Haarlemmer Halletjes.
ALLERLEI.
De troon in hetjpaleis van Minos.
des lands van de Turfcen. In den tijd,
toen vorst Milosj den troon besteeg,
behoorde een wagen in Servië nog
tot de zeldzaamheden, en wielen met
ijzer beslagen waren geheel onbe
kend. Als een tweede Peter de Groote
dwong hij de boeren mot ijzeren hand
in de eerste plaats wegen aan te
leggen, en al. waren die zonder vak-
keunis aangelegde verbindingen ook
nog zeer slecht, toch was het begin
gemaakt. In tateren tijd werden die
veel verbeterd. De hoofdwegen zijn
thans goed bruikbaar, maar buiten
deze is de toestand nog achterlijk.
Op enkele eigenaardige sociale in
stellingen en gewoonten moeten wij
nog de aandacht vestigen. De gemeen
ten hebben het recht een gedeelte van
de gemeentelijke grondbezittingen aan
arme funiiliën af te staan. Deze gron
den gaan na 15 jaren in den eigendom
van de daarmede bedeelde farniliën
over. doch mogen gedurende dezen
tijd niet vervreemd worden. Zelfs
hoeft een Servische boer niet het
recht zijn geheelan grondeigendom te
vervreemden. Op zijn minst 5 morgen
gronds blijven onverkoopbaar, omdat
dito de geheele familie en niet den
enkelen persoon toebehooren. Deze
rechtsgewoonte stamt, uit den voortijd,
toen die grondeigendom geheel als
familie-eigendom werd beschouwd;
kleine grondbezitters worden hierdoor
tegen algeheele verarming beschermd.
In overeenstemming met dit be
ginsel is de wet van 1873, dat land
bouwers, handwerkslieden enz. de
werktuigen, gereedschappon en an-
dero hulpmiddelen. n"odig tot uitoe
fening van hun bedrijf, als karren,
trelcvee, ploegen enz., mat mogen ver
knopen. Eveneens is verboden, dat de
voor voeding dar familie tot den vol
gendon oogst benoodigde hoeveelheid
graan verkocht wordt. Al deze zaken
worden door de. wiet als gemeenschap
pen j ken eigendom der familie be
schouwd. niet als particulieren eigen
dom.
Door deze patriarchale instellingen
vindt men in Servië op liet platteland
geen armen, maar zijn allen meer oi
minder bemiddeld. Verder bezit Ser
vië nog een inrichting, die misschien
eenig is. Met uitzondering van Bel
grado is elke gemeente verplicht een
gemeentelijken graanzolder in stand
te houden. Hiervoor moet ieder, die
belasting betaalt, na den oogst. 150 oka
(ongeveer 195 K.G.) maïs of ander
graan leveren. De aldus verkregen
voorraad dient, om er bij hongers
nood, misgewas of oorlog over te
kunnen beschikken. De aanwezige
reservevoorraad bedraagt voor het
land gewoonWjk ongeveer 165 mil.
K.G. Deze voorraad staat, onder toe
zicht van een afzonderlijke afdeeling
van het ministerie van financiën.
Do grondslag van hot. gemeentebe
stuur wordt gevormd door de van
nuds bestaande instellingen van bet
familieleven. Tiet meest, merkwaardig
daarvan is de Zadbuvga of huisge
meenschap. welke op bet land nog
gevonden wordt, en die sedert eeuwen
weinig veranderd is. D© Zadruga is
niet uitsluitend Servisch; zij kwam
oudtijds in de meeste landen voor, en
ook in de Nederlandsche gewesten
vond men daarvan in de eerste helft
der 19e eeuw nog sporen.
Bij dien eenvoudigen, onontwikkcl-
den toestand van den landbouw,
kon liet land nog slechts weinig leve
ren voor den buitenlandschen handel.
I>e hoofduitvoer bestaat in produkten
van landbouw en veeteelt; maïs wordt
meest voor eigen gebruik verbouwd,
tarwe nog mede voor den uitvoer.
