ALLERLEI.
Automobielen over de Sssitsersche bergpassen*
Het reizen per automobiel over de
Zwitsersche bergpassen is van over
heidswege alleen geoorloofd, wanneer
de automobiel, Zoolang zij zich op d'e
passen bevindt, wordt voortbewogen
door... paarden. De overhield acht het
gevaar van automobiel-reizen in het
gebergte te groot- en wil de automo-
Automobielen vóór het ver'rek over een Zwitserschen bergpas.
bilisten d'oor bespanning met dieren, dus juist wanneer het meest met au
dio geen poot verzetten, of zij moeten to's wordt gereden1, is het transport
vasten grond'onder zich hebben, dWin- per paard in de Zwitsersche bergen
gen tot matiging dier snelheid en be- .het duurst. Het is nu geen zeld'zaam-
veil iging van eigen leven. heid, als men auto's tegenkomt, be-
Deze bepaling is voor de bewoners spannen -met twee of meer paarden,
der betrokken streken een buiten- die in een slakkengangetje die afgr-on-
kansje, want midden in het reisseizoen den langs rijden.
Een automobiel op een Zwitserschen bergpas.
goed, .dat ik het voorwerp van zijn zoe
ken miste.
En toen verlichting Bij een coupé,
links .en rechts kijkend stond een jonge
dame met een gekarteld rood lint om
haar stroohoed. In minder dan .geen tijd
was ik bij haar.
„Miss Alis
Vlug draaide ze zioh om en viel in
„O, daar bent/U,l Hoe gaat 't u Wat
vriendelijk van u om hier op, m,e te
wachten. Zoudt u me een (kruier -kun
nen brengen? Ah, daar zie ik er ,een.
Houdt die dingen even vast, wilt u?"
Ik bleef staan met 'n zwaar net (zooals de
dames .gebruiken bij .'t winkelen) en
een hoedendoos onder mijn arm. Het
was (geen schitterende positie, vooral
daar ik me erg deftig gekleed had.
In een iminuut echter (gelukkiig dat
mijn ellende niet langer duurde) kwam
ze met een witkiel terug. De man had
de .gewone ruwheid van zijn slag en
grinnikte toen hij me v.an mijn iaisten
ontdeed.
„U hebt zeker een portmanteau?"
vroeg ik.
„Ja, in het rek. Hierheen man."
Snel als de wind haalde ze haar an
dere spulletjes.
Dat was niet ,hat slag meisje dat ik
verwacht had. Verlegen, jawel I Zij was
zelf ver trouw end ini de hoogste graad en
ze had een meesterlijke wijze over zich
die dien ouden kruier waarachtig deed
draven om haar commando's uit te
voeren.
Toen fwe daar zoo stonden, wachtende
tot haar bagage uit den wagen was ge
lost, zag ik een glimp van haar gelaat,
't Was onmiskenbaar knap: Heur haar
was .van die schitterende gouden kleur,
die altijd mijn bewondering opwekt en
het viel met betooverende kleine krul
letjes ,in haar nek. Ze had fiksche blau
we oogen, een goed .gevormden neus
en den liefsten mond, die maar te ver
zinnen is. En dit meisje, hem in elk
opzicht ongelijk, was Harry Alison's zus.
ter I
„Ik zal een rijtuig nemen." 't Was hoog
tijd om mijn autoriteit te doen gelden.
„Heel graag."
De kruier stuwde haar bagage op de
imperiaal van het aapje. Ik hielp haar
instappen, zag dat alles goed geborgen
was en gaf den koetsieT zijn instructies.
Toen zette ik me naast haar.
„Gaat u mee?"
„Ja, Harry vroeg me toe te zien dat u
veilig terecht kwaaml."
Haar aardige lipjes trokken een wei
nig samen.
„Hij denkt dat ik nog een kind ben".
„Dat doen broers meestal", antwoord
de ik met een tikje cynisme. „Maar hoe
is het met Harry?"
