DE ZATERDAGAVOND.
Gratis Bijvoegsel van Haarlem's Dagblad
Letterkundig Weekblad voor Joeg en Oud.
Een harde strijd.
Daar gaat een man, die een har
den strijd heeft met zijn eetlust
Wat, die gladgeschoren, gezond-
uitwende jonge man, daarginds?
Juist, dezelfde.
Nu, ik zou zoo zeggen, dat hij
er niet uitziet als een «laaf van eeni-
gen eetlust.
Toch is hij het. en hij krijgt er
een onaangenaam leven door ook. Hij
knarst de tanden over elkaar en slaagt
or in baas to blijven, een heelen dag
soms; maar den volgenden dag is het
uit met zijn baasschap, dan heeft hij
zoo'n honger, dat hij de schade van
den vorigen dag er bij inhaalt
Is hij soms verslaafd aan je
never
O, neenHij drinkt nooit.
Aan morphine?
Neen, waarlijk niet.
Wel, wat is 'tdan, dat zulk een
macht over hem heeft?
Zijn eetlust, zei ik u immers.
In etemf
Wel, natuurlijk.
Op welke manier dan toch?Hoe
heeft hij daar dan strijdi tegen te vov-
ren?
Wel, hij zegt, dat indien hij maar
een maand zonder eten kon, hij het
geschenk voor zijn meisje zou kun
nen koopen. dat zij, met haar ver
jaardag van hem verwacht.
Dat had er anders veel van.
Liofste, zei de jonge vader. één.
ding zou ik je willen vragen.
Wat dan, mannetje?
Ik wou. dat je niet in die kin
derachtige taal met het kind babbel
de. Dio is absurd. Het idee om te zeg
gen kitti—kitti—ki is voor een nor
maal mensch niet veel minder dau
barbaarsch
Ik zal 'tprobeeren. antwoordde
ze geduldig. Maar Dolly schijnt er
zoo'n pleizier in te hebben.
Noem hom toch geen Dolly, 'tls
gewoon idioot. Zijn naam is George
en 't heeft geen nut. om hem een
woordentolk mee te geven in 't leven,
die veel weg heeft van een Polyne
sisch gezang.
Maar hij moet toch vroolijk
gehouden worden?
Daarvoor zijn nog normale ma
nieren genoeg. Je kunt voor hem zin
gen.
Ik heb al voor hem gezongen.
Nu. geef hem dan mij maar. dan
zal ik een poosje voor hem zingen.
Ze gaf hem het kind en hij deed zijn
best met toreador-licdoren1 en andere
Maar baby bleef pruilen. Hij bleef
doorzingen en langzamerhand begon
de kleine te lachen. Na een poosje
was hij vast in slaap.
Je hebt hem mooi stil gemaakt,
zei do moeder. Maar wat zong je toch
telkens, 't Hoorde zoo gek aan.
Heb je dat niet gehoord? vroeg
hij verbaasd, 't Is uit de laatste komi
sche opera uit 't koor
Toddeldi, foedeldi, hup-hi-ho
Jimmeti, jammitti, jingero
Riggiti, juggiti, rummiti-hei
Blïmipiti, blam en vort gaan wij.
Ik ken alleen het koor, maar ik ga
't ding koopen en dan heelemaal van
buiten loeren.
VERSPROKEN.
Heer (tot den nieuwen huisknecht)
En als mevrouw je iets beveelt,
dan moet je even zoo snel gehoorza-
menals ik.
PLEIZIRIGE OPDRACHT.
Dame. Het gebit zit me uitstekend,
dokter.
Tandarts. Dat doet me genoegen; tk
vertrouw dat u me in den kring uwer
vriendinnlen wel zult willen aanbe
velen.
BELEEFD.
Oude dief (tot zijn zoon). En jongen,
laat jc nooit snappen, de arme rech
ters zijn buitendien meer dan overla
den met werk.
LEERJONGENSHUMOR.
Baa's. Hiler, Karei, daar heb je
voor j© verjaardag een kwartje.
Lccrlongen. Dank jo wel. baas; als
ze dat te weten komen, krijgt u stel
lig een Nobel-prijs.
BENUTTIGDE GELEGENHEID.
Gastheer. Zou u ook iets tot net
gesprek mfijner gaston willen bijdra
gen, mijnheer de advocaat?
Advocaat. O zeker, mijnheer de
notaris, ik ben bereid mij als ver
loofde van uw jongsto dochter to laten
proclameeren.
GEZONDE FAMILIE.
