Evclino. J-loo komt dan Clio naam
op uw para-pluie?
Karei, (verlegen). Ik heb die para-
pluie geleend.
Eveline. Van iemand dien u niet
eens kent. Gestolen bedoelt u.
Karei (netelig). Is het wel noodig
om zoo'n toon aan te slaan over iets
dat iedereen wel eens gebeurt. Gesteld
als dat ik eenige onaangenaamheid heb
veroorzaakt door met uw tante te cor-
respondeeren en gesteld al dat ik
die parapluie hm mij heb toe
geëigend, is dat alles dan niet vergefe
lijk? (smeekend). Mag ik hopen, juf
frouw Eveline?
Eveline. Dat mag u niet, mijnheer
Penneman. Of uw gedrag behoorlijk is
of niet moet u zelf maar beslissen.
Maar uw goede meening over u zeiven
is niet te verschoonen. Een man, die
een anders parapluie kaapt en niet
eens slim genoeg is om den naam er
uit te verwijderen, is een domoor en
behoorde niet los te loopen.
Karei (het huis verlatende). Wat
een wanbof! Een ton en een mooi
vrouwtje verloren door een miserable
parapluie van een tientje!
Hamasan
De groote vastentijd, de maand Ha
masan, is voor de vele milli oenen aan
hangers van den islam den 2den De
cember begonnen. Daar men in het
Oosten rekent naar maau-maanden valt
de ramasan in den loop der tijden we
der in het laatste gedeelte van den
zomer, wat pliysisch beschouwd, zijn
groote beteekenis heeft. Sedert vele
weken verwachten alle klassen met
gemengde gevoelens den grooten vas
tentijd, welken natuurlijk de meerge-
goeden veel gemakkelijker ondergaan
dan zij, die beneden hen staan. Allen
echter verheugen zich over het onmid
dellijk daarop volgende Bairamfeest.
De merkwaardigste bijzonderheid van
dezen vastentijd is, dat de Mohamme
danen over dag vasten en 's nachts
feestvieren. De rijken keeren dienten
gevolge dag en nacht om, zij slapen
gedurende een groot deel van den dag
en genieten gedurende de duisternis,
als hun godsdienstige voorschriften
den eetlust geen beperking opleggen.
Voor de orthodoxen onder de arbei
dende menigte is de tijd daarentegen
moeielijk, maar zij wordt geduldig on
dergaan. Zij moeten den geheelen dag
door zooals gewoonlijk werken, maar
mogen eerst na het verdwijnen van het
daglicht eten en zoo valt dus op zeer
ongezonde wijze eet- en slaaptijd sa
men. De ramasan is in den islam alge
meen. In kleine Algerisclie dorpen,
waar de Arabische kinderen onder sier
lijke mozaïkwerken spelen, in de tui
nen om Karthago met haar dadelpal
men, bananen en rozen, in de venster-
looze witte Moorsche huizen, in de
De adoratie van den nieuwen paus door
de kardinalen.
bazaren van Bagdad en Ispahan, op de
hellingen van den Libanon, overal in
het gehcele Oosten is ramasan gedu
rende vele dagen het eenige interes
sante.
De opwinding bereikt haar hoogte
punt, als aan het eiud van de achtste
maanmaand de mullah's op de mina
retten het opgaan van de ramasan-
maan afwachten. Wie een mullah ziet,
roept: „Hebt gij de maan gezien?" En
zoodra de eerste zilverstreep zicht
baar is, luidt het ernstige antwoord:
„Ik lieb haar gezien." De tijding ver
spreidt zich naar alle kanten en de
lange vastentijd begint. Dat komt
overeen met liet voorschrift van den
profeet: „Zoodra een uwer de maan
ziet, moet hij het vasten beginnen."
Het gebruik is gegrond op het histo
rische feit, dat Mohammed in clcze
negende maand een eerste openbaring
heeft gekregen. liet doel is een strenge
boheerschiug van de zinnelijke lusten.