„Zooals altijd. Hij is niet erg sterk
moet u weten."
Dat was klaarblijkelijk een beetje zus
terlijke bezorgdheid. Ik kende geen
mooier exemplaar van mannelijke kracht
dan Alison.
„Op schooi was hij een reus in kracht"
merkte ik op.
„Was u met hem op school?"
„Zeer zeker."
„Dat heb ik nooit geweten. Wanneer
was dat?" gichelde het meisje, „wat
moet u dan verschrikkelijk oud zijn".
Dat was al een heel ongelukkige op
merking. Als er een ding was, waar ik
me op verhoovaardigde, 'dank zij mijn
geregeld leven en het (geheim) gebruik
van een haarmiddel, dan was het mijn
jeugdig uiterlijk. Ofschoon ik acht en
twintiig was, hield men me gewoonlijk
voor achttien. Ik viel terug in mijn
hoekje van het rijtuig en liet in stilte
mijn gevoel van gekwetstheid uitdruk
ken.
„Wees alstublief niet boos. Zoo heb ik
't niet bedoeld."
Ze had haar hand zoo'n lief gegan-
teerd handje op de mouw van mijn
jas gelegd en haar oogen pleitten om
vergeving. „In orde" zei ik met verwon
derlijke goedheid, mijn staat van nijdig
heid In aanmerking genomen. „We zul
len er niets meer over zeggen."
„Dat is aardiig van u. Zeg me nu eens
de namen van al de straten en gebou
wen die we voorbijkomen". Ik deed het
en mijn last, wat klonk die naam gek,
ten opzichte van haar, een heerlijke
luister aar ster en hoorde gretig naar al
wat ik haar over Londen vertelde. Wer
kelijk het was een ongewoon aardig
meisje.
Plotseling te plotseling voor mijn
zenuwen hield het rijtuig stil.
„Zijn we er?"
„Ik denk het, of er moet een opstop
ping zijn. Neen, de koetsier klimt van
zijn bok."
„Zoo, dus dat is het huis. 't Ziet er
heelemaal niet uit als een kostschool."
Ik lachte om haar grapje, zoo ik dacht.
„Men zou Ihet een pension kunnen noe
men" zei ik„ uit het vihekel sprin
gende.
„Ik Liep de stoep op en kreeg de voor
deur geopend. We waren terecht, miss
Seymour woonde daar,
„Ik heb haar nicht meegebracht", ver
telde ik de dienstmeid. Miss Seymour
verwacht haar, niet?"
„Ja zeker, mijnheer", antwoordde ze.
„Ik zal haar even roepen."
„De koetsier ,was betaald, de bagage
stond, in de tgahg en het meisje en ik
wachtten in een kamertje op miss Sey
mour's komst."
„Zullen ze 't niet wat gek vinden, dat
u me gebracht hebt?"
„Waarom?"
„Ik weet het zoo niet. Natuurlijk .moet
ik zeggen, als 'ze er wat over babbelen
dat lx mijn neef is."
Haar koelheid verbaasde me. Ik geloof
zelfs dat ik mijn zorg voor mijn uiter
lijke verschijning verloor en met open
mond stond. Voor .er echter tijd tot vra
gen was ging de deur open en een ta
melijk oude dame, in zwarte zijde
naar de gelijkenis met haar zuster me
vrouw Alison, ,miss Seymour kwam
binnen. Ik ging wat achteruit o<m geen
hinder te zijn bij de hartstochtelijks om
helzing .tusschen tante en nicht.
Nu heb ik verscheidene verrassingen
beleefd in mijn leven, maar, die me dien
namiddag wachtte is de ergste van alle
geweest. Ik keek als een gek, terwijl de
heide anderen elkaar aanstaarden zon
der het geringste blijk van herkenning,
van weerszijden. Je had een speld kun
nen hoor en vallen, zoo volkomen stil
was het. Toen zei miss Seymour, van
de een naar den ander kijkend, als om
opheldering vragend
„Er is me gezegd dat mijn nicht hier
was. Wie is deze jonge dame?"
liet meisje naast me zeide:
„Ik ben de nieuwe rnuziekonderwijze-
ras, per brief verleden week aangesteld,
zooals u zich zult herinneren. U bent
zeker hst hoofd?"
