s m Van de Leestafel ALLERLEI. Haarlemmer Haheljes. Intclertijd' heeft een werkje van John Habberton Helen's Babies in de ge- heele wereld grooten opgang gemaakt. Het was de schets der lotgevallen van een jeugdigen oom, die op zijn kleine neefjes moet passen, wanneer vader en moeder uit zijn die daarbij de grappigste ervaringen van de aller-, aardigste, maar weinig gedresseerde jongens opdoet en ten slotte trouwt met één van de vriendinnen zijner zuster. Blijkbaar kende John Habberton den gulden regel nietnon bis in i d. e m, niet tweemaal over hetzelfde, want nu heeft hij, helaas, de pen dant over Helen's babies in het licht gegeven, datonder den titel „Tijger tje en Insect", door Thérèse van Arendsberg vertaald en bij den uit gever Johan Pieterse te Rotterdam uitgegeven is. De situatie is gelijk- en gelijkvormig: De tante is een beeldje, zooals we aan de prentjes zien. de twee kinderen zijn merkwaardigheden en de onmis bare vrijer komt op zijn tijd en plaats. De jongentjes zijn nu meisjes gewor den en dragen de onwaarschijnlijke bijnamen Tijgertje en Insect. Hun geestigheden kunnen niet bij die van Helen's babies halen. 'tZijn boekenkinderen, opgeschroefd tot op de hoogte, waarop de schrijver ze hebben wou, die bovendien een on mogelijk taaltje spreken. Insect, moet men) weten, is vier jaar en Tijgertje e enige jaren ouder, derhalve minstens zeven. Hoe vindt de lezer nu van kinderen van dezen leeftijd een koe ter waalsch als dit „Weet u, wat tat is?" vroeg zij met welsprekend treurige oogjes. ..Dat is een weeshuis en daa' zijn wel hon- dedduizend tintetjes. die geen patie en geen matie meer 'ebben. It moet altijd huijen as it er aan dent." ..Mijne huilde er vroeger oot altijd om", zeide het Insect, „maar mijne ben er eens geweest, en toen waren al de tinteren aan 't spelen op het gras, en bij allemaal was een patie- engel en een matie-engel. net as ma tie verteld had. De tintren zagen er nits van, maar mijne wel. En die patie-engelen en de matieengelen zoggerden, dat de tinterties zich niet bezeerden, behaffele, als zij met alle geweld stout wilden zijn." Ik toonde mij zeker verwonderd over deze onverwachte mededeeling, want de Tijger haastte zich haar betraand gezichtje langs mijne wang te wrij ven en te fluisteren „Tat 'eb ze weer gedjoomd. Ik wou, tat it het oot eens djoornde, maar nu tan it het niet zien." En de Tijger begon opnieuw te hui len. Ik trachtte haar te troosten en zelde tegen haar zusje „Insie, als je de kinderen gezien hebt met engelen er bij, waarom zou je dan willen huilen?" ..Omdat", was het antwoord, terwijl het Insect opnieuw trachtte een paar druppels uit hare oogjes te persen, ..omdat Tijgje huilt. Mijne wil altijd doen, wat Tijgie doet." Dit soort van wee-lievig gepraat gaat zoo tot het einde door. Er is wezenlijk courage voor noodig, om het door te worstelen, gezwegen van die onmogelijkheid, dat kinderen van vier en zeven jaar zich nog met zulk een krom taaltje zouden moeten be helpen. De firma Kotting zendit ons een Guide d'Amsterdam in verschillende talen ter beoordeeling. Daar het boekje maar vijftien centen kost, mag niemand voor een kwartje waar ver langen en als goedkoop Gidsje zal het boekje wel menigeen van dienst kun nen zijn, al maken- de vele (geïllus treerde) advertentiën het naslaan niet gemakkelijk. Mocht er, wat wij hopen, spoedig een herdruk noodig wezen, dan geven Misschien is er, bij nader onder zoek, nog wel meer, maar dat moet de uitgever zelf maar opsporen. J. K. Rensburg heeft bij denzelfden uitgever Pieterse te Rotterdam een bundeltje „Japanse verzen" uitgege ven, in een eenvoudig, geel-wit om slagje. Meest korte verzen, niet altijd heel gemakkelijk te overzien (vooral niet omdat de vereenvoudigde spel ling er aan te pas komt), maar veelal fraai van klank en mooi van beeld. Als staaltje willen wij er twee af drukken TREURIG, TREURIG. Regen, regen klettert strak Op dri moesmé's, klein van voetjes Trippend vlug op hoge kla Wind heft van de arme bloedjes De kimono, di nu strak Langs hun benen spant, behoedjes Huiv'ren zij bijeen in 'tdak De voorbereidende congregatie van het college van kardinalen voor het Conclave. wij in overweging, eenige fouten te verbeteren. Wat zal bijvoorbeeld de Duitscher wel zeggen van dit Duitsch Reichs museum (D 6) taats Ge malde Museum, taats tich ammlung Museum von Niederl. Kunst undGe- schichte ammlung Moderner Kunst..." 'tis of de letter s in de zetkast ont brak Fransche lezers zullen staan kij ken van de 400 moulins 1' huile (wat oliemolens bef eekenen moet) a scier du bois, a monder de lorge (rnouler de l'orge?) niet alleen omdat het zulk mooi Fransch is, maar ook omdat ze aan de Zaanstreek op lange na geen 400 van die molens zullen vinden. Voor deze teleurstelling zullen zij kwalijk getroost kunnen worden met de verzekering, dat het eiland Mar ken bijna uitsluitend bewoond wordt door zondaars (pécheurs). De bedoe ling zal wel zijn pécheurs (visschers). Van hun parasols. Hun snoetjes Nijgen saam. Ach, d'ogenlichtjes Staan zo droef in de gezichtjes, Nu ze' als vlinders, di verschuilen Voor een stortvloed,druilen, pruilen. Dribb'lend schuw langs slratenvlak Schud het dritalklak, klak, klak. IN VOGELVLUCHT. De heiige, witte Reiger spicht Van hogen tak en klemt nog even Aan 'tnest, wijl hij de wiken licht En flappert, stuwt dan heen, gedie- [ven Weer roerloos door het wind-gewicht, Nog onder d'oksels hem gebleven, Waarmee hij wateren overschiclit. Zo wil 'kop ritmen 'tRijk bezweven, Waar in den dans de moesmé's wui- [ven Als tombo's, di op meervlak staan, Waar daken, torens d'aarde ontstui- [ven, Gewiekt door wolken bloesems slaan Om wen de Zon rijst in de lucht Di als te volgen in zijn vlucht. Moesmé is een dansmeisje. Klak zijn houten sandalen met hoo- ge hakken. Kimono is een kleedingstuk. De reiger geldt in Japan voor heilig en geluk aanbrengend. Tombo's zijn z.g. waterjuffers. Ten slotte vermelden wij een derde uitgave van den heer Pieterse, name lijk het tooneelstuk Aglavaine en Sé- lysette van Maurice Maeterlinck. Met eerbied voor mevrouw Alida Tar- taudKlein staat vooraan te lezen. Een Iacliziefee Yankee. Dc New-Yorksche ingezetene Willem Reilly was lijdend aan eene vreemd soortige ziekte. Gelijk meestal andere mensciien, die hun verstand verliezen in weemoedige stemming geraken en weenen. zoo werd hij, toen het in zijn bovenkamer niet pluis werd, doop een niet to bedaren lachlust aangegrepen. Ilij lachte bij dag, hij lachte bij nacht, waar hij ook was. waarheen hij ook ging. Zoo had het al vijf etmalen ge duurd. Zijne buren waren radeloos, zij konden niet slapen, noch werken, tengevolge van het voortdurend iuid- ruchtig, zenuwschokkend „Hahalia" van den heer Reilly. De menschen gin- geu hun nood klagen bij de politie. Twee rust- en vredebewaardei;s bega ven zicli nu naar het huis van den vroolijken lacher. Zij vonden denman iri een leunstoel zittend, zijn buik vasthoudend van het 'lachen. Een ge sprek werd aangeknoopt, zij onder vroegen den lijder, doch op alle vra gen ontvingen zij slechts een „Haha lia" ten antwoord. Nu is het een feit, dat lachen aan stekelijk werktdit