Tweede Blad,
I
$e Gouvernante.
Bahoorende bij
rHeaplem'i ^sgblad"
van
Maandag 6 Juli 1903
Nr. 6139
Jaarlemsche Handels-
vereeniging.
Goedgek. bij Kon. Bestuit van
12 Nov. No. 22, 1899
De Haarlemsche Haudelsvereeniging
lier ter stede, opgericht 10 Mei 1902,
ieeft in den loop van den tijd wel
iaar recht van bestaan bewezen. In
eer veel gevallen, zaken van ver-
chillenden aard betreffende, is zij
pgetreden en dikwijls met groot suc-
es. Jammer echter, dat men. alge-
aeen niet meer blijk geeft dit te
iraardeeren door als iid der vereeni-
ing toe te treden. Er zijn wel meer
jan 600 leden, maar dat is niet vol-
loende. Elk handelaar, neringdoende,
a zelfs particulieren moesten lid
rórden om ten minste te laten gevoe-
bh, dat men het werk op prijs stelt,
at de Haarlemsche Hanaelsvereeni-
[ing steeds opneemt als doende, wat
[are hand vindt om te doen.
De voordeel en, die de Vereeniging
ruiten hare bemoeiingen van ver-
chillenden aard haren leden aan
biedt, zijn zeer vele, en zeer groot te-
tenover de geringe jaarlijksche con-
'ributie van ƒ2.50, die gevraagd
pordt.
'De Haarlemsche Handelsvereem-
(ing bemoeit zich in de eerste plaats
t mede de belangen van hare leden
k bevorderen door onwillige betalers
►oor hun tot betaling aan te manen,
p informatiën voor hen in te winnen,
lovendion hebben de leden het recht
tót hun gratis te verstrekken advies
lan de rechtsgeleerde adviseurs der
toreeniging te vragen, die ook in
Iroceduren en faillissementen gratis
•oor hen optreden, natuurlijk alleen
wor zaken, betreffende den handel
n het bedrijf der leden.
Rechtsgeleerden adviseurs der Ver
eniging zijn de heer en Mrs. Th. de
laan Hugenholtz en II. Ph. de Kan-
er, Spaarne 24, alhier.
Bankiers der Vereeniging zijn de
ïeeren Laane en Van Bemmel, Kruis-
traat 61.
Het bureau der Vereeniging is ge-
lestigd Lange Begijnstraat 22.
Voor incasso's door bemiddeling der
fereeniging wordteen vast recht van
pCt. der vordering berekend. Boven-
ien moet 10 ct. voor port steeds wor-
en bijgevoegd, bij inzending van
orderingen door bemiddeling der
Idvocaten te innen.
Dt kosten van informatiën naar
uiten de stad woonachtige personen
«dragen 60 ct. per informatie plus
ct. porto-vergoeding. Informatiën
aar binnen de stad wonende perso-
Én worden gratis verstrekt.
iPretentiën op buiten de stad wo-
pnde personen worden niet behan-
jeld, wanneer niet 10 ct. voor porto-
Wgoeding is bijgevoegd.
;Ruim 1450 informatiën en rechtkun-
Ige adviezen werden in het afgeloo-
bh jaar gegeven.
In April zijn 50 vorderingen tot een
edrag van f506,65 betaald; 9 vorde-
tngen worden afbetaald, 11 vorde-
agen zijn uitgesteld.
In Mei zijn 58 vorderingen tot een
edrag van 1533,01^? betaald; 9 vor-
pringen worden afbetaald, 13 vorde-
ngen zijn uitgesteld.
Volgens art. 7 dient het geheim der
dsten van wanbetalers ongeschonden
waard te blijven.
'jAlle brieven, aanvragen, reclames,
tl wat dan ook, moeten worden ge
adresseerd aan het bureau, dat ge
opend is dagelijks van 's morgens 9
»t 1 uur, en. 's namiddags van 2 tot
uur, waar dan ook verdere inlich
ngen zijn te bekomen.
"Men wordt geraden alvorens te leve-
in aan
|B. Buijs Lange Veerstraat 2; J. B.
Wijdeman, Tempederstraat 32 rood
li mejuffr. Molenaar. Linschoter-
Jraat 23a. zich om inlichtingen te
fcrvoegen aan het Bureau.
HET BESTUUR.
B Stadsnieuws.
Een titelqnaestie.