Doctor (van een levensverzekering
maatschappij). En waaraan is uw
grootvader gestorven?
A. Do ziekte weet iik niet meer. maar
het was niets ernstigs.
VERKLARING.
Vreemdeling (verbaasd). Kennen do
he eren van de stamtafel mij? Toen
ik zooeven hét lokaal binnenkwam,
riepen ze allemaal ha!
Ja. ziet u, die hebben er allen
op gewacht, dat er iemand zou komen,
die het onderste uit het vat kreeg.
Nu wordt een versch vat aangestoken.
UIT DE INSTRUCTIE.
Sergeant. Ganzeboom, als je den
mantel van den luitenant aan den
luitenant aan den wand moet hangen,
dan moet je altijd zorg dragen, dat
die voering naar binnen komt te lig
gen waarom?
Ganzeboom. Omdat die voering
meestal gescheurd is.
KLEIN MISVERSTAND.
Pas geverfd! staat in een dieren
tuin geschreven op het hok van de
zebra.
Je zoudt er anders op gezworen
hebben, zei een bezoeker. dat die
zwarte en gele strepen echt waren!
Reiziger. Wanneer komt die eerst
volgende trein uit Arnhem?
Jongen. Even nadat ie gefloten
heeft, mijnheer!
Schmldleischer. Dat is nu zeker
al de twintigste maal, dat ik u deze
kwitantie presenteer.
Schuldenaar. Ja en toch ziet ze er
nog uit of ze nieuw is. Waar koopt u
die kwitanties?
VERKEERDE WERELD.
Juffrouw (tot een student, die bij
haar inwoont). Och. mijnheer, ik
moet morgen vroeg uit de stad; wilt
u zoo goed zijn mij te wekken/ als u
thuiskomt?
HET KAMERLID THUIS.
Jo man zoo lid.1 van dc Kamer ge
worden? Van harte gefeliciteerd, hoor!
Dank je! Ik ben er óók blij om.
Nu heeft bij tenminste gelegenheid
om eens tegen te spreken!
Gelegenheidsdichter. Och. profes
sor. weet u geen heel bijzondere ma
nier om ie sterven voor de heldin van
mijn treurspel?
Professor. Laat haar uw verzen
lezen en zich daarover doodlachen.
71 DE DIAMA NT
zij wol gauw uit de mijnwereld zouden zijn. Het zou hem niet
al te zeer verwonderen, schreef hij er bij, als zij over eenigen
weer allen in het lieve oude vaderland vcreenigd zouden zijn,
en hij weer evenals vroeger over de vlakten van Dartmoor kon
galoppceren; het meest echter verlangde hij terug naar het
huiselijk leven.
De brief was niet lang, maar toch kostte hij Philip oenlgo
inspanning en tijd, zoodat het op slag van tweeën was, toen
hij zijn kameT verliet om naar het postkantoor te gaan.
't Was een heerlijke nacht. De maan, dio in haar laatste kwar
tier stond, verspreidde een tooverachtig licht over de nu zoo
vredig uitziende stad. De straat die naar het postkantoor leid.
de inslaande, wandelde Philip met kalmen, reigelmatigen stap
langs doirij hulzen, die in scherpe tegenstelling met het mid
den van do.straat Lndonkere schaduw waren gehuld. Ilct
waren meest kleine woningen, met gegolfd ijzeren daken, en
een veranda aan de voorzijde, eveneens van ijzer. Het zien
van deze huizen bracht hem een sarcastische opmerking in her
innering, die hij een paar dagen geledon in een van de plaat
selijke couranten had gelezen, en waarin Camberton genoemd
werd: ,,een gegalvaniseerd ijzeren Gomorrah". De gedachte
kwam ook bij hem op, wat een uitstekende gelegenheid die
donkere veranda's zouden bieden aan iemand met kwade be
doelingen om een argeloozen voorbijganger onverwachts te
bespringen. GodTeven door een Instinct van voorzichtigheid,
niet onvermengd met een gedachte aan Nellie, ging hij in het
midden van de straat loopen, als do veiligste plaats voor een
nachtelijko wandeling.
