s m
Van de Leestafel
ALLERLEI.
Haarlemmer Haheljes.
Intclertijd' heeft een werkje van John
Habberton Helen's Babies in de ge-
heele wereld grooten opgang gemaakt.
Het was de schets der lotgevallen van
een jeugdigen oom, die op zijn kleine
neefjes moet passen, wanneer vader
en moeder uit zijn die daarbij de
grappigste ervaringen van de aller-,
aardigste, maar weinig gedresseerde
jongens opdoet en ten slotte trouwt
met één van de vriendinnen zijner
zuster.
Blijkbaar kende John Habberton
den gulden regel nietnon bis in
i d. e m, niet tweemaal over hetzelfde,
want nu heeft hij, helaas, de pen
dant over Helen's babies in het licht
gegeven, datonder den titel „Tijger
tje en Insect", door Thérèse van
Arendsberg vertaald en bij den uit
gever Johan Pieterse te Rotterdam
uitgegeven is.
De situatie is gelijk- en gelijkvormig:
De tante is een beeldje, zooals we aan
de prentjes zien. de twee kinderen
zijn merkwaardigheden en de onmis
bare vrijer komt op zijn tijd en plaats.
De jongentjes zijn nu meisjes gewor
den en dragen de onwaarschijnlijke
bijnamen Tijgertje en Insect.
Hun geestigheden kunnen niet bij
die van Helen's babies halen. 'tZijn
boekenkinderen, opgeschroefd tot op
de hoogte, waarop de schrijver ze
hebben wou, die bovendien een on
mogelijk taaltje spreken. Insect, moet
men) weten, is vier jaar en Tijgertje
e enige jaren ouder, derhalve minstens
zeven. Hoe vindt de lezer nu van
kinderen van dezen leeftijd een koe
ter waalsch als dit
„Weet u, wat tat is?" vroeg zij
met welsprekend treurige oogjes. ..Dat
is een weeshuis en daa' zijn wel hon-
dedduizend tintetjes. die geen patie
en geen matie meer 'ebben. It moet
altijd huijen as it er aan dent."
..Mijne huilde er vroeger oot altijd
om", zeide het Insect, „maar mijne
ben er eens geweest, en toen waren
al de tinteren aan 't spelen op het
gras, en bij allemaal was een patie-
engel en een matie-engel. net as ma
tie verteld had. De tintren zagen er
nits van, maar mijne wel. En die
patie-engelen en de matieengelen
zoggerden, dat de tinterties zich niet
bezeerden, behaffele, als zij met alle
geweld stout wilden zijn."
Ik toonde mij zeker verwonderd over
deze onverwachte mededeeling, want
de Tijger haastte zich haar betraand
gezichtje langs mijne wang te wrij
ven en te fluisteren
„Tat 'eb ze weer gedjoomd. Ik wou,
tat it het oot eens djoornde, maar
nu tan it het niet zien."
En de Tijger begon opnieuw te hui
len. Ik trachtte haar te troosten en
zelde tegen haar zusje
„Insie, als je de kinderen gezien
hebt met engelen er bij, waarom zou
je dan willen huilen?"
..Omdat", was het antwoord, terwijl
het Insect opnieuw trachtte een paar
druppels uit hare oogjes te persen,
..omdat Tijgje huilt. Mijne wil altijd
doen, wat Tijgie doet."
Dit soort van wee-lievig gepraat
gaat zoo tot het einde door. Er is
wezenlijk courage voor noodig, om
het door te worstelen, gezwegen van
die onmogelijkheid, dat kinderen van
vier en zeven jaar zich nog met zulk
een krom taaltje zouden moeten be
helpen.
De firma Kotting zendit ons een
Guide d'Amsterdam in verschillende
talen ter beoordeeling. Daar het
boekje maar vijftien centen kost, mag
niemand voor een kwartje waar ver
langen en als goedkoop Gidsje zal het
boekje wel menigeen van dienst kun
nen zijn, al maken- de vele (geïllus
treerde) advertentiën het naslaan niet
gemakkelijk.
Mocht er, wat wij hopen, spoedig
een herdruk noodig wezen, dan geven
Misschien is er, bij nader onder
zoek, nog wel meer, maar dat moet
de uitgever zelf maar opsporen.
