DE ZATERDAGAVOND.
Gratis Bijvoegsel van Haarlem's Dagblad
Letterkundig Weekblad v©©r «tong ®n Oud.
BRANDKASTEN.
«frg-s- n
PB ZAT BRPAGAVO ND,
PRACTISCH.
JantjeMoe, vandaag moet u mijn
neus niet schoonmakenwe hebben
straks Fransch en dat kan ik dan
beter uitspreken.
OMMEKEER.
Bediende Mijnheer, ik heb van
morgen een valschen rijksdaalder ont
vangen.
PatroonJe bent een ezeleen
eend
BediendeMaar ik heb hem weer
uitgegeven.
Patroon Je bent een verstandige
kerel
NIET ZOO BEDOELD.
(Proces-verbaal van den dorpsveld
wachter aan den burgemeester). Aan
de vechtpartijen heeft vooral deelge
nomen een boer, die met een bierglas
op bet hoofd is geslagen. Zijn. toe
stand: is hopeloos, daar hij zichond'cr
behandeling bevindt van den doktor
alhier."
ZEG EENS.
Joviale boefZog eens, meheer de
president, zouden we de zitting niet
verdagen
RechterWaarom
Joviale beefNou, zie je, ik goloof
je bent zoo slecht gemutst, hè
DE KNAPPE KELLNER.
ProfessorKellner, heb je even een
encyclopedie ter inzage.
KellnerNeen, maar wat wilt u
weten, professor? k
OVERDRIJVING.
A. Wat heeft die Meier toch reuzig
groote voeten.
B. Ja, ik geloof, dat die hij iederen
stap voelt, dat de aarde rond is.
NAÏEF.
Hij Vrouwtje, do eieren zijn, niet
heel vevsch
Zij Hoe kan je d'at nou zeggen,
mannetj e Een kwartier geleden heeft
de keukenmeid) ze pas gehaald 1
HERKENNINGSTEEKEN.
Hotelhouder Frits kijk die dame
goed aan, dat je haar op het station
ook weer zult herkennen.
Kellner O, ik heb voorzichtigheids
halve maar vast wat saus op haar
rug gemorst.
DE VERRASSING.
Zij We], mannetje, hoe heeft het
je vandaag gesmaakt?
HijDank je, uitstekend.
Zij Dat doet me pleizier. Marie
heeft namelijk vandaag heel alleen
gekookt; je wensch, dat onze dochter
in de puntjes koken zou leeren, is dus
vervuld. Maar nu vraag ik ook om
de verrassing, die je ons voor dat
geval beloofd! hebt
Hij Met genoegen, liefsteDe vol
gende maand doen we de keukenmeid
weg I
ADVERTENTIE.
„Gisternacht verloren een zilveren
horlogeketting. Bijzonder kenteeken:
er zit een horloge aan. Terug te
bezorgen hij Boemel, student, Maan-
straat 11."
VERZACHTENDE OMSTANDIGHEID.
Rechter: Heb je tegen den eiscli
van den heer officier van justitie iets
in te brengen?
InbrekerIk verzoek u, verzach
tende omstandigheden in aanmerking
te nemen, omdat ik eigenlijk vol
strekt niet zooveel heb willen stelen,
als ik meegenomen heb.
NUTTIG.
RechterGetuige, u hebt den twist
tusschen de beide eclitgenooten aan
gehoord welke meening hebt u er
van gekregen
GetuigeDat ik nooit van mijn
leven trouw, edelachtbare.
HIJ DOET HET ALLEEN.
Keukenmeid (tot soldaat, haar vrij-
er)Zeg, Jan, weet je geen goeden
vrijer voor onze linnenmeid
SoldaatWaarom Met het beetje,
dat bij jullie overblijft, speel ik het
alleen wel klaar 1
ALTIJD DEZELFDE.
Vrouw (wier man kort te voren ge
ërfd heeft)Ik ga nu uit, om een
brandkast te koopen, vindt je dat
goed1, Willem?
Professor (verstrooid): Waarom?
Laat er een paar op zicht sturen.
DE JARIGE.
Och, buurvrouw, moet je nu weer
in die hitte den geheolen dag in do
keuken bezig zijn Heb je be
zoek?
Ja, mijn man heeft eonigc vrien
den genoodigd, die vieren met hem
mijn verjaardag.
MODERNE KEUKENMEID.