Jln het „Hbl." schrijft X. het volgende:
|Te schrijven „Jhr. Ridder Baronet" is
wie fout. Het ware eene samenkoppe
lt van het praedicaat „Jonkheer", uit-
"Tiitend bestemd voor Nederlandsche
iellieden die geen titel bezitten, met
m ook in den Nederlandschen adel
llorkomenK^^
■3 F^slüetsa,
j
Uit het Engelsch
- naar
DOROTHEA GERARD.
iToen het ontbijt afgeloopen was,
llgde zij Mrs. Grant in haar letter-
andig heiligdom in plaats van - t
an naar de leerkamer te gaan. Toen
fs. Grant haar daar met verbaasde
)gên aankeek want het heiligdom
>ld voor onschendbaar begon zij
et résolute stem:
Ik heb u een gunst te vragen,
i— Alles, dat in mijn macht is, zei
rs. Grant met zichtbare verlegen
lid. Zij had zich sinds het
isprek op verleden Zondag niet goed
1 haar gemak gevoeld met de gou-
Irnante; en het vooruitzicht van op
ih of anderQ wijze de veroorzaakte
jeurstelling te kunnen vergoeden,
fcs haar klaarblijkelijk welkom.
Dezen morgen zag zij er, gezeten
shter haar schrijftafel met stapels
ipier, alles behalve vroolijk uit;
Engelschen titel „Baronet". „Jonkheer"
kan nooit met een titel worden samen
gevoegd aangezien het juist ongetitu
leerde edelen aanduidt, en „Baronet" is
geen Nederlandsche titel en mag dus in
officieele stukken niet aan een Neder-
landsch edelman worden gegeven.
Toch is er één persoon in Nederland,
die recht kan doen gelden zoowel op het
praedicaat Jonkheer als op de titels rid
der en baronet, nl. jhr. H. M. Speelman.
Bij besluit van 9 Sept. 1686 schonk ko
ning Jacobus II van Engeland aan Cor
nells Speelman, den tweejarigen klein
zoon van den gouverneur-generaal Cor
nells Speelman, den titel van baronet,
staande tusschen dien van baron en
den rang van ridder, tevens aanspraak
gevende op het praedicaat van Sir. De
titel werd verleend om bij recht van
eerstgeboorte op Cornelis' wettige man
nelijke nakomelingen over te gaan. Bij
hetzelfde diploma werd hij bovendien
tot ridder verheven, hier niet een adel
lijke titel, maar eene waardigheid, waar
bij men aan den ridderslag te denken
heeft, hetgeen o.a. blijkt uit het feit, dat
bepaald werd, dat' zijne nakomelingen
bij recht van eerstgeboorte zich tot het
verkrijgen dier waardigheid op hun 20ste
jaar zouden kunnen aanmelden.
Cornelis Jacob Speelman van Hees-
wijk, kleinzoon van den eersten Baro
net Cornelis Speelman, werd bij K. B.
dd. 27 Sept. 1817, No. 64, in den Neder
landschen adelstand verheven met het
praedicaat van jonkheer. Op de adels-
lijst, opgenomen in Staatsbl. no. 61 van
1825, werd hem ten onrechte gegeven de
titel van ridder-baronnet, overgaande
bij recht van eerstgeboorte; deze fout
werd verbeterd op de lijst gevoegd bij
het K. B. van 30 Aug. 1898 (St.tol. no.
204).
Zijn oudste achterkleinzoon, jhr. II.
M. Speelman, oud-lid van den Gemeen
teraad van Haarlem, heeft dus voor Ne
derland alleen recht op 'het praedicaat
jonkheer, maar is in het Vereenigd Ko
ninkrijk Baronet en zou zich daar, vol
gens het oude diploma, bij den Konink
lijken „Camerarius" kunnen aanmelden
om de ridderlijke waardigheid te erlan
gen.
De firma Heringa Wüthrich
van hier, diie voor haar rijwiel Svea op
de tentoonstelling te Groningen een zil
veren medaille behaalde, is thans voor
hare expositie van acetyleen-gastoestcl-
len aldaar met goud bekroond.
Uit de Omstreken
Verkiezings candidateif: voor den
Gemeenteraad.
Haarlemmermeer.
Distr. I. R. W. Lammert, A. Stok
man (oude leden); P. v. Rasteren, G.
A. A. Knaap, C. v. d. Laan (nieuw©
leden).
Distr. II. A. Suidgeest. C. Bos,
(oude ieden); H. v. Dorsten (nieuw).
Distr. III. W. Pruissen, P. de
Breuk, (oude leden); A. Jansen,
(nieuw).
Aalsmeer.