„U hebt het heelemaal mis" gaf miss
Seymour ten antwo'ord, haar neus in
den wind.
„Dit is toch d,e meisjesschool St. Caro
lina"?
„Neen, zeker niet. Ik ken zoo'n plaats
niet. Hier is het een particulier pension,
door een nette weduwe gehouden. Ubent
zeker verkeerd."
Terwijl ik'zoo naar die dialoog luis
terde, vroeg ik me af of ieder, me zelf
inbegrepen, zijn verstand had verloren?
Kon het zijn dat dit meisje niet Edith
Alison was? .Had ik een verschrikkelijke
vergissing begaan? "Wie was dit meisje,
die het leeraarsbaantje had aanvaard en
nu in dit buitengewoon imbroglio was
gewikkeld? Voor ik een van die gedacn-
ten in: woorden had kunnen omzetten,
wendde ze zich tot mij
„Is hot een grap van je geweest, neef
Eduard, om me hier te brengen?"
Neef Eduard. De verwarring werd nog
grooter. Mijn Jx°ofd liep om.
„Zeg me in 's hemelsnaam, bracht ik
er uit, bent u /ian niet de zuster van
mijn ouden vriend Harry Alison?"
„Neen. Ik heet Ah^e Wainwright. O,
er is een verschrikkelijke vergissing. Zou
het erg lastig voor u zijn om dat rijtuig
terug .te roepen?"
Een kwartier .later zaten het meisje en ik
weer in een bakje. Dezen keer was het
een vierwielig vehikel, wat heel geschikt
was, want voor onze vroolijkheid had'den
we steun noodig. De hoofdoorzaak van
oinize vroolijkheid was natuurlijk miss.
Seymour. Het gezicht van ,dat mirakel,
toen we buigend vertrokken, zal ik nooit
vergeten.
Toch was de verklaring van het ge
heim zeer eenvoudig. De.tr. van 3.1.0 van
Paddington had twee jonge meisjes,
elkaar totaal vreemd meegebracht en alle
twee droegen ze een stroohoed met een
gekarteld rood lint. Door de sublieme
ironie van 't noodlot had ik de verkeerde
uitgepikt en niets ,in do conversatie liad
de vergissing voor den dag gebracht.
„Natuurlijk kan men,zich gauw genoeg
vergissen" zei miss Wainwright toen we
onze lachgezichten weer in pen fatsoen
lijken plooi hadden gebracht, „ik dacht
dat u een .verre neef van was, die
wat ik erg vervelend vond, daar besteld
was om me te helpen. Ik heb hem nooit
gezien, moet u weten."
„Wat een toevalligheid" merkte ik op.
„Maar ,wie is Harry"?
„Harry is ,mijn stiefbroer, bij wien ik
woon, daar mijn ouders dood .zijn. Hij
is erg op me gesteld, maar wat .te zor
gend, en bij heeft dan ook dien neef ge
schreven."
„Zoo. En leek het niet gek dat Harry
en ik samen school hadden gegaan;?"
„Harry i.s veertig en u u ziet er nog
jong uit."
Onnoodig te zeggen hoe hoog ze \n
mijn achting prees.
Te spoedig hadden we onze goede be
stemming bereikt. De school had veel
van een kazerne en ik huiverde tóen 5.V
haar er binnen! bracht.
„Eind goed, al goed' zei ze vroolijk
me een hand gevende.
„Maar dit (is niet het eind."
„Misschien niet. Nu, goeden dag".
Bovengenoemd incident had drie jaai
geleden plaats. Gisteren, gingen mijn
vrouw en ik winkelen.
„Ik moet een hoed hebben. Wat voor
een zal ik er koopen?"