MevrouwMina, is het eten nu nog
niet klaar? Wc hebben allen verba-
zenden honger 1
Mina (in een boek lezend)Wel
foei, mevrouw, hoe materialistisch
Ik ken slechts geesteshonger 1
VERGEETACHTIG.
U komt mij zoo bekend voor,
maar ik weet ine niet te berinneren,
waar ik u meer kan gezien hebbem
Niet? Onder uw automobiel,waar
mee ge me Zondag hebt overreden 1
SLECHT GEWETEN.
Zondagsjager (met een zelf ge
schoten haas thuis komend) Annie,
als hij soms niet heel lekker meer is,
dam komt het omdat ik met een boe-
mieltrein gekomen ben.
LANGS EEN OMWEG.
Vrouw (die naar een zeebad wil)
Och. Alfred, ik wilde dezen zomer zoo
gaarne uit de verte naar je verlan
gen!
WELGEMEEND.
Horlogemaker Ik zou u dit goed-
koope horloge niet aanraden, juf
frouw, het is zoo zwak van goud, dat
u zich zou moeten schamen, als 'tu
ontstolen werdi
DE PANTOFFELHELD.
BezoekerIk mag toch zeker wel
een sigaar opsteken?
Heer dies huizes (wiens vrouw
niet aanwezig is) Ga gerust je gang.
maargeef me dan eerst 'n schrif
telijk bewijs, dat ik hot niet ged'aan
heb 1
VERNIETIGENDE CRITIEK.
Wel, mijnheer de directeur, wat
zegt u van mijn sensatiestuk, mot
dien automobiel-catastrophe aan bet
eind;, waarbij alle personen omko
men
Urn, zoudt u dat ongeluk niet
in het begin van de eerste scène kun
nen brengen?
105 DIAMANT.
wel zooveel reden tot optimisme was en of hij zich de dinigen
niet veel te rooskleurig voorstelde. Zeker, er was geen twijfel
aan, of Ray zou onder borgstelling in vrijheid worden gesteld
ln afwachting van zijn vonnis; maar hoe zou het vonnis Ruiden?
Daarop toch kwam het aan. Hoe zou Ray zijn onschuld kunnen
bewijzen voor een rechtbank, die zich in al dergelijke gevallen
partijdig had getoond en steeds geneigd was, onvoorwaardelijk
de schuld van den beklaagde aan to nemen? Hoe gering was
de kans, dat een dor leden van. die rechtbank zich de moeite
zou getroosten de zaak nauwgezet te onderzoeken Hij herin
nerde zich (geen enkele maal dat iemand, die wegens een soort
gelijk misdrijf als men Ray ten laste legde, had terechtgestaan,
was vrijgesproken. En hoe kon het ook, waar op den voor
grond stond, dat (le belangen van do Portersmaatschappij boven
allo andere gingen en waar van den beklaagde werd geëischt,
dat WJ zijn onschuld aan liet hem ten laste gelegde feit Zou
bewijzen, wat natuurlijk ln verreweg de meeste gevallen
absoluut onmogelijk was-
De kans dat <le aanklacht zou worden ingetrokken, scheen
hem gcrlnlg. Weliswaar had zijn bezoekster van den vorigon
avond hom die mogelijkheid voorgespiegeld, maar welke waarde
kon hij nun baar woorden hechten, al was zij geheel te goeder
trouw? Het viel niet to ontkennen, dat Comberton een zeer
eigenaardige stad was en dat er vreemde dingen gebeurden.
Omstreeks half zeven stond Philip op, berekenend dat hij
nog Juist, tijd genoeg zou hebben om te ontbijten in het restau
rant waar hij gewoon was te komen, en om tegen half acht
aan hot station te zijn, het. uur waarop de heer Magnus werd
verwacht. Toon hij omstreeks tien minuten vóór de aankomst
van don trein het station bereikte, zag hij buiten een open
landbouwer staan. Do paarden warm uitgespannen en twee
of drio mannen, die Philip terstond herkende als employés van
do Portersmaatschappij, waren bezig een stevig touw vast te
maken aan hot lemoen van het rijtuig, terwijl een tachtig
honderd man van hetzelfde slag er grlnnekend naar stond
to kijken, In het voorbijgaan hoorde hij spottende en honende
opmerkingen aan het adres van den grooten man, wien zulk
een slaafsch eerbetoon wachtte. Een der mannen klopte Philip
op den schouder
„Kom, Winter", zei hij lachend, „help jij ook eens een
handje mee om den ouden smeerlap naar Jen duivel te rijden!"