Van het ooft worden vooral de prui
mden uitgevoerd, die gedroogd in den
handel komen, en welke ook tot bran-
devMijn-bereiding worden gebruikt. De
wijnbouw heeft in den laatsten tijd
groote uitbreiding verkregen, zoodat
de uitvoer sterk is toegenomen. De
zijdeteelt en de bijenteelt vormen
naast de overige veeteelt belangrijke
takken van bedrijf. De nijverheid) in
Servië is nog zeer onontwikkeld, on
bestaat meest in huisindustrie. Daar-,
om moeten de meeste produkten der
nijverheid ingevoerd worden. Oos-
tenrijk-liongarij© is de voornaamste
leverancier aan Servië, zooals uit de
ligging valt te verklaren.
Van alle landen van Europa. Mon
tenegro uitgezonderd, was Servië het
laatste, waar men den aanleg van
spoorwegen ondernam. Na veel mis
takte plannen kwam eerst in 1884 de
lijji van Belgrado naar Niesj tot
stand, die vervolgens met vertakkin
gen naar Konstuntinopel en Saloniki
werd voortgezet. Kleine zijlijnen zijn
hieraan in Servië verbonden, zoodat
men er op dit oogeuhlik 562 K.M.
.spoorweglengte in exploitatie beeft.
Het verkeerswezen in het land, bo
venal in de bergstreken, is nog slecht.
Maar toch heeft het een groote verbe
tering ondergaan na de vrijmaking
Het regenreservoir in de troonzaal.
Een Z&terd&g&vo ndpraatj o.
Zoo was het dan eindelijk zoover
gekomen. Ik was lid van den Ge
meenteraad geworden.
Lange jaren had ik mij diaarop al
bij voorbaat verheugd. Al wist ik wei,
dat, je met het Raadslidmaatschap
niet, bereikt, dat latere geslachten je
naam nog met eerbied en bewondering
zullen noemen al ware het alleen om
dat d'it voor die nakomelingen te tijd-
roovend wezen zou, daar >er in Ne
derland eenige duizende Raadsleden
zijn al was ik er mij wel van be
wust. dat zelfs de tegenwoordig leven,
de menschen in Uitgeest en in Ben-
nebroe'' die toch zoo dichtb" wonen,
niöt eens uit bun hoofd de namen van
Haarlem's Raadsleden kunnen opzeg
gen toch brengt het Raadts-bdiiiaat-
srhap althans dit voordeel mee, -•"at
je als gewoon Ilaarlemscb burger er
één bent van do 681)00 als Raadslid
één van de 33. Jk wil daarmee nu wel
niet zeggen, dat die 67967 andere bur
gers daar minder om zijn, maar
Raadsleden zijn ze dan toch maa.
niet!
In den verkiezingstijd hadden mijn
tegenstanders gevraagd, waarin ik
nu eigenlijk specialiteit dacht te we
zen in den Raad. Mijn kiesvereoni-
glng, ook niet van gisteren, bad daar
op geantwoord, dat liet zoogenaamde
specialiseeren soms eenzijdigheid
meebracht. Daarvoor zou haar can-
didaat zich wachten: bij zou toonon
een véélzijdig man te wezen. Deze
verklaring had mij wel een beetje
benauwd. „Neem ik op die manier
niet wat te veel op mijn schouders?"
had ik gevraagd. ..Och kom", zei een
van de bestuursleden van de kiesver-
eeniging, „dat dient immeirs alleen
maar voor de stembus. Over een paar
dagen is het papier waarop 't gedrukt
staat, groen geworden en nog vóór
dien tijd zijn de menschen 't vergeten.
Als veelzlijdig man zou ik dus in den
Rand komen, 't Scheen wel of de
kiezers die veelzijdigheid nret ver
trouwden: ik kwam er althans met
een kleine meerderheid van maar 12
stemmen door. Maar dat is ook ieder
een gauw vergeten en niemand eischl,
dat je het aantal stemmen op je visi
tekaartje zult zetten.
FIDEI.ÏO,
Lid van den Gemeenteraad,
gekozen me,t een meerderheid van
twaalf stemmen.