Zoolang men nog een witten draad van
een zwarten kan onderscheiden, zijn
eten, drinken, rooken, baden, liet rui
ken aan parfums en alle andere phy-
sische vreugden verboden. Van zous-
opkomst af tot aan het avondeten toer
mag niet eens een slok water worden:
gedronken; zelfs valt de ramasan dus
in. den zomer, dan is het dagelijksche
vasten speciaal voor de arbeidende
klassen e en zware beproeving. De
grootste ontbering is echter, dat zij
niet mogen rooken. De nargileli, de
tabakspijp en de algemeen in de ha
rem gerookte cigaretten zijn verboden.
Dadelijk na zonsondergang komt de ge-
lieele uitgehongerde familie bijeen om
schotels met gedroogde visch, olijven,
vruchten en tal van verschillende zoe
tigheden te gebruiken.
Allen zitten gehurkt op een lago
divan, vol verwachting om de scho
tels geschaard, totdat de kanonnen
verkondigen dat cle zon is onderge
gaan. Dan roepen allen in koor „Bis-
millah" (in naam van God), en elk
neemt een enkele olijf. Daarna wor
den de verschillende zoetigheden ver-
orbei'd en nu eerst begint het zeer
krachtige maal in elk huis, waar men
zich dat kan koopen. Het groote vier
kante vertrek is totaal ongemeube-
leerd met uitzondering van de divan,
van de in. den winter gebruikte kope
ren kolenbekkens en van de „mangal"
een ^operen met houtskolen gevuld
warmtea.pparaa.t, waarop de groote
hoeveelheden koffie worden bereid. In
liet midden van de kamer ligt natuur
lijk een fraai tapijt. Een tafel ont
breekt, maar daarvoor staat een groo
te ronde met zilver gemonteerde plaat,
waarop een groote ronde witte schaal
met een soort koude broodsoep, om
ringd van op kleine porceleincn scho
teltjes gesneden kaas, ansjovis en ka
viaar geplaatst. Daartussclien liggen
palmhouten lepels en staan bekers met
geurige roode en witte sorbett. Onge
zuurd brood en ramasankock, bestaan
de uit ongezuurd deeg-eiwit en anijs
ontbreken gewoonlijk niet. Menschen
van strengere principes echter nemen
maar een zeer lichten maaltijd of zij
wachten zelfs tot na de „tarawih", de
speciale godsdienstoefening, welke 2
uur na zonsondergang in de moskeeën
plaats vindt. De armen eten natuurlijk
dadelijk na zonsondergang, gaan ver
volgens naar de moskee of houden in
hun huis „Tarawih" waarna zij zich
ter ruste begeven.
De rijken gebruiken een lichter maal
met delicatessen en bezoeken vervol
gens dc feestelijk verlichte moskeeën,
waar minaretten en lambriseering ge
durende de ramasannachten met tal-
looze gekleurde lampions zijn verlicht.
De heiligste dag van de geheele ra
masan is de vijftiende, de verjaardag
der vlucht van den profeet. Op de
zen dag moet de sultan volgens het
aloude gebruik in plechtigen optocht
van de Yildizkiosk naar de moskee in
Stamboel gaan, waar de heilige man
tel wordt bewaard. In de laatste ja
ren echter koos hij ter vermijding van
alle gevaar den waterweg. Na den
godsdienst gaat het volk van Konstan-
tinopel naar de schoone espalanade, van
waar uit men de Gouden Hoorn cn
cj/n Bosporus ziet. Talrijke voetgangers
/vieren de geheele maand een nachte
lijk carneval. Na de promenade be
ginnen de festiviteiten in de huizen
cler rijken. Twee uren voor het aan
breken. van den dag hoort men de
luide kreten van de „wekkers" welke
den slapenden toeroepen dat het tijd
voor den Sahor is, den laatsten maal
tijd voor zonsopang. Vergezeld vaneen
jongen, staat hij voor elk huis stil,
trommelt driemaal en zingt: „Die
groeit, zegt dat er buiten God geen
God is!'- Na den „sahor" is er nog
tijd Ivoor rooken en koffiedrinken, tot
dat de zonsopgangkanonnen het tee-
ken tot het wasschen van den mond
geven en het vasten opnieuw begint.