DIAMANT. 102
kijkend, ,,'t Kon zijn dat Iemand on;s hoorde. In vijf minuten
kan ik u alles verteld hebhen."
Overwegende, dat als deze of gene van zijn huisgenooten
hem met de vrouw mocht hebben zien praten, ,er toch al
kwaad van zou gedacht worden, en nieuwsgierig geworden
naar wat zij jhem te zeggen zou hebben, stemde hij aarze
lend toe.
„Kom dan maar binnen," zeide hij.
Hij wees haar een stoel aan bij den: schoorsteen, terwijl hij
zelf plaats nam bij de deur, die hij bijna wijd open liet staan.
Vrouw Jacobs keek met groote oogen do kamer rond, die
sloclits flauw verlicht werd door een enkele kaars.
„Wat ziet het er hier gezellig uit!" zeide zij, „en wat een
mooie schilderijen
„Vindt je?" antwoordde Philip. „Maar dilt is het toch niet
wat je me komt vertellen, ,wel?"
„O nee", zeide zij verlegen, „neemt u me niet kwalijk. Ik
kwam om over uw vriend, dien zo in den tronk hebben gezet,
praten. Hij is toch immers uw vriend, 'nietwaar Ray
Woiston?"
„Hij is zóóveel mijn vriend," .antwoordde Philip langzaam,
„dat als ik de plaats waar ;hij zich nu bevindt voor hem mocht
innemen, ik het zonder eenigc aarzeling zou doen. Hij is
méér dan mijn vriend
„Ja!" riep zijn bezoekster levendig uit, alsof dozo vriend
schapsbetuiging haar bijzonder verheugde, „Dus als ik hém
een dienst bewees, dan zou dat hetzelfde zijn, alsof ik u oen
dienst; bewees?"
„Volkomen hetzelfde", boaamdo Philip. „Mot dit verschil,
dat ik m.o er nog meer over zou verheugen."
„Dan is het goed", zeide zij, „ik wilde volkomen zeker van
mijn zaak zijn, begrijpt u?"... U hebt mij van nacht een
grooten ^dienst bewezen door den dokter voor mo te halen
daardoor bobt u het loven van mijn kind gered Ik ben u
daarvoor dankbaar en zal u er oen bewijs van geven."
„Waardoor?" vroeg hij, onwillekeurig in spanning geraakt.
Zij wachtte een oogenbiik en zeide toen half fluisterend
„Gesteld eens dat ik aan de geheele zaak een einde kon
maken?"
„Wat - Bedoel Je de aanklacht tegen Ray WolstonT"
Zij knikte.
.li w- s.a a a-g'8 gsg s/sgigivis;?.
No. 157.
Zaterdag 5 September
1903
Meest gelezen Dagblad m Haarlem en Omstreken.
DE COLLECTE.
(Naar het Fransch).
In de eetzaal van het hotel „de d'Em-
pereur" een der voornaamste van de zeer
bezochte badplaats Erouville, was een
plakkaat opgehangen het kondigde aan
dat na afloop van het diner een collecte
zou gehouden worden voor het Ouman-
nenhuLs van de Zusterkens der Armen.
Om 12 uur liet de bel voor dien maal
tijd, voor de eerste maal haar gelui ver
nemen, waarna een tweede gelul voor
de achterblijvers en weldra kwamen de
gasten haastig en opgeruimd aanzitten.
Gedurende het eerste gerecht viel er
een schaduw van misnoegen op het ge
laat der badgasten waar te nemen, en
liep het gesprek over een en hetzelfde
onderwerp„De exploitatie van den
vreemdeling in de badplaatsen."
„Morgen eindig ik mijn kuur", zei eene
jonge vrouw tot haar buurdame, „het
wordt tijd I Zoudt u wel willen gelooven
mevrouw, dat dit nu' al de derde collecte
is sedert mijne komst? Ik verzeker u
mijn portemonnaie is geheel uitgeput,
't Hotel vreeselijk duur, de behandeling,
de geneesheer, het dienstpersoneel, sou.
venirtjes mede terugbrengen, zonder nog
het noodzakelijk aanschaffen van nieu
we toiletten te rekenen.")
