Ernst was voorheen mijn leven,
thans is mijn leven ernst. Zij smeekte
Ernst, „ach Bitter, bitter toch niet,"
maar hij antwoordde: ,,ik kan het
niet laten."
,,Ts je dat ernst, Ernst?" „Bit
tere ernst," antwoordde Ernst Bitter
met ernst..
Toen schreide Suze Zoet bitter. Kort
daarop overleed Ernst Bitter aan de
lirium en Suze Bitter-Zoet bleef niets
over als de bitter zoete herinnering
aan Ernst Bitter.
Edison on de interviewers.
Schetsen van DEKA.
Er was creiè een Koning tn cene
Koningin.
Glimlachend zat ze nog wat in de nu
eenzame kamer jong blond moedertje.
Waarom ze bleef wachten?
Zo wist het niet. Haar man. zou laat
thuis komen, en ze hadden immers af
gesproken dat zij niet zou opblijven, om.
dut ze er 's nachts zoo dikwijls voor de
kinderen uit moest, en 's morgens 't
kleine goed al weer zoo vroeg spookte.
Toch bleef ze nog wat zitten, niet bezig,
5t.il de handen in de schoot, een beetje
achterover leunend in haar gemakkelijk
stoeltje. En een glimlachje dartelde om
den welgevormden mond, terwijl zij
peinsde en dacht.
De kleintjes waren laat opgebleven,
tot halftlen Hoewel zoo beel klein
waren ze allemaal niet meer. De Jongste
was vier jaar, dat was een jongetje, Een.
lekkere dikzak van een ventje. Dam,
kwam er een mleisje pa's .speelpopje,
omdat omdat nu ja, omdat het zoo
veel op moo leek. En dat was voor pa
het summum van volmaking. Het scheel
de net een jaar met haar jonger broertje
en mot den oudsten baas, ook een boy
van stavast, die. nu al school ging. Zes
jaar 't was wel wat vroeg, had moe
gevonden; ze had haar oudste liever wat
langer bij zich gehouden. Kinderen ver
anderen zoo als ze onder moeders vleu
gels weg zijn. Dan neemt de wereld doei
aan de opvoeding vaak wel eens op
heel verkeerde wijze. Maar pa had het
doorgezet; om haar het werk wat lichter
te maken. Zoo'n «route bengel den gc-
heeleu dag van den vloer zou moe een.
heeleboel opluchten had hij gemeend.
En 't was waar geweest ook! Maar
van avond waren de drie weer echte
kindertjes geweest, en moe die zich
soms al oud' begon te voelen, als ze haar
oudsten, bij zijn lessen liielp moe had
zich ook weer eng Jonig en jolig gevoeld,
eu had .sprookjes verleid.
Sprookjes vertellen! Dat kon ze zoo
heerlijk, omdat zij ze zelf zoo mooi vond.
Zo wist. weï dat het leven geen sprook
je is. maar ze voelde ook dat de poë
zie die noodig is om een sprookje ie ver
tellen en te genieten, een onmisbaar
deel moet uitmaken van elk leven, voor
al van vrouwen-leven, vim jong-moe.
dortje-zijn.
Dat gevoed gaf zooveel mooie kleuren
en zachte vormen, aan ruwe, hoekige
dingen van den dag. 't Vermoeide zoo
veel grauwe «ogenblikken. En al kwa
men ook veel prettige droomen niet uit,
men had ze toch gedroomd, niet waar?
Van haar Jeugd af had zij dat gevoel
al gekend, en in haar huwelijk trachtte
ze het ijverig ook aam de kinderen te ge.
ven, Wat haar wel gelukte.
Want als pa uil was, en het schemerig
half-uurtjie vóór het naar bed gaan was
aangebroken, dan drongen de kleintjes
zich om haar heen, vleiend vra
gend om nog een sprookje. En lang
hoefden ze niet te vragen. Even be
dacht zo zich dan, liep met vluggen
geest de oude sprookjes en verhalen
door, en als er haar zoo gauw geon in
viel, dan bedacht zij er .een. Hoe kón j'o
dat, toch?, vroegen wel eens verwonderd
de dames van hun kennis. Ik heb hot ook
wol eens geprobeerd, maar of er viel mij
niets in, óf de kinderen liepen weg voor
liet verhaaltje uit was. Ja, als er nu nog
een prentenboek bij ls, dan kan ik wel
'wat van de plaatjes vertellen, maar zoo
uit het hoofd; 't zou me totaal onmoige-
lijk zijn.