Teunis, dc cén-oogige schoenlapper,
had alle studenten van de universi
teitsstad waar hij woonde tot klant,
want de studenten mochten Teunis
graag om de leuke zetten, die hij soms
doen kon en bovendien was Teunis
lang de kwaadste niet, wanneer de hee-
ren soms eens wat „court d'argent"
waren. Kon Teunis bovendien behulp
zaam zijn bij het uithalen van een of
anderen studentenstreek, dan liet hij
't nooit onder zich en hij kon zwijgen
ook, als 't er op aan kwam.
Toen het dan ook bekend werd dat
professor Zus-en-Zoo, wereldberoemd
kunstenaar in de gebarentaal, op de
sociëteit een uitvoering zou geven,
dachten dc studenten dadelijk aan Teu
nis om zich ten koste van dien „pro
fessor" eens heerlijk te vermaken.
En Teunis was er voor te vinden.
Zooals zijn gewoonte was in derge
lijke gevallen, vroeg hij niet wat men
met hem voorhad, hij luisterde alleen
naar de instructies die hij kreeg en
men kon er zeker van zijn, dat hij die
instructies letterlijk zou opvolgen.
Zijn instructies luidden nu nogal een
voudig:
Hij zou zich deftig in het zwart
De menigte op het St. Pietersplein te Home kijkend naar den rook, die den uitslag eener stemming
voor den nieuwen paus verkondigt.
kleeden, in rok, de studenten zouden
er voor zorgen dat hij een gehuurd
zwart pak kreeg, dan zou hij op de
sociëteit komen, men zou hem zetten
tegenover een heer en hij zou goed moe
ten opletten wat die heer deed, zon
der dat hij één enkel woord mocht
spreken.
Was 't anders niet?
Dat zou Teunis wel opknappen.
Het was echter met de schoenlap-
perij juist erg druk en zoo had Teunis
op den bewusten avond tot het laatste
oogenblik toe zitten werken, daarna
haastig het zwarte pak aangeschoten,
waarvan de broek hem te lang en dc
rok te wijd was maar dat hinder
de niet en nu wilde hij eerst nog
gauw een boterham eten, want met die
studentengrappen kon men noort we
ten hoelang het duren zou eer hij weer
thuis was.
Teunis had pas den eersten hap van
zijn boterham genomen, toen twee stu
denten zijn pakhuis binnestormden.
Duivelschc kerel, waar blijf je, we
zitten in de sociëteit al op je te wach
ten.
Dadelijk, stamelijk Teunis met
den mond vol, eerst even 'n stukje
brood eten
Zeur niet, eet in je eigen tijd.
En voordat Teunis er iets tegen
doen kon pakten de studenten hem elk
bij een arm en sleepten hem de straat
op met zooveel haast, dat hij zijn afge
beten boterham nog in de hand hield.
Steek dat maar in je zak.
Teunis borg met een zucht het over
schot van zijn boterham in den ach
terzak van zijn rok en was weldra
op de sociëteit, waar men in de gang
eersi# zijn kleeren recht trok cn hem
vervolgens in de zaal bracht.
„Professor" Zus-en-Zoo zat op het
podium en plechtstatig voerde men
Teunis daarheen en zette hem op een
stoei tegenover den kunstenaar in de
gebarentaal neer.
De één-oogige schoenlapper had geen
flauw begrip van hetgeen er met hem
gebeuren moest, maar hij bekommerde
zich daar ook niet over. Ilij zou wel
zorgen dat alles goed afliep, want dan
zat er voor hem een flinke fooi op.
De ,,professor" keek hem strak aan,
maar Teunis sloeg zijn eene oog niet
neer.