Toen hij het postkantoor naderde, was hij eeTst verwonderd
nog een hel licht tc zien branden voor het venster van de di
recteurskamer. Het was een groot venster met drie ruiten, zóo
dicht bij den boganen grond1, dat men gemakkelijk met de hand
er bij kon. Het was echter van stevige ijzeren bouten voorzien,
zoodat, zelfs wanneer de blinden niet gesloten waren, bet voor
een inbreker een alies behalve gemakkelijk weTkje zou zijn om
langs dien weg het gebouw binnen te dringen. Philip verbaasde
er zich nog over, waarom 't licht nog zoo hoog op was in 't
particulier kantoor van den directeur, toen hem plotseling de
reden ervan te binnen schoot: het was de kamer waarin steeds
de partijtjes diamant werden bewaard, in den nacht vóórdat
zij met de vroegmail werden verzohden. Hij kon er zich gemak.
DE DIAMANT 72
kelljk van overtuigen. Staande aan do overzijde van de straat,
kon hij vlak in de kamer van den directeur zien; hij zag dat
de schrijftafel, die in het mlddon van de kamer stond, bedekt
was met de kleine doosjes, zorgvuldig verzegeld en op elkan
der gestapeld, die de wekelijksche bezending naar Londen be
vatten. Dat men hpt licht don gehcclen nacht in de kamer liet
branden, was blijkbaar een. voorzorgsmaatregel; het was nu
onmogelijk een poging tot inbraak te beproeven, zonder onmid
dellijk ontdekt te worden, to meer omdat het venster voortdu
rend bewaakt werd door een gewapenden politie-ageM, wiens
gestalte men in een hoek vlak bij het venster kon waarnemen.
Philip gevoelde dat die doozon en haar inhoud zijn vijanden
waren. Zij vertegenwoordigd on don rijkdom, met hot verwor
ven en behouden waarvan zoovoel kwaad van allerlei aard
voor hem ea anderen gepaard ging. Wat was de waarde der
steenen in deze pakketten, dio daar zoo verleidelijk lagen ten
toongesteld als om de begeerte van den voorbijganger op to
wekken? Volgens een sncllo berekening naar het gemiddelde
van den uitvoer over het gehcele Jaar, waarvan de cijfers hem
bekend waren, moest er voor oen waarde van negen ton gouds
liggen.
Hij gevoelde, dat terwijl hij daar stond, de politicman. in do
schaduw hem scherp in het oog hield.
,,Koin, loop door!" klonk hot plotseling met forsche stem van
de overzijdo der stTaat. En tegelijkertijd stak de agent, die tot
nu toe onbewegelijk had gestaan, halverwege de straat over,
om den nachtelijken wandelaar van nabij op te nemen. Het
was een nog jeugdig man, krachtig gebouwd, gewapend mot
geweer en bajonet en met zijn patroontasch aan een riem be
vestigd, dien hij overeen lange, donkere overias droeg. Philip
zag terstond dat het een agent was dien hij kende.
„Ik ben het, Jenkins", zeido hij, „je kent me, nietwaar?"
„O, is u het, meneer Winter?" antwoordde de agent gerustge
steld. ..Neem me niet kwalijk, dat Ik straks een beetje kortaf
was, maar ik was over iets niet erg op mijn gemak. Hebt u
niet een paar kerels hier zien rondzwerven?" vroeg hij wat
zachter.
„Neen," antwoordde Philip, ,,ik ben niemand tegengekomen".
..Niet lang geleden," ging de agent voort, terwijl hij een on
derzoekenden blik door de straat liet gaan, .waren hier twee
kerels, wier uiterlijk me niet erg aanstond; 't was net alsof
Meest gelezen Dagblad in Haarlem en Omstreken.
IQ
Door
W. P. J. OVERMEER.
VII.
Over het bezoek van liet Vorstelijk
gezelschap aan Eis woud, nog liet
volgende voor zoover bot Haarlem
betreft.
Dien 29sten Juni 1GG0 werden de ge
noemde hooge gaston door de stede
lijke regeering alhieir uitgenoodigd,
waaraan door hen twee dagen daarna
gevolg werd gegeven. Zij kwamen des
avonds ten half zeven van den Aar-
denhoutschen we>g in Haarlem aan
De stoet bestond uit do koets met de
vorstelijke personen, geëscorteerd door
24 sergeanten van de gewapende
macht, allen met ontbloot hoofd
Achter dit escorte volgden weder 21
koetsen, begeleid door 8 vendelen
burgers. De aldus saamgestelde stoot
begeleidde de Prinses met haar zoon
tot op het Stadhuis, alwaar .,een
Theater van Dam'iate met Festonnen
van Oranje. Laurier en aangenaam
riekende Bloemfctn" waren aange
bracht. Na aankomst werd door de
gcheele burgerij ,,aTs een Kleen Veld
leger" tot driemaal toe een salvo ge
geven.