J. K. Rensburg heeft bij denzelfden
uitgever Pieterse te Rotterdam een
bundeltje „Japanse verzen" uitgege
ven, in een eenvoudig, geel-wit om
slagje. Meest korte verzen, niet altijd
heel gemakkelijk te overzien (vooral
niet omdat de vereenvoudigde spel
ling er aan te pas komt), maar veelal
fraai van klank en mooi van beeld.
Als staaltje willen wij er twee af
drukken
TREURIG, TREURIG.
Regen, regen klettert strak
Op dri moesmé's, klein van voetjes
Trippend vlug op hoge kla
Wind heft van de arme bloedjes
De kimono, di nu strak
Langs hun benen spant, behoedjes
Huiv'ren zij bijeen in 'tdak
De voorbereidende congregatie van het college van kardinalen
voor het Conclave.
wij in overweging, eenige fouten te
verbeteren.
Wat zal bijvoorbeeld de Duitscher
wel zeggen van dit Duitsch
Reichs museum (D 6) taats Ge
malde Museum, taats tich ammlung
Museum von Niederl. Kunst undGe-
schichte ammlung Moderner Kunst..."
'tis of de letter s in de zetkast ont
brak
Fransche lezers zullen staan kij
ken van de 400 moulins 1' huile
(wat oliemolens bef eekenen moet) a
scier du bois, a monder de lorge
(rnouler de l'orge?) niet alleen omdat
het zulk mooi Fransch is, maar ook
omdat ze aan de Zaanstreek op lange
na geen 400 van die molens zullen
vinden.
Voor deze teleurstelling zullen zij
kwalijk getroost kunnen worden met
de verzekering, dat het eiland Mar
ken bijna uitsluitend bewoond wordt
door zondaars (pécheurs). De bedoe
ling zal wel zijn pécheurs (visschers).
Van hun parasols. Hun snoetjes
Nijgen saam. Ach, d'ogenlichtjes
Staan zo droef in de gezichtjes,
Nu ze' als vlinders, di verschuilen
Voor een stortvloed,druilen, pruilen.
Dribb'lend schuw langs slratenvlak
Schud het dritalklak, klak, klak.
IN VOGELVLUCHT.
De heiige, witte Reiger spicht
Van hogen tak en klemt nog even
Aan 'tnest, wijl hij de wiken licht
En flappert, stuwt dan heen, gedie-
[ven
Weer roerloos door het wind-gewicht,
Nog onder d'oksels hem gebleven,
Waarmee hij wateren overschiclit.
Zo wil 'kop ritmen 'tRijk bezweven,
Waar in den dans de moesmé's wui-
[ven
Als tombo's, di op meervlak staan,
Waar daken, torens d'aarde ontstui-
[ven,
Gewiekt door wolken bloesems slaan
Om wen de Zon rijst in de lucht
Di als te volgen in zijn vlucht.
Moesmé is een dansmeisje.
Klak zijn houten sandalen met hoo-
ge hakken.
Kimono is een kleedingstuk.
De reiger geldt in Japan voor heilig
en geluk aanbrengend.
Tombo's zijn z.g. waterjuffers.
Ten slotte vermelden wij een derde
uitgave van den heer Pieterse, name
lijk het tooneelstuk Aglavaine en Sé-
lysette van Maurice Maeterlinck. Met
eerbied voor mevrouw Alida Tar-
taudKlein staat vooraan te lezen.
Een Iacliziefee Yankee.
Dc New-Yorksche ingezetene Willem
Reilly was lijdend aan eene vreemd
soortige ziekte. Gelijk meestal andere
mensciien, die hun verstand verliezen
in weemoedige stemming geraken en
weenen. zoo werd hij, toen het in zijn
bovenkamer niet pluis werd, doop een
niet to bedaren lachlust aangegrepen.
Ilij lachte bij dag, hij lachte bij nacht,
waar hij ook was. waarheen hij ook
ging.
Zoo had het al vijf etmalen ge
duurd. Zijne buren waren radeloos,
zij konden niet slapen, noch werken,
tengevolge van het voortdurend iuid-
ruchtig, zenuwschokkend „Hahalia"
van den heer Reilly. De menschen gin-
geu hun nood klagen bij de politie.
Twee rust- en vredebewaardei;s bega
ven zicli nu naar het huis van den
vroolijken lacher. Zij vonden denman
iri een leunstoel zittend, zijn buik
vasthoudend van het 'lachen. Een ge
sprek werd aangeknoopt, zij onder
vroegen den lijder, doch op alle vra
gen ontvingen zij slechts een „Haha
lia" ten antwoord.