In elk geval, ik was gekozen. Iemand
van de krant was hot mij 't eerst ko
men vertellen en die mededeelinghad
ik met uitstekend gespeelde onver
schilligheid aangehoord, hoewel ik,
toen hij weg was, een sprong in de
lucht deed als een boerenjongen op
een kcrmisbal. Daarop volgde al hecL
gauw een kaartje van den burgemees-
tor en een van den sccrotaris en de
buren kwamen inloopen on er kwa
men nog meer kaartjes en ze zeien,
dat 'k op een bulletin stond en ik
voelde nu, alsof ik een stuk in mijn
kraag had, een beetje soezerig en dui
zelig, boewei ik niets anders bad ge
dronken dan een glas water, voorden,
schrik. Eu daarbij kreeg ik een vreem
de gewaarwording, zooiels alsof ik
1 oneer -«worden was, of ik opeens
weer was gaan groeien.
Daar stond het op briefjes en op
telegrammen: „Den WelEdiolAchtba
ren Heer Fidelio". Dat woord: „Wel-
Kdelachtbaar" is een vreemd woord,
het ziet er niet uit als andere woor
den. liet heeft een zeker iets, dat ik
niet beschrijven kan, iets moois, ioo-
ats ecu berglandschap in Zwitserland
uf een zeegezicht bij avond. Als je
lang naar dat woord kijkt, is heit net
of liet tegen je begint t© lachen en
te knikken. En dan die gelukwen-
schenl de eene wat hartelijker dan de
andere, nu ja, maar toch allemaal
gcilukwenschcn, niet waar? Kortom,
hét was een dag, zoo gelukkig als
iemand zich bij mogelijkheid maar
voorstellen kan.
Alleen Wouter, mijn waarde neef,
mioest natuurlijk de vreugde weerver-
gallen. Toen hij mij gefeliciteerd bad,
zei hij: „Nu, je hebt er ook wei lang
naar verlangd". Ik gaf daarop geen
antwoord, maar aardig vond ik het
niot. Al was dat zoo, dan behoefde nij
m|ij dat nog niet te zeggen.
Toen er een poosje van rust kwam,
besloten we om maar gauw wat te
gaan eten. Mijn goeie vtrouw bad
juist die eigenaardige menu samen
gesteld, die zo in burgerhuishoudingcn
nesten ten dag noemen en die, naar
mijn meeninc veeleer Tantaluskwel
ling behoorde te heeten, omdat de
restanten net op zijn, wanneer je er
smaak in begint te krijgen. Voor een
dag als dezen vooral, vond ik dit me
nu slecht gekozen en ik was er dan
ook niet rouwig om, toen er een de
putatie was om me te spreken.
Het waren drie bestuurders van
een coöperatieve bouwvereeniging,
die mij oen ingewikkeld verhaal
kwamen doen over een quaastie met
het gemeente-bestuur over de overne
ming van grond voor bestrating. Hun
verzoek was al eens in den Raad ge
weest, maar met groote meerderheid
afgewezen. Nu kwamen ze bij mij.
Van 't heel'e verhaal begreep ik geen
jota, alleen vatte ik heel goed de be
doeling van de opmerking: „ziet u, we
zijn in onze vereeniging alle .naai
kiezers en er hebben er véél op u ge
stemd. Als u ons niet helpt, zouden ze
dal zeker niet meer doen als u over
twee jaar aftreden moet."
Daar begonnen de zorgen ai. Ik had
dus d,e keus om in den Raad een van
te voren verloren strlijd te beginnen
of deze coöperatieve kiezers tot vijand
te maken. Heel veel! tijd om oiver dit
onaangename alternatief te denken,
had ik evenwel niet, want daar kwuin
Hopma met een lijst, voor een inrich
ting van philantropi9ehcn aard, die
ik van ouds al kende.
Hopma", zei ik, „je weet, ik waar
deer jo moeite, maar ik heb eens voor
al besloten niet aan al die vorecni-
gimgen bij to dragen. Het past me
eenvoudig niet"
„Het zou je niet passen, om er je
aan te onttrekken", zei Hopma.
„Hoe meen je?"
De tamboers sloegen voor de tweede
maal op dé trommels en do kolonel
hernam
In. naam des keizers! Erkent den
tweedien luitenant Noël als eersten
luitenant van het regiment.