D. Deddens. J. Eveleens. J. de Boer,
J. Groeneveld, A. Keessen Jr. W.
Kniep, P. de Vries.
Binnenland.
Hofberichten
H. M. de Koningin zal, vergezeld van
Z. K. H. den Prins der Nederlanden, van
15 tot 17 Juli een bezoek aan Maastricht
brengen.
Prins Hendrik der Nederlanden on>-
dernam Donderdag een uitstapje naar
de mijn Laura en Vereeniging bij Kerk
rede, waar de Internationale Tiefbauge-
sellschaft von Gebhardt u. Koenig in
Nordhausen door middel van de zooge
naamde „bevriesmethode" put I reeds in
't vorig jaar afgediept bad en nu beziig
is put II te bevriezen. Zijn© Hoogheid
interesseerde zich zeer voor deze metho
de, die ook binnenkort bij de staatsmij
nen in Limburg zal worden toegepast.
De terugkomst van Z. K. H. den
Prins der Nederlanden op het Loo,
aanvankelijk op 8 Juli bepaald, is
thans vastgesteld op 16 Juii a. s.
Het Koninklijk Echtpaar is voorne
mens, ter gelegenheid van de verja
ring van II. M. de Koningin-Moeder,
eenige dagen op Soestdijk te ver
toeven.
Wijziging der Gemeentewet.
Blijkens de Memorie van Antwoord
deelt de minister van binnenlandsche
één van de symptomen, waaruit Cla
ra opmaakte, dat het diner niet naar
haar zin was afgeloopen.
Het is wel in uw macht, maar het
is wel wat lastig voor u. U gaf mij
eergisteren mijn ontslag; daartoe had
u het recht. Een maand vooruit op
zeggen, dat hebben wij gecondition-
neerd. Nu wou ik u vragen of u mij
nog heden vrij wilt laten ofschoon
Ui weet, dat ik daarop geen recht
heb. Wil u dat doen.
Nu op eens? herhaalde Mrs.
Grant, een beetje verbouwereerd.
Ja nu direct. Ik weet wel, dat
het wat al te ploeseling is; daarom be
schouw ik het dau ook als een gunst.
Het is voor mij van groot belang.
Heeft u een passende betrekking
op 't oog?
Ik ja ik heb gehoord van
iets, xdat mij misschien wei passen
zou, maar mijn eenige kans om het
te krijgen is, er direct heen te gaan.
Ik dacht, omdat de vacantia toch bij
na zal beginnen, dat het voor Nan
niet veel verschil zou maken. Opeen
anderen tijd van het jaar zou ik zoo
veel haast niet gemaakt hebben
werkelijk niet maar Nan kan zon
der mij best tennis- of croquetspelen
en omdat zij toch naar school gaat,
zaken in de overtuiging, dat alge-
heele herziening der Gemeentewet al
lengs aan de orde moet komen. Zoo
lang echter de noodigste sociale her
vormingen op afdoening wachten, zou
het z. i. geen aanbeveling verdienen
deze achter te stellen. Deze partieele
herziening dankt dan ook aan een
hooger motief uitsluitend haar zoo
vroege indiening; het is geheel het
zelfde motief, dat drong tot wijziging
van art. 5 der Arbeidswet en tot vol
doening aan artt. 96, 2e lid, en 136,
laatste iid. der Grondwet ni. de over
tuiging dat, d© geldende wet geen
doode letter mag worden of het gezag
zelf der wet lijdt schade. Ook na in
voering overigens dezer regeling ad
hoe blijft het stelsel der Gemeentewet
onveranderd wat het was. Het stre
ven is geweest om uitsluitend zooda
nige wijzigingen aan te brengen,
waaromtrent zich vrijwel eene com
munis opinio had gevormd en waar
op ook van de zijde der Kamer her
haaldelijk was aangedrongen.
Bij een tweede voordracht tot her
ziening der Gemeentewet, noodzake
lijk geworden door de uitbreiding der
gemeentelijke bedrijven, en een daar
mede verband houdend ontwerp tot
regeling van de zekerheidsstelling
door gemeente-ambtenaren, reeds
eenigen tijd bij den Raad van State
aanhangig gemaakt, zal vanzelf de
regeling der positie van de gemeente
werklieden en de instelling van
scheidsgerechten aan de orde komen.
Wie al dan niet onder de Ongeval
lenwet valt. is niet door herziening
der Gemeentewet uit te maken. Even
min kan bij deze herziening de positie
der veldwachters nadere regeling
vinden.