Plots kreeg ik een inspiratie.
„Neem een' nieuwe stroohoed met een
gekarteld rood lint. Die zal ,uitstekend
zijn voor aan 't strand, Alice en je weet
zeker wel waarom ik die kies?"
't Scheen da,t ze 't begreep, want ze
toonde me een van haar liefste lachjes.
De Balkan-troebelen.
(Bij de plaatjes).
In verband met het weer oplaaien
van 't vuur des opstands in Macedonië
geven we hier een paar kijkjes, die er
betrekking op hebben.
Het eerste stelt een aantal Bulgaar-
sche reserve-soldaten voor, die op
geroepen voor militaire diensten uit
Rumenië, waar zij met veldarbeid hun
bi'ood verdienen, naar hun vaderland
terugkeeren.
Het andere geeft een opstandelin
gen-wachtpost te zien, in de bergach
tige streken, waar de opstand' woedt,
welke thans het' belangrijkste politie
ke evenement is.
Van mijn vader 1andslievenden ijver
overbrengen.
Maar, maar... de generaal scheen
een stille ergernis miet zich. om te
dragen, tot op een: dag de gastheer
't niet meer onder zich kon laten en
Zijn Excellentie opheldering vroeg.
Je huis is prachtig, zei de gene
raal, maar ik kan me er niet op
mijn gemak voelen. Als soldaat wil
ik alles op zijn tijd en alles op zijn
plaats. Daar heb je mé eeninrich
ting gemaakt Donnerwetter met
dat speelwerk
Maar generaal, dat speelt toch
het volkslied
Voor den drommel, dat is het
juist... zoo dra men zitten gaat hoor je
het volkslied... en dan moet ik dade
lijk weer opstaan... want wij solda-
tcn... nou ja... wij mogen het volks
lied alleen staande aanhooren I
Voorgevoel der dieren.
Bij de verschrikkelijke uitbarsting
op Martinique werd waargenomen, dat
de wilde zoowel als de tamme dieren
een voorgevoel aan den dag legden
van liet naderende- onheil. Reeds lang
vóór de uitbarsting waren alle wilde
dieren uit den omtrek verdwenen en
deden, bemerkte ik", verhaalt een oog
getuige, „dat de kraaien en raven alle
verdwenen warenen zoolang de
epidemie duurde, hebben zij zich niet
meer vertoond, noch in de stad, noen
in deru omtrek. Op 30 November kwa
men ziji teruggen sinds dien dag kwam
er geen enkel cholerageval meer
voor."
Bij veel andere cholera-epidemleën
heeft men hetzelfde waargenomen
met betrekking ook tot spreeuwen en
zwaluwen. Deze vogels verlieten vóór
of tijdens de epidemie de plaatsen,
waar zij huisden. Zo® in 1848 St.
Petersburg en Riga, in 1849 West-
Pruisen, in 1850 Hannover, in 1854
veel plaatsen van Duitschland, Frank
rijk en Zwitserland.
Er ischijn/t in de lucht van plaatsen,
waar de cholera heerscht, een voor
de vogels waarneembaar cholera-gif
te huizen, dat hen uit dén omtrek
wegdrijft.
De raven vooral zijn voor veran
deringen in de atmosfeer, naderenden
wind en storm, bijzonder gevoelig
evenals voor ongezon.de uitwasemin
gen van dén bodem.
Zeer waarschijnlijk hebben ook de
dieren een fijner gevoel dan wij' voor
bewegingen in dé aardkost en merken
déze lang voordat zij door ons waar
neembaar zijn, waaruit zich dan hun
herhaald, telkens met dezelfde uit
komst.
De broeder van een geneesheer
ging dikwijls van Rome naar Spoleto
en liet dan zijn hond, die zeer
stex-k aan hemi gehecht was, te Rome.
De hond was dan altijd zeer droef
geestig en wilde niet eten. Eenigen
tijd voordat zijn meester terugkwam,
werd het dier zeieir onrustig en als
men het d'e deur opende, liep het zijn
meester tegemoet.