ondervonden Herniandad's dienaren. Eerst verscheen een lachende trek om hun mond. bun gezicht begon grimassen te vertoon en, ten slotte, daar klonk ren trio .Hahaha". Hoe harder cTe politiie-agenten lach ten. des tp harder lachte d'e lieer Willem Reilly, wat weder eene ver meerdering in den lachlust van zijn partners ten gevolge had. Verstomd van schrik komen nu eenige buren binnengestormddit helsch lawaai is in het geheel niet uit te houden - Doch nauwelijks aan schouwen zij het drietal, of ook hun lachspieren ontspannen zich. Een ge heel lacherskoor doet thans de rui ten rinkelen, do jnuren beven! Einde lijk waren agenten en buren uitge lachen; zij maakten zich meester van den krankzinnige, die nog steeds door lachte, en vervoerden hem per rijtuig naar oen ziekenhuis. Hier begon de pret opnieuw. De dokter, die den nieuwen patiënt Een Zaterdagavondpraatje. Het feest tot herdenking van het 121/2-jang bestaan van deVereeniging tot Verfraaiing van Haarlem en om liggende gemeenten en totBevordering van het Vreemdelingenverkeer is uit gesteld tot „nader Ik kan mij dat wel begrijpen. Vooreerst is, naai* veie menschen beweren, al weet ik niet precies waar om, de Vrijdag geen- gelukkige dag om feest te vieren, „Vrijdag" zeggen zij, „hu, neen, dat is zoo'n akelige dag." Waarom zou je nu op Vrijdag feest vieren, als er nog zes andere dagen in de week beschikbaar zijn, die niet den naam hebben van een ongeluksdag te wezen I" Hoewel ik voor mij van den Vrijdag nooit in 't bijzonder narigheid en ake ligheid heb ondervonden, eerbiedig ik den schroom van hen, die zeggen: „Verbeeld je, dat dit werkelijk eens zoo wasStel je voor, dat het feesten op Vrijdag eens noodlottig bleek ie wezen voor den groei en den bloei van Verfraaiing 1 Menschlief, ik zou het mij zeiven nooit kunnen verge ven. dat ik tot zoo iets ijselijks zou hebben meegewerkt De regelingscommissie zelf, evenwel is voor zoo iets niet bevreesd. Met mannenmoed beeft zij, nu deze Vrij dag niet geschikt bleek te wezen, den dag bepaald op een anderen Vrijdag, dien van den 14den Augustus, ,,'tls een geluk", zullen de huiverige men- schen, die ik hierboven noemde, zeg- I gen, ..dat die nieuwe Vrijdag niet valt op den 13den Augustqs I Dit cijfer, gecombineerd met den j Vrijdag, schijnt namelijk vrijwel tot het spookachtigste te behooren, wat J J zij zich met mogelijkheid kunnen voorstellen. I De reden van het uitstel ligt in het weer. De regelingscommissic heeft groot gelijk, dat zij haar feest niet door do zomersche stortregens in het water wil zien vallen. Voor 't concert is dat minder erg. voor het bal is I het volstrekt geen bezwaar, daar een en ander ook in de zaal minstens even goed tot hun recht gekomen zou den zijn. Maar het vuurwerk zou red- I deloos verloren zijn geweest. En dat is nu juist eeu specialiteit van deze vereeniging. Men mag zeggen, dat zij zich in, de laatste jaren vooral daarop en op medailles heeft toege legd en beide waren altijd van super fijne kwaliteit. De medailles hebben zelfs iets, wat andere medailles plegen te missen, on wel hun vierkanten vorm Derhalve zeg ik, hoewel teleur gesteld, dat ik Vrijdagavond, al is het mooi weer, dus geen Schotsche dans, geene horlepijp en geene cake walk heb kunnen dansen, daarom zeg ik: do regelingscommissie heeft groot ge lijk. Men moet niemand zijn kroon onfrooven. En de kroon van Verfraai ing is nu eenmaalvuurwerk. Weliswaar zijn er ook nu weer mop peraars bij het gros, die vragen „waarom heeft men ons niet vroeger meegedeeld, dan pas vandaag, dat het feest niet doorging? Nu loop je gevaar, dat de duizenden vreemdelin gen, die sedert jaren gewoon zijn, op de roepstem der vereeniging naar Haarlem te snellen, niet tijdig van het uitstellen hebben geweten en in dichte drommen naar het Brongebouw komen, om te zien, dat er niets aan de hand is." Maar ik zeg: „je kunt het niet iedereen naar den zin ma ken. 