De leeftijd voor het lidmaatschap
van den raad kan niet verhoogd wor
den, waar art. 143 der Grondwet de
zen vaststelt op 23 jaar.
Bij deze herziening kunnen de
woorden ,,op de wijze zijner gods
dienstige gezindheid" bij de eedsaf
legging niet worden losgelaten. Het
ligt in het voornemen der Regeering
het vraagstuk van den eed eerlang
principieel aan de orde te stellen.
Van de besturen in gemeenten met
meer dan 160,000 inwoners is betref
fende het aantal wethouders advies
gevraagd. Allen zonden advies in.
Het scheen den minister gewenscht,
voor gemeenten boven de 100,000 zie
len, onder zekeren waarborg de mo
gelijkheid te scheppen het getal wet
houders op 5 of 6 te brengen. De
binding van de verhooging tot 5 of 6
aan de goedkeuring van Gedeputeer
de Staten heeft de minister laten
vallen.
In hoeverre verandering in de sa
menstelling van de commissiën van
bijstand redmiddel kan zijn om tege
moet te komen aan de gewijzigde ver
houdingen. zal aan de orde komen in
de tweede voordracht tot wijziging
der Gemeentewet.
Of van 't verschijnen en spreken in
den raad van directeuren van gemeen
telijke bedrijven veel heil ware te
verwachten, valt te betwijfelen daar
B. en W. toch verantwoordelijk
blijven.
Of het moeilijk zal zijn 1 of 2 wet
houders boven het getal van 4 te vin
den. hangt grootendeels af van plaat
selijke omstandigheden, die het best
door den raad zeiven kunnen worden
beoordeeld.
Of bij de wijziging in art. 95 in
gelijke richting zal zijn te gaan, ook
wat het ongevraagd ontslag van se
cretarie-ambtenaren betreft (beroep op
Ged. Staten), wenscht de minister
vooralsnog niet te beslissen.
De minister deelt geheel in de mee
ning der leden, die oordeelen, dat er
geen sprake van kan zijn. om, terloops
door een wetsontwerp als het onder
havige, een beslissing uit te lokken
over de vraag, of voortaan ook vrou
wen tot liet gemeente-secretariaat be
noembaar zullen worden verklaard.
Hoewel de minister erkent, dat aan
't uitlichten van de materie der regee-
ling van den burgerlijken stand uit
het gemeenterecht practische voor-
deelen zouden zijn verbonden, kan
toch op de beweerde wenschelijkheid
om de benoeming van ambtenaren van
den burgerlijken stand over te bren
gen op de Kroon, vrij wat worden af
gedongen, en ongaarne zou de minis
ter de stelling voor zijn rekening
nemen, dat de burgerlijke stand een
uitsluitend rijksbelang is.
Zijnerzijds acht de minister niet te
mogen medewerken om vrouwelijke
personen voor het ambt. dat door den
burgerlijken stand wordt geëischt, in
aanmerking te brengen.
Bij de wijziging der Zondagswet
zal ter sprake komen of de bezwaren
tegen liet op Zondag en algemeen er
kende christelijke feestdagen geheel
doen stilstaan van den B. stand zijn
te ondervangen.
Een verbod tot huwelijksvoltrekking
op Zondag wenscht de minister niet
in dit wetsontwerp op te nemen.
doet het vacantiewerk er ook niet veel
meer toe?
Het is zeer plotseling, mompelde
Mrs. Grant op een toon. waaruit de
toestemming al te proeven was.
Behalve dat het zoo plotseling was,
was er tegen het plan werkelijk niets
in te brengen. Welbeschouwd was er
veel vóór Clara's voorstel te zeggen.
Een geheele maand salaris zou zij
er mee uitwinnen ten eerste, verder
den kost voor de gouvernante het
idéé was wezenlijk niet te verwerpen.
Daarbij genomen nog haar schuldge
voel tegenover Clara, die haar ertoe
deed overhellen schijnbaar een gunst
toe te staan, ofschoon die gunst
zooals zij nu begon in te zien voor
haar zelf veel voordeeligs inhield.
Het resultaat van deze overpeinzin
gen was dat, na welstaanshalve nog
wat over- en weergepraat, vooral
daarover dat Nan haar gouvernante
wel zeer missen zou, de wensch van
Clara werd ingewilligd.
Zoo iets gaat altijd beter, als
het snel moet gebeuren, zei Clara, in
antwoord op het laatste argument
Het is voor Nan en voor mij beiden
gemakkelijker, als wij niet lang ons
afscheid in* 't vooruitzicht hebben.