I Dan glimlachte jong moedertje wel
eens ongeloofelijk, hoewel ze aanstonds
I moest bekennen niet te weten hoe zij op
de sprookjes-gedachten kwam. Zo had
wel eens geprobeerd op aanraden van
een uitgever de sprookjes op papier
Ie zetten. Dat zou een heerlijke lectuur
zijn voor duizenden kinderen. Maar
dat gelukte haar nooit. Evenmin als
ze de sprookjes voor een groote zaal van
menschen of kinderen zou kunnen ver
tellen. Neen, ze moest met haar trio
alleen zijn. Heel dicht schoven zo dan
de zaterdagavond.
5
Deelneemsters.
Merkwaardige redding van
een schipbreukeling.
De Duitsche ijzeren tjalk „Erndte"
tJiuisbehoorendie te Breiholz, bij
Henidsburg, vertrok 16 April meit hout
geladen van Memel. Reeds den volgen
den diag werden hevige stormen on
dervonden, doch het schip zette onder
klein zeil de reis voort. Behalve de
gezagvoerder, kapitein Engellandt,
waren nog drie man equipage aan
boord. Toen de kapitein 18 April in
zijn kajuit ging om iets te halen,
kwam plotseling zulk een hevige bui
opzetten, dat heit schip met een ruk
kenterde. Het water drukte onmiddel
lijk de kajuitsluiken dicht en sloot al
dus den kapitein op, terwijl do equi
page waarschijnlijk wegspoelde en
den dood in de golven vond. Het vaar
tuig dreef met de kiel naar boven ver
der. 7.oo werd elf dagen later den
29en April, des namiddags 4 uur. op
een afstand van ongeveer 170 mijlen
van Rischöft aangetroffen door het
Noorsche stoomschip „Aurora", en
daar het stil weer was liet de kapi
tein een. boot uitzetten om heit wrak
op sleeptouw te nemen. Terwijl de
matrozen met dezen arbeid bezig wat-
ren, hoorden zij een kloppen uit het
binnenste van den scheepsromp en
toen zij luid geroepen hadden, werd
ook een stem gehoord. Ter plaatse
waar de stem te hooren was, werd nu
door het machinepersoneel van het
stoomschip een gaatje in den ijzeren
romp geboord en het duurde niet lang
of er kwam door dat gat een vinger
te voorschijn. Het was dus duidelijk
dat een levend wezen in de drijvende
gevangenis aanwezig was. Door vra
gen kwam men te weten, dat de ge
vangene het noodig© voedsel gevonden
had. doch. dat dit nog ma.ar voor een
paar dagen toereikend was.
Op zee was verder openmaken van
den scheepsbodem niet geraden, daar
dit geleid zou hebben tot het onmid
dellijk zinken van het schip en daar
om werd het geboorde gat veer dicht
gemaakt. het, vaartuig op sleeptouw
genomen en 30 April des avonds 5
uur te Neufahrwasser binnengebracht.
Men liet daar het schip onmiddellijk
onder ie groote kraan trekken en mot
kettingen vastmaken. Toen begon men
met kracht t,e werken aan de bevrij
ding van den levend begravene.
Dit was intusschon nog niet zoo
gemakkelijk. De scheepsbodem die uit
betrekkelijk nieuwe ijzeren platen, be
stond het schip was nog maar vijf
jaar oud bood aan de slagen krach
tig weerstand. De opgesloten kapitein
riep zijn redders aanwijzingen toe,
doch liet werk vorderde maar lang-
zaam en het duurde bijna vijf uur,
voordat men een gat had, groot ge
noeg om er een mensch doorheen t«
laten. Te kwart voor tienen werd de
kapitein onder het hoera-geroep van
een groot aantal toeschouwers, die in
alle stilte hef reddingswerk gevolgd
hadden, naar boven geheschen en aan
den bereids wachtenden dokter over-
gegeven. Op diens raad werd hij ver
volgens naar een hotel gebracht, waar
hij allereerst een kop koffie dronk
i Do man. die 31 jaar oud en gehuwd
is, vertoont tot dusver geen teekenen,
dat hij nadeel ondervonden heeft van
dit buitengewone avontuur, wat te
meer verwondering wekt, daar het
drinkwiter hem volkomen heeft ont-1
broken, zoodat hij het den laatsten
dag niet. meer kon uithouden en tot
zeewater zijn toevlucht had genomen.
Des dokters reden
De dokter had zijn patient onder
zocht en trok een heel ernstig gezicht.
U moet u een maand lang ten
minste zeer in acht nemen, zei de ge
neesheer.
Is het werkelijk zoo gevaarlijk?
vroeg de patiënt, die bleek werdl van
angst.
Gevaarlijk en gevaarlijk zijn
twee; maar als u inderdaad van de
kuur het succes wilt ondervinden, dat
ik er mij van voorstel .dan kunt u niet,
te zorgvuldig zijn in liet opvolgen der
voorschriften, die ik n zal geven, ver
zekerde de man der wetenschap.