Nu is het een feit, dat lachen aan
stekelijk werktdit ondervonden
Herniandad's dienaren.
Eerst verscheen een lachende trek
om hun mond. bun gezicht begon
grimassen te vertoon en, ten slotte,
daar klonk ren trio .Hahaha".
Hoe harder cTe politiie-agenten lach
ten. des tp harder lachte d'e lieer
Willem Reilly, wat weder eene ver
meerdering in den lachlust van zijn
partners ten gevolge had.
Verstomd van schrik komen nu
eenige buren binnengestormddit
helsch lawaai is in het geheel niet uit
te houden - Doch nauwelijks aan
schouwen zij het drietal, of ook hun
lachspieren ontspannen zich. Een ge
heel lacherskoor doet thans de rui
ten rinkelen, do jnuren beven! Einde
lijk waren agenten en buren uitge
lachen; zij maakten zich meester van
den krankzinnige, die nog steeds door
lachte, en vervoerden hem per rijtuig
naar oen ziekenhuis.
Hier begon de pret opnieuw.
De dokter, die den nieuwen patiënt
Een Zaterdagavondpraatje.
Het feest tot herdenking van het
121/2-jang bestaan van deVereeniging
tot Verfraaiing van Haarlem en om
liggende gemeenten en totBevordering
van het Vreemdelingenverkeer is uit
gesteld tot „nader
Ik kan mij dat wel begrijpen.
Vooreerst is, naai* veie menschen
beweren, al weet ik niet precies waar
om, de Vrijdag geen- gelukkige dag
om feest te vieren,
„Vrijdag" zeggen zij, „hu, neen,
dat is zoo'n akelige dag." Waarom
zou je nu op Vrijdag feest vieren, als
er nog zes andere dagen in de
week beschikbaar zijn, die niet den
naam hebben van een ongeluksdag te
wezen I"
Hoewel ik voor mij van den Vrijdag
nooit in 't bijzonder narigheid en ake
ligheid heb ondervonden, eerbiedig ik
den schroom van hen, die zeggen:
„Verbeeld je, dat dit werkelijk eens
zoo wasStel je voor, dat het feesten
op Vrijdag eens noodlottig bleek ie
wezen voor den groei en den bloei
van Verfraaiing 1 Menschlief, ik zou
het mij zeiven nooit kunnen verge
ven. dat ik tot zoo iets ijselijks zou
hebben meegewerkt
De regelingscommissie zelf, evenwel
is voor zoo iets niet bevreesd. Met
mannenmoed beeft zij, nu deze Vrij
dag niet geschikt bleek te wezen, den
dag bepaald op een anderen Vrijdag,
dien van den 14den Augustus, ,,'tls
een geluk", zullen de huiverige men-
schen, die ik hierboven noemde, zeg-
I gen, ..dat die nieuwe Vrijdag niet
valt op den 13den Augustqs
I Dit cijfer, gecombineerd met den
j Vrijdag, schijnt namelijk vrijwel tot
het spookachtigste te behooren, wat J
J zij zich met mogelijkheid kunnen
voorstellen.
I De reden van het uitstel ligt in
het weer. De regelingscommissic heeft
groot gelijk, dat zij haar feest niet
door do zomersche stortregens in het
water wil zien vallen. Voor 't concert
is dat minder erg. voor het bal is
I het volstrekt geen bezwaar, daar een
en ander ook in de zaal minstens
even goed tot hun recht gekomen zou
den zijn. Maar het vuurwerk zou red-
I deloos verloren zijn geweest. En dat
is nu juist eeu specialiteit van deze
vereeniging. Men mag zeggen, dat
zij zich in, de laatste jaren vooral
daarop en op medailles heeft toege
legd en beide waren altijd van super
fijne kwaliteit. De medailles hebben
zelfs iets, wat andere medailles plegen
te missen, on wel hun vierkanten
vorm Derhalve zeg ik, hoewel teleur
gesteld, dat ik Vrijdagavond, al is het
mooi weer, dus geen Schotsche dans,
geene horlepijp en geene cake walk
heb kunnen dansen, daarom zeg ik:
do regelingscommissie heeft groot ge
lijk. Men moet niemand zijn kroon
onfrooven. En de kroon van Verfraai
ing is nu eenmaalvuurwerk.