,,'t Is genoeg om een Croesus te ruï
neeren, en dan komt er nog bij die ver
tooning voor die oude mannetjes uit e
buurtU zult het met mij eens zijn dat
zoo iets onaangenaam 1*
„Ik", voegde een deftig heer er aan
toe, „hdb alle sympathie voor de toe
vluchtsoorden, de werkplaatsen, de be
scherming van behoeftigen en van har
te geef ik elk jaar een bijdrage, maar
voor de rest moeten de zusterkens mij
met rust laten."
De deur gaat open en de twee Zusters
der armen treden binnen.
De een, bejaard, groot met bleeke wan
gen schreed bescheiden voort, zonder
beschroomdheid en haar houding ver
ried niet de minste verlegenheid, terwijl
zij langs de eene zijde van de tafel ging,
om aan de badgasten haar ieege pre
senteerblad voor te houden.
De andere, klein, fijn onder haar met
capuchon overdekte muts, had daaren.
tegen de wangen met een frisschen blos
overtogen, hare oogen, strak terneerge
slagen, onder de blikken, die haar volg
den, en het beven harer handen getuig,
den van zenuwachtigheid.
De portemonnaies werden geopend, en
al do vreemdelingen en zij die een half
uur te voren tegen de collecte gebromd'
hadden, zochten zonder aarzelen een
zilver- of goudstuk op, om het op het
blad neer te leggen dat hun werd voor
gehouden om der liefde Gods en van de
armen.
Do Zusterkens gingen steeds voort, elk
aan een kant .langs de groote tafel, den
gevers haar dank betuigend en de be
deesde van de twee herkreeg allengs
haar moed. Men betoonde zich welwil
lend, met meerdere of mindere edelmoe-1
digheid het blad werd zwaar, de op
brengst voor c\ grijsaards zou overvloe.
dig zijn, welk een vreugde I
Eensklaps werd de Jonge Zuster door
Ilct Engclsche jacht „Shamrock IIP', dat om den America Cup
zeilt, in het dok.
een huivering.bevangen. Een der gasten
had een sou op het blad geworpen en
voegde haar toe, onder de doodsche
stiIto die er hecrschte:
„Dat is genoeg voor Zusters, die gaar
ne drinken, men kan het u aanzien I"
Het lieve Zusterke werd nog rooder
zij durfde de oogen niet op te slaan naar
den beleedigcr, ,uit vrees dat hij een
traan zou ontwaren, die in haar oog
was opgeweld. Doch zacht, met onbe
grensde nederigheid, antwoordde zij
„Dank u, mijnheer I"
Daarna ging zij naar een Jong luite
nant van do Jagers. De officier stond
hoogst ontroerd op en terwijl hij een
goudstuk op den sou van zijn buurman
neerlegde voegde lilj haar toe
„Eerwaarde Zuster", het spijt mij, u
niet meer te kunnen geven voor uwe
grijsaards maar wilt u mij toestaan u
de hand to drukken?"
Hot zusterke boog het hoofd en stak
hem hare bevende vingers too.
„Dank u voor het leger I" besloot de
officier op opgcruimden toon, „de Zus.
ters zijn onze goede beschermgeesten!"
En na voor haar eene eerbiedige bui
ging gemaakt te hebben, hernam hij zij
ne plaats, zonder in liet minst conige
notitio te nomen van den beloediger.
De badgasten hadden mot opmerk
zaamheid d(e twee tooneelen gevolgd.
Geen woord werd gewisseld.
De twee Zusterkens waren aan het
einde van de tafel bij ekaar gekomen
de collecte was gedaan.
Zij groetten do gasten, en met beide
handen de met geldstukken beladen bla
den dragend, gingen ze de zaal door.
Men glimlacht haar toezelfs kwa
men op den dortocht nog nieuwe offers
toestroomen. Haar eenvoud, haar zacht
heid, vooral de daad van den jongen
officier hadden over egoïsme en men-
schelijk opzicht gezegepraald.
Doch te midden van de eetzaal geko
men bleven onze collectanten stilstaan.
De beleed iger Had vóór haar plaats ge
vat.
„Men heeft mij zoo even een welver
diende les gegeven," sprak hij luid op
vasten toon, „ik vraag u, vergiffenis,
Eerwaarde zuster, dat ik u zoo grof en
zoo onwaar durfde beleedigen 1"
En deze woorden voleindigende stopte
hij tweehonderd fres. onder de andero
geldstukken.