Deze nieuwe gunst deed Noël haast
ineenzinkenzijne knieeën knikten,
ziin oogen, die reeds sedert langen
tijd niet meer hadden kunr«" w oe
nen, werdlen vochtig van tranen, hij
rilde op ziim beenen. hij deed zijn
mond open zonder een woorcl te kun
nen uitbrengen. Hij wist niet meer
waar hij was. toen voor die dierdc
maal op de trommels - '-©slagen
en de kolonel voor de derde maal tot
cle soldaten zeide
In naam van den keizer! Erkent
Noël als kapitein van bet regiment!
Hierop ging de keizer, alsof er niets
voorgevallen was, verder Maar die ge
lukkige Noël drukte met oogen vol
tranen de hand. die ziin kolonel hem
toereikte en het duurde een geruimen
tijd, eer h;: de kracht weder terugge
kregen had. om met bevende stem
den kreet: ..Leve den keizer 1" uit te
brengen.
Twee iioeden.
Frédéric Lemaitre, die vermaarde
Fransche toonoelspeler, zou op zeke
ren dag ter audiëntie gaan bij keizer
Napoleon III.
Het was in de wachtkamer vrij koel
en daarom vroeg Lemaitre verlof, zijn
hoed te mogen ophouden, hétgeen
hem werd toegestaan.
De „koning der tooneelspolers", ge
lijk men hem te Parijs noemde, ging
in een hoek zitten en verzonk in diep
gepeins.
Toen eindelijk de dienstdoende ka
merheer don naam Lemaitre opriep,
had de acteur geheel vergeten, dat hij
reeds een hoed op had. Hij nam een
hoed, die op een stoel naast hem lag.
en trad zoo de audiëntiezaal binnen.
Toen die keizer Lemaitre aldus zag
aankomen, barstte hij in een hartelijk
gelach uit, tot groote verbazing van
don kunstenaar, die er niets van be
greep en verlegen bleef staan.
Waarde vriend, zei Napoleon
eindelijk, waarom hebt gij een hoed
in uw hand? Dat gij er een op uw
hoofd hebt, kan ik al bijna niet be
grijpen.
O, Uwe Majesteit heeft gelijk,
antwoordde Lemaitre, terwijl hij den
eenen hoed afrukte. Twee hoeden zijn
werkelijk te veel voor iemand, die zijn
hoofd verloren heeft.
De ventileerende parasol.
Het hevigst verlangen van in enigen
wielrijd/èr in dezen warmen tijd als
hij op ec.n boomloozen, stoffigen weg
rijdt, zal wel zijn, beschut te worden
tegen do brandende zonnestralen en
verfrischt door een heerlijke koelte,
die hem automatisch wordt toege
wuifd.
Een vindingrijke Amerikaan hoeft
dit ideaal verwezenlijkt. Hij brengt
voor op de fiets een lange, beweeg
lijke staaf aan, waarvan het uiteinde
rechthoekig tot hoven het hoofd van
den wielrijder is omgebogen. Een
soort parapluis met vleugeltjes is op
het uiteinde van de staaf bevestigd
en beschermt tegem de zon, terwijl
de vleugeltjes door de snijding door
de lucht onder heit. rijden bewegen ca
als ventilator werken.
De gezondheidstoestand van
Leo XIII.
De Romeinsche correspondent van
de „Figaro" h'ceft het laatste consis
torie bijgewoond en schrijft nu daar
over het volgende
„ik kom zooeveai van het Openbare
Consistorie de plechtigheid, die on
der 's Pausen omgeving zooveel bo-
zorgdheid wekte. Ik was verlangend
Leo XIII weer te zien. Ik heb hom
gezien en van zeer nabij, en ik geloof
dat de liefde en vereering, waarmede
men den H. Vader omringt., de be
zorgdheid over zijn toestand hebben
overdreven, ofschoon de Paus zich
blijkbaar niet zóó wel gevoelt, als ik
hem eenige maanden geleden gezien
heb. Er heeft een verandering plaats
gehad, dat is zeker. De doorluchti
ge grijsaard is afgevallen. Toch heeft
Leo XIII zich gcdui-ende de gehee.e
ceremonie die intusschen verkort
werd' goed gehouden. Bij het einde
er van scheen hij zelfs opgewekter,
krachtiger dan bij het begin. Doch dit
is een verschijnsel, dat zich dikwijls
voordoet bij pesonen met een ietwat
nerveus temperament en waartoe on
getwijfeld: ook de toejuichingen en het
geestdriftig huldebetoon hebben bij
gedragen. Iedereen verwachtte, dat
men den Paus ditmaal de sedia gesta-
toria (het plaats nemen op den hoog
gedragen zetel) zou besparen, daar
(leze wijze van gedragen worden, een
gevoel geeft als van zeeziekte. Doen
de II. Vader wildo doen zooals altijd
(ui stond allceai toe. dat in het corc-
moniëel eenige kleine wijzigingen
plaats hadden. Ik was in de konings
zaal, toen Leo XIII zijn intrede deed.