Weliswaar zijn er ook nu weer mop
peraars bij het gros, die vragen
„waarom heeft men ons niet vroeger
meegedeeld, dan pas vandaag, dat
het feest niet doorging? Nu loop je
gevaar, dat de duizenden vreemdelin
gen, die sedert jaren gewoon zijn, op
de roepstem der vereeniging naar
Haarlem te snellen, niet tijdig van
het uitstellen hebben geweten en in
dichte drommen naar het Brongebouw
komen, om te zien, dat er niets aan
de hand is." Maar ik zeg: „je kunt
het niet iedereen naar den zin ma
ken. 't Is ook nooit goed. Vandaag is
'tte vroeg, morgen te laat, nu is hei
zus, dan is het zoo.
Doet liever wat u wilt en laat de
menschen praten. Wij zien elkaar
Vrijdagavond 14 Augustus op den
dansvloer terug,"
Is er nog behoefte aan een cake
walk-danser, dan. stel ik mij beschik
baar. Jool moet er zijn, pret moet er
wezen, al was 't alleen omdat je toch
maar van te voren niet weet, of de
vereeniging haar 25-jarig bestaan wel
zat vieren ('lis zoo'n rare wereld te
genwoordig en dan vuurwerk, veel
vuurwerk, vooral vuurwerk
Het kan dan ook met de toekomst-
genoegens, die voor ons liggen, niet
op. De kermis is er ook weer en met
haar het heele merkwaardige gezel
schap van eigen en anderen bodem,
dat zijn levensonderhoud' vindt in
kramen, spellen en allerlei kunsten,
van de keelspieren zoowel als die van
armen en boenen. Het geeft niet den
indruk, alsof dit een drukke kermis
wezen zal. Naarmate de verkeersmid
delen snellor en talrijker worden, le
vert de kermis voortdurend minder
op, dat we niet iederen dag kunnen
zien. of krijgen. Mijn waarde neef
Wouter, die graag in uitersten pleegt
te vervallen, beweert, dat ik juist
den wij tegenwoordig onze lieve, jonge,
arbeidzame vrouwen. „Arbeid adelt!"
Alleen voor den man van kracht? 't Lljlct
er niet naar. Aan 't roer van de huwe-
lijk&boot, een vrouw, geadeld in de groo-
te werkplaats van den strijd om het be
staan, welk een veiligheid voor man en
nakomelingen.
DEVOOT.
Hoogheid. Dus, waarde baron, u
heeft vannacht gedroomd, dat u voor
mij uw leven waagde?
Hoveling. Ja, en Uwe Hoogheid mo
ge mij vengeven, dat ik uit dien dToom
durfde ontwaken.
DE EERSTE.
Hij: Zie zoo, nu zal ik vlug de adres
sen schrijven voor de verlovingskaar
ten. Wie komen het eerst in aanmer
king?
Zij. Allereerst -mijn vriendin Cl ara-
die zal zich blauw ergeren.
BOOSAARDIGE DIENSTBODE.
I-leer (kwaad). Waarom heb je den
hond niet vastgehouden, Anna! Hij had
den deurwaarder, die zooeven hier was,
bijna in de beenen gebeten.
Dienstmeisje: O, mijnheer, ik dacht,
dat hij den deurwaarder wel zoo lang
zamerhand zou kennen!
Dame. U zult de dames wel meestal
moeten flatteeren?
Schilder. O. ja, soms moet ik ze zelfs
flatteeren, door te zeggen, dat ik ze
niet fiatteer.
UIT DEN KINDERMOND.
Kleine Elsje: Mama, waarom noemt
u vandaag die tante mevrouw Peper-
man, anders noemt u haar altijd tante
Zeurkous?
HUMOR.
Schrijver: Wat zegt gij van mijne
humoristische werken? Zal ik ze laten
drukken?
Vriend. Waarom niet? Wellicht slui
pen er eenige aardige drukfouten in!
Koopmansvrouw (bij 't feestmaal ter
eere van haar echtgenoot, die van een
zware ziek'o hersteld is, tot haar over
buur). Ik verzeker u, dat zijn leven
aan een draadje hing! Ik had al groo-
te aanplakbiljetten laten drukken, met:
„Uitverkoop wegens sterfgeval!"
Rechter: Maar is die getuige dé
charge, dien gij wenscht te doen hooren,
wel met het feit zelf bekend?
Beklaagde. O, ja, Edelachtbare! Die
is nog meer van mijn onschuld overtuigd
danik zelf!
ONNOODIG.
I-Ioudt u er geen dagboek op na, mijn
heer de student?