Het zusterke vestigde een dankbaren
crkentelijken blik op hem.
„DanJt u, mijnheer", fluisterde zij,
ten tweede male.
En do Zustors verlieten de zaal terwijl
nu een nieuwe traan ln het oog van't
Zusterke, welde, een traan van innige
vreugde. TRUDE.
Brandkasten hebben een historie
even oud als die van het geld.
Dat spreekt vanzelf.
Zoolang geld bestaat, bestond ook
do behoefte aan een goede plaats van
bewaring, veilig tegen dieven en eeni-
germate veilig tegen brand.
Maar die behoefte ig gaandeweg
grooter geworden. De menschkoid werd
langzamerhand, maar geregeld, min
der braaf, en de dieven werden méér
geraffineerd, vernuftiger, beschikten
over beter werktuigen.
Ook is liet aantal zware branden
grooter dan voorheen geworden.
In den aanvang van liet geldbcstaan
dan had men genoeg aan een ouden
pot, waarin liet geld, gewikkeld in
een kous, onder de vuurplaat werd
bewaard. Ieder huis had zijn vuurplaat
en onder elke vuurplaat was een ge
legenheid tot geld bergen in den pot
en de oudo kous.
Maar die bewaarplaats werd te al
gemeen bekend dieven zochten da
delijk do vuurplaat op en dc be
hoefte ging ontstaan aan een nieuwe
geldbcwaring.
Zoo kwam het tweede stadium: de
eiken geldkast achter dc bedstee. Ach
ter de bedstee was in den muur een
holte geslagen, afgesloten met een hou
ten deur; in die holte ging het geld, de
deur dicht en het bed werd vóór de
deur opgemaakt. Dus moest een even-
tueele dief om bij de specie des huizes
te komen, het lieele bed en deszelfs
inliggenden opruimen vóór hij toegang
had.
Maar ook dat probleem wisten die
ven, die er slag van kregen. weL op
te lossen, vaak op zeer ruwe en voor
de betrokkenen alleronaangenaamste
wijze. Bovendien deugde die bewaar
plaats achter het bed niet tegen brand.
Een paar jaren lang behielp men
zich toch nog met de eiken kisten, die
men in kolkwatcr onbrandbaar bad
gemaakt, maar toen kwam de derdo
periode, die van het ijzer, waaruit do
moderne brandkast, als floricus sym
bool van menschelijko achterdocht
hebzuchtig- en voorzichtigheid statie
vol gerezen is.
Evenwel dit is met schakeeringen
geschied.
Eerst was 't een gewone ijzeren kist
met stevig slot, een onhandig, moei
lijk te hanteeren meubel. Maar in den
eersten zwaren brand den besten
schrompelde het ijzeren gevaarte ineen
en dc inhoud verkoolde of smolt. Dat
bracht een fabrikant op do idee een
dubbelen wand om dc ijzeren kist to
maken en de tusscbcnruimte te vullen
met krijt.
De belangrijkste stap op het ge
bied van het brandkast wezen was nu
gedaan en sedert heeft men steeds ver
beterd tegen ernstiger branden cn slu
wer boosdoeners.
Zwaarder en zwaarder van construc
tie werden do brandkasten, men maak
te ze van staal en met dikker en dik
ker wanden, 't Moderne vulsel is ecu
vermenging van mahonielioutzaagsel
en ongebrand aluinpoeder, minstens
10 c.M. dik.
Do werking van dit vulsel is ge
makkelijk te verklaren. Als men aluin
verhit, begint het'te verkalken: een
sterk percentage waterdamp ontstaat.
In de hitte van een brand begint dus
het aluin in het vulsel te calcineeren.
dc waterdamp maakt liet houtzaagsol
doornat en trekt vandaar, langs do
poriën in de kast gelaten, daarbinnen,
den inhoud bevochtigen. Houdt de
brandhitte aan, dan begint het vocht
in de kast te verdampen on zich door
de naden in do deur naar buiten to
persen, een actie die tevens 't binnen
dringen van de hitte belet. Maar als
ook dat geschied is, als al het water
is uitgedreven, moet men voor den in
houd der kist niet te veelmeer geven,
die is dan wel verloren. Gelukkig stort
in deze situatie moestal het brandende