Een prelaat, die naast mij stonu,
maakte een opmerking, die mij trof.
„Het gelaat van den Paus", zeide hij.
„lijkt nog meer gebeeldhouwd dan
vroeger." Dat woord was juist. De
Paus wordt minder, daar valt niet
over te redetwisten. Maar zijn wils
kracht houdt hom staande en die
wilskracht heb ik als het ware zien,
uitstralen uit zijn tengere persoonlijk
heid. terwijl hij do tribune der diplo
maten passeerde. Toen zag ik den
Paus opstaan, alsof hij zich hier voor
at nog krachtig wilde toonen. Een
glimlach kwam op zijn lippen en hij
gaf den zegen.
Zoodra de II. Vader had plaats ge
nomen op den troon, kwamen alle
kardinalen hem op de gebruikelijke
wijze begroeten. Gedurende dit ge
deelte van de ceremonie was de Paus
zichtbaar vermoeid. Men verhaastte
dus de plechtigheid eenigszins en de
Paus kon weder spoedig de sedia be
stijgen. en zich naar zijn vertrekken
begeven, terwiil de kardinalen naai
de Sixtijnsche kapel gingen, waar het
Te Deum werd gezongen. Op het oo-
genblik, dat Leo XIII de sedia weer
besteeg, trad ik een weinig nader, te
gelijk met dokter Lapponi. die gedu
rende geheel de ceremonie zijn oogen
niet van den Paus had afgewend. Ik
wilde eens trachten met eigen oogen
te constateeren, wat iemand van de
Ipauselijke hofhouding mij onlangs
zeide, dat n.l. Leo XIII telkens ver
heugd is, wanneer een van deze lang
durige plechtigheden is afgeloopen.
Ik heb dat gevoel van voldoening,
hetwelk volgt op de vervulling van
een vermoeienden plicht, inderdaad
op zijn gelaat meenen te bespeuren.
Zoodra Z. H. in zijn appartementen
was teruggekeerd, begaf hij zich ter
ruste.
73 DE DIAMANT
ze iets in het schild voorden. Ze zagen me er uit als kameraden
van Daddy Smith".
„Wie is Daddy Smith?"
„Wie Daddy Smith is? Wel, dat is die schavuit, die een paar
jaar geleden is gedeporteerd omdat hij gepoogd had de
kantoren van de Portersmaatschappij met dynamiet in de lucht
te laten springen. Kom, meneer, u moet u dat stellig herinne
ren!"
„O, ja, ik herinner het me," zeide Philip, „maar dat was
vóór mijn tijd. Maar jo denkt toch niet, dat ze weer zoo'n streek
willen ulthaiLen?"
Jenkins schudde het hoofd.
„Ik wéét niet wat ik denken moet", antwoordde hij langzaam.
„Zie eens hier, als bij toeval een steen in iemands zak ver
dwaald is, of als een neger iemand een poets bakt, dan is hij
er teel ijk bij; dan krijgt hij zeven jaar, alsof het zoo maar niets
Is". (Philip voelde zich een rilling door de leden gaan bij de
gedachte aan het lot dat Nellie's broeder te wachten stond, als
het niet gelukte hem te redden). „Enfin", ging de agent voort,
„dat zal wel in orde zijn. Maar nu komt er een kerel, die een
heel gebouw door middel van een dynamietbom in de lucht
wil laten springen, zonder er zich om te bekommeren of er
ook misschien tal van raenschenlevens mee gemoeid zijn
en zoo'n schurk geven zo maar drie jaar!"