't Is ook nooit goed. Vandaag is 'tte vroeg, morgen te laat, nu is hei zus, dan is het zoo. Doet liever wat u wilt en laat de menschen praten. Wij zien elkaar Vrijdagavond 14 Augustus op den dansvloer terug," Is er nog behoefte aan een cake walk-danser, dan. stel ik mij beschik baar. Jool moet er zijn, pret moet er wezen, al was 't alleen omdat je toch maar van te voren niet weet, of de vereeniging haar 25-jarig bestaan wel zat vieren ('lis zoo'n rare wereld te genwoordig en dan vuurwerk, veel vuurwerk, vooral vuurwerk Het kan dan ook met de toekomst- genoegens, die voor ons liggen, niet op. De kermis is er ook weer en met haar het heele merkwaardige gezel schap van eigen en anderen bodem, dat zijn levensonderhoud' vindt in kramen, spellen en allerlei kunsten, van de keelspieren zoowel als die van armen en boenen. Het geeft niet den indruk, alsof dit een drukke kermis wezen zal. Naarmate de verkeersmid delen snellor en talrijker worden, le vert de kermis voortdurend minder op, dat we niet iederen dag kunnen zien. of krijgen. Mijn waarde neef Wouter, die graag in uitersten pleegt te vervallen, beweert, dat ik juist den wij tegenwoordig onze lieve, jonge, arbeidzame vrouwen. „Arbeid adelt!" Alleen voor den man van kracht? 't Lljlct er niet naar. Aan 't roer van de huwe- lijk&boot, een vrouw, geadeld in de groo- te werkplaats van den strijd om het be staan, welk een veiligheid voor man en nakomelingen. DEVOOT. Hoogheid. Dus, waarde baron, u heeft vannacht gedroomd, dat u voor mij uw leven waagde? Hoveling. Ja, en Uwe Hoogheid mo ge mij vengeven, dat ik uit dien dToom durfde ontwaken. DE EERSTE. Hij: Zie zoo, nu zal ik vlug de adres sen schrijven voor de verlovingskaar ten. Wie komen het eerst in aanmer king? Zij. Allereerst -mijn vriendin Cl ara- die zal zich blauw ergeren. BOOSAARDIGE DIENSTBODE. I-leer (kwaad). Waarom heb je den hond niet vastgehouden, Anna! Hij had den deurwaarder, die zooeven hier was, bijna in de beenen gebeten. Dienstmeisje: O, mijnheer, ik dacht, dat hij den deurwaarder wel zoo lang zamerhand zou kennen! Dame. U zult de dames wel meestal moeten flatteeren? Schilder. O. ja, soms moet ik ze zelfs flatteeren, door te zeggen, dat ik ze niet fiatteer. UIT DEN KINDERMOND. Kleine Elsje: Mama, waarom noemt u vandaag die tante mevrouw Peper- man, anders noemt u haar altijd tante Zeurkous? HUMOR. Schrijver: Wat zegt gij van mijne humoristische werken? Zal ik ze laten drukken? Vriend. Waarom niet? Wellicht slui pen er eenige aardige drukfouten in! Koopmansvrouw (bij 't feestmaal ter eere van haar echtgenoot, die van een zware ziek'o hersteld is, tot haar over buur). Ik verzeker u, dat zijn leven aan een draadje hing! Ik had al groo- te aanplakbiljetten laten drukken, met: „Uitverkoop wegens sterfgeval!" Rechter: Maar is die getuige dé charge, dien gij wenscht te doen hooren, wel met het feit zelf bekend? Beklaagde. O, ja, Edelachtbare! Die is nog meer van mijn onschuld overtuigd danik zelf! ONNOODIG. I-Ioudt u er geen dagboek op na, mijn heer de student? Waartoe zou dat dienen? Al het wetenswaardige voor mij schrijft de waard reeds op! MODERN. Dé criticus L. heeft weer 'n vinnig artikel in. d,e courant geplaatst. Ja, die voert tegenwoordig een zeer