De patiënt was zeer onder den in
druk en nu inderdaad hevig benauwd
voor zijn leven. Ileel gehoorzaam ant
woordde hij;
Ik wil graag alles doen wat u
voorschrijft, dokter! Moet ik misschien
wat minder stevig eten?
Ja, daarmee dient u te beginnen.
U moet eenvoudiger voedsel gebrui
ken en niet zooveel. Als ik u oen goe
den raad mag geven, maak dan uw
slagersrekening do helft kleiner en de
rest naar verhouding
Ik s al het doen. dokter!
U moest ook wat meer beweging
nemen, vervolgde de geneeskundige.
1-Ioe gaat u tegenwoordig naar uw
kontoor?
Gewoonlijk met de tram of ook
wel met de omnibus, net zooals 't uit
valt
O, daarmee moet u dadelijk op
houden! U moet eiken dag van uw
huis naar het kantoor en van het kan
toor naar huis wandelen, weer of geen
weer. Daardoor krijgt u de noodige
circulatie en wordt u tevens geharoL
Ik zal het doen. dokter; dat beloof
ik u.
En ...e... gaat u dikwijls naar de
comedie?
Ja, nog al veel.
Dat moet u niet doen, zoolang u
onder mijn behandeling is. Ik acht hei
zeer nadeelig voor u.
De patiënt, zuchtte.
Moet ik nog meer laten? vroeg
hij aarzelend.
Hoe staat het met het rooken?
Ik rook natuurlijk, maar heel
matig, 'n Sigaartje of drie, vier hoog
stens per dag.
O, laat het rooken liever heele-
maal. Gooi desnoods al uw sigaren
weg en koop geen andere; minstens
zes weken moet u dat volhouden of ik
geef u op.
Ik zal 't. doen, dokter, maar
Drinkt u bijgeva1 ook?
Nu en dan een glas bier of een
grogje; maar het is eigenlijk nief
noemenswaard.
Laat het heelemaal blijven.
Zoadt u denken, dokter, dat een
klein beetje wijn bij het eten mij dan
ook zou hinderen?
Geen druppel, zeg ik u, geen
druppell
Goed, dokter. En wat nu nog
meer?
Niemendal. Volg deze voorschrif
ten nauwkeurig, zes weken lang, In
dien Jijd
Ja? vroeg de patiënt, ten hoogste
nieuwsgierig; wat zal er gebeuren iö
dien tijd?
In dien tijd. antwoordde de dok
ter kalm, zult u genoeg gespaard
hebben om mij liet rekeningetje te
betalen, dat u mij nu al achttien
maanden schuldig is. Bonjour, me-
neerl
stoel. Toen hij zijn diner geëindigd
had. vroeg hij de rekening en zag tot
zijn groote verbazing dat hij voor
twee personen moest betalen,
Hoe zit dat? vroeg hij.
Ten antwoord kreeg hij dat zijn
city-bag dezelfde ruimte aan tafel had
ingenomen als een gast.
Kalm luisterde hij. betaalde en
ging heen.
Een paar dagen later kwam hij
weer in dat hotel, nam weer deel aan
de table-d'hóte en zette weer zijn city
bag naast zich op een stoel. Weer
werd het diner opgedragen De toerist
liet het. zich uitstekend smaken, maar
nu deed pit ook zijn city-bag, die ruim
haar portie kreeg van alle schotels.
Zooals te begrijpen is. keken alle
gasten heel gek, en alleen onze toerist
bleef ernstig en rustig. De kellners
keken hoe langer hoe dwazer, toen de
city-bag al voller en voller werd. Ten
laatste kwam de hotelier woedend ten
tooneele.
Schaamt u u niet. mijnheer?
huiderde hij. Zoo iets onbeschofts heb
ik in mijn leven nog niet gezien,
Ja, zei de toerist kalm, mijn city
bag is u in heel wat betere conditie
dan een paar dagen geleden. Het spijt
naar erg dat haar aopeiijt toen een
beetje in de war was.
De hotelier keek perplex en gansch
niet op zijn gemak, maar den anderen
gasten ging een klein booglampje op.
Met een paar woorden vertelde de
toerist de heele geschiedenis en onder
het schaterend gelach en de jubelende
bijvalsbetuigingen der gasten kon de
hotelier verdwijnen.
Hij wilde waar fooi- zij n geld.
Een toerist kwam in een hotel in
Zwitserland en trad met zijn taschje
in de hand de eetzaal binnen. Daar
hij zeer moe was, ging hij zoo spoe
dig mogelijk zitten en plaatste zijn
taschje naast zich op oeji anderen
Niet zoo bedoeld.
Er wordt verteld, dat, gedurende
dien Amerikaanschen burgeroorlog,
eenige soldaten van de noordelijken
in gesprek waren toen men op Co-
rinthe zou aanrukken. Een ongebol-
sterde recruut stapte op hen toe, mei
een pakje vuil goed in de hand, en
vroeg:
Weet je niet, kameraads, waar
ik dit. goed kan gewasschen krijgen?