Dank u, Mrs. Grant, u heeft mij een
Merkwaardige lieriimeringsdag.
Op 1 Augustus a.s. zal het 500 jaren
geleden zijn, dat de' Nassau's baron van
de baronie Breda geworden zijn, waar
door onze Koningin thans nog dén titel
voert van Barones van Breda.
Het was 1 Augustus van 't jaar 1403,
dat Graaf Engelbert I van Nassau huw
de met Johanna van Polanen, Erfvrou-
we van de Lek, Breda en Niervaart,
waardoor deze baronie aan de familie
Nassau kwam.
Graaf Engelbert I overleed 3 Mei 1443
en zijn vrouw in 1446.
Hun zoon was Graaf Jan van Nassau,
heer van Breda. Hij was gehuwd met
Maria, Gravin van Loon en Heinsberg
(pl. m. 1500) en overleed te Dillenburg
in Februari 1475.
Deze vier rusten thans onder de Ma-
ria-graftombe in de Groote of Lieve
Vrouwekerk te Breda.
Voor deze tombe staande, ziet men
links achter de tombe van Jan van Po-
lanen II, die stierf in 1394. Hij was de
vader van Johanna van Polanen. welke
Johanna is tgeboren uit zijn eerste hu
welijk met Maria, dochter van Jan Her
tog van Brabant, welke Maria ook on
der deze tombe rust.
Rechts naast de Maria-tombe rust de
grootvader van Johanna van Polanen,
Jan van Polanen I, die stierf in 1334.
(N. B.)
Inbraak.
Er is ingebroken in het pakhuis en
kantoor van den eierenhandelaar K. de
Boer, staande in het Fnidsen te Alk
maar. Na zich door verbreking toegang
te hebben verschaft, hebben de dieven
de in het kantoor staande brandkast,
zoomede een lessenaar opengebroken en
de aanwezige contanten weggenomen.
Aangezien de heer de Boer bet meeste
geld des avonds bij het verlaten van het
kantoor medeneemt naar zijn woning,
is niet meer dan ongeveer f 40 ont
vreemd geworden. Van de daders geen
spoor.
Rijksverzekeringsbank.
De „St.-Ct." no. 151 bevat het ver
slag omtrent den staat der Rijksver
zekeringsbank en hare werkzaamhe
den in het jaar 1902.
Wij ontleenen hieraan het vol
gende:
De hoofdwerkzaamheden in het af
geloopen jaar waren van tweeërlei
aard. In de eerste plaats moesten, de
aangiften der verzekeringsplichtige
bedrijven behandeld en de verdere ad
ministratieve arbeid verricht worden,
en in de tweede plaats moest praead-
vies worden uitgebracht ten aanzien
van verschillende algemeene maatre
gelen, Koninklijke besluiten en minis-
terieele resoluties ter uitvoering der
wet.
Zoodra de eerste ambtenaren in
functie waren getreden, werd met de
werkzaamheden in verband met de
bij art. 32 der Ongevallenwet 1901
voorgeschreven aangifte een aanvang
gemaakt. Vooraf was met het hoofd
bestuur der posterijen en telegraphie,
na een drietal conferenties met het
bestuur, de vereisebte overeenstem
ming verkregen omtrent de 'wijze,
waarop de postkantoren den desbe-
treffenden dienst zouden verrichten.
Ten einde de werkgevers met hun
verplichting tot het doen der aangifte
zooveel mogelijk algemeen bekend te
maken, werd door het bestuur dei-
Bank eene publicatie ontworpen en
aan de burgemeesters van alle ge
meenten gevraagd, hoeveel exempla
ren zij voor bun gemeente ter aan
plakking meenden noodig te hebben.
De ingekomen antwoorden gaven
aanleiding tot de verzending van pl.
min. 12,000 dier bekendmakingen, die
gedateerd waren op 5 April 1902 en,
onder toelichting der desbetreffende
wetsbepalingen, inhielden, dat de
aangifte móest geschieden tusschen 15
April en 1 Juni 1902, het bij ministe
rieel besluit vastgestelde tijdvak.
Ofschoon een belangrijk deel van
het totaal der in het jaar 1902 inge
komen aangiften werd ontvangen
binnen den bepaalden termijn, was
dat deel in verhouding tot bet aantal,
dat verwacht werd, gering. Het be
stuur nam daarom alle ten dienste
staande middelen te baat om met het
bestaan van verzekeringsplichtige be
drijven bekend te worden, ten einde
daarna de nalatige werkgevers ieder
afzonderlijk tot het doen van aangifte
aan te manen. De agenten vonden hier
een belangrijk terrein voor hun werk
zaamheid.