Hiermede waircn do onlvangst-plech
tigheden afgeloopon.
Met welk een pracht en staatsie
dergelijke bezoeken gepaard gingen,
kan men wel afleiden uit het feit, dat
het gevolg alleen uit 26G personen be
stond. Deze werden bij de voornaam
ste ingezetenen ingekwartierd, terwijl
de Prins in het Stadhuis en zijne Moe
der in het Prinsenhof n.l. dat ge
deelte hetwelk thans dienst doet als
leeszaal en gedeeltelijk raadzaal
werden gelogeerd.
Ik zal hier biet verder over die fees
telijkheden uitweiden, zo waren vol
gens de voorhanden gegevens in één
woord schitterend, ja, ik zou zeggen
overdreven schitterend.
In 1768 genoot Mr. Petrus Gualteris,
burgemeester van Amsterdam, die
destijds op Elswoud woonde, de &er
Prins WUlem en diens gemalin
welke toen hun huwelijksreis dioden
Wij zich te ontvangen.
Mij werd gevraagd een en ander
mede te deelen omtrent, de Katholieke
Gemeente en Kerk to Overvoen. een
verzoek, waaraan ik in de volgende
regelen hoop i© voldoen.
In het laatst dor 15o on in de 16e
oeuw behoorden Ovorveon onBloemen-
d'aal tot. de parochie Hanrlem. Ja, we
wiertOn uit officieel® bescheiden, dat
or zich in 1514 in genoemde dorpen
ongeveer 300 communicanten be
vonden. Deze plaatsen waren destijds
vrij wat minder welvarend dan in
latere tijden. In do informatie van
1. g. jaar vinden we van deze plaatsen
o. a. geboekt: ..Binnen denzei ven dor
pen zijn 81 haertstcden, daerof dat
vierdedeel zoo arm is, dat zij niet
geven en moghenZij generen hem
met brouwerie ende kodjen 1) te hou
den, mitten waegen te varen om
vracht, mit seilpen te halen, ende
oeck mit bleecken endo anderen ar-
heyt te doene, die geen paerden noch
koijen houden en mogen".
Iloe goed ook die Haarlemsche gees
telijkheid hunne parochianen alhier
verzorgden, toch waren daaraan zoo
veel bezwaren verbonden, dat nood-
De plaat geeft een kijkje in één van
die kroegen en restauratie-lokalen van
Berlijn, dio op bepaalde uren van den
dag en den geheelen nacht dio ver
blijfplaats zijn van do verdachte ele
menten uit de bevolking van de
Du it sell® hoofdstad. Misdadigers en
ongunstig bekend staande vrouws
personen, ,,werk"loozen en dakloozen,
allen verzamelen zich in een „Ka-
schemme" zoo heet zulk een kroeg.
Op de plaat is het inwendige van
zulk een Kaschcmme tegen 10 uur in
den avond afgebeeld: het is het uur
van ontspanning.
Uit donkere holen.
Op den voorgrond ziet men een
jongen kerel, die op een tafel de krant
zit te lezen en achter hem een werk-
loozen barbier, die hier 's avonds een
„vliegenden barbierswinkel" opslaat
en wel klanten vindt.
De voornaamste groep vormt de
musicoerende groep rechts. De man,
die voor de armelijk, kleine piano zit
en met bevende handen op de toetsen
slaat, heeft blijkbaar betere dagen ge
kend. Hij ig de een of andere aan la
ger wal geraakte zoon uit eau welga-
stelde familie.
De man roet liet „schippersklaviei"
d. i. een harmonika, speelt met hem
samen en bedde muzikanten hegelei
den liet gezang van een vorloopen
vrouwspersoon, die met het overschot
van een misschien eenmaal gevierde
stem hieir een voordracht houdt, om
de ijdelhcid en de sentimentalite.it
die in haar leven, te srtreelem. „Als gij
nog een moeder hebt, omring haar
dan met liefde", zingt zij. Een lied
vol mecmocdige herinnering en wan
hoopsgevoel, dat den zielstoestand
der ongelukkigen in de Kaschcmme in
het algemeen karakteriseert.
wendig naar een middel moest worden
gezocht om te Overveen een eigen
pastoor to hebben. Dit geschiedde in
1652. Ilct zou echter nog geruimen tijd j
duren, voordat deze wensch werd
vervuld.
Er waren nog andere redenen om
alhier een eigen geestelijke te hebben,
n.l. het toenemen van het aantal der
belijders van de Hervormde loer.