De man lachte cynisch.
„Dat is het nu", ging hij voort, „wat nooit een onzeT heeft
kunnen begrijpen. Men zou zoo zeggen, dat er op die manier
niet licht de schrik in zal komen, 't Zou me dan ook niets ver
wonderen, meneer, als ze 't avond of morgen nog eens zoo'n
grap uithaalden. I)e houding van die twee kerels straks stond
me niet aan; ze zagen er net uit om tot de bende van Daddy
Smith te behooren. U weet wol, dat Daddy Smith op zijn ma
nier een soort van politiek leider was en dat hij heel wat lui
achter zich had".
„Waarom waarschuw Je ze niet op het politiebureau?" vroeg
Philip. „Dan ben je immers van de verantwoordelijkheid af,
als er iets mocht gebeuren".
„De lui op het bureau waarschuwen en een uitbrander krij
gen omdat ik om niets alarm heb gemaakt! Neen, dank u wel;
daar zal ik wel op passent Bovendien heb ik strenge orders ge.
kregen, om dien hoek bij het venster daar niet to verlaten, wat
DE DIAMANT 70
hitte door te brengen, geheel verstoken van alles wat naar
schaduw of beschutting zweemt, was bijna te veel voor men-
scholijke kracht. Maar hij gevoelde dat die fysieke marteling
nog eerder uit te houden zou zijn dam het voortdurend In aan
raking komen met toestanden, die indiruischten. tegen alle God
delijke en menschelijke wetten. Al wat hij had leercn hoogstel
len werd in deze omgeving telkens gekv etst. Wij moeten hier
vandaan zoo hield hij zichzelf voor wij mogen hier niet
langer blijven, hoe weinig kans op succes wij elders ook mo
gen hebben. In Engeland waren niet slechts de groene vlakten
van Dartmoor, de koelo zeebries en de blonde duinen van
Brighton, er was ook een krachtig en gezond openbaar leven,
een standaard van pubLieke moraliteit, hoog gehouden door
een openbare meening, die zich vrijelijk kon uiten. Daarheen
terug p. keeren met de sympathie, de genegenheid hij durfde
het nog geen andieren naam te geventusschen Nellie en hem;
haar broeder terug te brengen in het ouderlijke huls, gered uit
de gevaren, waarin zijn edelmoedige onvoorzichtigheid hem
had gebracht, o, dat was een denkbeeld, dat hem het hart
sneller deed kloppen van blijde aandoening!
Zijn geest was zóo vervuld van gedachten aan huls, dat hij
sterken aandrang gevoelde eenige regelen aan Nellie's moeder
op hot papier te werpen, die ongetwijfeld met angstig verlan
gen naar eenige tijding van haar dochter uitzag. Wat mogelijk
dien aandrang nog sterker maakte, was het onbewust verlan
gen om zij het slechts door het schrijven van een brief
het bewijs te geven, dat zijn zaak nog niet zoo hopeloos stond
als hij haar aanvankelijk had beschouwd. In elk geval zou hij
met do eerstvolgende mail schrijven. Maar, waarom het niet
dadolijk gedaan! Er was Immers nog tijd! 't Was nu Maandag
nacht, of liever Dinsdagmorgen. De mail naar Engeland werd
voor brieven met extra port tot 6 uur opengehouden, daar de
mailtreln eerst om 7 uur 's morgens van Gainberton vertrok.
HIJ zou terstond een kort briefje schrijven en het nog zelf even
naar hot postkantoor brengen. Gelukkig had hij nog Juist post
zegels genoeg om een brief te kunnen verzenden.
Hij schreef mevrouw Wolston eenige hartelijke regels, waarin
hij lucht gaf aan zijn blijdschap over Nellie's komst, op tact
volle wijze gewaagde van de moeilijkheden met Ray, zonder
rechtstreeks te zeggen van welken aard die moeilijkheden wa
ren, en ten slotte het vertrouwen uitsprak, dat au Nellie er was.