Daarop stak de professor één vinger
op en werktuigelijk stak Teunis er
twee op.
De „professor" toonde nu drie vin
gers.
Het scheen dat Teunis kwaad werd,
hij wilde iets zeggen maar bedacht zich
nog tijdig dat het spreken hem ver
boden was, daarom balde hij alleen zijn
vuist, waarop de „professor" een appel
te voorschijn haalde, dien hij Teunis
voorhield, maar nu kon deze zich niet
langer bedwingen, hij tastte in zijn
zak, haalde zijn afgebeten boterham
er uit, wierp den „professor" dien in
het gelaat, holde het podium af en
onder daverend lachen der studenten
de zaal uit.
Professor Zus-en-Zoo wachtte kalm
tot de hoeren weer wat bedaard "wa-
en zeide toen:
Mijneheeren, die heer heeft het
ver gebracht in de gebarentaal. Ik
zal u de verklaring onzer gebaren ge
ven. Met één vinger op te steken be
doelde ikde eerste menschzijn twee
vingers antwoorddenen de vrouw
mijn drie vingers beduidden: en hun
eerstgeboren zoon. Daarop balde hij
de vuist als wilde hij zeggen: zij wa
ren vereenigd. Ilc vertoonde hem toen
den appel, die oorzaak was dat de eer
ste menschen uit het Paradijs werden
verbannen cn door mij brood in het ge
laat te werpen antwoordde hijin het
zweet uws aanschijns zult ge uw brood
verdienen.
Een geestdriftig applaus volgde, maar
Teunis was weg en kwam niet terug,
zoodat de studenten besloten hem te
gaan halen.
Zij kwamen aan zijn pakhuis.
Daar zat hij, schuimbekkend van
woede op zijn driepoot en smeet driftig
Insectenetende planten.
(Bij de platen.)
Tot de interessante verschijnselen in
de plantenwereld hoor en de vleesch-
etende planten een groep van gewas
sen, welke apparaten tot het vangen
van insecten en andere kleine dieen,
bezitten, en deze m<et behulp van een
vloeistof, welke ze daartoe afschei
den, behoudens de harde deelen, op
lossen.
Nog niet zoo lang is het bestaan dier
planten bekend.
Het eerste bericht over een derge
lijke plant komt voor in een brief uit
het jaar 1769 van den Amerikaan-
schen natuuronderzoeker Ellis aan
een beroemd Europeesch botanicus.
Ellis had in de moerassen van Noord
en Zuid-CaroTina de Venus-vliegenval
ontdekt. In 1782 ontdekte de Duitschcr
Roih in de Duitsclie venen de zonne
dauw, ook een insectenetend plantje,
doch eerst door Darmins in 1875 uit
gegeven systematische studie werd de
insecten met een krans van vangar
men en lost het evenals de venusvaL
met behulp van afgescheiden sap op.
Zooals we al zeiden bestaan er ech
ter meer dan 300 soorten van deze
planten, de een al merkwaardiger dan
de andere en eilk voor zich een bewijs
van de vele wonderen in de natuuir.
Het bezoek van een
dichter en van een hond.
Eén van de veertig „onsterfelijke' le
den der Fransche Academie was aan de
gelederen van het leger der wetenschap
ontvallen en velen achtten het ontwij
felbaar, dat de beroemde dichter Alfred
de Musset diens plaats zou innemen.
Daartoe legde deze thans zijn bezoeken
af bij geleerden en autoriteiten, leden
der Academie, om hun stem te verwer
ven.
Verscheidenen dezer hadden den dich-
Gevangen vlinder.
de laarzen, waaraan hij had zitten wer
ken, in een hoek.
Teunis, kerel! riepen de studen
ten, je hebt je kranig gehouden!
Maar Teunis was voor dien lof niet
vatbaar.
Laat die leelijke kerel mij niet
onder mijn handen komen! brulde hij,
wat denkt hij wel, dat ik mij door zoo'n
vreemden snoeshaan in de maling laat
nemen?