Het gevolg der genomen maatrege
len was, dat het getal ingekomen aan
giften, dat op 31 Mei 21,428 bedroeg
en op 2 Juni (de eerste Juni was een
Zondag) tot circa 30,000 was geste-
gen, op het, einde des jaarg tot het cij-
grooten dienst beweztn, misschien
grooter dan u zelf wel weet.
Buiten de kamer in de gang geko
men, drukte zij haar twee handen
tegen haar wangen, die gloeiden van
opgewondenheid over het gelukken
van haar eersten stap.
Een klein begin, overpeinsde zij,
en toch een begin. En iaat mij nu
direct het adres van dat bureau op-
teekenen, anders vergeet ik liet nog.
Was het niet in Doone Street? Het zal
niet moeilijk te vinden zijn.
En zij ging vlug naar boven om haar
koffer te pakken.
HOOFDSTUK XIII.
De groote Poging.
Er zijn oogenblikken. waarop het
veel vóór heeft, schaars met aardsche
goederen bedeeld te zijn; hetgeen
Clara heden al pakkend© ondervond.
Zelfs nu gaf het haar nog zooveel
drukte, dat zij pas zittende in den
trein met haar kaartje (geen retour)
aan de binnenzijde van haar hand
schoen genoeg tijd had om zich met
schrik af te vragen, of zij niet een
beetje al te overijld ..had gehandeld.
Een maand salaris benevens een
fer 47,561 (op 1 Mei 1903 bedroeg dit
aantal 63,543) klom.
Vragenlijsten werden, zoodra de
aangiften behoorlijk geordend waren,
aan alle b/ij de Rijksverzekeringsbank
bekende werkgevers in verzekerings
plichtige ondernemingen toegezonden
met uitnoodiging ze binnen 14 dagen
na de ontvangst beantwoord terug te
zenden.
Hieraan werd vrij algemeen vol
daan. Slechts ongeveer 10 dier
werkgevers voldeed aan deze verplich
ting eerst, nadat zij daartoe nog
maals waren aangemaand.
Buiten voorbereiding der crikwijls
moeilijke beslissingen betreffende den
verzekeringsplicht, die veel van den
tijd van het bestuur in beslag nam,
vielen nog verschillende andere werk
zaamheden te verrichten, opdat de
bcdrijfsafdeeling, die belast moest
worden met de uitvoering der bepa
lingen, vervat in de artt. 36 tot en
met 50 der wet, behoorlijk kon wer
ken. Onder meer werd ook de verzen
ding der loonlijsten voorbereid.
D© gezamenlijke uitgaven der Rijks
verzekeringsbank over het jaar 1302
hebben bedragen 114,508,10^, waarop
door het Rijk is terugbetaald, wegens
het aandeel in de bezoldigingen van
de leden van het bestuur en de ambte
naren f39,382,28, zoodat ten laste der
Rijksverzekeringsbank bleef ƒ75,125,82$
Van deze som is besteed ƒ39,382,28
voor salarissen, 4827,94 voor reis- en
verblijfkosten, 830,90 voor kosten van
den raad van toezicht, 12,529,04 voor
bureaubehoeften en materieel, ƒ8055,35$
voor inventaris en ƒ9500,31 voor huur
verbouwing, onderhoud van het ge
bouw en andere algemeene uitgaven.
Het saldo op 1 Januari 1902 bedroeg
ƒ28,517,02. Van het voorschot, bedoeld
bij art. 93 der Ongevallenwet 1901, is
beschikt over ƒ67,000; het saldo op
1 Januari 1903 bedroeg 20,391,19$.
Teil onbevoegd raadgever van den
minister.
Men schrijft aan de ,,N. R. Ct":
Reeds is in de N. R. Ct. melding
gemaakt van een beslissing van den
minister van binnenlandsche zaken,
waarbij bepaald wordt, dat de acte-
examens voor Fransch en Engelsch
dit jaar te Jïreda niet zulien piaats
hebben, wegens het heerschen d-r
pokken; welk argument geheel bezij
den d© waarheid, is. omdat er slechts
een viertal gevallen geweest zijn. Het
is zeker erg, dat eene gemeente, die
s zomers veel bezoekers trekt, door
zulk een lichtvaardig besluit groote-
lijks wordt benadeeld, maar ergeren
ergerlijk tevens is het volgende:
Sedert korten tijd is in Nederland
het behartigen der openbare gezond
heid opgedragen aan een nieuwen
diensttak, die krachtens de wet zich
op de hoogte moet stellen van alles
wat de volksgezondheid raakt.