Waartoe zou dat dienen? Al het
wetenswaardige voor mij schrijft de
waard reeds op!
MODERN.
Dé criticus L. heeft weer 'n vinnig
artikel in. d,e courant geplaatst.
Ja, die voert tegenwoordig een
zeer scherpe schrijfmachine-
UIT DE KAZERNE?
Onderofficier. Ezelskop! Tot dusver
heb je tenminste nagepapegaaid, wat
een ander je voorzei. Dat kan je ook
niet eens meer, en nu sta je daar als
een kapotte fonograaf!
NOG MEER.
Inspecteerend officier: Wat heb je
hier te doen?
Schildwacht: Op en neer te loopen.
Insp. officier: Anders niets.
Schildwacht (na eenig aarzelen. Ik
kan ook dn 't schilderhuisje gaan.
HET TOPPUNT.
Heer: Wilton wij een partij schaak
spelen, dame?
Dame. Gaarne!... ik zal even mijn
schaak-costuum gaan aantrekken!
DE VOORZICHTIGE LANDLOOPER.
Waarom werk je niet?
Heb je 't niet gelezen, wat giste
ren in de courant heeft gestaan.
Overal, waarheen men ook ziet, wordt
koortsachtig gewerkt. Zulk een onge
zonde bezigheid deugt niet voor mij I
IN DAT GEVAL WEL.
Gast. Is dit al do ruimte die u hebt?
U zei mie toch, dat minstens 50 perso
nen bij u konden dineeren
Waard. Jawel, mijnheer, dat gaai
ook wel, als ze maar na elkaar ko
men.
TE VEEL VERLANGD.
Cliënt. Kan ik een fotografie dezer
dame zien
Huwelijksmakelaar (verbaasd). Wat
een half millioen krijgt zij mede
en u wil vooraf nog een fotografie
zien
EEN BEELD DES TIJDS.
(In het hótel).
Driemaal bellen kellner.
Tweemaal bellen kamermeisje.
Eenmaal bellen Ansachtskaart.
Jij laat je echter veel door je
vrouw zeggen
Hou je stil I De eerste tien jaar
geef ik voor den schijn toe maar
dan11
VERZUCHTING.
Zondagsrijder. Nu maken de men.
schen zich het hoofd op hol voo,r oen
bestuurbaren luchtballon 1 ik zou
reeds roet. een bestuurbaar paard te
vreden zijn
Student A. (in de Soos). Maar, Piet,
wat scheelt je? Je wordt zoo bleek als
'n lijk
Piet. Och ja; ik lees daar, dat bier
80 tot 90 procent water bevat
VERDRAAGZAAMHEID.
Vriendin. Uw man is vegetariër,
niet waar Dan zult ge wel veel last
met de keuken hebben
Mevrouw. Wel neen; ik eet het
vleesch. on h ij de groenten
GEVOELIG.
Heer des huizes. Waarom ga je
eigenlijk bij ons vandaan, Betje?
Dienstmeisje. Omdat mevrouw me
voor domme gans uitgescholden heeft
en daar kan mijn eergevoel niet te
gen bij 50 gulden loon en eens inde
clrie weken een uitgaansdag 1
Mijnheer Stoffel (schrijft, nadat hij
den Vesuvius bestegen heeft, aan zijn
vrouw)
.Op een ezel ben ik erte
gen op gereden. Zooals blij ons de
huurrijtuigen, hebben hier do ezels
allemaal n emers, Ik had No. 252.
83 DIAMANT
hoeve van Ray was geraadpleegd, te spreken te krijgen. Zelf
een geroutineerd advocaat en wetende hoe vaak toeken de won
derlijkste begrippen hébben omtrent rechtspraak, dacht hij dat
de toestand wel niet zóo erg zou zijn, als Weare hem dien had
geschetst, 't Viel hem dan ook sterk tegen, toen hij uit mr.
Bodley's mond de stellige verzekering ontving, dat Weare geens
zins had overdreven, toen hij Ray's kans op vrijspraak als na
genoeg hopeloos had voorgesteld.