scherpe schrijfmachine- UIT DE KAZERNE? Onderofficier. Ezelskop! Tot dusver heb je tenminste nagepapegaaid, wat een ander je voorzei. Dat kan je ook niet eens meer, en nu sta je daar als een kapotte fonograaf! NOG MEER. Inspecteerend officier: Wat heb je hier te doen? Schildwacht: Op en neer te loopen. Insp. officier: Anders niets. Schildwacht (na eenig aarzelen. Ik kan ook dn 't schilderhuisje gaan. HET TOPPUNT. Heer: Wilton wij een partij schaak spelen, dame? Dame. Gaarne!... ik zal even mijn schaak-costuum gaan aantrekken! DE VOORZICHTIGE LANDLOOPER. Waarom werk je niet? Heb je 't niet gelezen, wat giste ren in de courant heeft gestaan. Overal, waarheen men ook ziet, wordt koortsachtig gewerkt. Zulk een onge zonde bezigheid deugt niet voor mij I IN DAT GEVAL WEL. Gast. Is dit al do ruimte die u hebt? U zei mie toch, dat minstens 50 perso nen bij u konden dineeren Waard. Jawel, mijnheer, dat gaai ook wel, als ze maar na elkaar ko men. TE VEEL VERLANGD. Cliënt. Kan ik een fotografie dezer dame zien Huwelijksmakelaar (verbaasd). Wat een half millioen krijgt zij mede en u wil vooraf nog een fotografie zien EEN BEELD DES TIJDS. (In het hótel). Driemaal bellen kellner. Tweemaal bellen kamermeisje. Eenmaal bellen Ansachtskaart. Jij laat je echter veel door je vrouw zeggen Hou je stil I De eerste tien jaar geef ik voor den schijn toe maar dan11 VERZUCHTING. Zondagsrijder. Nu maken de men. schen zich het hoofd op hol voo,r oen bestuurbaren luchtballon 1 ik zou reeds roet. een bestuurbaar paard te vreden zijn Student A. (in de Soos). Maar, Piet, wat scheelt je? Je wordt zoo bleek als 'n lijk Piet. Och ja; ik lees daar, dat bier 80 tot 90 procent water bevat VERDRAAGZAAMHEID. Vriendin. Uw man is vegetariër, niet waar Dan zult ge wel veel last met de keuken hebben Mevrouw. Wel neen; ik eet het vleesch. on h ij de groenten GEVOELIG. Heer des huizes. Waarom ga je eigenlijk bij ons vandaan, Betje? Dienstmeisje. Omdat mevrouw me voor domme gans uitgescholden heeft en daar kan mijn eergevoel niet te gen bij 50 gulden loon en eens inde clrie weken een uitgaansdag 1 Mijnheer Stoffel (schrijft, nadat hij den Vesuvius bestegen heeft, aan zijn vrouw) .Op een ezel ben ik erte gen op gereden. Zooals blij ons de huurrijtuigen, hebben hier do ezels allemaal n emers, Ik had No. 252. 83 DIAMANT hoeve van Ray was geraadpleegd, te spreken te krijgen. Zelf een geroutineerd advocaat en wetende hoe vaak toeken de won derlijkste begrippen hébben omtrent rechtspraak, dacht hij dat de toestand wel niet zóo erg zou zijn, als Weare hem dien had geschetst, 't Viel hem dan ook sterk tegen, toen hij uit mr. Bodley's mond de stellige verzekering ontving, dat Weare geens zins had overdreven, toen hij Ray's kans op vrijspraak als na genoeg hopeloos had voorgesteld. „De wet hier", verklaarde mr. Bodley, „had oorspronkelijk ten doel ,om den individueelen. mijnwerker te beschermen tegen de bedriegers die er steeds op uit waren hem de vruchten van zijn arbeid te ontstelen. In hoever de wet op moreele gronden valt te verdedigen of te vergoelijken, blijve in het midden, maar de schurken, die de mijnarbeiders aanspoorden om diamant te stelen en door hun sluikhandel ongehoorde winsten behaal den, verdienden dan toch in geen geval eenige sympathie, 't Is nu echter een geheel ander geval", ging de advocaat voort. „De individueele mijnwerker is geheel verdwenen. Eenige van de beruchtste handelaars in gestolen diamant zijn tegenwoordig menschen van grooten invloed, en in eigen schatting heel wat voornamer en respectabeler dan u of