Vóór 1634 bezaten de protestanten
evenmin als de katholieken cone kerk,
noch to Overveen, noch te Blocmcn-
daal.
Nu wnren déze beide plaatsen de
uitgezochte plek, waar zich do her
vormden uit de omliggende streken
kwamen vercenigen. Het was hier, dat
den 21slen Juli 1566 do eerste hage-
preek ward gehouden. Dat Ovorveon
do uitverkoren plaats daartoe was, zal
zeker wol oorzaak gevonden hebben
in het feit van do bescherming, welke
ze ondervonden van Hendrik van
Brederode.
In 1632 hielden de protestanten
hunne godsdienstige bijeenkomsten te
Bloemondanl in een schuur van een
zekeren Jacob Camp. Er worden ech
ter pogingen aangewend om oen eigen
kerk te stichten, mot zulk oen gunstig
gevolg, dat den lOdfen Februari 163 i
de eerste predikant werd beroepen, nl.
Johannes Luborti.
Bepalen wo ons echter tot Ovorvecn's
r. k: Gemeente.
(Wordt vervolgd.)
Een en ander
over Servië.
1) Koelen.
Aan oen belangrijk artikel' van Dr.
II, Blink in de Vragen van den Dag
over Servië en de Serviërs, ontleenen
wlij het navolgende:
Servië is bovenal een land van land
bouw en veeteelt. Ongeveer 90 der
bewoners zijn boeren. Van de bodem
oppervlakte wordt ongeveer 23 als
bouwland en tuinen, 2 als wijn-
land, 9,2 als wedde- en grasland, en
49 door bosch in beslag genomen,
terwijl 15 onproductief is. Hoewel
de bodem zeer vruchtbaar is, staan
landbouw en veeteelt er nog op zeer
lagen trap. Ofschoon er zoo goed als
niet gemest wordt, en men enkel door
braak liggen het land tracht te be
hoeden voor uitputting, leveren de
bouwlanden toch goede oogsten. Maar
de Serviërs hebben niet den prikkel
gehad den landbouw te verbeteren.
Zoo lang het land onder de heerschap
pij der Turken stond, nam de Sultan
hot geheelc grondbezit, voor zich en
verdeelde het onder zijn krijgslieden;
do Servische bevolking werd tot raja,
d. i. „kudde", onderdrukt en moest
arbeiden. Aan dezen onwaardigen toe
stand, welke tot 1272 ook in Bosnië
nog voortduurde, maakte dc vrijheids
oorlog van Servië een einde. Ieder
der Servische boeren nam van de
landerijen nu zooveel iu bezit, als hij
bewerken kon. Daardoor ig groot
grondbezit hier niet bekend, doch
heeft elk landbouwer oen voldoende
welvaart, zijn sommigen betrekkelijk
rijk. Onder de heerschappij der Tur
ken had geen der boeren er belang
bij, moer te arbeiden dan voor het
bestaan beslist, noodig was, daar hot
overige toch ten deel viel aan den
hoerscber. Deze gewoonte is nog te
genwoordig bemerkbaar bij do boe
ren, die er bijna niet aan denken moei
te verbouwen, dan zij gebruiken. In
vele streken ook waar de landbouw
den bosten bodem Reeft, wordt die
nog uiterst primitief gedreven. Servië
zou een land van rijke productie kun
nen worden als de boeren er too kon
den komen betere landbouwmethoden
in te voeren, en door machines hot
gebrek aan arbeidskrachten te hulp
kwamen. Behoefte aan werkkracht
heeft men er veel. Wel heeft men
getracht de 'rondtrekkende Zigeuners
voor hulpkrachten in den landbouw
te nomen doch dit is mislukt. Uit
Oostenrijk. Macedonië en New-Sexvië
komen jaarlijks nog vele arbeiders, om
in Servië bij den landbouw te helpen.
De Serviër is te trotsch om zich
zelf tot hulp bij een ander te verhu
ren. Echter is hij niet ongezind zon
der betaling zijn buren hulp te ver-
leenen. Op die eigenaardigheid berust
de patriarchale inrichting der ,.mo-
ba". wcllko men in Servië vindt. Deze
boslant daarin, dat de boeren elkander
wedorkecrig bij don landbouw hij-
staan, in 't bijzonder in den oogst.
De boer, die oogsten wil, noodigt op
dten bepaalden dag al zijn buren, om
hem hulp te bieden, en zij verschijnen
dan met hun gehcele familie. Tege
lijkertijd worden zij daarbij gastvrij
onthaald. Die gewoonte ia evenwel