De vader van Eckartshausen liad
een poedlel, die bij afwezigheid van
zijn mieester altijd treurde en uiterst
weinig at. Zoodra de hond weder
vroolijk werd, en op de gewone wijze
begon te eten, was dit. een teeken,
dat zijn meester op den terugtocht
was, en dikwijls bleek dit zeer onver
wacht het geval te zijn.
Ons lichaam en onze gezond
heid.
Als wij 's middags gegeten hebben.
I-Iet onderzoek van den bloeddruk in:
het menischelijk lichaam onder den in
vloed der verschillende ziekten wordt
door de tegenwoordige wetenschap als
een zaak van groot gewicht beschouwd,
maar piet minder belangrijk is de ken
nis van de veranderingen van den bloed-
Het Volkslied.
Bii de groot© manoeuvres in een
kleine Duitsche stad was ook de
komst van den landvorst aangekon
digd en een rijk landeigenaar was de
eer toegedacht hein voor den duur
dier manoeuvres zijn heerenhuis in te
ruimen.
De overgelukkige man stelde mas
sa's geld' en ijver ter beschikking om
den hoogen gast het huis zoo vol
luxe en zoo behaaglijk als maar moge
lijk was, in te richten en overal een
geraffineerde pracht te ontwikkelen.
Deze zorg gold ook een gelegeniheldi,
die men gemeenlijk het laatst pleegt
te noemen, ofschoon zij, ook in het
leven eens vorsten, niet de laatste rol
speelt.
Den patriotischen: gastheer was het
er om te doen, ook op deze plek voor
een verrassing .te zorgen en hij kreeg
eindelijk het subliem idee op een ge
heime plaats een speelwerk te laten
aanbrengen, dat zoodra men plaats
nam in statige tonen het volkslied
speelde.
Een zóó vaderlandslievende en op
zóó eenzame plaats geheel onverwach
te loyaliteit moest op den vorst een
diepen indruk maken en stellig het
gewenschte lintje tengevolge hebben.
Edoch, het stond niet alzóó in de
sterren geschreven.
In het laatste oogenblik werd de
komst van den vorst afgezegd en in
zijn plaats kwam een co mm an de erend
generaal vani de kostbare kamers en
inrichtingen genieten.
Oók goed, troostte zich de gast
heer, die kan bij den vorst het bericht
openbaarden de huisdieren een bevi-
gen angst.
Vroeger heeft men deze verschijn
selen herhaaldelijk waargenomen. Bij
een aardbeving ini Italië in 1783 was
het, alsof de visscben in zee dron
ken warenzij lieten zich zeer ge
makkelijk vangen. Wilde en tamme
vogels vlogen angstig en piepend heen
en weer en honden en ezels waren
reeds lang vooruit vol vrees zij lie
pen met wilde, starre blikken in het
rond -en lieten alleaiei angstige ge
luiden hooren. Paarden, ossen en
muilezels stonden verwezen en bevend
te kijken, stampten hinnikend en brul
lend op den grond en spitsten d'e
ooren. De oogen der katten waren met
bloed doorloopen en zij lieten een
angstig gemiauw hooren. Twee katten
te Messina trachtten een gat onder
den vloer te graven toen. die aarde
in beweging begon te komen, her
haalden zij deze vergeefsche poging
in andere vertrekken en liepen, toen
zij weg konden komen, dadelijk naar
buiten, waar zij zich in den grond
gaten groeven om er in weg te krui
pen. Hierop kwamen de zware schok
ken, waardoor vele huizen instortten,
ook het huis van den eigenaar der
beide katten.
Bij epidemieën heeft men vaak
nauwkeurig acht gegeven op het ge
drag der dieren.
In 1872, van September tot Novem
ber. heerschte te Przemysl. in Gal-
licië, een hevige cholera-epidemie,
waardoor van de 18.000 inwoners 900
omkwamen.