Als organen zijn wettelijk aangewe
zen o. a.: voor het geheele land een
centrale gezondheidsraad; voor de
drie zuidelijke provinciën een hoofd
inspecteur; voor Noord-Brabant een
inspecteur, inzonderheid belast met
hetgeen de besmettelijke ziekten be
treft. en te Breda eene gezondheids
commissie. Deze allen weten beteren
dat er te Breda of in den omtrek
schijn noch schaduw van het heer
schen eener ziekte aanwezig is; zij
zijn echter geen van allen om advies
gevraagd.
Naast dezen goed ge regelden dienst
schijnt er dus in den Haag of elders
een ambtenaar te zijn. die het recht
en de macht bezit of zich aanmatigt
om te beslissen over het voorkomen
van epidemieën en alleen afgaande
,op liet een of ander leuterpraatje er
aldus den minister laat in loopen en
anderen schade berokkend, 't Is waar
lijk te hopen, dat het nieuwe toezicht
op de volksgezondheid een onderzoek
instelle om dit ingrijpen in zijn taak
in het vervolg te voorkomen.
Een opvolger van prof. Stokvis.
Naar wij vernemen, zal tot opvolger
van wijlen prof. dr. B. J. Stokvis aan
de Gemeentelijke Universiteit te Amster
dam, aan den Raad ter benoeming voor
gedragen worden prof. dr. K. F. Wenc
kebach, sedert 23 Nov 1900 hoogleeraar
in de geneeskunde aan de Rijks-Univer
siteit te Groningen. (Tel).
Mishandeling.
Donderdagnacht heeft een huisknecht,
behoorende tot het personeel van het pa.
leis te Apeldoorn, een parkwerker met
een mes in den buik gestoken. Na op
neming in het ziekenhuis bleek, dat geen
edele deelen geraakt waren. Het ge
pleegde feit schijnt het gevolg van mis
bruik van sterken drank.
maand kost en inwoning zijn voor
menschen zonder geld dingen, die
men niet licht moet tellen. Was het
werkelijk noodig haar schepen achter
zich te verbranden? Waarom was zij
niet zoo voorzichtig geweest om al
leen maar een dag vacantia te ne
men, voor zichzelf de mogelijkheid
reserveerende om op Laburn am Cot
tage terug te keeren in geval haar
zending mislukte? Waarom, eigenlijk
niet? Daar zat hem juist de knoop, in
het diepst van haar hart wist Clara
heel goed, waarom zij dat niet zou
hebben kunnen doen, evengoed als zij
wist. waarom zij haar plannen niet
aan Mrs. Grant verteld had. Zij zon
den bij Edith's moeder in weerwil
van de teleurstelling van gisteren
allerminst in de smaak vallen, het
geen zij zou trachten te voorkomen,
want zelfs domme vrouwen hebben
argus oogen bij dergelijke gelegen
heden.
En ofschoon die afkeuring Clara
niet kon weerhouden, dat zij er van
overtuigd was. was voldoende om het
buitengewoon onaangenaam te vin
den verder nog iets aan Mrs. Grant
verschuldigd te z,ijn. Hoe zorgvuldig
Clara haar geweten ook onderzocht,
zij kon erkennen, dat haar daad on-
Moord
Te Erica is uit het kanaal opgehaald
het lijk van den 23jaxige dienstbode
Trijntje D., afkomstig uit Vlachtwedde.
Op het lijk zijn sporen van worging en
een diepe wonde aan den hals bevonden,
zoodat vermoedt wordt, dat het meisje
vermoord is. Verdacht wordt zekere B.t
die nog 6 maanden gevangenisstraf
moet ondebgaan en zich moet hebben
uitgelaten, dat hij wel eenige jaren voor
haar over had.
Spoorweg-en qcête.
Vrijdagvoormiddag werden door de
Spoorweg-enquêtecommissie gehoord: J.
Th. Gerlings, gewezen secretaris der
Maatschappij tot Exploitatie van Staats
spoorwegen, te 's Gravenhage; en mr.
dr. K. H. Beyen, secretaris en chef van
den Centralen dienst der Staatsspoorwe
gen, te de Blldt.
Een steen des aanstoots verdwenen
Het vroegere station Veenenburg, tus
schen Haarlem en Leiden, waar op last
der eigenaars alle treinen' moesten stop.
pen, waarvan tal van processen liet ge
volg zijn geweest, wordt thans afgebro
ken.