Oii, zeker, zei een van hen, een
grappenmaker, weten wij dat. Ga
daar maar heen met je pakje hij
wees naar het hoofdkwartier van ge
neraal Grant. Daar zal je een korten
Slevigen man zien hij gaf de be
schrijving van den persoon des ge
neraals die doet de wasch. Breng
hem het goed maar.
Hé, juf, geef me eerst een kopje thee!
bijeeö, en als de groote, ronde oogen
van haar kleintjes heel spannend en ver
langend op haar gericht waren, dan
kwamen de gedachten langzamerhand
aantrippelen. O, die kinderoogen, wat
genoot ze ervan.
't Ware do spiegels van de kleine
zieltjes. Al do kleurige (gedachten die zij
vertelde, vond zij daarin terug, vertee
der end en vermind.
Die blijdschap als de Prins kwam, du
rijke Prins, en het verachte maar beeld-
schoone dochtertje van den houthakker
trouwde. Dit ontzetting als het monster
uit zijn hol kwam gekropen, en den moe
digen ridder met zijn vurigen tong be
dreigde.
En clan dat vertrouwen op do deugd,
de deugd die steeds overwint, en de on
deugd die altijd weer ten langen leste
verslagen wordt.
Ze genoot er haast nog meer van dan
de kinderen. Van avond had ze weer
haar beste beentje voorgezet. Ze had ver
teld van een Jongen Koning en een Ko-
ZUintgin, en van een ontzettenden groe
ten reus die hen haatte. Zóo ver had
haar phantasio haar weggevoerd, zulke
sterke staaltjes had ze van 's mans
kracht en ruwheid verteld, dat zij zich
haast zelf niet de overwinning had kun
nen voorstellen. Maar toch was de zege
ten slotte aan den kant van. den Koning
en zijne gemalin geweest; want het heele
volk had meegeholpen, en samen hadden
zo den reus aan handen en voeten ge
bonden, en toen. gegooid in eon hol,
waar hij niet meer uit kon. Hoewel de
Koningin niet wilde, dat haar vijand
werd doodgemaakt, en zij zelf eiken,
morgen mot een zilveren mandje met
brood en vruchten kwam om den reus
te voeren.
Een zucht van verlichting was den kin
deren ontsnapt. Dat was een bange
strijd geweest, maar zie je tegen al
die vvenschen kon de reus niet op. Lek
ker, dat het volk allemaal meehielp, hé
moe, vond Frans, de oudste. Want hij
ha dhet verschrikkelijk gevonden als di.e
goede Koningin vermoord was door den
reus, en van dien dapperen koning was
't ook zonde geweest
I-Ialf elf sloeg de klok.
Ai zoo laat? Dan moest ze maar gauw
naar bed gaan. Even draaide ze het licht
meer, en ging toen zacht naar boven.
In du kinderkamer bleef ze even bij de
bedjes staan. Wat sliepen ze allemaal
vast. Dat kwam door het blijc-einde van
bet sprookje. Frans lag met saam,gekne
pen vuisten, en een licht wenkbrauw
fronsen, dat vreemd stond op het gladde
kindervoorhoofd. Hij verbeeldde zich ze.
ker mee te doen aan den strijd.
Maar een half uur later droomde zij
van haar eigen sprookje, ook met een
glimlach op de lippen, Ze was in droo
men land, zoo vlak bij het sprookjespa
radijs liggend.
Opeens schrikte ze wakker.
Haar man kwam de slaapkamer op,
heel zachtjes en behoedzaam om haar
en de kinderen niet wakker te maken.
Maar de kleinste begon opeens te
schreeuwen en maakte de anderen en
zijn moeder ook wakker! Hé, zei ze
lachend, toen de rust weer was terug
gekeerd. En half slaperig vroeg zij: „En
ls er nog nieuws".
Hij geeuwde.
Neen eigenlijk niet. Ten minste, het
zal jou niet veel interesseeren. Je doet
niet aan binnen- noch aan buitenland
scho politiek. Maar heb jo al gehoord,
dat do jonge Koning cn Koningin van
Servië zijn vermoord.
Opeens was ze klaar wakker, zat over.
eind in 't bed.
Vermoordde koning en de
koningin.
Nou ja, spotte hij. Maak je maar niet
ongerust. Servië is hier ver vandaan.
Wij zuilen er van nachl niet minder rus
tig om slapen.
Zij lachte mee, maar nu heel anders
dan van avond.
En zij voelde dat ze nu in lang niet
zou kunnen verteilen het sprookje: „Daar
was ere is een jonge Koning en een
schoone Koningin".
't Leven stampt soms sprookjes dood.