De hooge torens van een verlaten
kerk, die als militair magazijn ge
bruikt werd, werden voortdurend
door kraaien en raven bewoond.
„Eenige dagen geleden, voordat zich
de eerste cholera-verschijnselen voor
voorgevoel van de aardbevingen zou
laten verklaren, dat dan geen voorge
voel meer zou moeten heeten, maar
een rechtstreeksche gewaarwording.
Een baanwachter aam een spoorweg,
die altijd' door. zijn hond vergezeld
werd als hij, nadat de komst varx een
trein gesignaleerd was, zijn. huisje
verliet, om zijn functies te verrichten,
had eens geen signaal gehoord en
werd toch door den hond aangemoe
digd om naar zijn post te gaan. Er
kwam dan ook een trein en later
bleek het, dat het signaaltoestel wel
in beweging was gebracht, maarniet
behoorlijk had' gewerkt. De 'hond moet
dus die beweging, welke door den
man niet waargenomen werd, gemerkt
hebben.
Maar runderen gevoelen soms de
lawinen voordat zij begonnen zijn.
In Zwitserland deed zich het geval
voor, dat een aantal koeien, die ge
regeld van de weide worden gevoerd
naar een stroompje in een bergkloof
om te drinken, op zekeren dag wei-
jgerden de kloof in te gaan. en naar
de weide terugkeerden. Eenige oogen-
blikken later stortte een lawine neer
en vulde de geheele kloof. Dergelijke
gevallen moeten zich in Zwitserland
meermalen hebben voorgedaan.
Een Duitsch proponent had een
mees allerlei gezang- en psalmwijzen
leer en fluiten en schonk den vogel
aan zijn zuster, die op drie uren af-
stands van hem woonde, en met een
predikant getrouwd was. Zoo dikwijls
de proponent zijn zuster kwam be
zoeken, hetgeen dikwijls gebeurde
zonder dat hij haar vooraf kennis er
van had gegeven, was de mees een
kwartier vóór zijn aankomst zeer on
rustig hield plotseling met zingen op en
vloog als een razende door zijn kooi.
De proef werd minstens twintigmaal
druk in het verloop van het dagelijksch
leven bij gezonde .menischen. Natuurlijk
zal daaruit menige conclusie getrokken
kunnen worden, die voor het inzicht in
de behoeften van een gezonde leefwijze
van de sgrootste waarde kan zijn.
Onlangs heeft dr. Olivier in The Lan
cet over de periodieke schommelingen
in den bloeddruk, met name zijn toene
men en de omstandigheden, welke haar
te voorschijn roepen', geschreven. Hij
meent, dat, in het verteringsproces, een
verhoogde bloeddruk ontstaat, die slechts
tijdelijk door lichamelijke inspanning,
temperatuur-oinstandigheden enz. beïn
vloed! wordt.
Na een maaltijd stijgt de bloeddruk
altijd gelijk aan een; druk van 12 18
kub. centimeter kwikzilver. De stijging
geschiedt snel, binnen een uur, of wei
nig meer, terwijl het .afnemen van den
bloedruk slechts langzamerhand plaats
heeft en bijna tot den volgenden maal
tijd duurt. De toenemnig van den
bloeddruk is na een matig maal gerin
ger dan na een copieus diner, maar de
tijdduur der toeneming en afneming van
den bloeddruk blijft in beide gevallen
dezelfde.
Het schijnt aanvankelijk eenigszLis
vreemd, dat gelijktijdig met den vermeer
derden toevloed van bloed naar da in
gewanden gedurende de spijsvertering
ook een algemeen© stijging van den
bloeddruk moet intreden, toch is het zoo
en wel tengevolge van een spanning der
bloedvaatwanden, die vermoedelijk bij
het voedingsproces een belangrijke rol
speelt, doordat zij de voedende vloeistof
uit het bloed in het weefsel perst.
Uit deze feiten kan ieder eenige lee-