Ontging Kappetein.
De schoolopziener in het arrondis
sement Den Helder heeft geadviseerd
tot ontslag van den onderwijzer Kap
petein, die zooals men weet, door het
Hoog Militair Gerechtshof veroor
deeld is tot 6 maanden gevangenis
straf, wegens het verspreiden van een
opruiend geschrift.
„Ik sta", zegt de schoolopziener,
„geenszins op het standpunt dat de
onderwijzer, mits in school binnen de
perken blijvende, daar buiten zou
mogen doen wat hij wil.
„Hiermede is niet gezegd, dat ook
een onderwijzer er geen opinie op na
zou mogen houden en daarvan naar
buiten laten bij ken, als dat op een
behoorlijke wijze geschiedt, maar
waar handelwijzen zijn gepleegd, van
dien aard, dat de betrokkene door den
strafrechter, ook in hoogste instantie,
wordt veroordeeld, meen ik. dat hij
niet in de school, waar hij werkzaam
was. behoort terug te keeren.
„Dat is geen voorbeeld voor de
jeugd, die in ieder geval tegen zijn
onderwijzer moet kunnen opzien, ach
ting voor hem moet kunnen hebben,
zijn goed voorbeeld moet kunnen vol
gen, iemand uit de gevangenis ont
slagen, voor zich terug te krijgen,
alsof niets war© gebeurd, veroor
deeld wegens het ergerlijke feit van
art. 132 prince Wetboek van Straf
recht, waarvan d© nadeelen voor een
geordende maatschappij en niet het
minst voor d© stumpers, die er de
slachtoffers van zijn, niet zijn te over
zien."
Naar het schijnt, zijn B. en W. van
Den Helder tot medelijden geneigd.
Alcf. Ned. Werkliedenverbond.
De afdeelingeu van het Verbond,
die zich niet w illen plaatsen op het
vrijzinnig democratisch standpunt
hebben van de Commissie een uitnoo-
digng ontvangen om een vergadering
bij te wonen op 26 Juli te Utrecht, om
het oude verbond te behouden, - een
voorloopig bestuur te verkiezen, en te
blijven voortbestaan op den ouden
grondslag: binnen het verbond moet
ruimte zijn voor elk arbeider, die af-
keerig is van kerkelijken invloed op
regeeringszaken. voor elk arbeider,
die zich niet wil aansluiten bij de
Sociaal-Democratische partij.
Kerk en School.
Amsterdam. Met gunstig gevolg is af
gelegd het 2e natuurkundig examen
door de heeren A. Keesing en A. v. d.
Meer; het le natuurkundig examen door
den heer J. van der Weerd; het propae-
deutisch medisch examen door de hee
ren L. H. J. Mestron en P. H. G. van
Gilse ;het candidaatse-xamen in de wis-
en natuurkunde door de dames H. B.
van Meurs en I. M. Graftdijk en den
heer G. v. Hasselt ;het candidaats-exa-
men in de rechtsgeleerdheid door de
lieeren E. W. van Straaten en C. J. M.
H .Roebroek; het theoretisch geneeskun
dig examen door de heeren dr. Adolph
Rosenzweig en A. van der Zijl; het doc
toraal examen in de geneeskunde door
de heeren E. D. Struben en O. I Wein-
hausen.
Leiden. Bevorderd tot arts de heer G.
van Genderen Stort; tot semi-arts de
heer W. P. j. Gouda Quint.
eerlijk was; maar dat er iets in was
minder recht door zee en minder hoog
zedelijk dan haar handelingen ge
woonlijk waren, daarvan werd zij zich
bewust door een vaag onbehagelijk
gevoel telkens als zij dacht aan het
afgetobde gelaat van Mrs. Grant en
haar verkreukte mutsje. Maar weer
kwam het gezond verstand haar te
hulp om te vertellen, dat serupules
absoluut onlogisch waren, daar Mr.
Aikman toch niet bij Edith behoorde
en niet de minste neiging getoond had
om daartoe over te gaan; bovendien
zou zij waarschijnlijk een heel onge
schikt© vrouw voor hem zijn. veron
dersteld al dat het lot hen te zamen
bracht, terwijl Clara zelf wrist, met
die stellig© overtuiging, die woont in
het hart van iedero echte vrouw, dat
zij het geluk niet alleen van dezen'man
maar eveneens van iederen anderen
man in de hand had.
(Wordt vervolgd).