ik", voegde hij er lachend bij. „En verder?" „Het gevolg van de geheel veranderde omstandigheden is, dat deze wet, oorspronkelijk bestemd om den individueelen mijn werker te beschermen, een vrceselijk wapen en een middel tot. onderdrukking is geworden in handen van een. maatschappij die zichzelf als boven de wet staande beschouwt, en dat, dank zij de positie welke de heer Magnus inneemt, ook feitelijk doet". „U bedoelt: in moreel opzicht boven de wet; toch niet in let terlijken zin?" „Ik bedoel dit", antwoordde mr. Rodiey, dat als de belangen van de Portersmaatschappij het wenscbelijk maakten om te handelen lijnrecht in strijd met de letter en den geest der wet, of wanneer het in haar kraam te pas kwam, om eenig besluit van het parlement krachteloos te maken, de directie geen oogen- blik zou schromen het te doen. En piet alleen zou er niemand in het land of in het parlement worden gevonden, die op toepas sing der wet zou durven aandringen of een woord van protest zou doen hooren, maar de groote meerderheid zou de onwettige daad nog toejuichen en haar beschouwen als een nieuw bewijs DIAMANT 84 voor de grootheid en macht der maatschappij, belichaamd in den heer Magnus. Ziehier een voorbeeld. Eenige jaren geleden werd een besluit genomen in het belang van Camberlon's han del; het bevatte duidelijke en wèl omschreven bepalingen om trent het bedrijf dor Portersmaatschappij waar zij als hande laarster optreedt. Het is bekend en het wordt ook niet ander stoelen of banken gestoken Magnus heeft het openlijk toege stemd dat het bewuste besluit voortdurend wordt verkracht, eenvoudig omdat bet belang der maatschappij het meebrengt. Men heeft gevraagd waarom de procureur-generaal in Magnus' ministerie, die men algemeen voor een eerlijk en rechtschapen man houdt, niet is opgekomen tegen die wetsverkrachting. De verklaring, die men gaf ik weet niet of zij door den procu reur-generaal zelf is gegeven, maar in elk geval was zij officieel —was, dat wijl niemand te Camber'on een klacht had ingediend ter plaat waar zulks behoort, het niet op zijn weg lag, zich in de zaak ie mengen". .,'t Is ongehoord-" riep de heer Clayton uiit. „Maar is er dan niemand die er zich tegen verzet?" Mr. Bodley lachte. „Natuurlijk nietl geen sterveling," antwoordde hij. „Men hoort gemor genoeg over de Portersmaatschappi., en over Mag nus' regime" de heer Clayton herinnerde zich de uitlatingen van den barbier die hem den vorigen dag geschoren had „maar juist de lieden die zoo hard klagen, zullen er wel op passen dat ze niet openlijk in conflict met de maatschappij ko men. De menschen die zoo ijveren voor de verkiezing van den onafhankelijken candidaat Davidson, aan wier hoofd zich een zekere dr. Spiffkens "heeft gesteld, geven er niets om, of hij ge kozen wordt of niet. Hun heele optreden is eenvoudig comedie- spel. En soms twijfel ik er aan of Davidson zelf wel zoo erg op zijn herkiezing is gesteld. Van de eigenaardige toestanden hier kan iemand die er geheel buiten staat, zich moelelijk eenig denkbeeld vormen". „Maar er is toch een publieke opinie?" merkte dehr. Clayton op. „Laat die zich dan niet hooren?" Mr. Bodley begon te schateren van het lachen. „Mijn beste meneer", riep hij uit, „een publieke opinie of iets wat er naar lijkt bestaat hier absoluut niet. Nu en dan merkt men er iets van, dat er 'een enkele groep is, die omtrent een bepaald punt een meeninjg heeft, d. w. z. het eene belangetje is in strijd met het andere, of de eene buurt meent dat de an-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1903 | | pagina 6