„De wet hier", verklaarde mr. Bodley, „had oorspronkelijk ten
doel ,om den individueelen. mijnwerker te beschermen tegen de
bedriegers die er steeds op uit waren hem de vruchten van zijn
arbeid te ontstelen. In hoever de wet op moreele gronden valt
te verdedigen of te vergoelijken, blijve in het midden, maar de
schurken, die de mijnarbeiders aanspoorden om diamant te
stelen en door hun sluikhandel ongehoorde winsten behaal
den, verdienden dan toch in geen geval eenige sympathie, 't Is
nu echter een geheel ander geval", ging de advocaat voort. „De
individueele mijnwerker is geheel verdwenen. Eenige van de
beruchtste handelaars in gestolen diamant zijn tegenwoordig
menschen van grooten invloed, en in eigen schatting heel wat
voornamer en respectabeler dan u of ik", voegde hij er lachend
bij.
„En verder?"
„Het gevolg van de geheel veranderde omstandigheden is, dat
deze wet, oorspronkelijk bestemd om den individueelen mijn
werker te beschermen, een vrceselijk wapen en een middel tot.
onderdrukking is geworden in handen van een. maatschappij
die zichzelf als boven de wet staande beschouwt, en dat, dank
zij de positie welke de heer Magnus inneemt, ook feitelijk doet".
„U bedoelt: in moreel opzicht boven de wet; toch niet in let
terlijken zin?"
„Ik bedoel dit", antwoordde mr. Rodiey, dat als de belangen
van de Portersmaatschappij het wenscbelijk maakten om te
handelen lijnrecht in strijd met de letter en den geest der wet,
of wanneer het in haar kraam te pas kwam, om eenig besluit
van het parlement krachteloos te maken, de directie geen oogen-
blik zou schromen het te doen. En piet alleen zou er niemand in
het land of in het parlement worden gevonden, die op toepas
sing der wet zou durven aandringen of een woord van protest
zou doen hooren, maar de groote meerderheid zou de onwettige
daad nog toejuichen en haar beschouwen als een nieuw bewijs
DIAMANT 84
voor de grootheid en macht der maatschappij, belichaamd in
den heer Magnus. Ziehier een voorbeeld. Eenige jaren geleden
werd een besluit genomen in het belang van Camberlon's han
del; het bevatte duidelijke en wèl omschreven bepalingen om
trent het bedrijf dor Portersmaatschappij waar zij als hande
laarster optreedt. Het is bekend en het wordt ook niet ander
stoelen of banken gestoken Magnus heeft het openlijk toege
stemd dat het bewuste besluit voortdurend wordt verkracht,
eenvoudig omdat bet belang der maatschappij het meebrengt.
Men heeft gevraagd waarom de procureur-generaal in Magnus'
ministerie, die men algemeen voor een eerlijk en rechtschapen
man houdt, niet is opgekomen tegen die wetsverkrachting. De
verklaring, die men gaf ik weet niet of zij door den procu
reur-generaal zelf is gegeven, maar in elk geval was zij officieel
—was, dat wijl niemand te Camber'on een klacht had ingediend
ter plaat waar zulks behoort, het niet op zijn weg lag, zich
in de zaak ie mengen".
.,'t Is ongehoord-" riep de heer Clayton uiit. „Maar is er dan
niemand die er zich tegen verzet?"
Mr. Bodley lachte.
„Natuurlijk nietl geen sterveling," antwoordde hij. „Men
hoort gemor genoeg over de Portersmaatschappi., en over Mag
nus' regime" de heer Clayton herinnerde zich de uitlatingen
van den barbier die hem den vorigen dag geschoren had
„maar juist de lieden die zoo hard klagen, zullen er wel op
passen dat ze niet openlijk in conflict met de maatschappij ko
men. De menschen die zoo ijveren voor de verkiezing van den
onafhankelijken candidaat Davidson, aan wier hoofd zich een
zekere dr. Spiffkens "heeft gesteld, geven er niets om, of hij ge
kozen wordt of niet. Hun heele optreden is eenvoudig comedie-
spel. En soms twijfel ik er aan of Davidson zelf wel zoo erg
op zijn herkiezing is gesteld. Van de eigenaardige toestanden
hier kan iemand die er geheel buiten staat, zich moelelijk eenig
denkbeeld vormen".
„Maar er is toch een publieke opinie?" merkte dehr. Clayton
op. „Laat die zich dan niet hooren?"
Mr. Bodley begon te schateren van het lachen.
„Mijn beste meneer", riep hij uit, „een publieke opinie of iets
wat er naar lijkt bestaat hier absoluut niet. Nu en dan merkt
men er iets van, dat er 'een enkele groep is, die omtrent een
bepaald punt een meeninjg heeft, d. w. z. het eene belangetje
is in strijd met het andere, of de eene buurt meent dat de an-