Maar wat is er dan gebeurd, dat je
zoo kwaad maakt, Teunis?
Neen, of ik 'm niet begrepen heb.
Eerst kijkt hij mc zoo brutaal mogelijk
in mijn facje en wijst toen met zijn vin
ger: Je hebt één oog. Ik ben 'n goeie
vent cn nam 't nog als een grap op,
daarom sta ik mijn twee vingers op,
als wou ik zeggen: jij liebt er twee.
Maar wat doet hij toen? Ilij steekt drie
vingers op, wat zooveel beteekende als
we hebben er drie met ons beiden. Dat
werd mc te kras, ik dreigde hem met
mijn vuist, maar of ik een kind was,
dat zich laat zoet houden, laat hij mij
een appel zien. Toen werd ik razend,
ik nam mijn boterham uit mijn zak en
smeet hem dien naar zijn kop.
wetenschap omtrent die planten al-
gemeen.
Thans kent men ongeveer 350 in
sectenetende planten tot 15 families
behoorencl en in bijna elk klimaat
haar vertegenwoordigers hebbende.
Hos de op_onze afbeelding voorko
mende venusval haar prooi vermees
tert. blijkt vrij duidelijk daaruit. Elk
der bladen heeft aan 't eind een zeer
gevoelig, zich om het midden dicht
vouwend kussen, dat aan beide zijden
drie haren draagt, wordt een dezer
haren door een insect of iets anders
aangeraakt, dan sluit het kussen zich
op do wijze als de derde afbeelding
geeft te zien. Is hef blad gesloten, dan
begint een sapafscheiding, welke de
weeke deelen van het. gevangen insect
oplost en gedurende <4 k 6 dagen aan
houdt. dan is het bruikbare genuttigd
en opent het blad zich weer voor een
nieuwen prooi.
Een andere vleeschetende plant is
de zonnedauw, zoo genaamd om de
afscheiding van een fraaikleurig sap,
dat zich droppelsgewijs op de bladein
den bevindt. Deze plant omhelst de
Ier reeds welwillend ontvangen. Thans
is hij op weg naar het kasteel d'Etiolles
een uur buiten Parijs, welks bewoners
een grooten roem van beschaving en let
terkundige ontwikkeling bezitten.
De bezoeker treedt de oprijlaan in,
overdenkende wat hij tot den graaf zal
zeggen. Daar ziet hij zich op den voet
gevolgd door een hond, die evenals hij
naar het woonhuis gaat. Het dier is met
modderspatten bedekt, zijn ooren zijn
gescheurd, zijn lichaam is met sporen
van uitslag bedekt. Hij maakt geheel den
indruk van een straathond. Trouw blijft
het dier aohter den wandelaar aanloo-
pen. Blijkbaar is het echter geen vreem
de Indringer, maar de hond der fami
lie. Want als de deur geopend wordt
en De Musset naar binnen gaat, sluipt
ook de hond het huis in en legt hij zich
in een hoekje neder. Op een handwerkje,
dat een der jeugdige bewoonsters van
het kasteel voor grootmoeder vervaardigd
heeft, maakt hij het zich gemakkelijk.
Daarbij rolt hij zich zóó ineen, dat nie
mand erg heeft in den ongevraagden
gast.
Even daarna komt ook de heer des
huizes: hij heet den dichter hartelijk
welkom. De heer d'Etiolles is een be
jaard man, aangenaam en vriendelijk in
den omgang. Hij behoort niet tot die
menschen, die tot de beste schrijvers
minachtend zeggen„Wij lezen niet
meer, wij herlezen nog slechts." Hij was
eerlijk en las alles, wat hij lezenswaar
dig vond. Ilij was een beschaafd man en
schrikte jeugdige talenten niet af. Hij
had alle verzen van den dichter gelezen.
-"I
jjh
Bladeinde van den VenusvaL